,ïïr\INDCr\DLADÏÏ(
LEGKAART
MOEILIJK
KABOUTERTJES
EEN GOED MIDDEL.
-
VOOR DE KLEINTJES.
RAADSELHOEKJE.
^mxwx'i
Ej van dc rn
/-\IDDELBVRCBC=MC
COV-WRANX-
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Vorst Puntbaard uit Kabouterland,
Zoo beet de Dwergenkoning,,
Heeft in een grooten, hollen eik
Heel diep in't bosch zijn woning.
Vorst Puntbaard geeft éénmaal in 't jaar
Een bal aan alle Dwergen.
Zij komen dan van heind' en ver
Uit 't bosch en van de bergen.
Vorst Puntbaard spreekt hen allen toe,
Zegt: Luister naar mijn wenschen,
Die luiden: Wees vooral heel goed
Voor dieren en voor menschen,
Hulpvaardigheid behoort nog steeds
Tot de Kabouterplichten.
Je kunt al ben je nog zoo klein!
Voor 'n ander wat verrichten
Het kleine volkje knikt gedwee.
't Wil graag hulpvaardig wezen.
Dat heb j' in menig Sprookjesboek
Toch zelf wel kunnen lezen
Kabouters wonen.... ja! waar niet?
'k Hoop ook in jullie woning.
Maar doe je allen wel den wensch
Van den Kabouterkoning
„Och, och Wat is het leven toch een
tonig en glad zuchtte een ontevreden
mangel, die op een zolder stond. „Altijd
moet ik maar draaien en nog eens
draaien Nooit eenige afwisseling En
soms tijden, dat ik heelemaal niets te
doen heb en ik me vreeselijk verveel.
Wat zou ik eens graag een verzetje
willen hebben en ja, nog liever zou ik
kattekwaad willen uitvoeren Natuur
lijk niet, als ik hier in mijn ééntje sta
Daar is niets aan Maar.als de
vrouw weer met een bak vol opgerold
goed komt, dat ze te lui is om zelf glad
te strijken en liever door mij behandelen
laat, ja, dan.... zal ik haar eens een
poets bakken. Dat kan leuk worden
De mangel kraakte van plezier. Weg
was op eens zijn booze, ontevreden bui.
Het duurde nog een paar dagen, vóór
de vrouw met den bak met goed boven
kwam en de mangel begon al ongeduldig
te worden. Maar op een goeden of
een kwaden? morgen kwam de
vrouw toch met haar vrachtje op zolder.
Ze bracht als gewoonlijk haar dochter
mee en de mangel wist zelf niet, hoe
het kwam, maar aan de dochter had hij
eigenlijk nog meer het land dan aan de
vrouw zelf.
De moeder vouwde een rol linnengoed
voorzichtig uit en legde die op de plank
zóó, dat de voorkant juist tusschen
de beide rollen door kon wandelen, zoo
dra de mangel zich in beweging beliefde
te zetten.
De dochter nam het handvat van het
groote rad in de hand en begon te
draaien.
„Wacht dacht de mangel. „Nu of
nooit
Even ging alles goed, maar toen volg
de zoo'n hevige knal, dat de beide
vrouwen, die niets kwaads vermoedden,
met een gil op zij sprongen. Zij waren
bijna nog witter van schrik dan de lakens
die zij juist bezig waren te mangelen.
„Lieve help riep de moeder uit. „Ik
heb het laken laten glippen en nu is het
heelemaal vuil geworden. Er zal niets
anders opzitten dan het over te was-
schen. I.a!en we dus maar eerst het
andere goed mangelen."
Maar of de dochter vlug of lang
zaam draaide en of de moeder het goed
E3
ook nog zoo zorgvuldig klaar legde
de mangel wilde het niet opnemen. Wat
moesten de vrouwen toch doen om hem
tot zijn plicht te roepen?
