m £it- Lm. J»or- Isrit in ben. Iten len, leel de gereformeerde kerken in 1932. •VAN MELLB'S- - GOESCHE ONT BYT- KOEN HERINNERINGEN be sgen ^len, lij in 1932, met Froo- fceer. het ieer van de |ver- be- dan sub- Ivan /ol- |n 4 |erg, Me, iet leen Inte Veld om /an let, kis te /et Ir al \>or ile Lke ien likt |)n- is Ide Ite ■en le- tel en be- |e- It- s- :r d hier een nieuwen te koopen, In principe is de wet wellicht goed, maar zij zal in uitvoering op allerlei moeilijkheden .stuiten. De heer MENHEERE is overtuigd, dat de Tweede Kamer de wet niet onge wijzigd zal aannemen, maar men moet er voor waken, dat het land ook redde loos wordt. Het voorstel van het bureau wordt aangenomen met 12 tegen 4 stemmen, die der heeren P. G, Laernoes, Mes, Menheere en Oithoff. De heeren Enzlin, de Vos en Bosman 'nadden de vergadering verlaten. De Binnenscheepvaart. Het bureau stelde voor aan de Twee de Kamer te verzoeken, het wetsont werp tot evenredige vrachtverdeeling in de binnenscheepvaart niet aan te ne men en zeker niet zonder amendeering. De heer MASSEE zag aanvankelijk iets goed in de wet, doch is na nadere toelichting van zienswijze veranderd. Het voorstel werd z. h. st. aangeno men. Tevens kwam aan de orde het voorstel om aan het comité van actie tegen deze wet een bijdrage vin 50 te geven. De heer MASSEE vroeg of het belang van deze zaak zoo groot is om er geld aan te geven. De heer P. G, LAERNOES meende ook van niet. De heer STOFKOPER zeide, dat de kamer er nu in principe mede eens is en dan moet men ook medewerken. Men moet oppassen dat de buitenlandsche schippers niet te veel concurrentie aan doen. Het voorstel werd verworpen met 9 tegen 7 stemmen. Vóór stemden de hee ren M. Laernoes, Jeronimus, Veenis, Stofkoper, Van Raalte, Klijberg en de voorzitter. Vermindering bijdrage Han delsregister, De heer JERONIMUS stelde voor aan den Minister te verzoeken de Handels registerwet zoo te wijzigen, dat de ka mers ook minder als bijdragen kunnen heffen dan in de wet is genoemd. Het bureau meende, dat men niet kan ver wachten, dat de huidige minister deze zaak nog zal behandelen en ontraadde aanneming van het voorstel. De heer JERONIMUS meende, dat het er niets mede te maken heeft, dat de minister wellicht binnenkort weg gaat, want dit is een zaak die volkomen in de neutrale zóne ligt. Er is niets prin cipieels aan en spr. v/ilde er belangstel ling voor wekken. Men moet ter zake niet passief, doch actief zijn. De heer MASSEE weet dat men al meer het hoofd heeft gestooten, maar daarom mag men niet laten voortbe staan, wat men verkeerd acht. Het is onnoodig de bedrijven, die bezuinigen moeten, ongemotiveerd te belasten. De heer OLTHOFF is het hier vol- komen mede eens. De heer KLOK ziet niet waarom men er niet direct werk van zou maken. De heer MACHGEELS wilde dit ook gaarne steunen, hij is er tegen onnoodig gelden aan de bedrijven te onttrekken. De heer VAN RAALTE liet een ander geluid hooren en sloot zich bij het bu reau aan. De heer ANKER meende, dat men moet komen tot een andere klasseindee- ling- Het eerste deel van het voorstel, dat om het verzoek in te dienen, nam de kamer aan met 12 tegen 4 stemmen, die der heeren M. Laernoes, Stofkoper, Van Raalte en den voorzitter. Na eenige discussie werd met 9 tegen 7 stemmen besloten het idee bij den mi nister mondeling toe te lichten en z. h. st. om aan de andere kamers en aan de leden der Tweede Kamer een af schrift te zenden. Subsidie winkelweek, Het laatste voorstel was dat om uit te maken of men alsnog aan de midden- standsvereeniging „Nemidso" te Souburg voor haar winkelweek een bijdrage zal verleenen. De VOORZITTER wees er op, dat ter zake dezer bijdrage in de Kamer steeds verschillende meeningen heerschten. Spr. voelt er ook veel bezwaren tegen, maar toch is er steeds bijgedragen. Het is moeilijk voor het bureau een vaste regeling voor te stellen. Een lid van het bureau meende, dat men deze vereeni- ging, die nog nimmer vroeg, wel kan helpen. Maar