DE R00DE VULPENHOUDER
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT (W.O. DE GOESCHE CRT.) VAN WOENSDAG 1 FEBRUARI 1933. No. 27
DE NEDERLANDSCHE
LANDBOUW.
Rede van den heer J. M.
van Bommel van Vloten
over de Autarchie.
In de gister te Goes gehouden ver
gadering van den Bond van gediplomeer
de oud-leerlingen van Land- en lum-
bouwwintercursussen in. Zeeland, heeft
de heer J. M. van Bommel van Vloten
lij van het hoofdbestuur der Libera
le Staatspartij en lid van Gedeputeerde
Staten van Zeeland een rede gehou
den over:
De nnsiiie van den Nederlandschen
Landbouw in onzen tijd.
Spr. begon met een kort historisch
overzicht van de ontwikkeling van on
zen vaderlandschen landbouw naar
aanleiding van het werk: „De Nederland-
sche Landbouw van 1813 1913
De aanvang van dit honderdjarig tijd
vak toont een voor den landbouw gun
stige conjunctuur.
Er heerschte ten plattelande een ze
kere mate van welvaart. Hieraaan kwam
omstreeks 1820 een einde door een
sterke daling van de graanprijzen.
Ook in ons land streefde men er toen
naar door invoerrechten den bedreig
den akkerbouw te steunen, aanvankelijk
door een vast bedrag aan invoerrecht,
later door z.g. schaalrechten.
Langzaam aan kwam er echter een
kentering. Meer en meer liet men in En
geland de beschermende politiek varen
om tot het vrijhandels-stelsel over te
gaan.
Ook Frankrijk, België en Quitschland
ging men meer in de richting van den
vrijhandel. Deze vrijhandelsperiode was
voor onzen vaderlandschen landbouw
een bloeiperiode, maar helaas ook van
intellectueele malaise.
Niets werd gedaan voor den vooruit
gang en de ontwikkeling van de bevol
king ten platten lande. De gevolgen ble
ven niet uit. Langzaam werd de Ne-
derlandsche boter door Denemarken
van de Londensche markt verdrongen.
Een enorme toeneming van de graan-
productie in Amerika viel te constatee-
ren. Tot 1877 handhaafden zich de prij
zen, maar daarna trad de groote daling
in, die geleid heeft tot de groote land
bouwcrisis van de tachtiger en negen
tiger jaren der vorige eeuw.
Ook deze crisis werd h*êt eerst en het
sterkst gevoeld in de akkerbouwstre-
ken. Maar ook de zuivel- en vleeschpro-
ducenten werden spoedig daarna het
slachtoffer van de crisis.
Deze algemeene landbouwcrisis van
de tachtiger en negentiger jaren der
vorige eeuw heeft geleid tot veel leed
ten plattenlande.
In 1886 werd ingesteld een Landbouw-
staatscommissie, die over den toestand
van den landbouw uitvoerige rapporten
heeft uitgebracht en het gevolg daarvan
is geweest, dat het roer omgeworpen
werd en op krachtige wijze de strijd
werd aangepakt tegen de verkeerde
landbouwtoestanden hier te lande.
Uit dezen tijd stamt de grondlegging
van ons landbouwonderwijs en van on
zen landbouwvoorlichtingsdienst. De
productie werd op een rationeeler ba
sis geschoeid. Hierdoor verlaagden de
productiekosten en waar deze verla
ging gepaard ging met een geleidelijke
stijging van de prijzen, herstelde zich
de noodlottige depressie langzaam maar
zeker.
De jaren 18951913 zijn geweest een
periode van herleving en opbloei, van
opgewekt en krachtig landbouwleven,
in een zin zooals men dat vroeger hier
te lande nimmer had beleefd.
Het is voor ons vaderland van groo
te beteekenis geweest, dat bij het uit
breken van den wereldoorlog op een
zoo goed georganiseerden, een zoo goed
door A. W. v. E.v. R.
33).
Het eerste wat hij vervolgens deed,
was telefoneeren. Weer was hij fortuin
lijk, want Henderson kwam zelf aan de
telefoon. Hij was zeer geestdriftig, toen
hij ontdekte, dat Fayre aan den ande
ren kant van de lijn stond en liet hem
beloven bij hem te komen lunchen.
