GENERAL BANDEN, 40, 50, 60.000 K.M.! Ilen BUITENLAND. BURGERLIJKE STAND. ros. (Ingez. Med.) DUITSCHLANDS FINANCIEELE POSITIE, WERELDJAMBOREE DER PAD VINDERS. ENGELAND. Omwenteling bij de marine. De En- Flu. De influenza-epidemie te Bir mingham neemt nog steeds in omvang toe. DUITSCHLAND. Weer militaire attache's. Het LITAUEN. RUSLAND. ZWEDEN. De begrooting. Op de Zweedsche begrooting (eindcijfer 1.029 mill. kr. te gen 896 verleden jaar) is o.a. 20 milloen bezuinigd op de landsverdediging. Ver- verhoogd en er zal 241 mill. kr. worden geleend voor openbare werken tot be strijding der werkloosheid. Middelburg. Zoutelande. Borssele. BEVOLKING ZOUTELANDE. HERINNERINGEN P. LINDENBERGH, te Wemeldinge. e=SÈ Si raar- ver- tri- N. |>urg. ïel- Ge- brsch )ort, |3. In 90 Indel [idel- huik- Icor- fligst ltoor, ont- )uks. K ct. lisen, le- Ivar- fcver. terij. lei am ee 3t tö* 8.— ens- om Iren. ling JT. ÏK. den nog rijdenden vrachtwagen, viel echter, en kwam onder de aanrijdende tram. Hevig verminkt en met zware verwondingen werd het meisje opgeno men en naar het ziekenhuis gebracht. Bij aankomst bleek het echter reeds te zijn gestorven. BRANDEN. Te Reiderwol- derpolder is de stadsboerderij, be woond door den heer H. grootendeels afgebrand. Alleen het voorgebouw werd met groote moeite behouden. In de begrootingscommissie van den Rijksdag heeft de Rijksminister van Fi nanciën, Graaf Schwerin von Krosigk, een overzicht gegeven van de financi- eele positie van het Rijk. Het begroo- tingsjaar 1931 sloot met een tekort van 1690 millioen Mark. In 1930 was het te kort 770 millioen Mark, die gedeelte lijk op de begrooting van 1931 zijn overgebracht, waarbij rekening dient gehouden te worden met het feit, dat in 1931 van het eigenlijke tekort van 1190 millioen Mark in dit jaar 420 mil lioen gedelgd kon worden. In 1931 ble ven de inkomsten 116 millioen beneden de raming en kwamen de uitgaven 334 millioen boven de raming, waardoor een tekort op de gewone middelen ont stond van 450 millioen Mark. Hij ver klaarde dat eerst aan het einde van Januari definitief kan worden ver klaard of de voor 1932 geraamde in komsten worden bereikt. In totaal wordt op mindere inkomsten van on geveer 800 millioen Mark aan belas tingen en invoerrechten gerekend, ver deeld over het Rijk en de landen. Echter niet alleen de belastingen, doch ook andere inkomsten zijn lager dan de begrooting. Voor de spoorwegen moet op een tekort van 50 millioen op het geraamde bedrag worden ge rekend doordat aandeelen tot dit be drag niet konden worden geplaatst. De minister gaf verder een overzicht van de extra-uitgaven, welke noodig waren, veertig millioen voor de winter hulp, 35 millioen voor steun aan ver schillende banken, 25 millioen voor kolonisatie nabij de groote steden en 35 millioen voor de Charlottenhuette. In totaal zal het tekort einde 1932 met het tekort van vorige jaren 2070 mil lioen bedragen. De minister was in verband hierme de van meening, dat hoe ernstig de toestand ook is, hij, gezien de toe stand in andere landen, niet al te ge vaarlijk is. Hij verklaarde verder dat gedurende de laatste maanden geen noemenswaardige moeilijkheden met kasgeld voorkwamen. Hij verwachtte, dat deze moeilijkheden tot Maart ook niet zouden ontstaan. Blijkens de verdere verklaringen van den Rijksminister van Financiën be droegen de totale schulden van het Rijk op 31 Maart 1932 12.152 milliard Mark en op 31 December j.l. 12.264 milliard Mark, Van de schuld van Maart j.l. was 10.430 en van die van eind