m
£it-
Lm.
J»or-
Isrit
in
ben.
Iten
len,
leel
de gereformeerde kerken
in 1932.
•VAN MELLB'S-
- GOESCHE
ONT BYT- KOEN
HERINNERINGEN
be
sgen
^len,
lij in
1932,
met
Froo-
fceer.
het
ieer
van
de
|ver-
be-
dan
sub-
Ivan
/ol-
|n 4
|erg,
Me,
iet
leen
Inte
Veld
om
/an
let,
kis
te
/et
Ir al
\>or
ile
Lke
ien
likt
|)n-
is
Ide
Ite
■en
le-
tel
en
be-
|e-
It-
s-
:r
d
hier een nieuwen te koopen, In principe
is de wet wellicht goed, maar zij zal in
uitvoering op allerlei moeilijkheden
.stuiten.
De heer MENHEERE is overtuigd,
dat de Tweede Kamer de wet niet onge
wijzigd zal aannemen, maar men moet
er voor waken, dat het land ook redde
loos wordt.
Het voorstel van het bureau wordt
aangenomen met 12 tegen 4 stemmen,
die der heeren P. G, Laernoes, Mes,
Menheere en Oithoff.
De heeren Enzlin, de Vos en Bosman
'nadden de vergadering verlaten.
De Binnenscheepvaart.
Het bureau stelde voor aan de Twee
de Kamer te verzoeken, het wetsont
werp tot evenredige vrachtverdeeling
in de binnenscheepvaart niet aan te ne
men en zeker niet zonder amendeering.
De heer MASSEE zag aanvankelijk
iets goed in de wet, doch is na nadere
toelichting van zienswijze veranderd.
Het voorstel werd z. h. st. aangeno
men. Tevens kwam aan de orde het
voorstel om aan het comité van actie
tegen deze wet een bijdrage vin 50
te geven.
De heer MASSEE vroeg of het belang
van deze zaak zoo groot is om er geld
aan te geven.
De heer P. G, LAERNOES meende
ook van niet.
De heer STOFKOPER zeide, dat de
kamer er nu in principe mede eens is
en dan moet men ook medewerken. Men
moet oppassen dat de buitenlandsche
schippers niet te veel concurrentie aan
doen.
Het voorstel werd verworpen met 9
tegen 7 stemmen. Vóór stemden de hee
ren M. Laernoes, Jeronimus, Veenis,
Stofkoper, Van Raalte, Klijberg en de
voorzitter.
Vermindering bijdrage Han
delsregister,
De heer JERONIMUS stelde voor aan
den Minister te verzoeken de Handels
registerwet zoo te wijzigen, dat de ka
mers ook minder als bijdragen kunnen
heffen dan in de wet is genoemd. Het
bureau meende, dat men niet kan ver
wachten, dat de huidige minister deze
zaak nog zal behandelen en ontraadde
aanneming van het voorstel.
De heer JERONIMUS meende, dat
het er niets mede te maken heeft, dat
de minister wellicht binnenkort weg
gaat, want dit is een zaak die volkomen
in de neutrale zóne ligt. Er is niets prin
cipieels aan en spr. v/ilde er belangstel
ling voor wekken. Men moet ter zake
niet passief, doch actief zijn.
De heer MASSEE weet dat men al
meer het hoofd heeft gestooten, maar
daarom mag men niet laten voortbe
staan, wat men verkeerd acht. Het is
onnoodig de bedrijven, die bezuinigen
moeten, ongemotiveerd te belasten.
De heer OLTHOFF is het hier vol-
komen mede eens.
De heer KLOK ziet niet waarom men
er niet direct werk van zou maken.
De heer MACHGEELS wilde dit ook
gaarne steunen, hij is er tegen onnoodig
gelden aan de bedrijven te onttrekken.
De heer VAN RAALTE liet een ander
geluid hooren en sloot zich bij het bu
reau aan.