Ten einde raad haalden zij er een
man bij en die zei:
„Wacht Ik ken zijn kunsten en zal
dat zaakje wel eens voor jullie opknap
pen Hij maakte de schroef open en
weer dicht en zei:
„Ziezoo Nu zal het wel gaan. Ik
weet, hoe ik 'm moest aanpakken
Ha ha lachte de mangel in zijn
vuistje. „Dat zal 'm niet meevallen
Dwingen laat ik mij niet O, zoo
De moeder legde het goed nu weer
onder den mangel, de dochter greep het
handvat en.... de mangel begon op
eens zóó hard te draaien, dat de doch
ter het niet kon bijhouden, haar even
wicht verloor en boven op den bak met
goed tuimelde
De poes, die ook op zolder was, schrok
daarvan zóó hevig, dat zij hals over kop
naar beneden rende. Ze dacht minstens,
dat iemand haar achterna zat en holde
de straat op, juist tusschen de beenen
van den man door, die den mangel tot
de orde had willen roepen en die nu aan
de deur stond.
De man greep van schrik iemand beet.
Dit was toevallig, de melkman. Hij had
een kan melk in de hand en in een om
mezien lag die op den grond.
Hiervan schrok het paard, dat vóór
den melkwagen gespannen was, zóó, dat
het op hol sloeg. Eindelijk botste de
wagen tegen een electrische tram op.
Een vreeselijk geraas volgde. De melk
bussen vielen op den grond en goten hun
kostelijken inhoud over de straatstee-
nen uit.
Op dit oogenblik kwam de melkman
er aan en toen hij zag, hoe groot de
aangerichte schade was, steeg zijn woe
de ten top.
De man, die den melkman de melk
uit de handen gegooid had, kwam ook
toeschieten en de beide verschrikte
vrouwen voegden zich bij hen, terwijl
de kat alle poesen uit de buurt uitnoo-
digde om op het melkfeest te komen,
dat hun zoo onverwacht werd aange
boden.
Alleen voor de viervoeters bleek het
ongeluk een buitenkansje te zijn. Maar
de menschen dachten er anders over
,,'t Komt alles door die ellendige kat!"
zei de man boos.
„Welnee, 't komt door den mangel
zeiden de vrouwen en zij vertelden, wat
Deze legkaart stelt voor: Een varken zit in een appelboom. Hij gooit de appe len in de parapln, die aan een tak hangt.
de aanleiding van de ramp geweest was.
„Dan zal ik hem morgen eens flink
onderhanden nemen zei de man en
het was maar goed, dat de mangel niet
zag, hoe boos hij was, want hij zou dien
nacht zeker geen oog dicht hebben ge
daan van angst.
Den volgenden morgen werd de man
gel geopereerd.
De man had een witte doktersjas aan
getrokken en kwam met een hamer en
een tasch vol gereedschappen boven.
Dat beviel de mangel al dadelijk niet.
Hij dacht:
„Och, och wat zal me nu weer boven
mijn onschuldig hoofd hangen
Maar zoo heel onschuldig was hij
toch eigenlijk niet
Hij had niet lang tijd om hier over na
te denken, want de man begon uit alle
macht te kloppen en los te schroeven.
Weldra verloor de mangel dan ook het
bewustzijn en zag of hoorde hij niets
van hetgeen er met hem gebeurde.
En dat was maar goed ook, want het
duurde niet lang, of de arme mangel
lag aan stukken op den grond.
Lang duurde zijn verdooving echter
niet. Hij kwam weer bij en schrikte ge
weldig van hetgeen hij nu zag.
„O, oh kermde hij. „Ik heb wel erg
naar een verandering verlangd, maar
dit is vreeselijk! Zou Zou zou ik ooit
wel weer beter worden 7"
En hij nam zich ernstig voor, dat
mocht hij genezen hij voortaan
ROTRT
Mijn oom in Indië 't is ver
Moet ik een briefje schrijven,
Want anders weet ik heel secuur,
Dat wij geen vrienden blijven.
Ik heb het oompje vast beloofd;
Maar 't is me een karweitje
Zoo'n heusche brief met echten inkt
En 't kan niet op een leitje.
Ik weet wel, wat ik schrijven moet,
Maar moeilijk zijn de zinnen
Om zoo te zetten in een brief....
Hoe moet ik nou beginnen?
Ik kan ook niet per radio
Een brief aan oom gaan schrijven.
0, wist ik toch maar, hoe het moest
Want zóó kan 't ook niet blijven
Vooruit maar! 't Moet Dus schrijf
ik gauw.