Zoodra lord Staveley van zijn plan
nen hoorde, stond hij er op, hem voor
dien dag een zijner auto's ter beschikking
te stellen, en omstreeks 12 uur was hij
in Carlisle. Hij koos een druk bezochte
garage dicht bij het station uit als een
geschikte plaats om zijn nasporingen
te beginnen.
Hij vond den eigenaar van de garage
op diens kantoor, en onder het voor
wendsel, dat hij optrad voor een broer,
wiens kar op den avond van den 23en
Maart was aangereden, verzekerde hij
zich, dat er geen auto, die aan de zeer
vage beschrijving, die hij er van kon ge
ven, beantwoordde, daar in den bewus-
ten nacht was gestald. Even vruchteloos
was zijn navraag bij drie andere gara
ges en eindelijk was hij in wanhoop ge
dwongen het op te geven, In één garage
vond hij een auto, waarvan het num-
tmer met Y07 begon, maar de eigenaar
uitgerusten landbouw kon worden ge
steund.
De Nederlandsche landbouwproductie,
die tot dusver hoofdzakelijk op export
was gericht, moest zich toen ten deele
instellen op de behoeften van het land
zelf. De landbouw werd omweven met
een netwerk van beperkte bepalingen
en van dwingende voorschriften. Ook nu
brak weer een tijd aan van hooge prij
zen der producten, ook nu zou men
weer van een „gouden tijd" hebben
kunnen spreken, ware het niet, dat thans
de voorspoed slechts berustte op ge
heel abnormale tijdelijke toestanden.
'Het tijdstip der eigenlijke hoogcon
junctuur is juist gevallen in de jaren
kort na het sluiten van den vrede.
Voor den landbouw kwam de terug
slag vrij spoedig. Reeds in de herfst van
1921 begonnen de prijzen sterk te dalen
en in het jaar 1922 waren zij zoo laag,
dat men reeds toen over crisis begon te
spreken. Maar spoedig trad herstel in
en. 'de periode van 19241928 jken-
merkte zich door de prijzen, die welis
waar geen winst gaven, maar die toch
den boer een redelijk bestaan verschaf
ten.
Het eerste jaar, waarin de crisis zich
voor den landbouw ernstig deed gevoe
len was wel het jaar 1929.
In een korte spanne tijds van slechts
eenige jaren is een enorme ommekeer
gekomen in de bestaansmogelijkheid ten
platten lande. De verliezen, die geleden
werden zijn tot nu toe gedeeltelijk op
gevangen door 't kapitaal van den boe
renstand, en ook werden van regeerings-
zijde maatregelen tot steun van den
landbouw getroffen. Maar de verarming
van 't platteland gaat steeds verder en
krachtige maatregelen zullen noodig
zijn om den landbouw voor geheelen on
dergang te behoeden.
De crisis der tachtiger jaren heeft een
geheel ander karakter gehad, dan de
crisis, die wij thans doormaken. Toen
was er inderdaad een achterstand door
onze landbouwers in te halen in tegen
stelling met thans. Thans kan echter niet
van een gebrekkige of achterlijke wijze
van productie gesproken worden. Inte
gendeel zonder eenigen twijfel staat
onze bodemproductie op een zéér hoog
peil en kunnen wij den toets der ver
gelijking met het buitenland glansrijk
doorstaan.
De moeilijkheden, die wij doormaken
zijn dan ook hoofdzakelijk te zoeken in
het buitenland. De industriëele centra
vooral in Duitschland en in Engeland,
die steeds van zoo groote beteekenis
voor den afzet van onze land- en tuin-
bouwartikelen zijn geweest, zijn in koop
kracht verminderd. Daarnaast heeft deze
algemeene wereldverarming er toe ge
leid, dat ieder land er naar ging stre
ven om zoo weinig mogelijk goederen
van het buitenland te betrekken en
zooveel mogelijk in eigen behoeften te
voorzien (contingenteering, tariefmuren,
deviezen-verordening enz.) Het )on-
beschutte karakter van ons landbouw
bedrijf is thans van veel grooter betee
kenis, dan in de laatste jaren van de vo
rige eeuw.