De heer ANKER meende, dat men
moet komen tot een andere klasseindee-
ling-
Het eerste deel van het voorstel, dat
om het verzoek in te dienen, nam de
kamer aan met 12 tegen 4 stemmen, die
der heeren M. Laernoes, Stofkoper, Van
Raalte en den voorzitter.
Na eenige discussie werd met 9 tegen
7 stemmen besloten het idee bij den mi
nister mondeling toe te lichten en z. h.
st. om aan de andere kamers en aan
de leden der Tweede Kamer een af
schrift te zenden.
Subsidie winkelweek,
Het laatste voorstel was dat om uit
te maken of men alsnog aan de midden-
standsvereeniging „Nemidso" te Souburg
voor haar winkelweek een bijdrage zal
verleenen.
De VOORZITTER wees er op, dat ter
zake dezer bijdrage in de Kamer steeds
verschillende meeningen heerschten.
Spr. voelt er ook veel bezwaren tegen,
maar toch is er steeds bijgedragen. Het
is moeilijk voor het bureau een vaste
regeling voor te stellen. Een lid van het
bureau meende, dat men deze vereeni-
ging, die nog nimmer vroeg, wel kan
helpen. Maar er zullen er zeker weer
meer komen. Men dient het daarom in
beginsel uit te maken. Spr. stelt de mo
gelijkheid om in deze schriftelijk te stem
men, al is hij er in het algemeen niet
voor.
De heer MASSEE meende, dat dit
voorstel wel wat laat is gekomen.
De heer STOFKOPER wilde deze ver-
eeniging nog een bijdrage geven, spr.
zou in het algemeen zich uitbreidende
plaatsen als Souburg willen helpen.
De heer OLTHOFF zeide, dat men dan
dit jaar weer begonnen is met toestaan.
De heer MACHGEELS zeide, dat hij
niet gedacht had, dat er zoo'n stroom
aanvragen zou komen.
De heer ANKER meende, dat nu men
r.og geen ander algemeen besluit heeft
genomen, men het verzoek moet in
willigen.
Het voorstel om wel te geven werd
aangenomen het 10 tegen 5 stemmen, die
mam
der heeren M. Laernoes, van Raalte,
Massee, Jeronimus en den voorzitter.
Het bedrag werd bepaald op f 25.
Rondvraag.
De heer JERONIMUS wees op de la
te bestelling des morgens van post in
Zeeuwsch-Vlaanderen, zoo bijv. IJzen-
dijke heeft pas om half elf een post
bestelling.
Verder wees spr. op hetgeen gepubli
ceerd is inzake de verbinding Vlissin-
genNeuzen en met name het aanbod
van de Z. VI. Tram en van de N. S.
en bracht het idee van rondreisbiljetten
over deze maatschappijen en over de
bootlijn VlissingenBreskens naar vo
ren.
Dit zal in de verkeersconferentie be
handeld worden.
Ook wees spr. op het feit dat een
retour MiddelburgGoes per autobus
80 cent kost en een MiddelburgDom
burg, dat veel korter is, 1.
Tenslotte bleef spr. bezwaren hebben
tegen den boemeltrein, die te half tien
te Middelburg aankomt als aansluiting
op een overigens mooie verbinding met
Roosendaal. Spr. hoopte dat de heer
Massee succes tot verbetering zal heb
ben in den spoorwegraad.
Naar aanleiding van opmerkingen van
den heer MENHEERE over de markt-
zetting van boter te Goes, zal de se
cretaris op een marktdag naar Goes
gaan om met belanghebbenden deze
zaak te bespreken.
Hierna sloot de voorzitter te zes uur
de vergadering, die te twee uur was aan
gevangen.
Er waren toen nog 9 leden.
De kerk en de crisis. Over
vloed van candidates! en pre-
dikants-tractementen. Het
beroepingswerk staat zoo
goed als (stil. Geen crisis-
steun voor de candidaten.
Streven naar eenheid. Inter
kerkelijke evangelisatie. Hu
welijkscrisis,
Men schrijft ons:
In het pas verschenen jaarboek van
de gereformeerde kerken in Nederland
doet ds. J. C. Rullman van Wasse
naar in het kerkelijk overzicht 1932
enkele belangrijke mededeelingen.
