DAMMEN EN SCHAKEN. VOOR DE JEUGDi Onderredactie i 6w fes«.aru a s-s-a-g-aI srlJrs j mtUj VAN DRIE PRINSJES, OP BEZOEK BIJ EEN KOLENBRANDERSVROUW. ZEEUWSCHE KRONIEK. GRAPHOLOGIE. Mevrouw C. E. DE LILLE HOOGERWAARD. van O T3 jï rt TJ O JD J, OJ5 CÜ >J1 «113 OJ!'a+,^ N +J-T30S -Q ;5 .v, uwi„ uianj "o a) M <0 M -a C T3 3 -M - 0> ctJ 1Q T3 *"0 'oC-D 'Oli nx fca> T3 S. -a iETS TTT? CL - '-a c T3 -^3 T Tc cy in ■J2 -M l> TT CI, CL, CO —i«S CCS stem waar, die zoo wonderbaar be minnelijk klinkt, ziet men oogen die zielvoller, die inniger niet te denken zijn.Op zekeren dag. is men opnieuw verliefd Burgerman had Cora leeren ken nen, en verraste Immo met de tij ding, dat „het met Elisa nu maar moest ophouden „U kunt Elisa nu wel overboord gooien, mijnheer Burgerman", zei Immo somber „maar ik maak u er op attent, dat het meisje deze te leurstelling niet zal overleven. dat zij er een eind aan zal ma ken. Toen lachte Burgerman wat ruw en wat luid. „Jongeman, ik ken de vrouwen beter Den afscheidsbrief aan Elisa neem ik nu wel voor mijn rekening; ik schrijf hem zelf En voordat Immo een woord kon ant woorden, was hij opgestaan en de draai-deur uitgedraaid. Drie dagen later had Immo den afscheidsbrief van Burgerman in handen. Elisa had hem, zooals ge woonlijk, ongeopend aan Immo doorgezonden. Met bevende vin gers opende Immo het couvert. Zou het mogelijk zijn? Dus alles nu uit, alles uit? Slechts enkele regelen bevatte het briefje. Het luidde: „Fini uit ik wil niets meer hooren Burgerman. N.B. Hierbij ingesloten een chè que van 2000 mark." Bestaat er iemand op de wereld die het Immo kwalijk zal nemen, dat hij den brief in honderd kleine stukjes scheurde, de chèque in zijn zak wegborg en inderdaad niets meer van zich hooren liet? WAT NIET IEDEREEN WEET, De zonnesteek is in de Vereenig- de Staten van Amerika een zeer alledaagsch verschijnsel, waardoor jaarlijks meer dan 200.000 arbeids dagen verloren gaan. Alle vijf minuten wordt in New- York aan een nieuw huis begon nen, iedere minuut rijdt in een der New-Yorksche spoorwegstations 'n personentrein binnen, alle dertien minuten gaat er een paar trouwen en alle vijf minuten ziet daar een kind het levenslicht. Op een antiquiteitenveiling in Londen werd dezer dagen voor een eenvoudigen, porceleinen beker met zilveren rand 10.000 gulden be taald. De beker was uit den tijd der Chineesche Ming-dynastie (1400 tot 1600). Een schoolopziener examineerde de klas op Bijbelsche geschiedenis en vroeg wat voor vogel Noach 't eerst uitliet uit de ark. Na een lang stilzwijgen stak 'n kleine jongen z'n vinger op en zei- de: ,,'n duif, mijnheer De schoolopziener uitte z'n ver wondering dat alleen de kleinste jongen van de klas goed antwoord had gegeven op de vraag. „Ja maar, mijnheer, zei een van de andere jongens, die zich het ver wijt aantrok, „zijn vader heeft ook een vogelenzaak". De ouwe Barbara, zeventig jaar oud, wilde op een Zondag haar even oude vrendin in het naastbij gelegen dorp bezoeken. Moeizaam strompelde zij den zonnigen land weg op. Een boerewagen kwam haar ach terop gereden. De voerman stopte en vroeg vriendelijk: „Wil je soms meerijden, vrouwtje?" „Ga door, valsche, gemeene meisjeshandelaar riep de oude Barbara verschrikt. „Je zal mij niet snappen Hij: „Nu je mij het jawoord gege ven hebt, wat ga je nou doen, als straks je andere bewonderaars ko- - Zij: „O, dat weet ik nog niet. Ik zal je dan wel ergens verstoppen" 1 Januari 1875, Te Oost-Souburg is op zijn bui tenplaats overleden Abraham Jo hannes de Smit van den Broecke, vice-admiraal, buitengewoon adju dant van den koning, enz. Hij was den 13 Mei te Aardenburg gebor- ren. Op het thans gesloten kerkhof te Oost-Souburg staat op zijn graf een monument. 