ZEELAND.
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEÜWSCHE MIDDELBÜRGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 4 NOVEMBER 1932. No. 261.
DE GOESCHE GASTHUIS
KWESTIE.
NA DE OPERATIE.
DR AISM A-van-VALKLÖBURQ'S-
e A •iLEVERTR/
PERSKRONIEK.
MIDDELBURG.
Men schrijft ons uit Goes:
De besprekingen in den Goeschen Raad
betreffende de gasthuiskwestie hebben
wel een zeer eigenaardig verloop gehad.
Het is niet ondienstig nog eens na te
gaan hoe de ontwikkeling van deze zaak
is geweest, omdat de verschillende rap
porten en besprekingen, die werden uit
gebracht en uitgevoerd, de eigenlijke
principieele vraag hebben vertroebeld.
Eerst moge een kort overzicht van den
gang van zaken worden vermeld.
De rekening van het Gasthuis ver
toont voor het eerst over 1929 een na-
deelig saldo en wel ten bedrage van
14.423.51 y2 en de vraag rees of dit te
kort door de gemeente Goes gedragen
behoorde te worden. Deze vraag werd
door B. en W. in handen gesteld van de
Vereeniging van Nederlandsche Gemeen
ten, die daarvoor den 24en Juni j.l. een
rapport heeft uitgebracht, dat zeer veel
stof heeft doen opwaaien, niet zoozeer
door de beantwoording van de gestelde
vraag, dan wel door de ernstige beschul
digingen, die daarin tegen het Gasthuis-
bestuur werden geuit.
De verschillende data, waarop de re
keningen en begrootingen van 't Gast
huis ter goedkeuring bij het gemeente
bestuur gedurende de laatste jaren wer
den ingediend, worden in het rapport
nagegaan, en daarbij blijkt, dat deze in
diening steeds veel te laat is geschied,
een handelwijze, die althans volgens het
rapport, spot met elk behoorlijk comp
tabel beheer. Daarnaast wordt aan het
Gasthuisbestuur het verwijt gemaakt,
dat de ramingen van de begrootingen
der laatste dienstjaren geschied zijn op
een wijze, die niet in overeenstemming
was met de .werkelijkheid, zoodat zij
geen zuiver beeld gaven van den werke-
lijken financieelen toestand. In dit ver
band schroomt het rapport niet het
woord misleidend te gebruiken. Ten slot
te wordt de conclusie getrokken dat een
nauwkeurig onderzoek naar het finan
cieel beheer noodzakelijk is.
Uit het vorenstaande blijkt, dat in
derdaad wel zeer ernstige beschuldigin
gen tot het Gasthuisbestuur werden
gericht en het behoeft dan ook geen ver"
wondering te wekken, dat dit bestuur
zich in een uitvoerige memorie van ant
woord krachtig verdedigd heeft.
Uit deze memorie blijkt, dat de late
indiening van begrootingen en rekenin
gen te wijten is, althans in hoofdzaak,
aan de langzame procedure, die ten stad-
huize werd toegepast bij de goedkeuring
van de ingediende stukken. De vertra*-
ging, die daardoor ontstaan is begon
reeds bij de rekening over 1927, die pas
den 2eti September 1929 door den Raad
werd vastgesteld. In de volgende jaren
heeft deze achterstand zich nog verder
vermeerderd, zooals in de memorie van
het Gasthuisbestuur op duidelijke wijlte
wordt aangetoond. De onbevooroordeel
de lezer moet dan ook bij de bestudee-
ring van de gewisselde stukken wel tot
de conclusie komen, dat de Vereeniging
van Nederlandsche Gemeenten in haar
rapport, zonder zich van den feitelijken
gang van zaken op de hoogte te hebben
gesteld, een onrechtvaardige beschuldi
ging ten aanzien van dit punt heeft ge
uit.