Het jaar 1932 was iook voor het
kerkelijk leven een crisisjaar. De eco
mische crisis, die vooral zwaar op de
landbouwende bevolking drukt, dreigt
voor de kleine en zwakke kerken, die
finantiëel toch reeds moeite hebben
om rond te komen, met- funeste gevol
gen. In Noord-Holland is dan ook reeds
een kerkelijk crisis-comité gevormd,
om die kerken, wier voortbestaan door
de gevolgen der crisis wordt bedreigd,
te hulp te komen. Wegens gemis van
staatstractement, pastoralia en cen
traal beheer zijn de gereformeerde ker
ken dubbel gevoelig voor de thans heer-
schende economische depressie
Het aantal candidaten in de theolo
gie is zeer groot en dientengevolge
komt hier en daar de zucht )>Pi om
maar voor minder salaris te beroepen.
De candidaten zijn hiermee tevreden;
zij hebben al zoo lang op een beroep
moeten wachten en zijn liever predi
kant op een klein tractement, dan dat
zij zoo moeten voortsukkelen en leven
op kosten van hun ouders.
Het beroepingswerk staat zoo goed
als stil. Zoo had op 5 Augustus van het
vorig jaar geen enkele predikant of can,
didaat een beroep in overweging. De
candidaten verkeeren dan ook in een
nood-toestand, nu niet alleen de be
roepen wegblijven, maar ook het aan
tal preekverzoeken zooveel minder is
dan vroeger. Verschillen middelen tot
oplossing van deze moeilijkheid zijn
reeds aan de hand gedaan. Zoo gaven
enkele predikanten o.m. in overweging
om 1 pCt. van de predikantstractemen-
ten te storten in een candidatenfonds.
Een ander predikant acht het beter geen
crisissteun uit te denken op deze wijze;
maar den nood die er is, te dragen en
inmiddels te doen wat voor de hand
ligt. De algemeene vergadering van pre
dikanten betuigde haar instemming met
de gedachte, dat voor candidaten zon
der beroep van de zijde dier vereeni-
ging allen iets is te doen in de richting
van buiten kerkelijken arbeid (onder
wijs, opvoedingsgestichten enz.) en droeg
aan het bestuur op: a. voor het winnen
van bemiddeling uit te noodigen jeen
hoogleeraar van de Theologische school
te Kampen en één van de Vrije Univer
siteit te Amsterdam; b. bij gebleken le
vensvatbaarheid, aan de volgende ver
gadering voorstellen te doen aangaande
de benoeming van een advies-commis
sie en de inrichting van een bureau.
De kerk van Wormer constateerde, dat
er in den laatsten tijd een streven is ont
staan naar meerdere eenheid der be
lijdende geloovigen van onderscheide
ne kerkformaties, en dat dit verlangen
naar eenheid ook in de gereformeerde
kerken steeds levendiger wordt. Deze
kerk is van oordeel, dat dit verlangen
een gunstig teeken is, waarvoor wij
•DEN SOETEN INVAL: SEDERT 1SZS*
dankbaar moeten zijn, daar het geheel
overeenkomstig de bede van Christus
is: „dat zij allen een zijn." (Joh. 17 vers
11, 21), en dat allereerst met ernst ge
streefd moet worden naar een kerkelijk
samenleven van alle gereformeerden in
een kerkelijk instituut. Op de vergade
ring der classis Zaandam is dan ook n
voorstel aanhangig gemaakt, dat de a.s.
generale synode deputaten zal benoe
men, om pogingen aan te wenden, een
grootere kerkelijke eenheid der gere
formeerden practisch te verwezenlij
ken door zich in verbinding te stellen
met andere kerkformaties, we.ke daar
toe het meest in aanmerking komen, en
met deze hierover besprekingen te ope
nen.
