m
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN DONDERDAG 21 JANUARI 1932. No. 17.
EEI^W
'naarPl
DOOR RADBYN S.PMeVRiES.Mzn
Tegen 't Wetsontwerp-
Terpstra.
DE ELECTRICITEIT
ZEELAND.
IN
„Metelias" en de Schoolarts
De anti-revolutionaire Middelburger
die zich met den naam eens Romein-
schen veldheers siert, rijdt, evenals zijn
roemnuchtigen voorganger van zoo'n
twintig eeuwen geleden, gaarne paard.
Maar, er is onderscheid (schoon geen
vooruitgang!) ook, want niet op viervoe
tige dieren"rijdt „Metellus": hij ia tevre
den met een stal, goed voorzien van
stokpaardjes.
Nu is dat niet zoo erg: een ieder heeft
wel zoo eens een of meer zaken, waar
aan hij heel in het bijzonder z'n hart
verpand heeft, en wij zouden dan ook
de laatste zijn, b.v. „Metellus" te ver
wijten, dat hij zoo hevig en bij voortdu
ring zijn striemende karwatsslagen op
het stokpaardje „schoolarts" doet neer
komen, indien hij dat ros overigens vol
gens de regelen der kunst reed.
Met andere woorden en meer in alge-
meenen zin: wij hebben er niet het min
ste bezwaar tegen, dat iemand, hij zij po
litieke vriend of tegenstander, ten aan
zien van een bepaald punt er anders
over denkt dan wij. Uit een volgens de
regelen van het spel gevoerd debat
kan dikwijls of de waarheid ontspringen,
of toch, op z'n minst, een zoodanige
verheldering van begrip en inzicht ont
staan. dat ook dan nog de pennestrijd
zijn waarde heeft.
Niet alzoo gaat het echter met „Me
tellus". Als hij een van z'n stokpaard
jes bestijgt, dan doet hij meteen zich-
zelven oogkleppen aan, stopt watjes in
z'n ooren, hoort of ziet niets meer, en
draaft dóór.
Een der houten rossinanten, door den
herleefden Romeinschen veldheer met
voorliefde bestegen, is het dier waarop
men tevelde pleegt te trekken tegen
den schoolarts.
En wanneer hij zich daarbij hield aan
de regelen van het tornooi, dan zou dat
nóg tot daar aan toe wezen. Maar in
zijn strijdlust en tengevolge van de be
perking van z'n gezichtsveld, schuwt
„Metellus" zelfs den verboden lansstoot,
den onridderlijken aanval niet. En dat
lijkt ons toch eens veldheeren van Ro-
mes nazaat-naar-den-geest onwaardig!
Het is immers goede gewoonte in de
dagblad-polemipk, dat men er naar
streeft, den opponent te verstaan, en
zijn argumenten te weerleggen niet
te trachten aan zijn woorden te draaien,
ze een anderen inhoud te geven, de
strekking van een betoog uit 'e rekken,
om zoo en meer doende tenslotte te ge
raken tot een caricatuur van wat de te
genstander gezegd en bedoeld heeft.
Met zulk een caricatuur den spot
te drijven is wellicht niet moeilijk, maar:
dat is het eieren-eten nu eenmaal niet!
Gaan wij, ter illustratie van het voor
gaande, eens na wat onze opponent in
den XCIen Brief uit Middelburg op dit
punt aanvoert.
„Reeds eerder wezen wij er op
zoo lezen wij daar dat de school
arts constateerde, dat hij bij circa 600
kinderen 1500 kwalen had opgemerkt,
of circa 2% kwaal per kind. In den
gemeenteraad wees het vrijz.-demo
cratisch raadslid mevrouw Weijl er
op, dat hier moest wonden gesproken
van „afwijkingen". Dit was reeds een
zekere terugtocht."