Wat zal hij vroolijk wezen,
Als hij een echten, langen brief
Van mij zal kunnen lezen
TR. VERDONER SALOMONS.
nooit meer kattekwaad zou uithalen. Hij
had niet kunnen vermoeden, dat de ge
volgen zoo vreeselijk waren, maar nu
hij het wist
Spoedig begon de man de verschil
lende deelen weer in elkaar te zetten
en hoewel de mangel al dat geklop en
geschroef verre van aangenaam vond,
verdroeg hij het toch met het grootste
geduld. Zou hij misschien begrepen heb
ben, dat dit de weg tot beterschap
was
Juist kwam de mangel tot de ontdek
king, dat hij weer de oude werd, toen
de man met een groote medicijnflesch
en een spuitje terugkwam.
Wat zou dat beteekenen? Zou 't
drankje erg leelijk smaken?
Lekker was het niet, maar de mangel
voelde al gauw, dat het hem heel aan
genaam aandeed. Die drank maakte
hem zoo heerlijk zacht van binnen; 't
was net, alsof hem nieuwe levenskracht
ingespoten werd.
En hij was den man daarvoor zóó
dankbaar, dat hij vanaf dit oogenblik
altijd trouw zijn plicht heeft gedaan en
nooit meer in de verzoeking kwam om
kattekwaad uit te halen.
Het middel had goed geholpen
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER
VOOR GROOTEREN.
1. Vlaardingen.
V
L
A
A
R
D
I
N G
E N
1
Ml
1
0
n
r
a
i
P
b
d
O
c
e
e
ij
i
e
h
n
n
n
t
2. Tante, ik leer u graag nog meer nieu
we spelletjes. (rug).
Je kunt dit zware pak niet meene
men op de wandeling. (knie).
Mijn zakdoek viel bij ongeluk in een
plas. (kin).
Met dat noodweer stond het water
weer hoog in onzen kelder,
(oog en enkel).
Laat Hanneman of Bram onder de
bank kruipen om het vermiste
voorwerp te zoeken.
(mond en oor).
3. Negen, oog; negenoog.
4. Troebel, roebel.
VOOR KLEINEREN.
1. De bladeren van de boomen, die in
het najaar afvallen.
2. Blauw, bruin, paars, groen.
3. Zeven even, uit ruit;
giet niet, lacl»t wacht;
fijn schijn, keer weer
jagen plagen, kijk rijk!
4. Look, pook, Mook, rook, strook.
OM OP TE LOSSEN
VOOR GROOTEREN.
1. Mijn geheel is een bekend spreek
woord, dat met 3 woorden of 18
letters geschreven wordt.
De 7, 1, 2, 11, 9 is een rivier in
Noord-Brabant.
Een 8, 12, 13, 10 18 is een kanaal.
Een 3, 4, 5, 16, 15 is het bovenste
deel van een berg of een hoofd.
14, 6, 15 is een metaal.
Een 8, 9, 10, 11, 16, 17, 18 is een
voorwerp, dat in de keuken ge
bruikt wordt.
7, 5, 6, 8, 17, 2 zijn vogels.
2. Mijn eerste en tweede vormen
samen een voorwerp, dat veel
leven maken kan, mijn derde is
een kruipend dier en mijn geheel
eveneens.
3. Kruisraadsel.
Op de beide kruisjeslijnen komt de
naam van een roofvogel.
X
X -
X
X X X X X X X
X
X
X
le rij een medeklinker.
2e rij een dorp op de Veluwe.
3e rij een ouderwetsch rijtuig.
4e rij 't gevraagde woord.
5e rij een gedeelte van een ei.
6e rij een platte mand.
7e rij een medeklinker.
4. Verander het woord vlok in kaas
door telkens één letter te veran
deren. De tusschenliggende woor
den moeten alle goede zelfstandi
ge naamwoorden zijn.
V
i
O
k
i
a
s
VOOR KLEINEREN.
Keer een kom om, plaats er een
halve erwt achter en je krijgt een
voorwerp, dat door een smid ge
bruikt wordt.
Een varkentje, dat ramm len kan,
Maar waar je heusch nooit
spek krijgt van,
't Is meestal groen en altijd hol,
Als is het somtijds boordevol.
Zeg mij nu even, hoe het heet.
Niet één is er, die dat niet weet!
Als 1, 2, 3 een verkorte meisjes
naam is en 4, 5, 6, 7 iemand, naar
wien een ander genoemd is, welk
dorp op de Veluwe is dan 1, 2,
3, 4, 5, 6, 7
Welk spel is grooter dan mijn
broertje Otto?