De classis Deventer achtte het mede
werken van leden eener gereformeerde
kerk aan een vereenigmg van interker
kelijke organisatie niet in overeenstem
ming met de uitspraken van de generale
synode van Utrecht (1923) en besloot
de generale synode van Middelburg (te
houden in 1933) een uitspraak te ver
zoeken of het optreden in samenkom
sten van dergelijke interkerkelijke
evangelisatie (denk aan het Deventer
evangelisatie-kwartet) al dan niet ge
oorloofd is. Ook de classis Leeuwarden
nam besluiten tegen interkerkelijke
evangelisatie, waarna de classis Drach
ten besloot aan de a.s. generale synode
te verzoeken, de conclusie van 1923 na
der aan te vullen door ook in dit op
zicht richtlijnen te geven, zulks uit over
weging, dat dienaangaande in de ge
reformeerde kerken geen eenstemmig
heid heerscht.
Behalve de economische crisis is er
ook een huwelijkscrisis, Blijkens de
opgaven in het jaarboek, gaat het zie
lental der kerken maar weinig vooruit,
Eén der oorzaken hiervan is de steeds
grooter wordende afval der doopleden,
doch hierbij dient ook gedacht aan de
opzettelijke geboortebeperking. Ver
schillende stadspredikanten verklaren,
dat in hun gemeenten minder gedwongen
huwelijken voorkomen dan vroeger. En
ze zijn er helaas verzekerd van, dat dit
niet te danken is aan toenemende god
zaligheid en onzedelijkheid, maar aan
het feit, dat een nog grooter en afschu
welijker zonde onder verloofden voor
komt. Onze zelf-onteering zoo noem-
8).
door
P. LINDENBERGH,
te Wemeldinge.
Dat het voor de boeren ook niet gunstig was blijkt
uit de lage verkoopprijzen der bouw- en weilanden.
Welgestelde eigengeeërfde boeren gingen zooveel
achteruit, dat zij hun landerijen moesten verkoopen
en er was zoo weinig koopkracht, dat wij voor ge
middelden grond koopprijzen genoteerd vinden be
neden 100 per gemet en afwijkende grond was
onverkoopbaar. Ik vond aangeteekend, dat een goe
de boomgaard gelegen dicht bij de kom van het
dorp, werd verkocht voor 150 per gemet, een
rij opgaande olmenboomen waren in den koop be
grepen. Er ontbrak niet de lust tot koopen, maar
er was geen kapitaal, dus een algemeene verarming.
Na 1850 werd het langzamerhand beter in den
landbouw en de aanleg van het kanaal bracht ver
tier en bevorderde de welvaart. Dat ging zoo voort
tot de Fransch-Duitsche oorlog het stijgen der
prijzen van de landbouwproducten veroorzaakte,
dat den boeren ten goede kwam maar toch ook
gunstig was voor allen.
Na dit tijdperk van welvaart volgde de zooge
naamde malaise in den landbouw, als gevolg van
het verdwijnen van den verbouw van meekrap en
het dalen der prijzen van koolzaad door de con
currentie met de petroleum en van de granen door
invoer uit Noord Amerika. Ook hier werd dat ge
voeld, maar toch iets minder dan elders, om dat
hier meer weerkracht was. Bijna al de teelgrond in
de gemeente en een groote oppervlakte in naburige
gemeenten was het eigendom van ingezetenen en
de Kerk en den Armenzoodat er heel weinig
pachtgelden de gemeente uitgingen. Er was ook
een tegenwicht in de van ouds bestaande fruit
teelt in de kersen-, appel-, en perenboomgaarden.
De toestand van den landbouw was ook verbeterd
door de verbetering van den waterafvoer.
In 1744 was de sluis te Kattendijke gebouwd,
maar het bleek spoedig dat de diepte en de breedte
onvoldoende waren. In 1830 is de Wemeldingsche
sluis gebouwd, die was beter maar toch onvol
doende, ook na het graven der groote waterleidin
gen in 1830 en 1845. In 1883 werd een hulpstoom
gemaal gesticht, dat een afdoende verbetering
bracht voor deze omgeving, maar toch nog te wen-
schen overliet voor de achterliggende lage weide
streek de Poel. In 1862 is er te Schore een kleine
sluis gebouwd en in 1929 een groote.