December 10.428 milliard Mark gefundeerde schuld, zoodat deze met twee millioen Mark was gedaald. De hoofdkosten der gefundeerde schuld van de leeningen van 1927, 1929 en 1930 waren gelijk gebleven, doch die van de Dawes-leening was tengevolge van de delging gedaald van 757 op 718 milli oen Mark, de Young-leening van 1423 op 1395 en de aflossingsschuld van 3940 op 3795 millioen Mark. De schuld op korten termijn bedroeg einde Maart 1722, einde December 1836 millioen Mark, zoodat zij is toegenomen met 114 millioen. De toestand in het laatste kwartaal is zoodanig, dat deze stijging zal aanhouden. De toebereidselen voor de wereld jamboree van padvinders, welke dezen zomer te Boedapest gehouden wordt, en bijgewoond zal worden door lord Ba den Powell, zijn in vollen gang. Als kampplaats voor de duizenden padvinders die uit verschillende landen verwacht worden, zal het voormalig ko ninklijk park bij Gödöllö, op 50 km van Boedapest, dienen. De technische werkzaamheden zijn reeds beëindigd, en naar het kamp zijn special wegen aangelegd. Een Mohammedaansche padvinders- groep heeft tot de leiding van het Hon- gaarsche voorbereidingscomité het ver zoek gericht, hun zoo mogelijk een kampplaats te geven in de nabijheid van een rivier, opdat zij ongestoord hun ri- tueele wasschingen kunnen verrichten. Van Hongaarsche zijde is een actie ingezet om tusschen de Hongaarsche en de buitenlandsche padvinders prent briefkaarten en foto's uit te wisselen. Wie de meeste buitenlandsche prent briefkaarten weet te verzamelen, krijgt een fraai album. gelsche bladen maken melding van een verandering bij de Marine, die in Enge land algemeen als een belangrijke, ja, als een sensationeele gebeurtenis be schouwd wordt. Een nieuw bewijs van gehechtheid der Engelschen aan traditie! Want de verandering is niets anders dan een zeer rationeele wijziging in de commando's voor de bediening van het roer van zeeschepen. Het roer wordt te genwoordig overal bediend met behulp van een wiel, waarvan de beweging zoo danig op het roer inwerkt, dat bij een draaiing naar rechts het roer naar links gaat en dus het schip naar rechts. Over al heeft men de commando-techniek daarmee in overeenstemming gebracht: om naar rechts te gaan Wordt den bedie naar van het wiel een draaiing naar rechts bevolen, waarop deze het wiel dan ook naar rechts draait en het schip eveneens in die richting van koers ver andert. Alleen in Engeland bleef het com mando ingesteld op de vroegere inrich ting van het roer, waarvan destijds de balk naar links moest gebracht worden, om 'het schip naar rechts te doen gaan. Hoewel dit thans veranderd is en in Engeland, evenals elders, de man aan 't wiel een draaiing naar rechts moet ge ven om het schip naar rechts te doen gaan, werd hem die tot dusver niet be volen, maar krijgt hij in dat geval inte gendeel bevel, evenals voorheen, voor 'n handbeweging naar links, die hij dan moet uitvoeren door een draaiing naar rechts. Het is te begrijpen, dat een vreemde loods aan boord van Engelsche schepen en omgekeerd een Engelsche loods op vreemde schepen, zich daarmee juist op spannende momenten wel eens vergis ten. Ontlbare aanvaringen en ongeluk ken zijn daaruit voortgekomen. Hoe schoon de traditie ook is, het blijkt niet mogelijk haar te handhaven dwars tegen de eischen van de techniek. De omwenteling zal deze traditie ver moorden. De Engelschen gaan voortaan hierin net doen als gewone menschen. In de afgeloopen week waren er niet minder dan 158 doodelijke gevallen te