Ur^INDCrVDLADÏÏ,
OE OUDEJttMi H TKUHU
EEN ZEER VREEMDE
KERSTBOOM
KLEURDEN KNIPPLAAT
MB
MIDDELDVF^C3^
COV-WdAN"D
ALS 'T OUDE JAAR GAAT
SCHEIDEN.
RAADSELHOEKJE.
x
x:x x x x x x x x
x
x
[2 VAN DC [3*
E3;
L
E3
door
CORRY DOMMERING.
In het centrum der stad stonden drie
kerken, die alle dre een hoogen toren
hadden, waarin zich een groote klok
hevond. Omdat die torens zoo hoog wa
ren en ver boven de daken der huizen
uitstaken, konden zij elkander goed zien
en gebeurde hét dikwijls, dat ze 's-
nachts, als het rustig was in de stad,
samen een praatje maakten. Ze waren
in den loop der jaren goede vrienden
geworden en het was werkelijk geen
wonder. Ze hadden heel veel meege
maakt en er gebeurden steeds weer
nieuwe dingen om hen heen. Huizen
werden gebouwd en andere afgebroken,
een felle brand had het groote postkan
toor gedeeltelijk verwoest en zoo be
leefden ze steeds weer. nieuwe avontu.
ren, waarover ze samen praatten, als
de menschen sliepen en het geraas der
trams was opgehouden. Vooral de groo
te kerkklok voelde zich Ze had een
Tieele tijd niet mee kunnen doen met de
gesprekken, omdat de menschen met
baar bezig waren, maar toen deze klaar
waren, vertoonde ze zich op een avond
in een verblindend licht.' De twee an
dere klokken keken er met de grootste
verbazing naar. Nee, zoo iets hadden
ze nog nooit gezien de wijzers van
de groote klok waren een aaneenscha-
keling van kleine electrische lampjes en
ook de cijfers waren verlicht. Het was
prachtig en gelukkig waren ze heele-
maal niet ijverzuchtig, want de groote
klok voelde zich geweldig. Alle men
schen zouden nu op de straat blijven
staan om naar haar te kijken en ze
kreeg medelijden met haar twee vrien
dinnen die zoo bescheiden in het don
ker bleven. Maar lang behoefde ze er
geen medelijden mee te hebben, want
het zou ail spoedig blijken, dat uiterlijke
schijn toch niet altijd het mooiste is.
Het was Oudejaarsdag. „Luister goed,"
riep de klok van het kleinste kerkje,
„Vanmiddag wordt hier beneden mij 'n
prachtig concert gegeven en de klok
kenluider zal vannacht het nieuwe jaar
inluiden,"
„Jij hebt het mooiste orgel van alle
kerken in de stad," antwoordde de der
de klok. „Ik heb niets bijzonders, waar
ik me op beroepen kan i mijn kerk
staat een beetje uit de buurt, maar juist
omdat ik niet zoo gestoord word door
al dat geroezemoes in de stad, ben ik
meer dan jullie in staat om wat dieper
in de huizen te kijken. En als jullie het
goed vindt, zal ik vanavond het laatste
uur van het jaar eens wat vertellen
van hetgeen ik zoo heb meegemaakt.
Misschien weten jullie ook wel wat. Zoo
vieren wij^ den Oudejaarsavond op on
ze manier."
Het was elf uur. De drie klokken
wachtten tot zij hun plicht gedaan had
den en haar elf slagen hadden doen hoo-
ren. Toen verhief de klok, die beloofd
had het een en ander te vertellen, haar
stem die alleen hoorbaar was voor haar
vriendinnen.
„Ik heb dit jaar het meest gelet op de
kinderen, die in mijn buurt wonen en je
moest eens weten, wat een plezier ik
dikwijls gehad heb, hoewél ik eerlijk
moet bekennen, dat ik ook wel eens heel
verdrietig ben geweest. Je weet niet
half, wat een groote verantwoordelijk
heid ik op mij heb genomen door ieder
uur en half uur van den dag te slaan.
Op mijn bevel gaan de kinderen naar
bed en och, wat zijn er dikwijls lastige
bengels, die hun vader en moeder ver
driet doen door hun ongehoorzaamheid!
In plaats dat ze dadelijk naar bed gaan,
als het hun gezegd wordt, treuzelen ze
zóó lang, dat hun ouders boos worden
en ik een laatsten waarschuwenden
slag moet laten hooren.