Zouden wij Metellus eens mogen vra
gen, waar hij in de beide verslagen, ('29/
'30 en '30/'31die de schoolarts tot dus
verre heeft uitgebracht, die 1500 „kwa
len" heeft gevonden? Het zal hem niet
9)
We dwalen nog door vele straatjes en
betreden verschillende stichtingen, aan
weldadigheid of aan Joodsche studie, of
ook wel aan beide tegelijk gewijd. We
komen in den specialen kring der Se-
fardiem en in het Bedehuis, waar voor
namelijk de mystici tezamen komen, die
de Kabbalah beoefenen. En bij de Je-
schiewah, de Talmoed-school, vanwaar
we, te midden der den ganschen dag
voornamelijk den Talmoed studeerende
jonge mannen, over de plek schouwen,
waar de Tempel stond en we nu van
vrij dichtbij de Mohammedaansche hei
ligdommen kunnen zien. En eveneens de
rest van den ringmuur, waar we ons
Vrijdagmiddag andermaal in de rij der
biddenden zullen plaatsen.
Zou daar wellicht de schare eveneens
beginnen te dunnen? En zou dan de
brandende kwestie van den Klaagmuur
vanzelf veel van haar gewicht gaan ver
liezen?
Als mijn tweede Sabbath in Jeroe-
schalajiem zal komen, trek ik andermaal
naar den Kothei ma'arawie. Nu alleen.
Ik zal den weg erheen door den straat
jesdoolhof wel vinden. Want als ik twij
fel, zal ik uitdien naar Joodsche mannen
lukken, dit op te geven, wanthet
staat nergens in die verslagen. Inte
gendeel, er is daar uitsluitend sprake
van de „afwijkingen", die „Metellus"
thans, bij wijze veronderstelde strate
gische terugtocht, als uitvinding op re
kening van mevr. Weijl wenscht te boe
ken. Het fraaie eigenlijke diep be
droevende! van het geval is wel, dat
de foutieve uitdrukking „kwalen" door
„Me tel Lus" zeiven is uitgevonden
en voorzoover wij kunnen nagaan, het
eerst gebruikt {„2% kwaal per kind).
Mevrouw Weijl heeft in den Raad toen
op deze zijn dwaasheid gewezen, en ge
zegd, dat hier slechts van „afwijkingen"
gesproken mocht worden. Dat „Metel
lus", aldus terechtgewezen, zijn eigen
gedwongen aftocht nu als een min of
meer smadelijken terugtocht van mevr.
Weijl en/of den schoolarts poogt voor
te stellen, is wel.... heel gedurfd, om
geen krasseren term te gebruiken.
Teneinde de beteekenis van het werk
des schoolartsen te verkleinen, gaat Me
tellus dan spottend vei der in dezen
trant:
„Immers afwijkingen zijn bij zoo
goed als alle menschen waar te ne
men; geheel normaal van bouw of
constructie is zoo goed als niemand.
Het cijfer van pl.m. 1500 maakte op
ons nu niet zoo'n bizonderen indruk.
Immers het heeft allen schijn, of in dit
verslag alles buitengewoon belangrijk
moet worden gemaakt, opdat een ieder
overtuigd worde van den ernstigen
bestand, waarin te Middelburg de
kinderen onzes volks zich bevinden
dank zij het betreurenswaardige feit,
dat het daar tot onlangs aan een
schoolarts heeft ontbroken."
Nu zouden wij ieder rustig burger
hij zij a.r. of s.d., lib. of r.k. die de
beide verslagen in quaestie heeft gele
zen, in gemoede willen vragen, of hij
ooit een soberder en zakelijker verslag
onder oogen kreeg dan des schoolart
sen eenvoudige opsommingen van fei
ten en bevindingen?