gen 87 dooden in de daaraan voorafge gane week. De epidemie dreigt hetzelfde ernsti ge karakter aan te nemen als in 1929, toen er elke week 200 a 250 influenza- patiënten overleden. Ook in Manchester zijn talrijke geval len van influenza en longontsteking voorgekomen, vooral onder het perso neel van de openbare instellingen. Men gelooft niet dat het hoogtepunt van de epidemie al bereikt is. Sir Charles Kingsford Smith is 'voor de tweede maal over de Tasman zee gevlogen. voornemen om met April bij verschillen de ambassades en gezantschappen mi litaire en marine-attaché's te benoemen, trekt sterk de aandacht. Sedert het einde van den wereldoor log had de Duitsche regeering geen militaire attaché's meer bij buitenland sche regeeringen aangesteld. De prin- cipieele erkenning van Duitschlands gelijkgerechtigheid echter, waardoor Duitschland met andere regeeringen overleg zal moeten plegen over de re constructie der Duitsche weermacht, is voor de Duitsche regeering aanleiding geweest tot de benoeming van derge lijke attaché's over te gaan, die met de militairen der vreemde mogendheden overleg kunnen plegen. Weinig werkloozen! Volgens de Litausche regeeringspers zijn er in héél Litauen slechts 3000 werkloozen, waar van er 2000 openbare werken uitvoe ren en 1000 door de gemeenten worden ondersteund, Volgens berichten in de Berlijn- sche bladen heeft de dochter van Leo Trotzki, mevrouw Wolkow, aan het eind van de vorige week in haar woning in Berlijn-Karlshorst door middel van gas een eind gemaakt aan haar leven. Zij zou tot deze daad gekomen zijn uit wanhoop over dreigende uitwijzing en uit vrees nergens asyl te kunnen vin den. Van 911 Jan. Overleden: W. P. An- driessen, 51 j., geh. met S, van Eenen- naam. K. F. H. Snijders, 61 j., ong. z. Bevallen: C. Mesie, geb. van Sluijs, d. Overleden: A. Boogaard, 76 j., man van E. Francke. Van 1——31 Dec. '32. Bevallen: A. van t Westeinde, geb. Rentmeester, z. P. M. de Regt, geb. Balkenende, z. M. Guiljam, geb. Rijstenbil, d. J. C. S. van Luijk, geb. Klompe, d. L. Almekinders, geb. de Kunder, d. Overleden: P. de Vrieze, 10 j., d. A. Bruinooge, z. Ingekomen: S. Wijkhuijs en gezin, van WonseradeeL W» Flipse, van Won- seradeel. door 4). - Een minder ernstig geval mag hier volgen, Eeni- ge jongens hadden des Zaterdagsavonds wat luid gerucht gemaakt. Het was bekend, dat de buurjon gen van den Schout er bij geweest was. Buurjon gen moest komen op 't kantoor van den Schout, die de zaak met hem besprak en hem ten slotte ver maande in 't vervolg niet meer te loopen tieren, schreeuwen en kraaien. Hij beloofde, nog in angsti ge spanning: „neen Pietje-bure ik zal nooit meer kraaien". Een anderen Schout moest verbaal opmaken van hoog opvlammend gekijf tusschen twee buurvrou wen. Hij zeide: „vandaag kan daarvan niets komen, door uw opwinding kan ik er niet goed uit wijs worden. Komt morgen maar eens terug". Zij zijn nooit terug gekomen. De Champetter (veldwachter) oefende kortrecht, in kort geding werd de zaak op heeterdaad afge daan met rotting of het plat van de sabel. Ook de schoolmeester werkte mede aan de or de. Er wordt verhaald van een schoolmeester die beweerde, dat hij de echte baas van het dorp was en hij maakte dat duidelijk: „ik ben baas over de kinderen, de kinderen zijn baas over de moeders en deze zijn weer baas over de mannen, dat is het geheele dorp de Schout natuurlijk uitgezon derd". Bij ernstige misdaden was de rechtspraak voor Zuid-Beveland te Goes, maar daar schijnt het ook nog al gemoedelijk