Wanneer een schilder, een timmer
man of een smid tengevolge van een
collectief arbeidscontract de loonen van
het bij hem in dienst zijnde personeel
moet verhoogen, dan is dat voor hem
niet zoo zeer bezwarend, want de hoo-
gere kosten, die daarvan het gevolg zijn,
kunnen zij afwentelen op diegenen, voor
wie zij werkzaam zijn. De boer ech
ter, die zijn producten moet verkoopen
op basis van den wereldmarktprijs, is
daartoe niet in staat. Het landbouwbe
drijf is een bij uitstek onbeschut bedrijf,
dat tenslotte bezwaard wordt met alle
kosten, die het gevolg zijn van onze so
ciale wetgeving en van de in de laatste
jaren gevolgde sociale politiek,
Behalve dan, dat door prijsverhoo-
er van was den garagehouder welbe
kend, en de auto was er 'n week vóór
den dag van den moord gestald en was
naar zijn beste weten, dien dag niet uit
de garage geweest.
Vrij mismoedig reed hij naar de Hen-
dersons, en vond er den dokter en zijn
vrouw op hem wachten. Zij verwelkom
den hem zóó hartelijk, dat zijn onsucces
volle morgen er volkomen door vergoed
werd. Henderson, een groote, zware
man, met de kracht van een stier en een
zeer zacht karakter, was intusschen ge
trouwd en was klaarblijkelijk ontzet
tend trotsch op zijn klein, heel knap
Schotsch vrouwtje. Zij onderhielden zich
levendig met Fayre, en hun ronde
vriendschap was zoo meesleepend, dal
hij, toen de lunch voorbij was, zich
voelde, alsof de tusschenliggende jaren
als een droom waren verdwenen en hij
weer in de oude dagen van zijn studen
tentijd terug was. Henderson kon hem
van zijn Verscheidene oude vrienden,
die hij uit het oog had verloren, nieuws
vertellen en zij waren zoo verdiept in
het verleden, dat Fayre, eerst nadat zij
met hun pijp bij den haard in de stu
deerkamer van den dokter zaten, gele
genheid vond het onderwerp Gregg ter
sprake te brengen.
Henderson herinnerde zich den naam
dadelijk als van iemand, die hij in het
St. Swithins vrij goed gekend had, en hij
stelde er veel belang in, wat er van hem
ging minder lust tot het laten verrich
ten van werkzaamheden ontstaat, zoo
dat eens economisch onverantwoorde
loonsverhoogingen werkvermindering
ten gevolge hebben! Red.
Ook de scheepvaart en de voor den
export werkende industriën zijn onbe
schutte bedrijven, die met dezelfde moei
lijkheden te kampen hebben.
Van het allerhoogste belang is de
vraag of het inderdaad mogelijk zal zijn
onze bodemproductie zoodanig te ver
anderen, dat zij meer in overeenstem-
min zal zijn met hetgeen door het Ne
derlandsche volk wordt verbruikt, zulks
met behoud van onze intensieve produc
tie van tegenwoordig.
Een andere bestudeering van de hui
dige stóuctuur van onze bodemproductie
is daarom noodzakelijk. Hebben wij een
maal vastgesteld, hoe het daarmede ge
steld is, dan zouden wij daartegenover
moeten stellen het verbruik van het Ne
derlandsche volk.
De belangrijkste cijfers heeft spr. sa-
mengeoracht in een tabel, die aan de
aanwezigen werd overhandigd en die
spr. nader toelichtte.
Er blijkt uit de cijfers, dat er voor
granen en meel een beduidend in-
voeroverschot is en dat uitbreiding mo
gelijk zal zijn, indien men in de rich
ting van voorziening in eigen behoefte
zou willen gaan.
Met peulvrluchten en olie
zaden is het tegenovergestelde het
geval.
Hetzelfde is het, geval met vlas,
aardappelen, aardappelmeel
suikerbieten en suiker.
Aanpassing der akkerbouwproducten
aan de eigen behoefte zou dus leiden tot
belangrijke beperking van den inten-
sieven akkerbouw en tot uitbreiding van
de extensieve graanteelt.
De tuinbouw; in de eerste plaats
bloembollen, afgesneden bloemen en de
bloemkweekerijgewassen vertoont een
belangrijk export-overschot.
Wat betreft de fruitteelt heeft
van appelen de invoer den uitvoer niet
onbelangrijk overtroffen. Maar met alle
andere soorten van fruit is het omge
keerde het geval.