Evenwel: „Metellus" zal bewijzen,
dat deze rapporten geen knip voor den
neus waard zijn. Dat geschiedt dan al
dus:
„Wat blijkt nu ten aanzien van de
kinderen met verminderde gehoor-
scherpte, waarvan er door den school
arts in 1929 61 en in 1930 59 zijn aan
getroffen? Dat, volgens bericht in de
Middelb, Crt. bij informatie te be-
voegder plaatse is gebleken, dat de
61 kinderen, die een „verminderde
gehoorscherpte" hadden, slechts 7
slechthoorend waren in dien zin, dat
bizondere maatregelen voor hen ge-
wenscht waren te achten.
Hoe hebben wij het nu? Slechts
een negende deel van de kinderen
met zoogenaamde verminderde ge
hoorscherpte kómen voor behande
ling in aanmerking. De resteerende 54
kinderen kunnen hierbij worden met
rust gelaten. Wat heeft men nu aan
zulk een officieel rapport?"
Een even verder concludeerde de
schrijver dan:
„En hoe zou het met de andere plm.
1500 afwijkingen zijn, speciaal met de
196 met verminderde gezichtsscherpte
en de 700 gevallen van wolf in een of
meer tanden of kiezen?"
Op deze wijze meent de principieele
tegenstander van het instituut van den
schoolarts te mogen insinueeren en de
feiten te verdraaien, teneinde zijn inzich
ten, die op principieelen grond in dezen
tijd moeilijk meer verdedigd kunnen
worden, practisch althans nog eenigen
schijnbaren grond te kunnen geven.
„Metellus' feitenverdraaiing is deze
dat hij verzuimt zijnen lezers mede te
deelen, hoe hij de cijfers 61 en 7 geheel
uit hun verband rukte, teneinde ze de
in hun Sabbath-dracht of naar vrouwen
met hoofd- en omslagdoeken, en dezen
ondervragen of volgen op hun schreden.
Zoo ben ik er gekomen.
Verbeeld ik mij, dat er minder volk
aanwezig is? Of kijk ik rond met koeler
oogen? Ik twijfel aan het eene en aan
het andere. De indruk, dien ik nu ont
ving, was niet geringer dan dien der
eerste maal.
Voor den terugweg zie ik om naar
een geschikt geleide. Want het begint
donker te worden. En ik wil niet aan
het zoeken raken. Of in de noodzakelijk
heid, om, bijvoorbeeld in de Arabische
buurt, den weg te moeten vragen. Ik
beken gaarne, dat ik me daar niet thuis
en niet eens heelemaal op mijn gemak
gevoel. Een Poolsche broeder merkt mijn
rondzien. Hij zegt mij te herkennen van
een congres voor zoo en zooveel jaren.
Hij vindt een jongmensch voor mij, die
mij naar den uitgang der oude stad zal
geleiden.
„Of hij in Jerusalem of misschien el
ders in Palestina is geboren?" „Neen,,
zegt mijn nieuwe vriend „ik kom
uit Frankrijk, en ben een jaar of vijf in
't Land". „Ik kon het ginds" zoo ver
telt hij mij verder, beantwoordende mijn
vragen en ook daar zonder, uit zichzelf
„ik kon het daarginds niet langer uit
houden. Niet, omdat ik er geen eten of
geen werk had. Mijn ouders leven er. En
ik heb er ongeveer mijn heele familie.
Maar ik moest er op Sabbath werken
en onze Feestdagen kon ik er niet vie
ren. En ik was genoodzaakt niet-ritueele
door hem gewenschte taal te doen
spreken
Deze cijfers kwamen nl. voor in een
stukje in ons blad, geschreven naar aan
leiding van een vraag een onzer lezers
om een school voor slechthoo
rend e kinderen. En bij informatie
te bevoegder plaatse bleek ons toen, dat
de verminderde gehoorscherpte slechts
bij 7 van de 60 kinderen, die deze
afwijking vertoonden, zóó erg was, dat
deze krasse maatregel voor hen
wenschelijk geacht kon worden te zijn.