te zijn toe gegaan; er werd van gezegd: „Wie wil stelen en niet wil hangen, Ga naar Goes en late zich vangen, Want de heeren van Tergoes Zijn zoo zacht als appelmoes." Bij de boeren was het werk anders geregeld dan nu. Zoodra de dagen lang genoeg waren stonden de knechten, de meiden en de vrouw (en als hij jong was ook de baas) des morgens te drie ure op. De knechten haalden de paarden uit de weide, spanden ze in reden naar het land om te ploegen of te eg gen, ten vier ure moesten de paarden aangespannen zijn, hoewel het in voorjaar en najaar dan nog on voldoende licht was. Er werd tot zeven ure gewerkt en dan toog men naar huis om, na verzorging der paarden, te eten. Na de karnemelksche pap van den vorigen avond had men niets gehad, dus kon men ook zonder mu ziek wel wat naar binnen spelen. Het morgenmaal (het woord ontbijt was onbe kend) was stevig en goed; brood met vleesch of spek kreeg men overvloedig. Het eten duurde niet lang. Vervolgens was er weinig verschil met de arbeids regeling van onzen tijd. Ten zeven ure des avonds was het werk afgeloopen, alleen in den hooitijd of den oogst werd wel eens later gewerkt. Des middags was er warme kost, eenvoudig maar goed en krachtig. Hoofdschotel was aardappelen een enkele maal, b.v. als de tarweoogst binnen was, platte koeke* ef smoutebellen en, heel zelden, wafels. In oude tijden waren er geen aardappelen, geen koffie, geen thee of andere uitheemsche voedings- of genotmiddelen. Men; was toen aangewezen op de middelen, die het eigen land opleverde; behalve brood van tarwe of roggemeel waren er ook boonen, erwten en fruit. Vleesch van rundvee en schapen ontbrak ook toen niet. Men dronk water, bier of mede, een gegiste drank, die uit honing bereid was. Uit de zandstreken kreeg men ter afwisseling boek weit-meel voor brij en boekweitgrutten voor de pap. De invoer van den aardappel heeft in de volks voeding een groote verandering gebracht. Eerst in het midden der achttiende eeuw kwam de aardap pel algemeen in gebruik, maar het ging langzaam. In het beging der 19de eeuw werd als iets bijzon ders verteld, dat er een boer was, die een koe drinkbak, ongeveer 8 a 10 hectoliter, vol aardap pelen had voor winterprovisie. Na dien tijd verbouwden iederen boer zijn eigen aardappelen naar behoefte, de arbeiders kregen eenige roeden land voor eigen verbouw, en ook ambachtslieden en burgers kregen op dezelfde wij ze hun noodige wintervoorraad. Bij de arbeiders was in het voorjaar de armoede nijpender, wanneer de aardappelen op waren, want in weinige gevallen was de voorraad voldoende tot de nieuwe pataten er waren. Handel in aardappelen was er weinig. In 1845 bracht de toen eerst optredende aardap pelziekte alles in de war en de armoede werd zoo veel erger, dat er van voedselgebrek gesproken moet worden. Er waren zoo weinig aardappelen dat er geen te verkrijgen waren, volgroeide waren er niet en het kriel werd met graagte gegeten. Er was schrijnend gebrek bij de arbeiders en velen gingen bedelen om een stuk brood bij de boeren, die het ook niet breed hadden. Kinderen stierven door on dervoeding en de sterfte die toen ook geregeld hoo- ger was dan nu, steeg tot het dubbele. Het was een bange tijd, later is de aardappelziek te niet meer zoo erg opgetreden, hoewel zij nim mer geheel geweken is. Terugkeerend tot gewone toestanden merken wij op, dat eerst van handel van beteekenis in aard appelen kan worden gesproken na de opening van het kanaal in 1866. De ongunstige toestand was de oorzaak dat in