Ook de warmoezerijgewas-
s e n hebben een export-overschot.
Verder worden ten behoeve van onze
dierlijke productie voor zeer aanzien
lijke bedragen voedermiddelen inge
voerd.
Door den grooten invoer van aan
vullende voederartikelen, wordt in een
zeer groot gedeelte van Nederland ook
de veeteelt, de zuivel- en de eierenpro-
ductie zeer intensief bedreven.
Naast de eigenlijke bodemproductie
heeft zich hier feitelijk ontwikkeld een
veredelingsbedrijf. De ingevoerde voe
derartikelen worden omgezet in vleesch,
boter, kaas en eieren en als zoodanig
weer uitgevoerd. Dit veredelingsbedrijf
vormt den grondslag van het bestaan
van onze talrijke zandboeren.
Zoo is onze bodemproductie in haar
geheelen omvang op intensieve produc
tie aangewezen. Deze hoog opgevoerde
intensiteit is echter alleen vol te hou
den indien in het buitenland ons afzet
gebied gehandhaafd blijft. Daarom heeft
het autarchische streven van het bui
tenland zulke funeste gevolgen voor de
positie van onzen vaderlandschen land
bouw.
Wanneer het buitenland blijft voort
gaan met de belemmering van onzen
landbouw-export, dan zullen ook wij
wel noodgedwongen in de autarchische
richting moeten gaan. Welke wijzigingen
in de huidige structuur van onzen land
bouw zouden daardoor noodig zijn?
Wat betreft den akkerbouw biedt 't
gebrek aan granen speciaal ten aanzien
van de tarwe de mogelijkheid om de
teelt van de andere gewassen, waarvan
wij te veel verbouwen, te beperken en
ze te doen vervangen door tarwe.
was geworden.
„Heel knap was hij, maar een ruwe
kerel. Ik herinner me dat hij erg onge
polijst was, toen hij pas kwam, en heel
wat plagerijen had te verduren. Hij
kwam ergens uit het Noorden, geloof ik,
en had een groot deel van zijn opleiding
van een ouden dorpsdokter gekregen,
die zich den jongen had aangetrokken.
Maar verder had hij zichzelf opge
werkt. Schriftelijke cursussen en zoo
meer. Een interessante kerel in zijn
soort."
„Heb je hem nog wel eens ontmoet,
nadat hij daar vandaan was?"
„Ik verloor hem heelemaal uit het
oog. Ik herinner me vaag, dat ik eens
hoorde dat hij ergens in Londen prac-
tijk uitoefende, maar duidelijk staat het
mij niet voor."
„Herinner je je nog, met wie hij in het
ziekenhuis omging? Ik geloof, dat hij
iemand kende, in wien ik belang stel,
en ik wil het hem niet ronduit vragen."
„Zijn grootste vriend was een zekere
Baxter. Zij gingen altijd met een paar
verpleegsters om, waarvan de een zoo
wat met Baxter verloofd was. Ik her
inner me dat, omdat er nogal over ge
praat werd. Het meisje had de reputa
tie, een vurig temperament te bezitten,
en men vond, dat Baxter zich als een
dwaas tegenover haar gedroeg. Het is
eigenaardig, hoe alles je weer te bin
nen schiet, als je eenmaal over die oude
Totaal kan het tarwe-verbruik ge
schat worden op ongeveer 13 miljoen,
hl, een enorme hoeveelheid in verge
lijking tot de productie, die in 1930
2.170.000 hl bedroeg.
Ook de verhouding tusschen de pro
ductie en de consumptie van gerst biedt
zeer belangrijke mogelijkheden tot uit
breiding van de teelt. Enorme hoeveel
heden gerst worden voor de brouwerij
gebezigd, die hoofdzakelijk worden in
gevoerd. Het verbruik is ongeveer
7.000.000 hl, waar tegenover slechts een
ruwe productie staat van rond 1,390.000
Omtent rogge en haver, peulvruchten
en handelsgewassen zijn geen verbruiks
cijfers bekend.
Uit de in- en uitvoercijfers blijkt even
wel, dat de productie dezer gewassen
zeer moet worden beperkt, indien
slechts datgene geteeld zou moeten wor
den, wat in het binnenland wordt ver
bruikt.