En dan de kinderen, die niet dade
lijk gaan slapen! Oh, oh, wat bezorgen
die hqn vader en moeder een last! Wi.
je wel gelooven, dat ik dikwijls mijn
oude hoofd schud en denk: „Kon ik daar
maar wat aan doen!" En weet je, wat
ik toen verzonnen heb? Ik heb mijn wij
zers wat harder laten draaien en zoo
kwam 't dat ik tien minuten voorliep en
op dien avond zeiden de ouders tegen
hun kinderen: ,,'t Is al laat, hoor maar, de
torenklok slaat jullie moeten naar
bed". En toen de stoute kinderen in hun
bed lagen, en in slaap vielen, heb ik mijn
wijzer uit de plaat genomen en dien als
een waarschuwenden vinger tot hen
opgeheven en toen hadden jullie eens
moeten zien, hoe weinig praatjes ze
hadden! Ik heb hen heel streng aangeke
ken en gezegd, dat ze nooit meer onge
hoorzaam mochten zijn en mij moesten
beloven, bij den ingang van het nieuwe
jaar hun best te zullen doen om precies
op tijd naar bed te gaan, dan zou ik hen
helpen, maar anders zou ik hen weer
foppen door opzettelijk voor te gaan
loopen. En ik geloof wel, dat ik 't ge
wonnen heb. Jullie kunt je niet voor
stellen, hoeveel plezier me dat doet
vooral voor die arme ouders, die zoo
veel voor hun kindertjes doen en er zoo
weinig gehoorzaamheid voor terugkrij
gen. Maar natuurlijk zijn er ook genoeg
kinderen, die, zoodra ze mij hooren, zon
der tegenstribbelen of zeuren naar hun
bedje gaan en heel vlug in slaap vallen
Zie je, die kindertjes vertel ik dikwijls 'n
mooi verhaaltje, vooral als ze een enke
keertje moeite hebben om in slaap te
komen dan liggen ze al te luisteren
naar mijn stem en iederen keer, dat ik
me laat hooren, zing ik een liedje, net
zoo lang tot zij in slaan vallen."
„Ja, je hebt wel een prettig en rustig
leven," antwoordde de klok, wier kerk
het mooiste orgel had. „Maar ik belee!:
ook mooie dingen. Je moest eens weten
hoe bij mij de menschen naar binnen
stroomen, als er een concert gegeven
wordt zooals vandaag op Oudejaarsdag.
Ik mocht het uur aangeven, waarop het
beginnen zou en je had die verlangende
gezichten eens moeten zien van de men
schen, die allen wachtten, tot ik mijn
stem zou laten hooren! Zie je, zonder
mij konden ze niet beginnen en ik voel
de me echt gelukkig, dat ik zoo'n ge
wichtige taak had te vervullen."
De groote, verlichte klok had aan
dachtig geluisterd. „Ja," zei ze, „jullie
moeten wel erg gelukkig zijn, dat je
zulke prettige herinneringen hebt op
Oudejaarsavond en eerlijk gezegd zou ik
er mijn prachtige verlichting best voor
over hebben om ook innerlijk zoo vee
te beleven als jullie. Ik dien alleen om de
nieuwsgierigheid van de menschen te be-1
vredigen, jullie hebt er geen denkbeeld
van hoe vervelend het op den duurj
wordt, als iedereen naar je kijkt."
„Dat moet je niet zeggen," zei de
dok, die het eerst gesproken had, want]
t heb iets gezien, dat je heel veel ple
zier zal doen, als je het hoort. Probeer
het óók te zien, dan zul je een echt
prettig Nieuwjaar hebben en geen treu
rige gedachten zullen je op dezen Oude
jaarsavond kwellen, ik zal het maar da
delijk vertellen
Vlak tegenover je woont een klein
jongetje, dat ziek is; hij ligt altijd in zijn
)edje en, opdat hij toch genoeg licht en
ucht zal krijgen in de groote stad, is hij
heel boven in het huis gebracht, waar
zich een groot platform bevindt, dat zoo
vanuit het venster te betreden is. Daar
ligt het jongetje altijd, als het mooi weer
is en als het regent of het te koud is,
dan ligt hij voor het groote venster. Hij
ïoudt erg veel van planten en bloemen
en het platform lijkt dan ook net een
prachtige tuin, waar allerlei bloemen
bloeien. Ook heeft het jongetje de lucht
eeren liefhebben hij houdt van de
wolken, die langs den hemel drijven, en
verzint dan allerlei verhalen, waarvan
jij het middelpunt bent."
„Ik?" vroeg de groote klok verwon
derd.
