SCHETSEN m DE 2EE
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 26 FEBRUARI 1932, No, 48,
HET JAPANSCH-
CHINEESCHE CONFLICT.
KUNST EN WETENSCHAP.
RECHTZAKEN.
Verkeerswezen, Post en
Telegrafie.
GEMENGD NIEUWS.
erstandige
ouders
- VIII.
(Slot.)
Wat de Japanners in Zuid'
Mantsjoerije bereikten.
Het JapanschChineesch
conflict een gevaar voor
den vrede in het Verre
Oosten Nederlands po
sitie in Oost-lndië.
Na den grooten wereldoorlog heeft
Japan het op de Duitschers veroverde
pachtgebied Kiautsjou aan China terug
gegeven, echter niet alvorens het daar
zijn belangen verzekerd had, evenals in
het achterland van dit pachtgebied, de
rijke provincie Sjantoeng. Ondernemin
gen in deze ötreek, die vóór den we
reldoorlog door Duitschers werden be
heerd, zijn in Japansche handen geko
men. Hun expansie in dit gebied heeft in
1927 tot een bloedige botsing tusschen
Chineesche nationalisten en Japansche
troepen geleid.
Hun belangen in Zuid-Mantsjoerije
hebben de Japanners in 1915 veilig ge
steld door het aangaan van een nieuwe
overeenkomst met de Chineesche re
geering, waarin bepaald wordt, dat de
pacht van Port-Arthur en Dalny, van
den Zuid-Mantsjoerijschen Spoorweg en
van den Spoorweg van Antoeng naar
Moekden tot eeen termijn van 99 jaar
verlengd wordt. Bovendien wordt in
deze overeenkomst bepaald, dat Japan
ners in Zuid-Mantsjoerije land mogen
pachten ten behoeve van landbouw,
handel en nijverheid, en er mijnen mo
gen exploiteeren in een aantal, in de
overeenkomst aangeduide mijnstreken.
Ongetwijfeld hebben de Japanners in
de laatste 25 jaar veel in Zuid-Mants
joerije tot stand gebracht. Langs den
Zuid-Mantsjoerijschen spoorweg en in
de geheele streek onder Japansch be
stuur zijn nieuwe steden verrezen, hos
pitalen, scholen en wetenschappelijke
inrichtingen gesticht, nieuwe takken
van nijverheid in het leven geroepen.
Aan weerszijden van de spoorbaan
strekken zich de kilometers breede so-
jaboonenvelden uit, een cultuur, die er
door de Japanners gebracht is en een
rijke bron van inkomsten vormt.
Doch niettegenstaande de groote mo
gelijkheden, die Zuid-Mantsjoerije als
terrein van vestiging voor het over
schot van de Japansche bevolking
biedt, is de trek van Japanners naar
dit veel belovend land niet groot ge
weest.
Van Chineezen echter wel. In de
laatste tien jaar zijn millioenen Chinee
zen uit de door hongersnood en over
stroomingen geteisterde streken van
het eigenlijke China, dikwijls onder de
grootste ontberingen, naar Mantsjoerije
getrokken, om daar in den handel en
landbouw een nieuw bestaan te vinden.
Deze groote toevloed van Chineezen
naar dit gebied is een der oorzaken ge
worden van het huidig conflict in Zuid-
Mantsjoerije, waar wrijvingen en bot
singen tusschen Chineezen en Japan
ners niet konden uitblijven.
Het ontbreekt den Japanners bij hun
kolonisatie-arbeid zeker niet aan initi
atief en energie, maar wat zij missen
is tact. Tact om met de oorspronkelijke
bevolking der streken, die zij onder hun
gezag hebben gebracht, om te gaan. Zij
zijn in dit opzicht als kolonisators niet
te vergelijken met de Nederlanders, de
Franschen en de Duitschers van vóór
den wereldoorlog.
Wat zoekt Japan eigenlijk in Sjang
hai? Wat zijn z'n bedoelingen ten op
zichte van China? Dit zijn vragen, die
Uit het dagboek van een
oud-stuurman.
III.
DE ONTMOETING
Vier glazen twee uur 's nachts.