er zullen er zeker weer meer komen. Men dient het daarom in beginsel uit te maken. Spr. stelt de mo gelijkheid om in deze schriftelijk te stem men, al is hij er in het algemeen niet voor. De heer MASSEE meende, dat dit voorstel wel wat laat is gekomen. De heer STOFKOPER wilde deze ver- eeniging nog een bijdrage geven, spr. zou in het algemeen zich uitbreidende plaatsen als Souburg willen helpen. De heer OLTHOFF zeide, dat men dan dit jaar weer begonnen is met toestaan. De heer MACHGEELS zeide, dat hij niet gedacht had, dat er zoo'n stroom aanvragen zou komen. De heer ANKER meende, dat nu men r.og geen ander algemeen besluit heeft genomen, men het verzoek moet in willigen. Het voorstel om wel te geven werd aangenomen het 10 tegen 5 stemmen, die mam der heeren M. Laernoes, van Raalte, Massee, Jeronimus en den voorzitter. Het bedrag werd bepaald op f 25. Rondvraag. De heer JERONIMUS wees op de la te bestelling des morgens van post in Zeeuwsch-Vlaanderen, zoo bijv. IJzen- dijke heeft pas om half elf een post bestelling. Verder wees spr. op hetgeen gepubli ceerd is inzake de verbinding Vlissin- genNeuzen en met name het aanbod van de Z. VI. Tram en van de N. S. en bracht het idee van rondreisbiljetten over deze maatschappijen en over de bootlijn VlissingenBreskens naar vo ren. Dit zal in de verkeersconferentie be handeld worden. Ook wees spr. op het feit dat een retour MiddelburgGoes per autobus 80 cent kost en een MiddelburgDom burg, dat veel korter is, 1. Tenslotte bleef spr. bezwaren hebben tegen den boemeltrein, die te half tien te Middelburg aankomt als aansluiting op een overigens mooie verbinding met Roosendaal. Spr. hoopte dat de heer Massee succes tot verbetering zal heb ben in den spoorwegraad. Naar aanleiding van opmerkingen van den heer MENHEERE over de markt- zetting van boter te Goes, zal de se cretaris op een marktdag naar Goes gaan om met belanghebbenden deze zaak te bespreken. Hierna sloot de voorzitter te zes uur de vergadering, die te twee uur was aan gevangen. Er waren toen nog 9 leden. De kerk en de crisis. Over vloed van candidates! en pre- dikants-tractementen. Het beroepingswerk staat zoo goed als (stil. Geen crisis- steun voor de candidaten. Streven naar eenheid. Inter kerkelijke evangelisatie. Hu welijkscrisis, Men schrijft ons: In het pas verschenen jaarboek van de gereformeerde kerken in Nederland doet ds. J. C. Rullman van Wasse naar in het kerkelijk overzicht 1932 enkele belangrijke mededeelingen. Het jaar 1932 was iook voor het kerkelijk leven een crisisjaar. De eco mische crisis, die vooral zwaar op de landbouwende bevolking drukt, dreigt voor de kleine en zwakke kerken, die finantiëel toch reeds moeite hebben om rond te komen, met- funeste gevol gen. In Noord-Holland is dan ook reeds een kerkelijk crisis-comité gevormd, om die kerken, wier voortbestaan door de gevolgen der crisis wordt bedreigd, te hulp te komen. Wegens gemis van staatstractement, pastoralia en cen traal beheer zijn de gereformeerde ker ken dubbel gevoelig voor de thans heer- schende economische depressie Het aantal candidaten in de theolo gie is zeer groot en dientengevolge komt hier en daar de zucht )>Pi om maar voor minder salaris te beroepen. De candidaten zijn hiermee tevreden; zij hebben al zoo lang op een beroep moeten wachten en zijn liever predi kant op een klein tractement, dan dat zij zoo moeten voortsukkelen en leven op kosten van hun ouders. Het beroepingswerk staat zoo goed als stil. Zoo had op 5 Augustus van het vorig jaar geen enkele predikant of can, didaat een beroep in overweging. De candidaten verkeeren dan ook in een nood-toestand, nu niet alleen de be roepen wegblijven, maar ook het aan tal preekverzoeken zooveel minder is dan vroeger. Verschillen middelen tot oplossing van deze moeilijkheid zijn reeds aan de hand gedaan. Zoo gaven enkele predikanten o.m. in overweging om 1 pCt. van de predikantstractemen- ten te storten in een candidatenfonds. Een ander predikant