2 Januari 1909- Te Middelburg overlijdt op 90- jarigen leeftijd Dr. J. C. de Man. Hij was een zeer wetenschappelijk man op geneeskundig en historisch gebied, 4 Januari 1810. Geheel Walcheren wordt bij Frankrijk ingelijfd, kort nadat de Engelschen van daar vertrokken zijn (24 Dec. 1809). Vlissingen was reeds in 1807 met een grondgebied van 1800 ellen rondom de stad bij Frankrijk gevoegd. Den 16en Maart 1810 volgde het overige deel van Zeeland. 5 Januari 1647, Bij een buitengewone lage ebbe kwam bij Domburg de oude kust van Walcheren bloot. Men ontdek te den vloer van een onbekenden tempel, beelden, gouden en zilve ren penningen en offerschalen. De beelden waren gewijd aan de Ro- meinsche goden Jupiter en Neptu- nis en aan de inlandsche godin Ne- halennia. i 7 Januari 1430. Filips van Bourgondië huwt te Sluis met Isabella van Portugal. Sluis was toen een belangrijke han delsstad, gelegen aan het Zwin, een water, dat doorliep tot Brugge. R. B. J. d. M. Schriftbeoordeelingen. Middelburg. Een emoti oneel, maar zeer gesloten karakter, (hoofd-eigenschap). De schrijver is niet buiten gewoon actief en niet bijzonder gevoelig. Er is iets on natuurlijks in dit schrift. Terwijl normaal de ophalen dun en de neerhalen dik zijn, is dit hier juist anders om. 't Is een man die zich niet weggooit, ietwat aanmatigend en hoogmoedig is, een zekere zelf- inbeelding bezit en het heerlijk vindt, wanneer hii geprezen wordt. Hij heeft een behoorlijk verstand en praat gaarne, maar is niét open hartig. Er is een zekere ontevre denheid in dezen schrijver, omdat hij meer wil, dan hij kan. Hij mist logica en springt daardoor weieens van de hak op den tak. Een abso luut evenwichtig mensch is 't niet L. Beschaafd schrift. Een meisje met een goede opmerkings gave; vriendelijk, voorkomend, be hulpzaam, medelijdend. Een leven dig enthousiast karakter, energiek, rechtschapen en zelfbeheerscht, en 'n werkzame aard. Geen egoistisch maar een egocentrisch karakter (een meisje, dat veel met zich zelf bezig is) meer gesloten dan open hartig. Zij is opgewekt en levens lustig; is zeer gevoelig voor zin- tuigelijke. gewaarwordingen en heeft, een amoureuzen aanleg. Schrijfster heeft over 't geheel, meer neiging om te geven, dan de behoefte om te ontvangen. Zij is niet geheel evenwichtig. Belang stelling voor ethische problemen. Haar zieleleven heerscht over de werkzaamheid van den geest. A. H. Het meisje L. is jonger in jaren, maar meer bezonken dan A, H. Deze jonge man is ouder, LOUIS PAULSEN, Op 15 Januari a.s. is het juist 100 jaar geleden dat Louis Paulsen te Nassengrund in Lippe-Detmond werd geboren. Geboren uit een familie van schaakspelers speelde hij dagelijks met zijn broeders of zuster. Zijn vader was zijn leermeester. In Augustus 1854 trekt hij naar de overzijde van den Oceaan en begint daar na eenige jaren de vele theoretische ontwikkelingen te) bestudeeren. Talrijke varianten van het Evans- gambiet, van de Spaansche, Fran- sche en Siciliaansche openingen, die nu gemeengoed zijn van alle schaakkenners, danken wij daar aan. Onderstaande partij is de eenige die door den genialen Morphy ver loren werd uit een eersten wed strijd van 8 partijen met Louis Paul sen. Wit: PAULSEN. Zwart: MORPHY. Driepaardspel gespeeld 2 Nov. 1857 te New-York, 1. e2e4 e7e5 2. Pgl—f3 Pb8c6 3. Pbl—c3 Lf 8c5 beter is Pf 6 om Pe5:! te ont gaan. 4. Lf 1—b5 5. d2—d4 6. Pf 3Xd4 7. Pd4Xc6 8. Lb5—a4 d7dó e5Xd4 Lc8d7 b7Xc6 Dd8h4 een vervroegde aanval. 9. 