Ten aanzien van de tweede beschuldi-
ging het indienen van misleidende be
grootingen beroept het Gasthuisbe
stuur zich op een schrijven van B. en W.
van 12 April 1930, waarin het bestuur
door B. en W. wordt uitgenoodigd om
door een verhooging van de raming van
sommige inkomsten de begrooting slui
tend te maken. Dit geschiedde voor het
eerst ten aanzien van de begrooting 1929,
daarna ook voor de begrooting 1930,
maar door de critiek van de Financieele
Commissie op de begrooting 1931 werd
deze in overeenstemming gebracht met
de te verwachten werkelijkheid.
Ook de tweede beschuldiging in het
rapport van de Vereeniging van Neder-
Door Dr. Jan Walch.
83.
Zijn gedragingen indertijd waren
toch niet zoo heel correct. En denkt u
nu eens aan zijn houding bij uw jubilé!
JVlaar Henri zou niet de genezen Henri
geweest zijn, als hij dat niet had voor
zien; en daarin niet voorzien had; mel
ding makende van een rapport, dat dr.
Marelman voorzeker geneigd zou zijn te
maken; die had hem daarover al eens
gesproken, hem gezegd dat hij er prijs
op stelde, om, als dit hem soms in eenig
opzicht van nut kon zijn, een verklaring
JP te stellen betreffende zijn hoogst
eigenaardige, gelukkig maar tijdelijk ge
bleken, psychische abnormaliteit. Wat
daar in zou staan, wist hij natuurlijk
n!eti *..zou °°k mischien wat te tech
nisch zijn om door een leek begrepen
te kunnen worden, maar in een geval
als dit was het toch misschien geraden,
Dr. Marelman daar eens aan te herin
neren? Inderdaad, dat zou zeker wel
goed zijn, ried de heer Colver aan;
waarop Henri met zijn sollicitatie en 't
reeds lang gereed zijnde stukje auto
biografie voor den dag kon komen.
landsche Gemeenten blijkt onrechtvaar
dig te zijn. Van misleiding is geen sprake,
het Gasthuisbestuur heeft slechts ge
volg gegeven aan de wenschen en aan
wijzingen van het college van B. en W,
en de gevolgen daarvan komen geheel
voor de verantwoording van dat col
lege.
Hoe het mogelijk geweest is, dat de
Vereeniging van Nederlandsche ge
meenten dergelijke 'ernstige beschuldi-
gingen heeft geuit zonder zich behoor
lijk op de hoogte te stellen van de feiten
en zelfs zonder het betrokken bestuur
daarover te hooren, is onbegrijpelijk.
En even onbegrijpelijk is het, dat het
College van B. en W. eveneens zonder
raadpleging van het Gasthuisbestuur
en bovendien zonder eenige commen
taar te geven omtrent zijn zienswijze
over het rapport, dit rapport bij den
Raad aanhangig heeft gesteld.
Wij mogen op grond van de gewissel
de stukken aannemen, dat het Gasthuis
bestuur wegens het gevoerde beheer
niet aansprakelijk is voor de tekorten op
de exploitatie, en komen dan ook terug
op de eigenlijke principieele vraag
waarom het hier gaat: Moet de ge
meente Goes die tekorten dragen?
Het is verwonderlijk te zien hoe B. en
W. van Goes steeds de beantwoording
van die vraag ontwijken en zelfs de con
sequentie van een bevestigend antwoord
nog niet eens onder de oogen hebben ge
zien. En toch is de beantwoording niet
zoo buitengewoon moeilijk. In de eerste
plaats is er de brochure van den voor
zitter van het Gasthuisbestuur, die op
overtuigende wijze een bevestigend ant
woord bepleit. Maar zelfs als men dit
betoogt, niet zonder meer wenscht te
aanvaarden, ook dan nog zijn er andere
aanwijzingen, die in dezelfde richting
gaan.