In dien tijd kwam ook hier de oestercultuur, niet
zoo ruim als te Ierseke, maar toch werd de wel
vaart er tijdelijk door gesteund. Er werden vereeni-
gingen gevormd, die tot doel hadden oesterbroed
op te vangen op gekalkte dakpannen, er werden
oesterputten aangelegd en loodsen gebouwd, bijna
ieder, die over eenig kapitaal beschikken kon, deed
in oesters. Er waren kleine vereenigingen, die eeni
ge duizenden pannen gereed maakten en op gehuur
den grond in zee brachten. In 't najaar werden de
met broed aangeslagen pannen verkocht, of te huis
gehaald in oesterputten, daarna afgestoken en het
broed, de kleine oestertjes, verkocht. Dikwijls wer
den daardoor flinke winsten gemaakt.
In den zomer was een groot gedeelte van den zee
dijk bezet met pannen, die gereed gemaakt wer
den om in de maand Juli in zee gebracht te wor
den.
Ook hier werd handel gedreven in aandeelen van
oester Maatschappijen groote en kleine, deze han
del werd met zooveel opwinding gedreven, dat het
bijna windhandel genoemd kon worden.
Na den harden winter van 1890-'91 toen er groo
te verliezen zijn geleden door sterfte van kleine en
groote oesters, is dat alles veranderd en spoedig
was de geestdrift voorbij. Kapitalen gingen verloren,
de cultuur maatschappijen gingen, de een wat spoe
diger dan de ander, te niet. Velen verloren hun ge
wonnen geld geheel of gedeeltelijk en ook ander
kapitaal is er bij ingeschoten, zoodat de oester-
kweekerij hier wel tijdelijk welvaart bracht, maar
ten slotte is er waarschijnlijk meer kapitaal aan
verloren dan gewonnen.
Later heeft zich de cultuur hersteld, maar er wor
den geen pannen meer gebruikt om het broed op te
vangen, er worden nu kokanen schelpen op de
oesterperceelen gebracht om het zaad der oesters
gelegenheid te geven zich vast te hechten, deze
handelwijze is minder kostbaar en brengt veel min
der werk mede.
De later verkregen winsten met het oesterbedrijf
waren er en zij waren van tijd tot tijd zelfs zeer
groot, maar zij kwamen slechts weinigen ten goede
en de oesterteelt is nog wel van beteekenis voor
de samenleving, maar niet meer zoo overwegend
De teruggang van de oestercultuur heeft niet zoo
nadeelig op de welvaart gewerkt als men zou ver
wachten, want voor den landbouw brak er weer
een betere tijd aan, Men had zich aan de verander
de omstandigheden aangepast; men maakte zich de
wetenschappelijke voorlichting ten nutte, kunstmest
werd gebruikt in toenemende mate en de bietencul
tuur nam toe in uitgebreidheid en in degelijkheid.
Het draineeren en de verbeterde grondbewerking
waren ingevoerd. Er kwam behoefte aan samenwer
king en de landbouwcoöperaties werden gesticht,
"voor aankoop, voor verwerking der producten en
voor crediet.
De waterafvoer was verbeterd en dat bleek nog
veel grooter belang te zijn dan men had voorzien.
De polderwegen bleken onvoldoende voor het ver
voer van bieten en aardappelen, dat voortdurend
hooger eischen stelde. Ook in dat ernstig bezwaar
is voorzien. Het waterschap nam in Juli 1902 het
besluit de wegen in onderhoud te nemen en te
verharden, zoodat nu de wegen geen verhindering
zijn om te verbouwen wat men noodig acht. Dit
tijdperk aanvangende ongeveer 1895 en durende tot
den wereldoorlog was waarschijnlijk het mooiste
dat te beschrijven is. Er was voldoende werk voor
ieder en voor bijna allen was er brood te verdienen
en er werden ook wel reserves gevormd. Het was
een periode van algemeene welvaart.