Consumptie aardappelen verbouwen
wij eveneens te veel.
Aanpassing van de beteelde opper
vlakte aan de consumptie is hier zonder
twijfel en zonder een al te groote be
perking zeer wel mogelijk.
Geheel anders staat het met de fa
brieksaardappelen. Belangrijke beper
king der productie zal hier noodig zijn.
Wat betreft de suikerbieten zal een
betrekkelijk geringe beperking in de
teelt het mogelijk maken, dat consump
tie en productie met elkander in over
eenstemming worden gebracht.
Voor de dierlijke productie zijn de
verhoudingen veel en veel ongunstiger.
Van boter bedroeg in 1930 de productie
87.200.000 kg, de consumptie ongeveer
47 miljoen kg. Voor de kaas: productie
van 137 millioen kg en consumptie
slechts 42 millioen kg.
De productie van varkens, varkens-
vleesch en spek is zeer belangrijk. Vol
gens het landbouwverslag bedroeg de
waarde der productie 186.700.000, te
genover een binnenlandsche consumptie
van 110.400.000. De productie zou vol
gens deze cijfers met ongeveer 40 pCt.
moeten worden beperkt om consumptie
met productie in overeenstemming te
brengen.
Van de eier is de waarde der pro
ductie 112.500.000 en de waarde van
uitvoer 60.000.000. De productie zou
dus een enore beperking moeten onder
gaan.
Wat betreft den tuinbouw kan spr,
kort zijn. Er is geen sprake van, dat
productie en consumptie van de tuin-
bouwvoortbrengselen ook maar eenigs-
zins tot elkander kunnen worden ge
bracht. Alleen heeft het spr. getroffen,
dat de invoer van appelen den uitvoer
in 1930 heeft overtroffen.
Tot welke conclusie leiden nu deze
cijfers?
In de eerste plaats blijkt daaruit, dat
onze akkerbouw, wanneer wij ons op
een autarchisch standpunt zouden stel
len er vrij gunstig voor zou staan. Uit
breiding van de graanteelt en beperking
van de cultuur van peulvruchten, han
delsgewassen, aardappelen en suiker
bieten kan er toe leiden, dat de voort
brenging en het verbruik tot elkander
worden gebracht.
Daarbij moet men er zich echter re
kenschap van geven, dat wij hierdoor
verkrijgen een overgang van ons inten
sief bedrijf in extensieve richting. Be
duidende toeneming van de werkloos
heid ten plattelande zou echter zonder
eenigen twijfel daarvan het gevolg zijn.
Een uitzondering op de betrekkelijk
gunstige positie van den akkerbouw,
ten aanzien van een consekwent doorge
voerd autarchisch stelsel, maken de
Veenkoloniën. De zoo buitengewoon be
langrijke teelt van fabrieksaardappelen
moet zeer beperkt worden en het is de
vraag, of zij kan vervangen worden door
gerst en tarwe.
De dierlijke productie staat er heel
tijden begint te praten. Er was hier
laatst iemand uit St. Swithins, en toen
begonnen wij oude herinneringen op te
halen en op mijn woord, ik had op het
laatst het gevoel, alsof het gisteren was,
dat wij daar samen waren geweest On
der andere spraken wij ook over Bax
ter en zoodoende hem ik hem nog versch
in het geheugen."
„Wat gebeurde er met hem?"
„Volgens Parry, de man, die hier on
langs was, trouwde hij met het meisje,
en dat bleek een volkomen mislukking
te zijn. Parry zei, dat hij geloofde, dat
Baxter dood was. Maar Gregg zal het
wel weten, zij waren dikke vrienden."
„Herinner je je den naam van die
twee meisjes nog? Misschien zijn het
kennissen van dengeen, dien ik zoek.'
Henderson schudde het hoofd,
„Daar heb ik niet het minste idee
van. Het waren knappe meisjes, herin
ner ik me. Van het soort, dat verpleeg
ster wordt, om van huis weg te loopen,
om van het leven te genieten."
Mrs. Henderson, die bezig was koffie
te zetten, keek plotseling op,
„Als je inlichtingen wilt hebben over
'n verpleegster van St. Swithins, waar
om ga je dan niet naar Ella Benson?"
vroeg zij,
'Haar echtgenoot sloeg zoo hard op de
armleuning van zijn stoel, dat het stof
er uit vloog,
„Zij heeft gelijk, Mrs. Benson is een
GEOPEND vah 10v.m.-5k.m. envam Sn.m.-IOnw.