Zacht wiegend op een lange, uitster
vende deining, ligt het schip ten anker
op de reede van San José de Guatemala
op de Westkust van Middel-Amerika.
Het lijkt na al de herrie, die er dien
dag aan dek heeft geheerscht, als uit
gestorven. Geen geluid verstoort de
stilte. Alleen van den wal dringt het rui-
schen van de branding flauw tot mij
door. Het wordt voortgedragen door
den landwind, die na zonsondergang is
gaan doorstaan (1) en die een niet te de-
fineeren lucht met zich voert als van
vergane bladeren. Het is of de branding
fluistert van lang vervlogen tijden, van
de conquistadores, van de zeilschepen,
die hier strandden.
Als een donkere streep teekent zich
in den nacht de kustlijn af. Alleen twee
kleine vuurtjes (2), waarop ik peiling
heb genomen, boren door de duisternis.
Heel, heel in de verte doet een don-
kerrooden gloed de aanwezigheid van
een vulcaan vermoeden.
Als een oneindige koepel staat boven
(1) Beginnen te waaien (zeemans
term),
(2) Lichten.
tegenwoordig nogal eens gesteld worden.
Het antwoord op deze vragen is moei
lijk te geven. Dat Japan zou droomen
China tot zijn vazalstaat te kunnen ma
ken, is ondenkbaar. Om het onmetelijke,
Chineesche rijk met zijn meer dan 400
millioen inwoners onder hun direct ge
zag te brengen, zouden de Japanners
over een schier bovenmenschelijke
kracht moeten beschikken.
Dit is dan ook zeker hun bedoeling
niet.
Maar er is iets anders. „Het einddoel
van onze Chineesche politiek", zoo heeft
de Japansche staatsman graaf Okoema
jaren gelegen eens gezegd, „is altijd ge
weest om China wakker te schudden
uit zijn ziekelijke verdooving, om den
bloei van het land en zijne onafhankelijk
heid van de Europeesche mogendheden
te bewerken,"
Deze uitspraak heeft ook thans nog
niets aan waarde verloren. De Japan
sche regeering wenscht China onafhan
kelijk te maken van de Europeesche mo
gendheden en Amerika, die in dit rijk bij
zondere voorrechten genieten, doch
daartegenover China afhankelijk te ma
ken van Japan
Japan streeft nog altijd naar de hege
monie in het Verre Oosten, op politiek
en economisch gebied. Het tracht zich
een handelsmonopolie te verzekeren,
niet alleen in China, maar in geheel
Oost-Azië, ten koste van de andere mo
gendheden, die daar belangen hebben,
Twee van zijn heftigste concurrenten zijn
Amerika en Engeland, Maar de macht
en invloed van Engeland in het Verre
Oosten zijn na den wereldoorlog in be
langrijke mate afgenomen. Amerika is
echter nog een macht, waarmede Japan
in het Verre Oosten terdege rekening
heeft te houden.
De houding van de beide genoemde
mogendheden, Amerika en Engeland, in
het tegenwoordige conflict is tot dusver
betrekkelijk gereserveerd geweest.
Het is de vraag of zij deze gereser
veerde houding op den duur zullen kun
nen handhaven. Beide hebben groote be
langen in China en Oost-Azië .Hun be
lang en hun eer eischt, dat zij zich maar
niet goedschiks op zij laten dringen
door Japan.
Een Duitsch schrijver, kenner van het
Verre Oosten, schreef een jaar of vijftien
geleden o.m. het volgende: „Wij achten
waarschijnlijk, dat de vreedzame be-
heersching der landen rondom den groo
ten Oceaan slechts te bereiken zal zijn
tegen den prijs van bloedige oorlogen.
Het tijdstip dezer gewelddadige oplos
sing vooruit te bepalen, is vooralsnog
onmogelijk. Het zal van den wil van
Amerika afhangen, d.w.z. in de eerste
plaats van de bereidwilligheid van het
Amerikaansche volk, om voor de poli
tieke positie in den Grooten Oceaan
naar de wapenen te grijpen. Het is
echter mogelijk, dat de gebeurtenissen
geen vrije keus laten en de Amerikanen
zelfs tegen hun wil gedwongen worden
zich voor den strijd toe te rusten ter
wille van hun eer en hun aanzien."