Gedurende den oorlogstijd waren ook hier de al
gemeene moeilijkheden, er was zoo een en ander te
kort, maar daaronder is hier niet ernstig geleden,
de voeding werd anders, maar van ondervoeding
was hier met de vele hulpmiddelen geen sprake,
door de in 1912 gestichte gasfabriek was de ver
lichting voor al de aangeslotenen voldoende en er
kon zooveel worden gekookt en gebraden als de
voorraad en de distributie toeliet. De boeren leden
er weinig onder, zij hadden voldoende middelen om
in het tekort der distributie te voorzien en het land-
bouwwerk ondervond wel moeilijkheden door het
ontbreken van vele beste krachten, die in militai
ren dienst waren, maar het kwam toch vrij goed
klaar.
Er waren allerlei voorschriften en cultuurbeper
kingen; dat was onaangenaam, maar ieder erken
de de noodzakelijkheid. De producten werden ten
algemeenen nutte onteigend, maar de prijzen waren
zoo geregeld dat er door den boer geld verdiend is.
Na het eindigen van den oorlog is de gunstige toe
stand nog eenige jaren voor den boer gebleven, wat
voordeeligen invloed had op de welvaart, maar
waarvan ook het gevolg was, dat de pacht- en koop
prijzen tot buitensporige hoogte werden opgevoerd,
daarvan worden nu de nadeelige gevolgen gezien.
Onze geschiedenis is nu gevorderd tot den tijd
der malaise, die men crisis noemt, ik zal daarover
niets zeggen, er is al zooveel over gezegd en ge
schreven en tot ons leedwezen behoort deze crisis
nog niet tot de geschiedenis.
Hier zouden mijn herinneringen gevoegelijk kun
nen eindigen, ware het niet, dat door het min of
meer volgen van één lijn nog belangrijke onder
deden onbesproken bleven, b.v. de geschiedenis der
Kerk, doch deze is opzettelijk uitgelaten om in een
afzonderlijk hoofdstuk te behandelen. Er behoort
ook iets te worden opgemerkt omtrent den volks
aard der Wemeldingers, die het product is van af
komst en ervaring wat bijna overeenkomt met op
voeding.
Voor mij als rasechte Wemeldinger is er eenig ge
vaar den volksaard te gunstig, te mooi voor te stel
len. Daarom worde voorop gesteld, dat de inwoners
hier niet beter en niet minder zijn dan elders. Het
zijn menschen en niets menschelijks is hun vreemd;
het zijn Zeeuwen en al wat van deze kan worden
gezegd is ook geldig voor de Wemeldingers. Toch
zijn er kenmerkende eigenschappen, die dit dorp
van de andere onderscheiden. De Zeeuwsche volks
aard is kalm en gemoedelijk, dit kan in nog ster
ker mate gezegd worden van de Wemeldingers, zij
houden niet van lawaai of gekijf en er is een af
keer van luidruchtigheid vooral als zij klinken zou
tot buiten het dorp, de vuile wasch behandelen zij
het liefst te huis, en inmenging van buiten wordt
geweerd in de geschillen, die in de beste familiën
voorkomen. Er zullen in het verleden wel geschil
len zijn voorgekomen, maar zij bleven ons onbe
kend.
Alleen een geval vernam ik. Een echtpaar had
hooggaande ruzie, de Dominé en een buurman
hoorden het en vreezende voor ernstige ongeluk
ken, gingen zij binnen om vrede te maken, maar
toen zij binnen waren, was de oneenigheid geëin
digd en beiden wezen de tusschenkomst naar er
kentelijk af, de buren moesten zich maar met eigen
zaken bemoeien.
Een ander kenmerk is de gematigdheid en be
scheidenheid. Ook buiten het dorp werd nooit on
bescheiden opgetreden of naar den voorgrond ge
drongen.
Van Wemeldinge werd in de omgeving wel eens
gezegd, dat het 25 jaren achter was en de veran
deringen in de kleeding werden hier altijd later
ingevoerd dan in naburige dorpen. Tot 1865 deden
wij het zonder meestoof en zonder handboogschut
terij en daarna zijn deze er wel gekomen, maar nu
weer verdwenen. Een sociëteit is er nooit geweest,
zoodat wij wel wat achterlijk schenen, toch was dat
slechts schijn.