In het rapport van de Vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten wordt ten
slotte de gestelde vraag eveneens beves
tigend beantwoord, zooals blijkt uit de
navolgende zinsnede:
„Naar onze meening kan n.l. de ge
meente Goes niet volstaan met het aan
nemen van een afwijzende houding ten
aanzien van het verzoek van het Gast
huisbestuur om de tekorten te dekken,
doch zal het gemeentebestuur zich re
kenschap moeten geven van de vraag,
of het in het belang van de Gemeente
Goes is, dat de ziekenhuisafdeeling van
het Gasthuis blijft voortbestaan".
Wanneer men dan nog in aanmerking
neemt, dat uit de memorie van het Gast
huisbestuur blijkt, dat op een vergadering
met het College van B. en W., gehou
den 22 September 1932, de burgemeester
heeft medegedeeld dat B. en W. het er
volkomen mede eens zijn, dat de gemeen
te niet afwijzend moet staan tegenover
de dekking der tekorten, dan moet men
toch wel tot de conclusie komen, dat
omtrent de beantwoording van de prin
cipieele vraag geen twijfel meer bestaat.
Zoowel het Gasthuisbestuur, als de
Vereeniging van Nederlandsche Ge
meenten, als B. en W. van Goes hebben
deze vraag bevestigend beantwoord,
Niettegenstaande dat alles schrijven
B. en W. d.d. 19 October 1932 in een
voorstel aan den Raad, volgens hetwelk
de gemeente garant zal zijn voor een
door het Gasthuis te leenen bedrag van
15.000 het navolgende:
„Wij hebben ons voorloopig op het
standpunt gesteld, dat de Gemeente niet
verplicht kan worden om tekorten eener
zelfstandige instelling als het Gasthuis,
onverschillig op welke wijze ze zijn ont
staan, te dekken".
Het college van B. en W. verklaart
dus (voorloopig) precies het tegenover
gestelde van hetgeen den 22en Septem
ber j.l. aan het Gasthuisbestuur als zijn
standpunt werd medegedeeld. Getuigt
een dergelijke uitspraak niet van vol
slagen stuurloosehid in deze materie?
Veel en veel te laat hebben B. en W.
ingezien, dat de exploitatie van het
Gasthuis belangrijke tekorten oplever
de. Men heeft een ware struisvogelpoli
tiek gevolgd en nu het eenmaal vast
staat, dat er groote tekorten zijn, nu
Met ingang van 1 Mei werd hij in zijn
functie hersteld. En als men nu ook nog
bedenkt, dat de malaise zeer aan het
luwen was, zoodat men het wel kon wa
gen meteen weer 'een ruimer woning te
betrekken, dan is het begrijpelijk, dat
Henri en Clara lust hadden om hun
-jarig huwelijksfeest dat was
den 26sten Mei glorieus te vieren.
Daar zaten ze in de ruime eet-tuin-
kamer aan den feestelijken disch. Het
bruidspaar; naast Henri zijn schoon
moeder, mevrouw Garenne, naast Clara
dr. Marelman. Dan de oude mevrouw
van Hoghen Lugt; de heer Garenne volg
de; hij was een galant man; en een pret
tige tafelbuur, dat kon zelfs de oude
mevrouw Lugt, die hem en zijn vrouw
overigens haatte met den volkomen
haat der jaloerschheid, niet ontkennen.
En dan had men natuurlijk ook, zeer
hoog geplaatst, de vrienden van het dé-
missionnaire comité De Leugen Vooruit
Kees Bender en Eugenius Haas; al moes
ten ze wel achtergesteld worden bij
zoo aanzienlijke gasten als de heer en
mevrouw Col ver; wier tegenwoordigheid
dan ook wel zeer en zeer te appreciee-
ren was. Oom Sextius was overgeko
men, in het gezelschap van een reus-
achtigen Bosschen bruiloftskoek, 't
hebben B. en W. (blijkens de couranten
verslagen der raadsvergadering) zich nog
niet eens op de hoogte gesteld van het
totale bedrag waarom het gaat. Zonder
van „grove nalatigheid" te spreken, mag
hier toch wel de vraag gesteld worden
of het B. en W. bij de behandeling van
deze kwestie niet ontbroken heeft aan de
vereischte doortastendheid, aan den
noodigen vooruitzienden blik, die den
waren regeerder behoort te kenmerken.