De brandstof ligt te Sjanghai hoog op
gestapeld. Elk oogenblik kunnen de
vlammen er aan alle kanten uitslaan.
Het conflict tusschen Japan en China
zou weieens tot een algemeen conflict
in het Verre Oosten kunnen uitgroeien.
In Volkenbondskringen te Genève acht
men een dergelijke mogelijkheid gansch
niet uitgesloten. Men is er tot de con
clusie gekomen, dat er eigenlijk slechts
te kiezen valt tusschen twee dingen: een
nieuwen wereldoorlog en voorzichtige
pogingen tot diplomatieke bemiddeling.
Laten we hopen, dat het gezond verr
stand zal zegevieren.
Doch indien een algemeen conflict niet
dit alles een schitterende sterrenhemel,
die in voortdurende beweging schijnt
door de slingering van het schip.
Op de bak (3), flauwtjes verlicht door
de ankërlantaarns, staat, over de railing
geleund, de wacht aan dek.
Alles, wat ik te doen heb, is te zor
gen dat het schip op zijn plaats blijft. Nu
en dan moet ik dus controleeren of de
peiling van de vuurtjes dezelfde is ge
bleven. Mocht zij veranderen, dan moet
ik onmiddellijk den ouwe waarschuwen.
De machines zijn „stand bij" gebleven,
tot dadelijk gebruik gereed. Met deze
kust in de buurt, kan geen risico geno
men worden. Veel kans, dat er vannacht
iets gebeuren zal, bestaat er evenwel
niet, gezien de gunstige weerberichten.
Alleen, met mijn gedachten, sta ik dus
op de brug, waarop slechts de helder
verlichte kompasroos met het peiltoe
stel is waar te nemen.
Ik denk aan den heerlijken, veel te
korten tijd, dien ik in Holland heb door
gebracht en die, hoewel sindsdien nog
maar twee maanden zijn verloopen, al
weer zoo lang achter me lijkt te liggen.
Plotseling staat me dan het gezicht
weer voor den geest, dat ik meer meen
te hebben gezien. Het is het gezicht van
een in lompen gehulden blanke, die met
de negers en de kleurlingen meekwam
van de plantage om de bananen te la
den, Het scheen mij toe, dat hij ook mij
herkende, want even waren zijn doffe
oogen opgelicht. Ik had mijn hersens
gepijnigd met de vraag, waar ik hem
(3) Voorste gedeelte van het schip.
te voorkomen zal zijn, hoe zal dan de
positie van Nederland in het Verre Oos
ten zijn? Met onze groote belangen in
Oost-Azië, zou 't een wonder moeten
genoemd worden, indien wij er dan niet
in medegesleurd werden.
En dan zal het gaan om het bestaan
van het Nederlandsche volk, niet meer
en niet minder. Het verlies van Oost-
lndië, zou ons volk in een ellende dom
pelen, waarvan wij ons thans geen voor
stelling kunnen maken.
De belangen van Nederland en Neder-
landsch-Indië zijn in den loop der
eeuwen zoo nauw met elkaar verbonden,
dat een plotselinge verbreking van de
banden tusschen beide landen, niet al
leen een ramp voor Nederland, doch ook
voor Indië zou beteekenen.
Dat men de gevaren, die uit het Ja-
pansch-Chineesch conflict dreigen, in
Indië terdege inziet, blijkt wel uit de
voorzorgsmaatregelen, die de marine
autoriteiten hebben genomen om voor-
loopig geen marine personeel uit Indië
naar Nederland te laten vertrekken. Men
wenscht zooveel mogelijk personeel en
materieel in Ned. Indië beschikbaar te
houden, teneinde op alle gebeurtelijk-
heden voorbereid te zijn.
Intusschen mogen wij de hoop, dat de
Volkenbond er nog in zal slagen een
verzoening tot stand te brengen en de
groote gevaren, die in het Verre Oosten
dreigen, af te wenden, niet laten varen.
En zoolang er nog hoop is, is niet
alles verloren.
J. K. MESU Jr.
Lezing mevrouw Vigelius.
Vereen. „Voor de Kunst",
St. Joris.