acht het beter geen crisissteun uit te denken op deze wijze; maar den nood die er is, te dragen en inmiddels te doen wat voor de hand ligt. De algemeene vergadering van pre dikanten betuigde haar instemming met de gedachte, dat voor candidaten zon der beroep van de zijde dier vereeni- ging allen iets is te doen in de richting van buiten kerkelijken arbeid (onder wijs, opvoedingsgestichten enz.) en droeg aan het bestuur op: a. voor het winnen van bemiddeling uit te noodigen jeen hoogleeraar van de Theologische school te Kampen en één van de Vrije Univer siteit te Amsterdam; b. bij gebleken le vensvatbaarheid, aan de volgende ver gadering voorstellen te doen aangaande de benoeming van een advies-commis sie en de inrichting van een bureau. De kerk van Wormer constateerde, dat er in den laatsten tijd een streven is ont staan naar meerdere eenheid der be lijdende geloovigen van onderscheide ne kerkformaties, en dat dit verlangen naar eenheid ook in de gereformeerde kerken steeds levendiger wordt. Deze kerk is van oordeel, dat dit verlangen een gunstig teeken is, waarvoor wij •DEN SOETEN INVAL: SEDERT 1SZS* dankbaar moeten zijn, daar het geheel overeenkomstig de bede van Christus is: „dat zij allen een zijn." (Joh. 17 vers 11, 21), en dat allereerst met ernst ge streefd moet worden naar een kerkelijk samenleven van alle gereformeerden in een kerkelijk instituut. Op de vergade ring der classis Zaandam is dan ook n voorstel aanhangig gemaakt, dat de a.s. generale synode deputaten zal benoe men, om pogingen aan te wenden, een grootere kerkelijke eenheid der gere formeerden practisch te verwezenlij ken door zich in verbinding te stellen met andere kerkformaties, we.ke daar toe het meest in aanmerking komen, en met deze hierover besprekingen te ope nen. De classis Deventer achtte het mede werken van leden eener gereformeerde kerk aan een vereenigmg van interker kelijke organisatie niet in overeenstem ming met de uitspraken van de generale synode van Utrecht (1923) en besloot de generale synode van Middelburg (te houden in 1933) een uitspraak te ver zoeken of het optreden in samenkom sten van dergelijke interkerkelijke evangelisatie (denk aan het Deventer evangelisatie-kwartet) al dan niet ge oorloofd is. Ook de classis Leeuwarden nam besluiten tegen interkerkelijke evangelisatie, waarna de classis Drach ten besloot aan de a.s. generale synode te verzoeken, de conclusie van 1923 na der aan te vullen door ook in dit op zicht richtlijnen te geven, zulks uit over weging, dat dienaangaande in de ge reformeerde kerken geen eenstemmig heid heerscht. Behalve de economische crisis is er ook een huwelijkscrisis, Blijkens de opgaven in het jaarboek, gaat het zie lental der kerken maar weinig vooruit, Eén der oorzaken hiervan is de steeds grooter wordende afval der doopleden, doch hierbij dient ook gedacht aan de opzettelijke geboortebeperking. Ver schillende stadspredikanten verklaren, dat in hun gemeenten minder gedwongen huwelijken voorkomen dan vroeger. En ze zijn er helaas verzekerd van, dat dit niet te danken is aan toenemende god zaligheid en onzedelijkheid, maar aan het feit, dat een nog grooter en afschu welijker zonde onder verloofden voor komt. Onze zelf-onteering zoo noem- 8). door P. LINDENBERGH, te Wemeldinge. Dat het voor de boeren ook niet gunstig was blijkt uit de lage verkoopprijzen der bouw- en weilanden. Welgestelde eigengeeërfde boeren gingen zooveel achteruit, dat zij hun landerijen moesten verkoopen en er was zoo weinig koopkracht, dat wij voor ge middelden grond koopprijzen genoteerd vinden be neden 100 per gemet en afwijkende grond was onverkoopbaar. Ik vond aangeteekend, dat een goe de boomgaard gelegen dicht bij de kom van het dorp, werd verkocht voor 150 per gemet, een rij opgaande olmenboomen waren in den koop be grepen. Er ontbrak niet de lust tot koopen, maar er was geen kapitaal, dus een algemeene verarming. Na 1850 werd het langzamerhand beter in den landbouw en de