Maar wil dat nu meteen maar zeggen,
dat de anderen zooals „Metellus" in
terpreteert „niet voor behandeling in
aanmerking komen"? Of doet deze uit
spraak de waarde van „zulk een officieel
rapport' teniet?*) Ja, wettigt dat zelfs de
conclusie al wordt deze dan, veilig
heidshalve, in den vragenden vorm ge
steld dat al de 1500 andere afwijkin
gen, speciaal de 196 malen vastgestelde
verminderde gezichtsscherpte en zelfs
de 700 gevallen met wolf in een of meer
tanden of kiezen, dan ook wel navenant
lees: voor ?/1() larie zullen wezen?
Wij herhalen: het is ons wel, wanneer
men om des beginsels wille tegen den
schoolarts is. Wij achten het een nuttige
instelling, die zegenbrengend werken
kan maar we kunnen de meening eens
tegenstanders, die een schoolarts uit den
booze acht, eerbiedigen.
Niet echter kunnen wij ons neerleg
gen bij een zoo doorzichtig-unfair
systeem van bestrijding, als waarvan wij
in het vorenstaande een proeve gaven.
Dat werd niet toelaatbaar geacht in
den tijd van de trekschuit dat is het
nu nóg niet, en zal het nimmer worden
ook.
Wat hiér als een onthulling wordt
opgedischt, is dat ook overigens aller
minst, immers: op p. 7 van het verslag
1930/'31 van den schoolarts staat woor
delijk: „Z e s kinderen zijn dermate
doof, dat zij het onderwijs nauwelijks
of niet kunnen volgen"!!
II.
Het leerlingen-aantal in het
Wetsontwerp-T erpstra.
Men schrijft ons:
Een der ernstigste bezwaren tegen 't
Wetsontwerp-Terpstra is wel dit, dat
het per 45 leerlingen slechts één leer
kracht beschikbaar stelt.
Dat wordt wat men noemt dressuur,
massa-opvoeding, zonder gelegenheid
tot eenig voldoend rekening houden met
ieders eigenaardigheden en speciale be
hoeften.
En de praktijk heeft geleerd, dat een
bepaald aantal leerlingen per onderwij
zerfes) in de Wet aangegeven, op alle
scholen zonder onderscheid door zitten
blijven en tusschentijds opnemen bij ver
huizing, in de klassen vaak een veel
grooter aantal leerlingen brengt dan dat
wettelijke aantal.
Zoo was het b.v. voor eenige jaren,
toen we ook als tijdelijke maatregel een
vastgesteld aantal kinderen per leer
kracht in de Wet hadden het waren
er toen 48, dus slechts 3 meer en
daardoor in één Inspectie hadden (vol
gens officiëele opgave):
19 klassen met 4950 leerlingen.
44 51—55
18 5660
en nog enkele nog hoogere getallen.
Zoo zullen we krijgen met de schaal
van 45 leerlingen, over heel het land tal
rijke klassen met een gemiddelde van
wel 55 leerlingen.
Dit is toch waarlijk niet te aanvaar
den.
En dit geldt nog maar voor de groote
scholen, die door deze 45-schaal waar
lijk nog niet het ergst worden getroffen.
Arme scholen, arme kinderen, arme
onderwijzers (essen) te plattenlande! Het
Wetsontwerp vermeerdert daar het
aantal moeilijkheden op niet te aan
vaarden wijze.
Daarin stemt heel de schoolwereld,
zoowel die van het bijzonder als van het
openbaar onderwijs overeen.
We zagen in een Roomsch Katholiek
onderwijzers-orgaan b.v. de opgave, dat
van de Roomsche scholen
29 twee- tot éénmansscholen
243 drie- tot tweemansscholen
189 vier- tot driemansscholen
278 vijf- tot viermansscholen
werden enz.
Bij het overige bijzonder, als bij het
openbaar onderwijs, is dit nog erger.
2600 Leerkrachten, becijfert de Minis
ter, worden in komende jaren dan ont
slagen, en dat spaart 2600 salarissen.