Voor de leden der vereenigingen „Voor
de Kunst" en de Middelburgsche afdee-
ling der Nederlandsche vereeniging van
Huisvrouwen heeft gisteravond mevrouw
M. T, Vigelius, uit Amsterdam, veel
interessants verteld, en veel schoons
laten zien van Chineesche ceramiek, in
het bijzonder van Chineesch porcelein,
zooals die is ontstaan tijdens de verschil
lende dynastiën. In Europa heeft men
steeds naar de imitatie gestreefd, doch
nooit kunnen bereiken, wat kan even
aren uit de volkomen periode. Er is een
karakteristiek verschil tusschen porce
lein en aardewerk; porcelein is meer
dun, doorzichtig (waaraan de Europea
nen vooral veel wa«rde hechten). De
Chineezen vonden dit steeds de nobel
ste vorm van ceramiek. De oudste cera
miek is onder de Tang-dynastie (plm.
700); meest ritueel vaatwerk. De Chi
neezen waren meesters van de kleur, die
gekleurde glazuren werden teweegge
bracht door metaaloxyde. Steeds zijn de
vazen versierd met emblemen, waarvan
spr. verschillende voorbeelden gaf en
toonde met een kerncollectie lantaarn
plaatjes. En daarna de overgang onder
Sungdynastie (celadon, gelijkende op ge-
stolt schapenvet); het Ting, het witachtig
ceramiek, eigenlijk vader van het por
celein als wij dat kennen; de groote fa
bricage onder de Ming-dynastie (Kwan
Yin-figuren, blanc de chine); het blauw
wit en wit op blauw, de gla
zuren onder Keizer Kang Sji (het sang
de boeuf).
In de 17de eeuw begint de Europee
sche vestiging. Typische staaltjes van
Chineeschen invloed op Delftsch aarde
werk, liet spr. ons zien. Bijzonder fraaie
voorbeelden van de zoo bekende soor
ten: familie verte, familie rouge en fa
milie noire werden ons vertoond.
Mevrouw Evers-Keg dankte spr. voor
haar leerzame voordracht.
meer had gezien, maar door de drukte
waren mijn gedachten afgeleid.
Nu moet ik weer aan hem denken. Ik
ben er van overtuigd dat ik hem ken,
maar hoe en in welk verband?
In eens weet ik het. Het is Karei M,
een oud-klassegenoot van de H.B.S., 't
teergevoelig jongentje, dat door ons ru
we klanten, niet begrepen werd en dat
dikwijls werd uitgelachen om zijn „meis
jesachtigheid."
Hij was eenigst kind van een papier
fabrikant in ons stadje en dit was waar
schijnlijk de reden, dat hij door zijn ou
ders wat al te weekelijk was opgevoed.
Daarbij kwam dan nog, dat hij van na
tuur zeer fijngevoelig was.
Hij had zich al heel vroeg verloofd met
'n meisje, op wie wij allen heimelijk ver
liefd waren. Jo B. was dan ook een ge
weldig knap kind met haar groote oogen
en prachtige blonde krullen, maar later
ben ik wel eens gaan twijfelen of zij in
nerlijk ook zoo lieftallig was als zij er
uiterlijk uitzag. Ik kreeg toen het idee,
dat zij Karei meer om zijn geld dan uit
liefde had genomen.
Karei trouwde met haar, toen hij, na
eenige jaren op een papierfabriek in
Duitschland als volontair te hebben ge
werkt, als compagnon in de zaak van
vader werd opgenomen. Ik had toen al
eenige jaren als stuurman bij een onzer
groote lijnen gevaren.
Met dit huwelijk liep het al spoedig
mis. Zij flirtte veel, zonder dat hij iets
bemerkte. Misschien wilde hij niets be
merken, wilde hij een scène voorkomen
want ieder in het provinciestadje sprak
EAU-DE AAN DE PARAPLUIE,
(De parapluie is 200 jaar oud,)
O gij teer bemind behoeder
Voor 't gevoel van nattigheid,
Dat ons in ons waterlandje
Al te dikwijls wordt bereid;
Zijn er sedert de geboorte
Van uw zoo vereerd geslacht
Eerst tweehonderd jaar verloopen?
Kijk, dat had ik niet gedacht.