De Goesche Raad heeft besloten niet
voor 15.000 maar voor 60.000 garant
te zijn ten behoeve van het Gasthuis,
voor een door het bestuur te sluiten
leening, maar een principieele beslissing
is nog steeds niet genomen.
Het is wel merkwaardig, dat ook
van den Goeschen Raad geen aandrang
is uitgegaan om nu toch eindelijk tot een
zoodanige beslissing te komen. Zonder
een zoodanige beslissing is het onmoge
lijk de zoo noodige orde op de zaken te
stellen en vast te stellen wat de finan
cieele gevolgen van de tekorten voor de
Gemeente Goes zullen zijn.
Laat men deze zaak toch krachtiger
aanvatten dan tot dusver is geschied,
zonder van het kastje naar den muur en
van den muur naar het kastje te loopen.
De thans genomen beslissing is, onver
schillig van de vraag of het gaat om een
bedrag van 15.000 dan wel over 60.000
gulden, alweer in hooge mate halfslach
tig-
De Gemeente Goes is aansprakelijk of
zij is het niet, daar draait de geheele
zaak om. Wanneer zij wel aansprakelijk
is, laat zij dan direct een dekkingsplan
der bestaande tekorten opstellen en ter
stond overwegen welke maatregelen
noodig zijn om de toekomstige tekorten
zoo spoedig mogelijk te beperken.
Met de tot dusver vertoonde angst
vallige besluiteloosheid wordt echter het
gemeentebelang zeker niet gediend.
(Ingez. Med.)
DE HAVEN VAN VLISSINGEN.
De hoefijzer correspondent van het
Handelsblad schrijft onder sub. hoofd:
Domheid of kwaadwilligheid bij de be
strijders het volgende:
Het is een wonderlijke bewering,
welke men dezer dagen heeft kunnen
lezen in het Voorloopig Verslag der
Tweede Kamer over het wetsontwerp
betreffende de exploitatie van de nieu
we buitenhaven te Vlissingen. Die ha-
ven zou namelijk nog „niet aan de ver
wachtingen" hebben voldaan! Natuur
lijk antwoorden andere leden daarop
dat dit ook onmogelijk was aangezien
deze haven nog steeds zonder outillage
is gebleven en de opmerking der bestrij
ders is dan ook zoo onbenullig dat men
zich afvraagt of ze wel aan gemis aan
gezond verstand kan worden geweten
en niet aan kwaden wil moet worden
toegeschrevven. Ze is in elk geval,
voorkomend in een Staatsstuk, verbijs
terend misplaatst.
Daarbij komt dan nu nog dat de nieu
we buitenhaven, hoewel ze nog orge-
outilleerd is gelaten, nochtans reeds
méér dan voldaan heeft aan redelijke
verwachtingen. Van een ongeoutil
leerde haven immers kan men redelij
ker wijze, op z'n hoogst verwachten
dat ze af en toe eens als vluchthaven
wordt gebezigd, niet dat er gelost
wordt en geladen want daarvoor
ontbreken de werktuigen. Maar dat is
toch geschied. Zooals men weet heeft
de Rotterdamsche Steenkolenhandels-
was wat „burge", maar oom Sextius kon
zoo iets doen; en hij had nu eenmaal
speciaal zin om zooiets te doen,, als hij
wist, dat het een zeer Haagsch gezel
schap zou wezen, als in casu. En dan
waren er natuurlijk nog meer lieden
die men onmogelijk voorbij kon gaan;
zooals de fiere vriendin Suze Detroit,
en trouwens in het algemeen zooveel
mogelijk imposante figuren uit „de krin
gen"; het was heel goed, als Colver
meteen eens zag, dat men nog al wat
relaties had.