Maar die 2600 tot werkloozen gemaak-
ten moeten toch jaren lang hun wacht
gelden ontvanger?
kost te eten .Waarom ik mijn leven ginds
niet zoo kon inrichten, dat ik wel de
trouw aan Leer en Overlevering kon be
waren, kan ik u misschien wel uitleggen
en aannemelijk maken. Maar 't is over
bodig. Want in ieder geval: ik wilde het
niet langer dragen. Ik heb mij losge
maakt van het Galoeth, ik heb de landen
der diaspora den rug toegekeerd en ik
heb den weg hierheei^weten te vinden.
Ik ben niet onfortuinlijk geweest. Want
ik heb terstond werk gevonden. Veel
geld verdien ik niet. Maar met mijn vier
a vijf pond in de maand kan ik rond
komen. Ik heb onderdak en sterf niet
van den honger. Ik ben hier Hier heb
ik Sabbath en Feestdag en geen zorg
voor mijn leven naar Torah en Traditie.
Brood en water is mij duizendmaal liever
dan overvloed ginds. En wanneer ik nu
ook als trouwe volgodsdienstige jood in
Galoeth zou kunnen leven, dan nog zou
ik het niet willen ruilen voor mijn be
staan, mijn tegenwoordig toch maar
schamel leven hier".
Wij waren reeds de Jaffapoort door
gegaan en een eindweegs in de Jaffa-
straat gekomen. Ik kon zijn geleide nu
wel ontberen. Wij drukten elkander de i
hand en wenschten elkander ten afscheid
een goeden gezegenden Sabbath.
De Sabbath was reeds gekomen. De
straten lagen stil en donker. De Jood
sche winkels waren gesloten en de Jood
sche menschen waren thuis of gingen,
evenals ik, van hunne bidstonden huis
waarts.
De Sabbath is wel merkbaar in Jeru-
Het jongste nummer van „Ons Elec-
triciteitsblaadje" onder redactie van de
P.Z.E.M. bevat een zeer lezenswaardig
artikel over het groote nut voor kippen
houders om door verlichting van de
hokken vooral in de wintermaanden den
dag te verlengen en daardoor de eier-
productie der kippen te vergrooten.
Verder een artikel over het gebruik der
electriciteit in de voorjaarsschoonmaak,
een artikel over „Als 't eten koud
wordt...." en verder o.a. verschillende
mededeelingen over de P.Z.E.M. zelve.
Hieraan ontlegnen wij het volgende:
Noordgroep,
Op 10 November zijn de toonkamers
der P.Z.E.M. in het gebouw Havenplein
A 317 te Zierikzee voor het publiek
opengesteld.
De toegang tot de toonkamers is vrij
en verplicht tot niets; er wordt niets
verkocht, er wordt alleen getoond en
gedemonstreerd. Men heeft er de ge
legenheid om alles op zijn gemak te be
kijken, van welke gelegenheid reeds
door velen gebruik werd gemaakt. Een
bezoek aan de toonkamers der P.Z.E.M.
wordt dan ook ten zeerste aanbevolen.
In verband met de hipderlijke schom
melingen van den electrischen stroom,
die in de netten der Noordgroep veel
vuldig werden waargenomen en die vaak
klachten van afnemers tengevolge had
den, is in het schakelstation te Nieuw-
Vosmeer een z.g. „regeltransformator"
ingebouwd, welke ten doel heeft de bo
venbedoelde schommelingen tot binnen
geoorloofde grenzen te beperken. De
r/egeltransformator is nu in bedrijf ge
nomen en heeft, een kortstondig defect,
dat na de opstelling optrad, daargelaten,
aan de gestelde verwachtingen voldaan,
zoodat de directie vertrouwt, dat klach
ten als de bovenbedoelde thans wel tot
het verleden zullen behooren.
De havenverlichtingen te Zijpe en te
Anna Jacobapolder zijn geëlectrificeerd.