Hoe heeft men in vroeger eeuwen
Zonder u op aard bestaan,
Hoe heeft men het in den regen
Zonder uwe zorg gedaan?
Heden staat gij hoog in eere
In elk Hollandsch huisgezin,
Gewaardeerd als een soort droge,
Althans anti-natte min.
Gij beschermer die steeds klaar staat,
Als de regen wordt geducht
En die altijd thuis moet blijven
Bij een zon in blauwe lucht.
Als een schild vangt gij de druppels
Voor ons op uw gladde huid,
Gij klassiek gevonden voorwerp.
Nooit genoeg geprezen spuit.
'k Breng u dank bij 't dubbel eeuw
feest.
Uit het diepst van mijn gemoed,
'k Heb u honderd maal vergeten
En dat maak ik hiermee goed.
P. Gasus.
Woensdag stonden vloor de recht
bank te Utrecht terecht de kooplieden
W. en Z. uit Utrecht, die e|r «van ver
dacht worden een zeventig jarigen man
aan den Looidijk! te de Bilt in zijn wo
ning te hebben overvallen, i
De officier van Justitie eischte te
gen de heide verdachten ,4 jaar gevan
genisstraf.
De verdedigers vroegen vrijspraak' en
directe invrijheidstelling, hetgeen door
de rechtbank werd afgewezen.
Fraude door een
brievenbesteller.
Voor de Bossche rechtbank' stond te
recht een .brievenbesteller uit Tilburg,
die in Augustus f 200 aan girogelden te.
Loon op Ziand heeft verduisterd. Het
geld is aangezuiverd en de beslellcjr
is, na eerst geschorst te zijn gew'eeVL,
ontslagen. Het O. iMj. eischte 10 maan
den gevangenisstraf.
De 'Vereeniging van werkgevers' op
Tramgefoied, waarvan de Stoomtram Mij.
BreskensMaldeghem lid is, heeft een
loonsverlaging van vijf procent aange
kondigd tegen 1 April a.s'.
Ongelukken.
De 74-jarige H. S. te Gasteren is
door 't op hol slaan van zijn voor zijn
wagen gespannen paard onder den wa
gen terecht gekomen. De ongelukkige
was eenige oogenblikken daarna een lijk.
er over.
Hij scheen wel gelukkig met haar en
willigde al haar wenschen in. Zij buitte
die trouwhartige liefde uit en verviel
van kwaad tot erger.
Eens trof hij haar in de armen van
ander, althans zoo vertellen het de
menschen, Wat er precies gebeurd is,
weet „men" niet, maar een feit is, dat
hij plotseling verdwenen was. Niemand
wist, waar hij gebleven was. Men dacht
aan zelfmoord. Men stelde alles in het
werk om hem te vinden. Zonder resul
taat, hij was spoorloos verdwenen. Zijn
ouders waren radeloos en zijn moeder
stierf spoedig daarop, overmand door
verdriet.
Sindsdien zijn al weer jaren verloo
pen, De menschen in het stadje hebben
in dien tijd ontelbare malen van onder
werp van gesprek gewisseld. Andere
schandaaltjes, die hun ratelende tongen
in beweging zetten, deden hen dit voor
val vergeten.
En nu moet ik hem hier ontmoeten,
op een der ongezondste plekken van
de aarde, het verwende jongentje op 'n
bananenplantage in Guatemala tus
schen negers en kleurlingen. Een won
der mag het heeten, dat ik hem heb her
kend in zijn haveloozen toestand. Wel
groot moet het verdriet zijn geweest, dat
hem hiertoe kon brengen.
Ik weet wat me te doen staat. Als hij
straks weer aan boord komt om de
rest van de bananen te helpen laden,
zal ik hem in mijn hut noodigen en zal
ik hem trachten te overreden naar Hol
land terug te gaan, naar zijn vader, die
letten op den geregelden
stoelgang van hun kinderen.
Zij geven hun uitsluitend
het ideale laxeermiddel voor
kinderen.
(Ingez. Med.)