aanleg van het kanaal bracht ver tier en bevorderde de welvaart. Dat ging zoo voort tot de Fransch-Duitsche oorlog het stijgen der prijzen van de landbouwproducten veroorzaakte, dat den boeren ten goede kwam maar toch ook gunstig was voor allen. Na dit tijdperk van welvaart volgde de zooge naamde malaise in den landbouw, als gevolg van het verdwijnen van den verbouw van meekrap en het dalen der prijzen van koolzaad door de con currentie met de petroleum en van de granen door invoer uit Noord Amerika. Ook hier werd dat ge voeld, maar toch iets minder dan elders, om dat hier meer weerkracht was. Bijna al de teelgrond in de gemeente en een groote oppervlakte in naburige gemeenten was het eigendom van ingezetenen en de Kerk en den Armenzoodat er heel weinig pachtgelden de gemeente uitgingen. Er was ook een tegenwicht in de van ouds bestaande fruit teelt in de kersen-, appel-, en perenboomgaarden. De toestand van den landbouw was ook verbeterd door de verbetering van den waterafvoer. In 1744 was de sluis te Kattendijke gebouwd, maar het bleek spoedig dat de diepte en de breedte onvoldoende waren. In 1830 is de Wemeldingsche sluis gebouwd, die was beter maar toch onvol doende, ook na het graven der groote waterleidin gen in 1830 en 1845. In 1883 werd een hulpstoom gemaal gesticht, dat een afdoende verbetering bracht voor deze omgeving, maar toch nog te wen- schen overliet voor de achterliggende lage weide streek de Poel. In 1862 is er te Schore een kleine sluis gebouwd en in 1929 een groote. In dien tijd kwam ook hier de oestercultuur, niet zoo ruim als te Ierseke, maar toch werd de wel vaart er tijdelijk door gesteund. Er werden vereeni- gingen gevormd, die tot doel hadden oesterbroed op te vangen op gekalkte dakpannen, er werden oesterputten aangelegd en loodsen gebouwd, bijna ieder, die over eenig kapitaal beschikken kon, deed in oesters. Er waren kleine vereenigingen, die eeni ge duizenden pannen gereed maakten en op gehuur den grond in zee brachten. In 't najaar werden de met broed aangeslagen pannen verkocht, of te huis gehaald in oesterputten, daarna afgestoken en het broed, de kleine oestertjes, verkocht. Dikwijls wer den daardoor flinke winsten gemaakt. In den zomer was een groot gedeelte van den zee dijk bezet met pannen, die gereed gemaakt wer den om in de maand Juli in zee gebracht te wor den. Ook hier werd handel gedreven in aandeelen van oester Maatschappijen groote en kleine, deze han del werd met zooveel opwinding gedreven, dat het bijna windhandel genoemd kon worden. Na den harden winter van 1890-'91 toen er groo te verliezen zijn geleden door sterfte van kleine en groote oesters, is dat alles veranderd en spoedig was de geestdrift voorbij. Kapitalen gingen verloren, de cultuur maatschappijen gingen, de een wat spoe diger dan de ander, te niet. Velen verloren hun ge wonnen geld geheel of gedeeltelijk en ook ander kapitaal is er bij ingeschoten, zoodat de oester- kweekerij hier wel tijdelijk welvaart bracht, maar ten slotte is er waarschijnlijk meer kapitaal aan verloren dan gewonnen. Later heeft zich de cultuur hersteld, maar er wor den geen pannen meer gebruikt om het broed op te vangen, er worden nu kokanen schelpen op de oesterperceelen gebracht om het zaad der oesters gelegenheid te geven zich vast te hechten, deze handelwijze is minder kostbaar en brengt veel min der werk mede. De later verkregen winsten met het oesterbedrijf waren er en zij waren van tijd tot tijd zelfs zeer groot, maar zij kwamen slechts weinigen ten goede en de oesterteelt is nog wel van beteekenis voor de samenleving, maar niet meer zoo overwegend De teruggang van de oestercultuur heeft niet zoo nadeelig op de welvaart gewerkt als men zou ver wachten, want voor den landbouw brak er weer een betere tijd aan, Men had zich aan de verander de omstandigheden aangepast; men maakte zich de wetenschappelijke voorlichting ten nutte, kunstmest werd gebruikt in toenemende mate en de bietencul tuur nam