het begin der eerste helft der negentiende eeuw sommigen naar Noord-Amerika vertrokken om hun bestaan te verbeteren. Er was toen nog al wat geld noodig voor den overtocht, de vrij lange duur en de minder gunstige inrichting der schepen en de onbekendheid met het nieuwe land maakten het be sluit tot landverhuizing bezwaarlijk. Uit dien tijd is mij een gesprek overgeleverd van twee buurvrouwen. A.: Buurvrouw ik ben eens bij U gekomen, om dat ik meende, dat het voor U vandaag een zware dag is, nu uw zoon met vrouw en kind is afgereisd naar Amerika. B.: Het is heel goed buurvrouw, dat je eens hier komt want het is weer al eenigen tijd geleden, dat wij elkaar ontmoetten, maar een zware dag is het niet. Ze zijn vertrokken om het in Amerika beter te krijgen en ik hoop dat zij het doel bereiken, dat is dus geen bezwaar en de reis is nogal lastig, maar anders kunnen zij er niet komen en het aardrijk moet overal bewoond worden. A.: Ja buurvrouw, dat is wel zoo, maar het klei ne meisje, dat naar je heet en geregeld bij je kwam, zul je toch wel missen. B.: Ja, het is een lief kind, ze moet eerstdaags vier jaar worden, maar het blijft bij haar vader en moeder, het kan nergens beter komen. Wij hebben mooi weer, maar ik geloof toch dat wij verandering krijgen" Tot zoover het gesprek, waar uit men niet mag afleiden dat het scheiden altijd zoo koel en nuchter werd opgevat. Van tijd tot tijd zijn er gezinnen en alleenstaande mannen naar de Nieuwe Wereld overgegaan en voor het grootste deel schijnt het doel, lotsverbe tering, wel bereikt te zijn. Bij de boeren en welgestelde burgers was er in den regel overvloed van koe- en varkensvleesch, maar uitsluitend van eigen slacht. Alleen met ker mis werd wel eens een stukje versch vleesch aange kocht, alleen dan was daarvoor op het platteland gelegenheid. Bij sommigen was de voorraad zoo groot, dat er nooit spek gegeten werd minder dan een jaar oud, en gehakt in varkensblazen werd ook gedurende een geheel jaar gebruikt, het laatste was dan een jaar oud. Een schaap in October geslacht werd in April daarna eerst gegeten, maar dat was toch een uitzondering. Men moest aan dat alles wennen om het smakelijk te vinden. Algemeene regel was, dat in November voor het geheele jaar geslacht werd, een koe voor een of twee gezinnen en zooveel varkens als men bere kende noodig te hebben. Alles werd ingezouten, behalve de afval, die daarvoor minder geschikt was en versch opgediend werd. In het water waarin de ze afval gekookt was werden dan aardappelen ge kookt, men noemde dat versche soppen, gekookte peren en rapen behoorden er bij en zoo was het een lekker gerecht. Het spek en de hammen lagen drie weken in de pekel en werden dan afgewassen en om te drogen opgehangen aan den zolder in de woonkamer ook de worsten en de blazen met gehakt werden er bij gehangen. j Voor een heel jaar was er heel wat noodig, voor al in groote gezinnen en toch men kwam toe tot den volgenden slachttijd, ongerekend een klein varken vóór den zaaitijd. Het koevleesch werd gekookt ge geten, van het spek was het vet noodig om de stu- ten te smeren, daartoe werd het uitgebraden, maar ook veel spek en de ham werden gekookt. Men was in staat het vele vet te verteren, door den over vloed van lichaamsbeweging en door de karnemelk sche pap als avondkost. Bij de middagmalen en het pap eten des avonds aten allen uit een grooten schotel van grof aarde werk. In oude inventarissen vond ik een groot aan tal tinnen borden en schotels, deze dienden waar