SLUITING ZONDAG 5FEBR. 5u. h.M.
(Ingez. Med.)
wat ongunstiger voor dan den akker
bouw, wanneer Nederlan dtot autarcie
zou overgaan. Zeer belangrijke produc
tiebeperking zou moeten worden toege
en daarbij rijst de vraag op welke wijze
deze zou moeten worden verkregen.
Het meest logische lijkt het op het eer
ste gezicht om dat gedeelte van onze
dierlijke prouctie te beperken, dat met
geïmporteerde voedermiddelen wordt
geproduceerd. Wanneer men daartoe
zou overgaan beteekent dit echter, dat
daardoor juist getroffen wordt het be
drijf, dat spr. als veredelingsbedrijf heeft
aangemerkt en dat den grondslag vormt
van de bestaansmogelijkheid van onze
zandboeren
Daarom rijst de vraag, of de zoo noo-
dige productiebeperking verkregen kan
worden door inkrimping van het gedeel
te der dierlijke productie, dat met voe
dingsmiddelen van eigen bodem wordt
voortgebracht. Dit komt in hoofdzaak
hierop neer, dat een eenzijdig weide-
bedrijf gedeeltelijk tot akkerbouwbe
drijf zal worden omgezet, waardoor dan
in hoofdzaak zouden moeten worden
voortgebracht die akkerbouwproducten,
waaraan wij zelf behoefte hebben, dus
tarwe en gerst.
Spr. meent ernstig te moeten betwij
felen dat een dergelijke omzetting op
een schaal, die van eenige beteekenis is,
mogelijk zal zijn.
Omzetting van het eenzijdige weide-
bedrijf zal op zeer groote bezwaren
stuiten.
Mogelijke omzetting van weiland in
bouwland, dus van dierlijke productie
in akkerbouwproductie zal bovendien
niet zoo erg veel effect sorteeren. Want
slechts een gedeelte van de nieuwe ak
kerbouwproductie zal kunnen geschie
den in den vorm, waaraan wij behoefte
hebben: tarwe en gerst. Het overgroote
gedeelte zal met het oog op de vrucht
wisseling moeten geschieden in den
vorm van producten, waarvan wij reeds
te veel produceeren.
De beperking der dierlijke productie
brengt dan ook zeer groote bezwaren
mede en het is voor spr. in hooge mate
de vraag, of door deze beperking de
meer baten die aan de producenten zul
len toevloeien, niet voor 'n groot gedeel
te te niet zullen worden gedaan.
Spr. is het dus niet eens met diegenen
die van autarchie voor onzen vaderland
schen landbouw groote verwachtingen
koesteren. De akkerbouw verkeert in
vriendin van mijn vrouw en woont een
paar huizen verderop in deze straat. Zij
was verpleegster in St. Swithins en is
heelemaal op de hoogte van alle praat
jes van haar tijd. Zij is nu waarschijnlijk
thuis."
„Als ik hiermee klaar ben, zal ik er
even heenloopen," zei zijn vrouw. „Zij
komt na de lunch dikwijls op loopen.
Haar man is chirurg en wij zien mekaar
dikwijls. Zij is een aardig vrouwtje."
„Sinds wanneer stel jij belang in de
medische wereld?" vroeg Henderson
langzaam, zijn vriend met zijn verstan
dige oogen scherp aankijkend. „Ik dacht,
dat negers meer in jou lijn lagen."
Fayre lacht je was schuldig.
„Het is uit nieuwsgierigheid over
Gregg. Hij is een rare snuiter, en toen
hij botweg ontkende, iemand ooit ont
moet te hebben, waarvan ik bijna zeker
wist, dat hij die vroeger gekend had,
was het mijn onderzoekende geest te
machtig. Ik herinner mij, dat jij in St.
Swithins was geweest, en wilde er je
naar vragen, zoodra ik je zag. Het is
niet van belang. Eigenlijk heb ik tegen
woordig niet genoeg te doen en ben ik
bezig een echte bemoeiaal te worden."
Henderson lachte.
(Wortd vervolgd).