0—0 Pg8f 6 10. Ddl—f3 Pf 6g4 11. Lelf4 Pg4e5 12. Df 3g3 Dh4—f6 Morphy vermijdt den afruil der dames, zijn kracht ligt in het com- binatierijke middenspel; de afruil was hier beter geweest, want de aanval gaat nu op Paulsen over. 13. Tal—dl Belet de rochade maar kinderlijker. Een jonge man, voortvarend, doorzettend en actief, hij heeft een meer open karakter dan L. is emotioneel en strijdlustig, neemt gaarne het initiatief tot net een of ander maar botst meerma len tegen de meening van derden. Ook hij is egocentrisch en ietwat lichtgeraakt en niet geheel in evenwicht. Is behulpzaam en vrien delijk en heeft een goede opmer kingsgave. Aanleg voor mystiek? Zijn gevoelens zijn spontaan en warm maar niet altijd standvastig, doch steeds eerlijk gemeend. Het meisje heeft neiging tot geven, de jonge man ontvangt liever. Grapholoog. Zij, die prijs stellen op een be oordeeling van hun handschrift door den aan ons blad verbonden grapholoog, zenden ons tenminste tien regels van hun gewone, na tuurlijke handschrift, liefst op on- geliniëerd papier. De afzender be hoeft ons niet bekend te zijn; ini tialen, schuilnaam, motto is vol doende, wel dienen opgegeven te worden geboortedatum, leeftijd en geslacht. Men zende ons tegelijk een postwissel ad 1,10, waarop als afzender hetzelfde staat als onder de schriftproeve, dus of de ware naam, of de schuilnaam. De beoordeeling volgt dan later in het Zondagsblad. 13h7—h6 14. Kgl—hl g7g5 Een poging om den aanval te hernemen, die door Paulsen meesterlijk weerlegd wordt. 15. Lf4Xe5 dóXe5 f g h 16. b2b4! Lc5dó De pion was niet te slaan, we gens 17. Td7: Kd7: 18. Pd5, Dd6 19. Dh3f Kd8 20. Pb4: Db4: 21, Lc6: enz. op 17. Lc3: zou 18. Tc7; volgen. 17. Tdl—d3 hó—h5 18. Tf 1—dl a7—a6 19. Pc3e2 Ta8—d8 20. a2a3 g5g4 21. c2c4 Df 6h6 22. c4c5 h5h4 23. Dg3e3 Ld6e7 De dameruil zou thans niet gaan, omdat wit na f e3: eerf stuk zou winnen Td7: naast Lc6: 24. f 2—f 4 e5Xf 4 25. De3Xf4 Dh6Xf4 Nu moet zwart wel ruilen, we gens de dreiging Dc7: 26. Pe2Xf4 Th8—h6 27. Pf4—e2 f7—f5 beter was Lc8. Zwart kan zich niet meer bevrijden. 28. e4e5 Th6e6 29. Pe2—f4 Te6Xe5 30. Td3Xd7 >Td8Xd7 31. La4Xc6 Le7d6 32. c5Xd6 c7Xd6 33. Khlgl Ke8d8 34. Lc6Xd7 Zwart geeft op. De partij werd ontleend aan het Morphyboek van Maróczy. 't Was in den namiddag van 6 Januari 1764 dat drie jongens,- waarvan de oudste ongeveer twaalf of dertien jaar oud kon zijn, de middelste tien, en de jongste wellicht acht of negen jaren telde, door het bosch van Marly draaf den, telkens verschrikt omkijkend, wanneer zij achter zich of in het struikgewas eenig geritsel hoorden. Doch bangheid was het niet, dat hen zoo vaak het hoofd deed om wenden, want daarna draafden zij weer lachende voort. Toch scheen het vroolijke drie tal iets te doen, wat niet mocht. Dit bleek ook, toen de middelste den oudste knaap vroeg: „Zouden wij niet teruggaan, Lou?" Waarop da delijk de oudste hem geruststelde door lachende te zeggen: „Ben je dwaas? 'k Weet beslist, dat nie mand ons nog heeft gemist We kunnen best wat verder het bosch indwalen Leve de vrijheid, jon gens De twee jongsten schenen, door dezen vroolijken uitroep aange vuurd, hun gedachte van terug te willen gaan weer te vergeten. Ook zij liepen vlug verder en weldra hadden zij zulk een dolle pret, dat zij geen vermoeidheid schenen te voelen en aan terugkeeren dus nog niet dachten. Zoo liepen zij voort, totdat zij in de verte een hut zagen. Niet wetende, dat in de hut "een ko lenbrander met zijn gezin woonde, stelde de oudste voor, daarin een kijkje te gaan nemen. „Daar woont blijkbaar geen ster veling in," sprak hij. „En ik wil wel eens zien, hoe zoo'n leelijk, klein huis er van binnen uitziet. „Laten wij er liever niet binnen gaan," waarschuwde de jongste. ,,'t Kan best een roovershol zijn „Wel, dat zou