toe in uitgebreidheid en in degelijkheid. Het draineeren en de verbeterde grondbewerking waren ingevoerd. Er kwam behoefte aan samenwer king en de landbouwcoöperaties werden gesticht, "voor aankoop, voor verwerking der producten en voor crediet. De waterafvoer was verbeterd en dat bleek nog veel grooter belang te zijn dan men had voorzien. De polderwegen bleken onvoldoende voor het ver voer van bieten en aardappelen, dat voortdurend hooger eischen stelde. Ook in dat ernstig bezwaar is voorzien. Het waterschap nam in Juli 1902 het besluit de wegen in onderhoud te nemen en te verharden, zoodat nu de wegen geen verhindering zijn om te verbouwen wat men noodig acht. Dit tijdperk aanvangende ongeveer 1895 en durende tot den wereldoorlog was waarschijnlijk het mooiste dat te beschrijven is. Er was voldoende werk voor ieder en voor bijna allen was er brood te verdienen en er werden ook wel reserves gevormd. Het was een periode van algemeene welvaart. Gedurende den oorlogstijd waren ook hier de al gemeene moeilijkheden, er was zoo een en ander te kort, maar daaronder is hier niet ernstig geleden, de voeding werd anders, maar van ondervoeding was hier met de vele hulpmiddelen geen sprake, door de in 1912 gestichte gasfabriek was de ver lichting voor al de aangeslotenen voldoende en er kon zooveel worden gekookt en gebraden als de voorraad en de distributie toeliet. De boeren leden er weinig onder, zij hadden voldoende middelen om in het tekort der distributie te voorzien en het land- bouwwerk ondervond wel moeilijkheden door het ontbreken van vele beste krachten, die in militai ren dienst waren, maar het kwam toch vrij goed klaar. Er waren allerlei voorschriften en cultuurbeper kingen; dat was onaangenaam, maar ieder erken de de noodzakelijkheid. De producten werden ten algemeenen nutte onteigend, maar de prijzen waren zoo geregeld dat er door den boer geld verdiend is. Na het eindigen van den oorlog is de gunstige toe stand nog eenige jaren voor den boer gebleven, wat voordeeligen invloed had op de welvaart, maar waarvan ook het gevolg was, dat de pacht- en koop prijzen tot buitensporige hoogte werden opgevoerd, daarvan worden nu de nadeelige gevolgen gezien. Onze geschiedenis is nu gevorderd tot den tijd der malaise, die men crisis noemt, ik zal daarover niets zeggen, er is al zooveel over gezegd en ge schreven en tot ons leedwezen behoort deze crisis nog niet tot de geschiedenis. Hier zouden mijn herinneringen gevoegelijk kun nen eindigen, ware het niet, dat door het min of meer volgen van één lijn nog belangrijke onder deden onbesproken bleven, b.v. de geschiedenis der Kerk, doch deze is opzettelijk uitgelaten om in een afzonderlijk hoofdstuk te behandelen. Er behoort ook iets te worden opgemerkt omtrent den volks aard der Wemeldingers, die het product is van af komst en ervaring wat bijna overeenkomt met op voeding. Voor mij als rasechte Wemeldinger is er eenig ge vaar den volksaard te gunstig, te mooi voor te stel len. Daarom worde voorop gesteld, dat de inwoners hier niet beter en niet minder zijn dan elders. Het zijn menschen en niets menschelijks is hun vreemd; het zijn Zeeuwen en al wat van deze kan worden gezegd is ook geldig voor de Wemeldingers. Toch zijn er kenmerkende eigenschappen, die dit dorp van de andere onderscheiden. De Zeeuwsche volks aard is kalm en gemoedelijk, dit kan in nog ster ker mate gezegd worden van de Wemeldingers, zij houden niet van lawaai of gekijf en er is een af keer van luidruchtigheid vooral als zij klinken zou tot buiten het dorp, de vuile wasch behandelen zij het liefst te huis, en inmenging van buiten wordt geweerd in de geschillen, die in de beste familiën voorkomen. Er zullen in het verleden wel geschil len zijn voorgekomen, maar zij bleven ons onbe kend. Alleen een geval vernam ik. Een echtpaar had hooggaande ruzie, de Dominé en een buurman hoorden het en vreezende voor ernstige ongeluk ken, gingen zij binnen om vrede te maken, maar toen zij