Het diner had het verloop, dat men
ervan verwachten mocht. Dol vroolijk
was het niet; dat zou trouwens vree-
selijk zijn geweest; natuurlijk, er bestaat
een soort matige vroolijkheid, die erbij
door kan, maar je bent met vroolijkheid
toch alttijd op een hellend vlak; vóór je
het weet, is er iets vulgairs in de stem-
ming gekomen; en als Clara daaraan
dacht, zag ze meteen al het geheven
neusje van Suze Detroit; en rilde. Neen,
dan nog maar liever wat stijfjes; dat
vond oom Sextius nu wel weer ver
velend, maar die wist zich te schikken,
en Kees Bender, ja je kon hem niet-
vragen, maar.... enfin, hij had zelfs 'n
smoking aangetrokken; och nee die was'
dociel geworden hij had zelfs geen
vereeniging dus een niet-Vlissing-
sche onderneming en met een zaken
man als de heer Van Beuningen aan 't
hoofd aanstonds wat gezien in Vlis
singen als aanloop- en kolenhaven (en
alleen als zoodanig is de toekomst van
de haven voorgesteld) en zij heeft on
middellijk, reeds voor de kaaimuur
werd gemaakt, een kolentip gevestigd
(aan den tegenoverliggenden haven-
wal). Het resultaat is geweest: een
steeds vooruitgaand aantal bunkerende
schepen (in het laatste jaar 1931, steeg
het aantal tot 356 nadat het in 1930 299
had bedragen') doordien de S.H.V. al
vast gezorgd heeft voor een eigen (drij
vende) outillage. En het laatste jaar
verslag van de haven vermeldt dat er,
in weerwil van het nog steeds ontbre
ken van havenoutillage, toch reeds la
dingen kunstmest zijn aangevoerd.
De nieuwe buitenhaven heeft dus tot
nu toe aan redelijke verwachtingen niet
alleen voldaan doch ze heeft deze, aan
gezien ze bij het ontbreken van elke
outillage slechts gelijk nul konden zijn,
overtroffen.
Reeds op 17 April 1931 was de nieu
we buitenhaven op de outillage na,
kant en klaar en de Regeering heeft
toen de Koningin bereid gevonden om
dit Waterstaatswerk officieel te ope
nen. Eerst ruim een jaar daarna is men
voor den dag gekomen met een ont
werp (het ontwerp waarover nu een
V.V. is uitgebracht) dat dit nieuwe huis
door stoffeering en meubileering be
woonbaar zal maken, m.a.w. dat aan
de nieuwe haven zijn outillage zal ge
ven zoodat het daarin gestoken kapi
taal rendabel wordt gemaakt. Vlissin
gen alléén mist daartoe de middelen
en er wordt dan ook een vennootschap
gevormd waarin de Gemeente, het Rijk
de Provincie en enkele belanghebben
de particuliere ondernemingen deel
nemen. Ook daarover mopperen de be
strijders in het V.V. Is het echter zoo
verwonderlijk dat eene, alles behalve
rijke, gemeente van nog geen 22000 zie
len, niet in staat is om een zoo groot
werk alléén te exploiteeren, terwijl in
Indië geen enkele stad hakr havens zel
ve exploiteert maar alles door het Gou
vernement laat doen? Vlissingen daar
entegen participeert: Het brengt, in de
nieuwe vennootschap, het heele com
plex van zijn binnenhavens in en dat
men daarmee geen kat in den zak zal
koopen, blijkt eveneens uit het laatste
jaarverslag.