„Ja, jouw toren is de hoogste en het
jongetje denkt soms, dat je je verschuilt
tusschen de wolken. Je moest eens we
ten, wat een wonderlijke verhalen hij
om je heen spint ik geloof, dat je wel
één van zijn beste vrienden bent en
toen je zoo prachtig verlicht werd,
mocht hij dien eersten avond heel laat
opblijven om naar je te kijken en je
eek in zijn oogen een groot wonder, dat
zoo uit zijn sprookjes verhalen was te
voorschijn gekomen."
„Oh, wat heerlijk!", zuchtte de groo
te klok. „Ik heb dus óók een doel in
mijn leven! Wat denk je, zou het jon
getje vanavond laat nog wakker zijn?'
„Ja, hij wacht op je klokkenspel om
twaalf uur, eerder wil hij niet gaan sla
pen Maar let op, zoo dadelijk is het
Oude Jaar ten einde.
„Het volgende oogenblik begonnen de
drie klokken te luiden.
„Weest gehoorzaam", riep zij, die be
scheiden achteraf stond.
„Vrede. Vrede. zong haar
buurvrouw.
En de groote, verlichte klok jubelde:
...„Beterschap ....beterschap voor
mijn kleine vriendje." En voor allen die
naar mij luisteren:
„Veel geluk en voorspoed in het
11
NIEUWJAAR
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Een sneeuwpop stond met Nieuwjaar
Heel deftig en parmant
In 't hoekje van den grooten tuin.
De sneeuw lag nog op 't land.
Heer Zwartrok zag den witten baas
En kraste 'n vroolijk lied:
- Geluk in 't Nieuwejaar, terwijl
Ik je mijn wenschen bied!
De heele zwart-en-witte plaat
Kan netjes opgezet.
Je kent dit werkje stellig wel.
Begin dus! Opgelet!
En onze wensch aan allen, die
Dit lezen, groot en klein,
Luidt: Dat je in het Nieuwejaar
Gelukkig steeds moogt zijn!
dachte!" riep moeder Olsen. Zij sneed
daarna nog een paar flinke sneden van
den pudding af, legde die in het mandje,
naast de appels, de noten en het andere
lekkers, dat voor Fred was bestemd en
ging voort: „Laat moeder nu maar eens
smullen, Fred
„Neen, nog nooit heb ik zoo'n heer
lijk Kerstfeest beleefd!' juichte Fred,
nadat hij Tom's ouders had bedankt.
„En nog nooit heb ik zoo'n vreem
den Kerstboom gezien!" lachte boer Ol
sen. „Zoo n vreemden Kerstboom met
kinderen tusschen de takken!"
TANTE JOH.
Nieuwe Jaar.'
(Slot.)
Op zijn oude schoenen liep op Kerst
morgen Fred Berg naar de groote boer
derij van Olsen. En nog wat verlegen, en
ook bang, dat Tom's moeder boos zou
zijn over de opgebrande kaarsje, klopte
hij aan de deur.
Luid juichende kwamen toen Tom en
Ella, di ehem meetrokken naar den|
Kerstboom.
„Kijk, Fred dat heeft het Kerstkindje
voor jou gebracht!" juichte Ella, en zij
wees op een jasje, een wollen muts en
een paar stevige, nieuwe schoenen. „En
al dat lekkers in het mandje is óók
voor jou!"
„En dat pakje heeft de Kerstman voor
jou in ons huis gebracht," begon Tom.
„Je weet wel, die oude man, dien jij den
weg hebt gekezen naar Gundersen's
huis!"
„Hè, was dat het Kerstmannetje?"
vroeg Fred verbaasd. „Hoe is dat nu
mogelijk, dat die weet...."
„Alles is op Kerstdag mogelijk. Fred",
viel Tom's moeder in. „Dan komt toch:
het Kerstkindje op de aarde en geeft
alle menschen een goede of een edele
gedachte in? Zoo heeft het dus óók tot
den Kerstman gezegd: „Denk aan Fred
Berg; hij heeft je naar Gundersen's
huis gebracht.En maak het pak nu
eens vlug open, jongen!"
„O, er is een briefje bij!" riep Fred,
en hij begon hardop te lezen:
„Fred Berg, vannacht kwam hetj
Kerstkindje in mijn huis, en 't fluisterde
mij in: „De jongen, die je naar het huis j
van Gundersen bracht, houdt veel van
lezen, en de winter duurt zoo lang.
Brengt gij hem daarom deze boeken!"
Dit deed ik toen, Fred. En ik wensch je
een heerlijk Kerstfeest toe, en hoop, dat
deze boeken je even zulke goede ge
dachten zullen geven, als het Kerstkindje
je gaf, toen je met Tom en Ella in den
denneboom zat, den vreemdsten Kerst
boom, dien iemand ooit zag!"