Onderhandelingen zijn gaande met
den heer H. J. Doeleman te Zierikzee
teneinde te komen tot electrificatie van
diens beschuitgeleifabriek.
De animó voor het doen aanleggen
van huurkoopinstallatiën is belangrijk
salem. En deze jonge man is niet de
eenige aldus in het Land.
Naar de Zoutzee.
Zullen we naar de Zoutzee gaan? Het
lijkt geen vraag. Maar het is erg warm,
ook in Jerusalem, waar we leven op een
gemiddelde hoogte van achthonderd
meter. En bij de Jam-hammélach zullen
we om-en-bij de vierhonderd meter on-
den zeespiegel zijn Het is thans de
Joodsche maand Tammoez. Dat voelt
zoo wat iedereen. De inboorling natuur
lijk 't minst, de ingeburgerde wat meer, en
de toerist uit de koele landen het meest.
Ezels schijnen de hitte het best te ver
dragen. Want het oude spreekwoord,
een klein beetje vrij vertaald zegt: (1)
eenen ezel vriest het zelfs in het hartje
van Tammoez. Hetgeen terloops toch
ook iets getuigt omtrent de gewone hitte
in die maand. En we zijn ongeveer in
het midden van Tammoez.
Gasten in het Hotel uit Engeland, uit
Amerika, hebben den tocht gemaakt.
Heel vroeg in den ochtend. Zij vertellen,
hoe zij gelust hebben van de hitte en
raden dezen toer niet bizonder aan. En
wat zij hebben gezien? Het nieuwste,
dat er te zien valt hebben zij slechts uit
de verte kunnen aanschouwen. Tot de
werken der zout- en kaliwinning zijn ze
niet toegelaten. Daar moet men een be
paalde vergunning, dus een toegangs
kaart, voor hebben.
En toch zal ik gaan. De „Zee der step
pen" de Jordaan Jericho Zou ik
toegenomen; in den ïaatslen tijd zijn
heel wat Van dergelijke eleclrische huis-
installatiën aangelegd en nog vele aan
vragen Zijn in [behandeling.
Het aantal van de P. N. E. M. inge
kochte kWh steeg in 193,1 tot 796.355
terwij 1 de maximale a Vond belas ting
429.58 kW heeft bedragen.
Het aantal aansluitingen nam van ca.
3900 tot ca. 44600 toe.
Middengroep.
In den loop Van hel jaar 1931 werden
21 gemeenten aangesloten; in 18 van
deze gemeenten werd een ondergnondsch
en in 3 gemeenten een bovengrooidsch
net aangelegd, terwijl er 27 transforma
torstations werden opgericht. Hel aan
tal kilometers hoogspanningskabel, in
1931 aangelegd, bedraagt 69; ongere
kend de huisaansluitingen werden 46
km laagspanningsnet aangelegd-
Eehoudens de gemeente Schore, waar
men dezer dagen zal aanhangen met dien
bouw van hel ondergrondsche laagspan
ningsnet ren de 5 gemeenten beoosten' het
kanaal door Zuid-BeVelaiid, is de ge-
heele Middengroep geëlectrificeejrd.
Naast de nelten in de hoofdkammen is
de electriciteit in nog lal van bijkomimen
gebracht en is een groot aanLal Ixoerde-
rijen op speciale uitloopers aangesloten.
De Nettenbouw geschiedde in 1931
vrijwel geheel in eigen beheer.
Het aantal aansluitingen nam in den
loop van 1931 van ca. 7400 tot ca.
11500 toe. Het electricileilsyerbruik van
de industrie nam eenigszins af, dóch
het meerdere aantal aansluitingen Voor
licht, vastrecht en kracht, compenseerde
deze inzinking volkomen; zoo werden in
in 1931 haast drie kwart millioen kWh
meer opgewekt, dan in het voorafgaan
de jaar. De productie in de central!©
te Vlissingen bedroeg 10.556/161 kWihj.
Zuidgroep.