Men heeft, in den opzet van de nieu
we vennootschap, gerekend op 'n jaar-
Iijksche inkomst van 12000 aan kaai
en liggelden (overeenkomstig de ont-
.vangst van 1929) en op een reserve-
en vernieuwingsfonds van 50000 tot
55000. Welnu, dit fonds omvatte op 1
Jan. van dit jaar reeds 68000 (alle
noodzakelijk geachte vernieuwingen
zijn verricht) en de opbrengst der kaai
en liggelden, die in 1930 was gezakt tot
ruim 10000, heeft in 1931 ruim 14000
(waarbij nog --ruim 14500 komt aan
loods- en terreinverhuur) bedragen. Het
aantal in de binnenhavens aangekomen
schepen is dan ook in 1931 grooter ge
weest dan in een der voorafgaande ja
ren; er kwamen n.l. (jachten niet mede-
tellend en evenmin schepen in abonne
ment) in 1931 225 zeeschepen binnen
(220 in '30, 197 in '29, 178 in '28) en 771
binnenschepen (683 in '30, 745 in '29,
672 in '28).
Men kan dus zeggen dat Vlissingen,
met zijn binnenhavens, een bedrijf in
brengt in de vennootschap dat, in weer
wil van de tijdsomstandigheden die
haast overal achteruitgang veroorzaken,
floreert.
Zoodat men allerminst een berooide
affaire zal overnemen, doch integendeel
De grootste aandeelen in het cijfer
van 356 werden geleverd door Duitsch-
land (81), Noorwegen (67), Engeland 50,
Zweden (49) en Nederland (40). Voorts
kwamen er schepen uit Griekenland,
Frankrijk, Denemarken, Finland, Littau-
en, Rusland, België, Italië, Yoego-Sla-
vië, Letland, Spanje en Portugal, dus uit
poging gedaan om zich aan het feest te
onttrekkenGek, zoo ver als hij nu,
voor haar gevoel in eenen weer weg
was; achtergebleven in die andere we
reld, waarin zij en Henri eens te gast
waren geweest....
i Zoo in gepeinzen!?
't Was dokter Marelman die de vraag
had gedaan; en herhaald....
Pardon, zei ze haastig en blozend
O het mag wel, zei hij, zoo luchtig
alsde algemeene situatie het toeliet,
„bruidjes mogen wel een beetje zitten
mijmeren; vooral gelukkige bruidjes..'
Ja maar, dit is een oude wereld
wijze bruid", antwoordde ze met een
rustigen glimlach, „En bovendien is ze
gastvrouw." En meteen wierp ze een
inspectie-blik naar het ondereinde der
tafel, waar Muis met Nico's vriendje
Herman als taielheer, en Nico met 'een
nichtje Garenne aanzaten. Gelukkig die
waren bedaard gebleven. Ze waren ook
wei-opgevoed, dacht ze met trots.
'n Gezellig diner, zei Marelman, bij
gebrek aan onderwerp, op geanimeer-
den toon. Zij zag dat Kees het gehoord
had, en vreesde al een schamper lachje.
Maar hij keek heel ernstig. Dat moest
ook weer niet. Ze moest zich aan haar
gasten geven Henri zat met mevrouw
heel het varende Europa,
een zaak die tot nu toe, ondanks den
slechten tijd, behoorlijk rendabel is ge
bleken.
In 1930 is de directeur van de Vlis-
singsche havens, de heer Boom, afgetre
den. Vlissingen heeft toen zoovele defe-
rente tegenover het Rijk en de andere
participaten van de vennootschap i n
s p e getoond, dat het geen nieuwen di
recteur wijde benoemen vóór dat de
vennootschap dit zou kunnen doen. En
de burgemeester is toen, in afwachting,
zelf maar voor directeur gaan spelen.
Men heeft echter die deferentie beant
woord door het oprichten der vennoot
schap met Hollandsche degelijkheid en...
langzaamheid voor te bereiden. Vlissi x-
gen kon wachten. En de burgemeester
kon directeur van de haven blijven tot
dat men in Den Haag klaar was. En ook
nadat de Koningin de nieuwe buitenha
ven had geopend, maakte men niet de
minste haast en liet het door H. M. ge
sanctioneerde werk achteloos (en rente
loos!) liggen.