—Donderdagmiddag reed een auto
uit Bunschoten, geladen met visch, naar
Work um. De chauffeur kon de hoclit
niet halen, waardoor de wagen den
hoogen zeedijk' opvloog en vervolgens
naar omlaag viel. De auto sloeg drie
maal over den 'kop, waafbij de drie in
zittenden door de voorruit sloegen. Daar
na kwam de wagen in de langs. - den
weg loopende vaart terecht. Slechts een
der inzittenden werd ernsitig gewond.
Deze bekwam wonden aan de polsen,
waarhij een slagader werd doorgesneden.
De heide andere inzittenden liepen en
kele onbeteekenende snijwonden op.
Donderdagavond is de 50-jarige
arbeider D. uit Katwijk a. Z. bij ,liot
overstek'en van den rijksstraatweg door
een auto, bestuurd door den heer de
V. uit Leiden, aangereden en met een
gecompliceerde schedelbreuk opgeno
men.
Donderdag is de 70-jarige heer E.
uit Woudsend door een auto aan
gereden en op slag gedood. E. leed aan
doofheid en gezichtszwakte en stond mid
den op den weg te praten. Den chauf
feur treft geen schuld.
Branden.
Te Gouderak ontstond Donderdag
avond door onbekende oen-zaak brand
in een groote hooischelf. Het vuur sloeg
over op de woning van den veehoudejr,
den heer J. K. De brandweer uit Goude-
ra'k, Ouderkerk en Berkenwoude waren
aanwezig en tastte het vuur met S stra
len aan. i i
AAN BRANDWONDEN OVERLE
DEN In de Wilhelminastraat te
Delft is Maandagmiddag het 214-jarig
zoontje van den heer R. in een kuip met
kokend water gevallen, 't Bekwam ern-
Van de P.Z.E.M. was bericht ont-
stige brandwonden en is Woensdagmor
gen overleden,
VECHTPARTIJ. Woensdagnacht Je
halfeen is op de Breestpaat te Leiden
ruzie ontstaan tusschen eenige studenten
en een paar burgers. De 47-jarige on
derofficier H. vat Duur en, die met het
lieebe geval niets te maken had, trachtte
'kalmeerend tusschenbeide le komen. Een
student gaf hem echter een slag, waar
door hij zoodanig kwam' te vallen, dat
hij een gecompliceerde beenibreuik be
kwam. Hij is naar het academisch zie
kenhuis overgebracht. De politie stelt
een ernstig onderzoek' in.
VROUW IN EEN TIJGERKLEM,
Op de onderneming Lau Boentae in
Langkat '(SjO.K,.) is ,een vlrouw in
een tijgerkiem geraakt. Zij was uitgegaan
zonder medeweten van haar echtgenoot,
nam daarom een achterweggetje, juist
daar waar men verwacht had den tij
ger te zullen vangen. Ze raakte leelijk
bekneld en heeft ze meer dan 2 Mur
(vastgezeten, waarbij ze ernstig gewond
is aan den voet. t 1
hem met open armen zal ontvangen.
Ik zal op zijn gemoed werken en zeg
gen, dat hij het moet doen om zijns va
ders wil, dat hij niet kan ondergaan
tusschen negers en kleurlingen.
O, vele zijn de dingen, die ik hem zal
vertellen
Als even na zonsopkomst, de capo-
taz (4) met zijn trabajadores (5) luid ka
kelend aan boord komen, sta ik bij de
gangway. Wel honderd gezichten trek
ken langs me heen, maar het gezicht
van degenen, dien ik zoek, is er niet bij,
Tevergeefs zoek ik nog onder de man
nen, die op de lancha's (6) bij de bana
nen zijn gebleven.
Ten slotte vraag ik den capotaz of hij
weet waar „el blanco" gebleven is. En
dan hoor ik, dat hij naar de plantage in 't
binnenland is teruggekeerd, waar hij
leeft met een mulattin.
Hij wilde dus voorkomen, dat ik hem
weer ontmoette. Misschien had hij intuï
tief gevoeld, dat ik met hem had willen
spreken.
Met een gevoel van weemoed kijk ik
naar het land, waar juist de zon in al
haar glorie boven de vulkanenrij is ver
schenen en haar stralen uitgiet over de
ondoordringbare bosschen, die nog ge
huld zijn in een waas van optrekkenden
dauw.
(4) Voorman.
(5) Werklui.
(6) Lichters,
J, BIJL.