Geheel in overeenstemming met deze beschei
denheid was ons dorpsspook, van oudsher deed
als zoodanig dienst het witte kon ij n. Zeer veel
geloofwaardige burgers hebben het met eigen
oogen gezien, het heeft, zooals in den konijnenaard
liêL nooit iemand kwaad gedaan, zelfs niet onvrien
delijk behandeld. Een zeer moedig jager heeft er
eens op geschoten, het spreekt vanzelf, dat hij met
een dubbeltje op 't geweer schoot, want spoken en
aanverwanten zijn niet te treffen dan met edel me
taal. Toch had hij weinig succes, hij meende dat hij
geraakt had, maar hij vond geen konijn, alleen een
papier, dat ook niets ophelderde, want er stond
niets op dan: Gebr. Zwartendijk, tabakshandel Rot
terdam.
Voor ongeveer 50 jaar scheen het dat het witte
konijn niet ons eenig spook zou blijven. In 't na
jaar spookte er een vreemde, groote, zwarte hond.
Slechts weinigen hebben hem gezien en hij bleef
niet lang, doch na zijn vertrek is ook ons witte
konijn niet meer gezien. Men vreest, dat het honsch
optreden van den vreemden indringer, voor ons
konijn, waaraan wij gehecht waren, noodlottig is
geweest.
Van achterlijkheid is nu in ons dorp niet veel
meer te bespeuren. Het goede onderwijs heeft me
degewerkt, als ook het werk aan het kanaal en het
vermeerderde verkeer met vreemdelingen en hier
ingekomenen hebben den gezichtskring verruimd
en van den achterstand is veel ingehaald.
Reeds vroeg was hier een zin voor vereenigings-
leven, dat op de intellectueele ontwikkeling in
vloed had. Het is niet noodig ze te noemen, al de
vereenigingen die nu nog bestaan en waarvan velen
reeds op een lange werking kunnen terug zien. Er
zijn er ongeveer veertig en iedere vereeniging werkt
aan een bijzonder doel en er is groote verscheiden
heid, maar zij komen overeen in het werken zon
der ophef en zonder luidruchtigheid. De eenige uit
zondering is het fanfarengezelschap, maar zelfs
daar is de luidruchtigheid met maat.
Van het onderwijs te Wemeldinge kan worden
opgemerkt, dat in oude tijden hier het onderwijs
niet slechter was dan elders en in 1811 kregen wij
een geëxamineerd onderwijzer aan onze school.
P. van Ree was een goed onderwijzer voor dien tijd
en hij heeft veel gedaan om ons dorp in ontwik
keling niet te doen achterstaan. Van anderen ge
meenten kwamen er om van zijn onderwijs te ge
nieten. Hij bleef tot 1863 aan de school verbonden
en ons dorp heeft dus meer dan 50 jaar geprofiteerd
van zijn groote gaven als onderwijzer en opvoeder,
die een stempel gedrukt hebben op de bewoners van
ons dorp.
Na hem kregen wij als hoofd der school H. C.
Sauer, die ook een uitnemend onderwijzer was,
veel voor de ontwikkeling der bevolking heeft ge
daan in de school en ook daar buiten en ook meer
dan vijftig jaar in onze school heeft gewerkt. Kun
nen wij van P. van Ree zeggen dat hij zijn stempel
op ons dorp heeft gedrukt, het zelfde kan van
Sauer getuigd worden.
In 1872 werd hier een gemeentebewaarschool ge
sticht die van 1903 af heeft stilgelegen maar in 1904
weer in verbeterden vorm is hersteld en door vele
kleinen wordt bezocht. Er is ook een cursus voor
nuttige vrouwen handwerken aan verbonden.
Sedert eenige jaren is er een gemeente zieken
verpleging met een pleegzuster.
(Wortd vervolgd).