Op 17 April 1933 zullen er, sinds die
koninklijke daad, twee jaren zijn verloo-
pen.
En op 1 Juli 1933 zal de burgemeetser
van Vlissingen drie jaren havendirec
teur zijn.... uit beleefdheid jegens het
Rijk.
Zal hij het dan nóg lang moeten blij
ven?
En zal het nóg lang duren vóór de
Minister van Waterstaat tot de Konin
gin kan zegen, Majesteit, de haven die
Uwe Hoogheid al zoo lang geleden voor
geopend heeft verklaard, hebben wij nu
eindelijk geheel bruikbaar gemaakt?
Het komt ons voor dat men de Konin
gin.... en Vlissingen, nu lang genoeg
heeft laten wachten. Dat het leege huis
nu eindelijk bewoonbaar dient te wor
den gemaakt.
En dat men in een Voorloopig Ver
slag van de Tweede Kamer geen bewe
ringen meer moest vinden dieaan
redelijke verwachtingen betreffende 't
gezond verstand van de leden niet ge
heel voldoen.
Gedeputeerde Staten van Zeeland
hebben benoemd tot kamerbewaarder
van de Abdijgebouwen den heer H. P.
Winkster, terwijl in de daardoor ont
stane vacature van congierce van het
gebouw van den Provincialen Water
staat is benoemd de heer J. A. Bal.
Afdeeling Middelburg V. D. B.
Gisteren vergaderde de afdeeling
Middelburg van den Vrijz.-Dem. Bond
ter bespreking van den beschrijvings
brief voor de Bondsvergadering op 19
en 20 November te Haarlem te houden.
Tot afgevaardigde naar die vergadering
koos de vergadering den heer J. C. Pee
man en tot plaatsvervangers mevrouw
Weijl en den heer mr. A. J. van der
Weel.
Ned. Reisvereeniging,
Men schrijft ons:
De eerste ontwikkelingsavond van
de Ned. Reisvereeniging, afd. Walche
ren, zal op 22 November a.s. plaats
hebben in hotel Britannia te Vlissingen,
waar dan de heer H. van Haaren uit
Arnhem het onderwerp: „Voet- en Berg
tochten in de Noord.Tiroler Alpen" zal
behandelen.
Den 9den December d.a.v. komt dr. W.
G. N. van der Sleen voor de afdeeling
spreken in de sociëteit „De Vergenoe
ging" te Middelburg; hij zal zijn hoor
ders meenemen naar onzen Oost. Velen
zullen daarover gaarne eens iets meer
willen vernemen dan de kranten ons
geven kunnen en deze spreker heeft het
land bereisd en is er speciaal heenge
gaan om juist die interessante bijzon
derheden te verzamelen, waarin de
Colver te praten, die tegenover hem
geplaatst was, en wier statige boezem
beschermend over haar couvert luifelde.
Colver-zelf scheen eenige neiging tot
meerdere, zij het waardige, feestelijk
heid in petto te hebben.... Ja, hij wou
natuurlijk speechen; en hij wou natuur
lijk vooral de eerste zijn. Dus: oplet
ten als hij mines maakte om te beginnen,
't Kon elk oogenblik zijn, nu aan het
dessert Jawel, hij streek zijn snor
retje op; zat als een keurige kater,
sprongbereid Kéék
Henri waarschuwde Clara zachtjes
„ik geloof dat meneer Colver...."
O juist! Door Henri schokte een
net beheerscht schrikje. Hij tikte tegen
zijn glas. Keek op zijn beurt, seihsgewijze
naar den aspirant redenaar.
Ja, dames en heeren", begon deze,
terwijl hij correct overeind ging staan,
„ik wou even een kort woord spreken
tot huldiging van gastheer en gastvrouw,
néén van bruid en bruidegom
Alles was stil en keek welwillend. Al
leen Muis grabbelde een bonbon van 't
schaaltje in haar buurt.
(Slot volgt).