juist fijn zijn; dan beleven wij nog eens een echt avontuur riep de oudste lachen- RO FRANKFORT- de uit. Ook de middelste wilde wel eens een avontuur beleven. En omdat de jongste niet laf wilde zijn, volgde hij de anderen naar de hut. Groot was echter hun teleurstel ling, toen zij het verblijf van het kolenbrandersgezin hadden bereikt en daarin, al glurende door de half- openstaande deur, geen roovers za gen. Slechts een armoedig geklee- de vrouw en een kind bevonden zich in het vertrek. De vrouw nam juist de ketel op, die aan een ket ting boven een houtvuur hing, en het kind speelde met een uit lap pen gemaakte pop op den vloer. „We zullen in deze hut geen avontuur beleven fluisterde de oudste. „Wel jammer, dat er geen roo vers wonen", klonk het eenigszins teleurgesteld uit den mond van den tweede. Doch de jongste zuchtte als op gelucht en stelde dadelijk voor: „Laat ons de hut binnengaan en vragen, waarom die vrouw in zoo'n donker» verblijf woont Zonder het antwoord der twee an deren af te wachten, duwde hij de deur wat verder open. Heel even schrikte hij van het geknars der roestige scharnieren, maar hij was al binnen. Ook de vrouw keek eenigszins verschrikt bij dit knar sende geluid. Ze dacht, dat haar man, die wat dieper in het bosch houtskool maakte, reeds thuis kwam om te eten, en het maal was nog niet gereed. „Is 't al zóó laat?" vroeg ze daarom, zonder om te zien, wie er binnenkwam. Maar toen ze op haar vraag geen antwoord kreeg, keek ze naar de deur, en voordat ze het drietal iets kon vragen, begon de oudste tot haar: „Hoe kunt u toch wonen in deze donkere, triestige hut, en nog wel met een deur, die zoo akelig piept en knarst?" Vreemd keek reeds de vrouw op bij het zien der drie keurig geklee- de knapen, die daar in een ganzen- rijtje stonden en verbaasd rondke ken. „Wij, arme lieden, zijn niet ge wend in een beter verblijf te wo nen, jongeheer," was haar eenigs zins verlegen antwoord. „Wij zijn reeds tevreden, als we een dak bo ven ons hoofd hebben en geen ge brek behoeven te lijden. „En wat kookt u daar in den ke tel, dat zoo lekker ruikt?" vroeg de tweede. „Wat u ruikt, is niet het water in den ketel," hernam de vrouw. ,,'t Is een verschgebakken Drieko ningenbrood Kijk, daar ligt het op een schotel. De drie knapen staarden met groote oogen nieuwsgierig naar 't ronde, bruin-gebakken brood op 'n grooten, groven schotel, die midden op de ruw-houten tafel prijkte. „O, wat ziet dat brood er heer lijk uit riep de jongste van het drietal. „Ik denk, dat zulk 'n Drie koningenbrood ook wel lekker zal zijn, nietwaar?" De vrouw, zeer gevleid door de zen ongekunstelden uitroep, vroeg toen ook dadelijk: „Willen de jon- geheeren misschien een stukje van het brood proeven? 't Is eigenlijk wel voor vanavond bestemd, maar 't is groot genoeg; ik kan er dus best wat afsnijden, als ik er u een genoegen mee doe. „Ik zou.er wel graag een stukje van willen opeten," sprak de jong ste. ,,'k Heb ergen honger," „Ik heb er ook wel trek in", zei de tweede. „Zit er een boon in?" vroeg de derde. „O, wel drie boonen deed ik er in", vertelde de vrouw, terwijl ze, met een groot mes, drie sneden van het groote, ronde brood afsneed en deze, op één bord, hun voorzet te. „Ja, 'k bezit maar twee borden", verontschuldigde zij zich. „Ge moet u dus maar wat behelpen." Lachende verzekerde haar daar op het drietal, dat zij dit lekkere brood zelfs wel zonder een bord te gebruiken konden eten. Gretig hap ten zij toen in het werkelijk goed smakende brood, en al heel gauw riep de oudste: „O, ik heb een boon „Ik bijt er juist ook op een riep de tweede. „O, en ik heb er ook een schreeuwde de jongste, en hij toon