„Och, och," zei Fred, toen hij de boe
ken had bekeken, ,,'t moet toch echt 't
Kerstmannetje geweest zijn, dat we naar
het huis van Gundersen brachten. Hoe
zou het anders alles weten? En dan die
prachtige boeken!"
„Eet nu eerst een stuk van den Kerst
pudding, Fred," sprak juffrouw Olsen.
„Proef eens, hoe lekker die is!"
Doch Fred kon van vreugde geen hap
van het lekkers eten. „Mag ik het mee
naar huis nemen voor moeder en de
zusjes, juffrouw Olsen?" vroeg hij, „Die
hebben dan óók wat lekkers op Kerst-
I
mis!
„Kijk, dat is al weer een goede ge-
O, December, maand vol vreugde,
Maand van feesten en vertier,
Van den eersten tot den laatsten,
't Is de heel maand plezier!
Of het regent, of het hagelt,
Of het stormt en loeit op straat,
Iedereen is op de been nu,
Voordat 't jaar weer scheiden gaat.
't Zijn cadeautjes en surprises,
't Zijn geheimpjes hier en daar.
En met die Decemberdrukte
Eindigt weer het Oude Jaar,
't Oude Jaar met al zijn pretjes,
Met z'n lief en met z'n leed.
Rustig kun j' er op terugzien,
Als je steeds het goede deedt.
Wieer voorbij zijn twalef maanden,
't Oude Jaar heeft afgedaan
En met d' allerbeste plannen
Vangen wil het Nieuwe aan
R. ASSCHER VAN DER MOLEN.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Oostenrijk. Soest, krijt, roos, kers,
Rijn, koe.
2. Pink.
3. Op hoofden of dammen, die in zee
uitsteken.
4. Schoener, schoen.
VOOR KLEINEREN.
1. Helaas moest zij voor niets een half
uur wachten. (voorn).
Wat kwam Jet ongelegen gisteren:
we hadden juist kamerdag. (tong).
Hij was bezig in zichzelf te praten.
(elft).
Ik za! morgen het boek bij u komen
halen (zalm).
2. Kat tak,
3. Kant, oor; kantoor.
4. Blaffende honden bijten niet.
Wie niet hooren wil moet voelen,
Geduld overwint alles.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
1. Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een stad in Hongarije.
X
X -
X
X
X
lo rij een medeklinker.
2o rij een ligplaats voor schepen.
3o rij het tegenovergestelde van zwak.
4o rij een plaats in Limburg.
5o rij 't gevraagde woord.
6o rij iets wat in Amsterdam in groote*
getale bij het bouwen van huizen
gebruikt wordt.
7o rij een stad in Noord-Brabant.
8o rij een boom.
90 rij een medeklinker.
2. Mijn geheel wordt met 10 letters ge
schreven en noemt een dorp in de
provincie Utrecht.
5, 6, 2, 10 is een stad in Zwitserland
Een 8, 3, 9, 7 is een roofvogel.
1, 7, 3, 6 is een getal.
Een 5, 4, 7, 8 is een hoogte.
5, 3, 6, 2 is een drank,
3. Verborgen rivieren in het buiten
land
Zullen we Em straks van school ha
len?
Goed, maar laten we Broer dan mee
nemen.
Ik heb Do nauwelijks goedendag
kunnen zeggen.
Tante Cato is een half uur geleden
hier geweest.
4. Ik ben een stad in België. Toch ziel
men mij ook aan menig huis. Hoe
kan dat?
VOOR KLEINEREN.
1. Vul deze 9 vakjes'in met:
4 A IB ID 2 L 1M
maar doe het zóó, dat je van links
naar rechts en van boven naar be
neden leest:
lo kinderspeelgoed.
2o een meisjesnaam.
3o een jong, viervoetig dier.
2. Welke roofvogel wordt een drank,
als men hem een anderen kop
geeft?
3. 'k Ben met Moes naar stad geweest
's Avonds. O, het was een
Wat een lichtjes zag ik schijnen
En soms plotseling ver
In de tram ging ik weer terug,
Maar die reed mij veel te
O, wat had ik toch een pret
Met mijn Moeder en pop1
4. Met v ben ik warm, met g koud, met
d niet goedkoop, met m moet ik
stevig zijn, met st zit ik aan elke
auto, fiets en aan elk vaartuig, met
k ben ik een gril en met b woon ik
nooit veraf.