binnen waren, was de oneenigheid geëin digd en beiden wezen de tusschenkomst naar er kentelijk af, de buren moesten zich maar met eigen zaken bemoeien. Een ander kenmerk is de gematigdheid en be scheidenheid. Ook buiten het dorp werd nooit on bescheiden opgetreden of naar den voorgrond ge drongen. Van Wemeldinge werd in de omgeving wel eens gezegd, dat het 25 jaren achter was en de veran deringen in de kleeding werden hier altijd later ingevoerd dan in naburige dorpen. Tot 1865 deden wij het zonder meestoof en zonder handboogschut terij en daarna zijn deze er wel gekomen, maar nu weer verdwenen. Een sociëteit is er nooit geweest, zoodat wij wel wat achterlijk schenen, toch was dat slechts schijn. Geheel in overeenstemming met deze beschei denheid was ons dorpsspook, van oudsher deed als zoodanig dienst het witte kon ij n. Zeer veel geloofwaardige burgers hebben het met eigen oogen gezien, het heeft, zooals in den konijnenaard liêL nooit iemand kwaad gedaan, zelfs niet onvrien delijk behandeld. Een zeer moedig jager heeft er eens op geschoten, het spreekt vanzelf, dat hij met een dubbeltje op 't geweer schoot, want spoken en aanverwanten zijn niet te treffen dan met edel me taal. Toch had hij weinig succes, hij meende dat hij geraakt had, maar hij vond geen konijn, alleen een papier, dat ook niets ophelderde, want er stond niets op dan: Gebr. Zwartendijk, tabakshandel Rot terdam. Voor ongeveer 50 jaar scheen het dat het witte konijn niet ons eenig spook zou blijven. In 't na jaar spookte er een vreemde, groote, zwarte hond. Slechts weinigen hebben hem gezien en hij bleef niet lang, doch na zijn vertrek is ook ons witte konijn niet meer gezien. Men vreest, dat het honsch optreden van den vreemden indringer, voor ons konijn, waaraan wij gehecht waren, noodlottig is geweest. Van achterlijkheid is nu in ons dorp niet veel meer te bespeuren. Het goede onderwijs heeft me degewerkt, als ook het werk aan het kanaal en het vermeerderde verkeer met vreemdelingen en hier ingekomenen hebben den gezichtskring verruimd en van den achterstand is veel ingehaald. Reeds vroeg was hier een zin voor vereenigings- leven, dat op de intellectueele ontwikkeling in vloed had. Het is niet noodig ze te noemen, al de vereenigingen die nu nog bestaan en waarvan velen reeds op een lange werking kunnen terug zien. Er zijn er ongeveer veertig en iedere vereeniging werkt aan een bijzonder doel en er is groote verscheiden heid, maar zij komen overeen in het werken zon der ophef en zonder luidruchtigheid. De eenige uit zondering is het fanfarengezelschap, maar zelfs daar is de luidruchtigheid met maat. Van het onderwijs te Wemeldinge kan worden opgemerkt, dat in oude tijden hier het onderwijs niet slechter was dan elders en in 1811 kregen wij een geëxamineerd onderwijzer aan onze school. P. van Ree was een goed onderwijzer voor dien tijd en hij heeft veel gedaan om ons dorp in ontwik keling niet te doen achterstaan. Van anderen ge meenten kwamen er om van zijn onderwijs te ge nieten. Hij bleef tot 1863 aan de school verbonden en ons dorp heeft dus meer dan 50 jaar geprofiteerd van zijn groote gaven als onderwijzer en opvoeder, die een stempel gedrukt hebben op de bewoners van ons dorp. Na hem kregen wij als hoofd der school H. C. Sauer, die ook een uitnemend onderwijzer was, veel voor de ontwikkeling der bevolking heeft ge daan in de school en ook daar buiten en ook meer dan vijftig jaar in onze school heeft gewerkt. Kun nen wij van P. van Ree zeggen dat hij zijn stempel op ons dorp heeft gedrukt, het zelfde kan van Sauer getuigd worden. In 1872 werd hier een gemeentebewaarschool ge sticht die van 1903 af heeft stilgelegen maar in 1904 weer in verbeterden vorm is hersteld en door vele kleinen wordt bezocht. Er is ook een cursus voor nuttige vrouwen handwerken aan verbonden. Sedert eenige jaren is er een gemeente zieken verpleging met een pleegzuster. (Wortd vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 7