de lachende een harde, witte boon, „Wel, jongeheeren, dan zijt ge al le drie Koning," sprak ook de vrouw lachende. „Dan moet ge eigenlijk een kroon op uw hoofd dragen Maar, die kan ik u niet geven, doch wèl nog een stukje van het brood. Weer sneed ze daarop drie sne den af, die ook weer met evenveel smaak door het vroolijke drietal werden verorberd. Al etende riep toen op eens de jongste: „Verheelt jullie je eens, dat onze deftige gouverneur ons zoo eens zag Wat zou hij een oogeni opzetten „Hij zou het dadelijk aan groot vader vertellen lachte de twee de. „Grootvader zou ons geheim uit stapje heelemaal niet erg vinden", sprak de oudste. „Maar de verve lende gouverneur, die stijve, akelig-deftige de la Vaugyon, die ons aan die vervelende Latijnsche werkwoorden en verbuigingen be zig denkt, zal natuurlijk woest zijn, als hij ons niet op de leerzaal vindt." „Onze verwaande gouverneur denkt misschien op dit oogenblik in 't geheel niet aan ons," meende de tweede. „Die denkt waarschijnlijk meer aan zijn prachtige kleeren, die hij vanavond op het Driekoningen bal zal aantrekken. Terwijl zij zoo spraken over het groote feest, dat dien avond groot vader zou geven, bedacht op eens de oudste van het drietal, dat het meer dan tijd was, naar huis te rug te keeren. „Nu vlug naar het kasteel terug, jongens sprak hij. „Hè, moet u naar een kasteel?" vroeg de vrouw, die haar handen van verbazing ineensloeg. „Naar welk kasteel?" „Wel, naar Marly," legde de oudste haar uit. „O, u woont dus op het Kasteel van den Dauphin van Frankrijk?" hernam de vrouw op nog meer ver baasden toon. „Ja, daar wonen wij alle drie riep de jongste. „U ziet dan zeker wel vaak den goeden Dauphin, hè?" vroeg de vrouw. „En kent, u ook zijn kinde ren?" Men zegt, dat zij even goed en vriendelijk zijn als hun vader. Is dat werkelijk zoo?" „Dat is erg prettig voor die jon gens, als de menschen zoo iets ver tellen," sprak de oudste. „Doch wij kunnen niet zeggen, of die jongens niet of wel aardig zijn.... Maar nu moeten we werkelijk naar huis, goede vrouw", ging hij voort. „Maar we mogen hier zeker nog wel eens terugkomen, nietwaar?" „O, zoo dikwijls u maar wilt," was het vriendelijke antwoord. „En dan komt ge alle drie, zooals van daag. En denkt er aan, dat ge vandaag alle drie Koning zijt. Ver geet dit niet „Wij zullen het werkelijk niet vergeten," beloofde haar het drie tal. 4! Dien avond, terwijl zij met haar man van het Driekoningen-brood at, vertelde zij den kolenbrander van de drie aardige knapen, die zoo van het brood hadden gesmuld, en die heel toevallig de drie boonen vonden. „Ze vonden er ieder één," sprak ze. „En ze waren toen zoo blij. En je kon aan alles zien, dat het kin deren van rijke ouders waren, want ze waren zoo keurig gekleed.... 't Zijn bepaald kinderen van een der edellieden aan het hof van den Dauphin. Ze vertelden ook, dat zij op het kasteel Marly woonden. En daar kregen ze les van een gou verneur, zooals ik uit hun gesprek hoorde. Dat moet dan zeker een soort schoolmeester zijn, hè?" „Ja, zoo iets zal het wel zijn," meende de kolenbrander. Doch heel vreemd keken de ko lenbrander en ook de vrouw op, toen een page, gekleed in de kleu rige livrei van den Dauphin, de hut binnenkwam en de vrouw een prachtige pop gaf, die, aan een koord om haar hals, een klein taschje droeg. „Deze pop moet ik u geven goe de vrouw", sprak de page. „Ze is bestemd voor uw kind. En het taschje aan het koord is voor u. Wat daarin is, wordt u geschonken door de drie prinsjes, de zonen van den Dauphin, die u nogmaals be danken voor uw gastvrij onthaal op

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1933 | | pagina 10