Door den Raad der gemeente Overslag
is besloten tot electrificatie van de
straatverlichting te doen overgaan.
Een dergelijk besluit is genomen door
de gemeente Aardenburg ten aanzien van
de straatverlichting in Draaibrug.
Deelde de directie in het vorige num-
fTerneuzen zal worden gedreven met
mer mede ,dat hel nieuwe rioolgemaal te
stroom der PZEM.,, thans kan zij' be
richten ,dat de electrische installatie van
dat gemaal in bedrijf is 'gegaan. I
Door de PZEM. zal stroom worden ge;
leverd voor een kraan ,op te. stellen op
het Neuzensche emplacement der spoorr
wegmaalscliappij Mechelen-Neuzen. Voor
verschillende kerkbesturen zijn begroo
tingen opgemaakt Inzake electrische ver
warming der kerkgebouwen. Ook in de
Zuidgroep is het aantal huurkoop-instal
laties belangrijk toegenomen.
Het aantal opgewekte kWih is door
sterk verminderd verbruik der industrie
gedaald tot 3.097.900 kWh bij een
maximale avondbelasting van 1340 kW.
Het aanLal aansluitingen najai vfan c.a.
6300 tot c.a. 8800 toe.
De directie wijst er dan op, dat vooral
in deze groep herhaaldelijk branden wor
den toegeschreven aan kortsluiting, en
dit dan ten onrechte, o.a. is er een ge
val, 'dal dit werd gemeld „terwijl de
betrokken landbouwschnur in '1 geheel
niet van een electrische installatie was
voorzien.
Vanwege de P.Z.E.M. heeft een drietal
dames uit Zeeland een cursus in elec-
trisch. koken te Berlijn meegemaakt, wel
ke cursus werd georganiseerd door de
Vereinigung der Eleklrizitatswerke E. V.
Deze cursus was speciaal voor Ne
derlanders samengesteld, terwijl ook de
menu's welke tijdens den cursus werden
toebereid, uit Nederlandsche spijzen be
stonden.
De dames, die den cursus hebben me
degemaakt zijn: mevrouw H. Minkema—
van Verre, Havenplein A 317, Zierikzee;
mej. P. M. Leenhouts, Directrice dór
L and'b o uwh u i s h oud s choólOude Haven
het Land bezoeken en daar niet komen?
En ook het nieuwste, de groote werken
daar zal ik zien. Want de Nederland
sche consul, Mr. S. A. van Vriesland, is
bij de onderneming nauw betrokken. Hij
heeft bovendien als kind van mij de
eerste beginselen van het Hebreeuwsch
geleerd en we hebben later samen in
Zionistische zaken nog al eens contact
gehad. Een toegangsbewijs kost me be
grijpelijkerwijze ten hoogste slechts een
telefoontje. Ik verdraag de hitte goed.
Dus ga ik. Er gaan echter geen andere
toeristen met me mee. Mevrouw en me
juffrouw Goldsmit moeder en dochter
willen echter gaarne van de partij zijn
en vergezellen me. Onze chauffeur is
Jakob Schmidt. Hij is me door een veel
jarig vriend, dien we nog nader zullen
leeren ken, bizonder aanbevolen. De
jonge man heeft zich voor eenige jaren
naar Palestina weten door te slaan.
Vanuit Presburg. Daar heeft hij o.a. ook
een Jeschievah een Talmoedhooge-
school bezocht. Met een Pond doe je
veel per vrachtschip. Zijn broer heeft de
reis per fiets weten te doen. En nu zijn
de ouders ook al in Jerusalem en is de
familie weer gelukkig te zamen. Schmidt
kent het vak en het land; hij is een ont
wikkeld jongmensch; hij is belezen in den
Bijbel en niet onbedreven in den Tal
moed; hij is een flinke, vroolijke, vrome
Joodsche jongen. Hij zal mij van nu af
aan ook op al mijn verdere tochten rij
den door het Land.
(Wordt vervolgd.)