schijnlijk ook voor dat doel. Dat uit één schotel eten gaf soms aanleiding tot een wedstrijd in 't scheppen, met de toen ronde tinnen lepels, om zijn portie te krijgen. Een geval zij vermeld. Er werd een pap gegeten, die bijzonder in den smaak viel, de meid aan het einde der tafel gezeten, zag te kort en lepelde druk. De baas, die van een grapje hield, merkte het op •n trok den schotel naar zich toe, de meid kon er nu niet meer bij, maar door den nood gedrongen sprong zij met de knieën op de tafel en kreeg haar portie, te gemakkelijker om dat de anderen door lachen het scheppen vertraagden. Het brood at men van een ongeverfd schoon ta felblad. In oude tijden zat men op houten banken, in later tijd op stoelen met biezen maten, de baas op een leuningstoel. Koffie en thee werden gedronken ook bij het broodeten, maar er werd vooral door de mannen bier gedronken en dit werd aan de knechten en, bij het zaaddorschen oogsten en mestrijden, ook aan de arbeiders te drinken gegeven. De boer was de baas in het bedrijf en de ver houding tot de arbeiders was meestal vertrouwelijk. De baas toonde belangstelling voor de wederwaar digheden der arbeiders en deze wederkeerig voor het boerengezin en het bedrijf. Er is een voorbeeld, dat de arbeiders aanboden ook iets van hun loon bij te dragen, om een plaatsvervanger voor de mili tie voor den zoon van den boer, te koopen, dewijl hij moeilijk in het bedrijf kon worden gemist. Wie maar eenigszins kon, kocht voor zijn dienstplichti gen zoon een rempla9ant of een nummerverwisse- laar, ook de laatst genoemde behoefde niet tot de zelfde gemeente te behooren, maar deze vervanging telde niet mee voor broederdienst. De boerenhuizen waren ingericht om gedurende den winter te wonen in het vertrek waarin gestookt kon worden; het was de grootste kamer en zij werd ten onrechte de keuken genoemd, hoewel er ook wel gekookt werd. De voorkamer diende als zomer vertrek, hier kon niet worden gestookt. Terzijde was een opkamer dienende als slaapplaats voor de meiden. De vrouW en de baas sliepen in de keuken als mede de jonge kinderen, want er waren twee bed steden en een spinde, om dagelijksche benoodigd- heden op te bergen. Houten vloeren kwamen wei nig voor, algemeen was de vloer van gebakken te gels en deze bedekt met biezen matten; in de keu ken, wanneer zij in den zomer niet bewoond was, lagen blokjesmatten. In die kamer was ook het ka binet of de pierel waar in kleederen en sieraden werden bewaard en waarop soms een kostbaar porseleinen stel te pronk stond. Verder was er achter in het huis nog de achterst- penne, een ruimte waarin de zoldertrap en kelder- Ingang werden gevonden. De kelder diende als berg plaats van het biervat met kraan en de boter, als mede van de teilen waarin de melk stond om te roomen. Bij ieder boerenhuis behoorde een bakkeet, aan het huis vast of afzonderlijk gebouwd, de oven en de stookhaard waren er in. De oven werd heet ge stookt met musterd en koolzaadstroo. De bakkeet werd door propere boerinnen en zij waren bijna allen proper gebruikt om des zo mers in te eten en voor zoo veel men te huis was in te wohen. Men deed dit om het eten niet ver te moeten dragen en het huis schoon te houden. Er wai dan een flink huis, maar men woonde in de warme en enge bakkeet. Oudtijds sliepen de knechten in bedsteden in het jongenskotje in de schuur, later was voor hen de slaapplaats op den zolder, die ook diende om graan op te bergen. (Wortd vervolgd)..

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 5