artisnieuws paaltje komt j als puntje; bij NAJAAR IN 'T BOSCH ZOEKPLAATJE x:x x x x x Xxix x De Neushoorn. RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. (Wijk, Heteren en Ede)' Eindelijk moet het hooge woord er uit: de nieuwe bal is sedert drie dagen spoorloos verdwenen (Lisse en Ede). VOOR KLEINEREN. Anemoon. OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. door G. J. VISSCHER. De groote vacantie is voor de meeste lezers en lezeressen een heerlijke tijd. Velen van jullie gaan dan op reis, naar 'Scheveningen, naar Apeldoorn, naar Zeist, naar Zandvoortik zou nog wel vijfentwintig plaatsen kunnen opnoemen, die in den vacantietijd bezocht worden, en toch weet ik zeker, dat niemand van jullie eenige dagen zal gaan slijten in mijn geboorteplaats, d.i. in de omgeving van Arusha. „Arusha? Nooit van gehoord zult ge zeggen en dat kan ik me ook best be grijpen. Arusha is een z.g. nederzetting dicht bij het Tanganjikameer in Britsch Oost-Afrika. Vóór den Grooten Oorlog heette dit gebied Duitsch Oost-Afrika. Toen woon den er veel Duitschers. Eén van hen, een zekere C. Schutz, heeft daar te mid den van de negerbevolking van Arusha een groote farm, d.i. wat wij een boer derij zouden noemen, gesticht. 't Spreekt vanzelf, dat die heer Schutz het bewerken van zijn uitgestrekte ak kers overlaat aan zijn werklieden. Het zou hem ook slecht bekomen in de tro pische hitte, daar in de nabijheid van den evenaar. De inboorlingen kunnen er beter tegen. Maar wat hij gaarne doet is jafen. Nu, hij bewoont daarvoor juist een geschikte streek, want daar leven een massa leeu wen, olifanten, nijlpaarden, zebra's, anti lopen, neushoorns, krokodillen, enfin! nog veel meer van die dieren, waarvan de naam alleen den jager naar zijn buks doet kijken. Nu neemt in de laatste halve eeuw in veel deelen van de wereld het aantal groote dieren even sterk af, als het aan tal menschen toeneemt. Om het uitster ven van die dieren te voorkomen, heeft men in sommige streken een z.g. natuur reservaat ingericht dit is een afgebakend gebied, waar niemand mag jagen. Zulk een natuurreservaat bevindt zich ook in het Belgisch gebied den Congo-staat, dicht bij het Tanganjikameer. Of mijn moeder, een kolossale neus hoorn, daarvan iets gehoord had, weet ik niet, maar zeker weet ik, dat zij op een avond tegen me zei: „Kom jongen! We verlaten de buurt van Arusha en we zul len om het groote meer heen loopen Zoo marcheerden we in het donker dwars door 'n groot rijstveld van den heer Schutz, moeder voorop en ik achter haar aan. 't Spreekt vanzelf, dat wij on telbare rijsthalmen plat trapten, maar daar stoorde moeder zich niet aan, doch de eigenaar van het rijstveld wèl en ziet! Plotseling zag moeder op korten afstand een neger te paard. Toen kreeg zij een van die aanvallen van woede, die ons dikwijls aangrijpen en in razende vaart rende zij op den ruiter af. Maar deze wendde den teugel en daar begon een achtervolging, waarbij moeder nooit kon winnen, want een goed paard loopt har der dan een neushoorn. Nu moet je weten, dat die neger een bediende was van den heer Schutz. Hij moest moeder uit mijn buurt lokken. Ik kon hen onmogelijk volgen en telkens, als moeder bleef staan, kwam de ruiter weer wat dichterbij; moeder zette hem dan opnieuw na en zoodoende bleef ik alleen achter. Daar was het den jagers juist om te doen. Ze kwamen op mij af en ik kreeg wel zes strikken om mijn pooten, mijn hals, om mijn lijf, in één woord, overal waar ze maar pakken wil den en ik was een gevangen man.... neushoorn wil ik zeggen. 't Was om mij te doen geweest en ik werd naar de farm gebracht. Daar trof ik nog twee lotgenooten aan, ook jonge neushoorns van mijn grootte. We werden opgesloten maar niet gezamenlijk. We konden elkaar wel zien, maar we moch ten niet bij elkaar komen. Eenige maanden later werden we elk in een aparte sterke kist opgeborgen en daarin werden we per vrachtauto naar een kustplaats aan den Indischen Oceaan vervoerd. Over onze zeereis zal ik kort zijn, want die beviel mij slecht. We werden met kist en al een „krat" noemt men zoo'n kist ook wel op de kust van Oost-Afrika aan boord van de „Grijpskerk" geheschen en op dezelfde manier werden we in Rotterdam aan wal gezet. Mijn eene kameraad bleef daar, want die was voor de Rotterdamsche diergaarde bestemd. Nummer twee is naar Engeland verhuisd. En ik ben heel netjes in Artis bezorgd. Dat was me een gebeurtenis in de hoofdstad! Er was een Neushoorn aange komen Eerst was Jan en alleman uitgeloo- pen om Tom Mix, den beroemden cow boy, te zien. Daarna had Charley Chap lin zijn intocht gedaan. En nu was er een Neushoorn gearriveerd. Sinds dertig jaar was er in Artis geen te zien geweest Er werd over mij in de krant geschre ven en mijn portret werd er ook in op genomen. 't Gevolg was, dat er heel wat menschen hier gekomen zijn, om mij te bekijken. Ik zeg met opzet „bekijken", want „bewonderen" mag ik niet zeggen. Bepaald mooi schijnt men mij niet te vinden. Dat is trouwens ook volstrekt niet noodig om de aandacht te trekken, 't Is, zooals onlangs iemand in de krant zoo heel juist zei: „De meeste menschen zien liever iets „raars" dan iets „moois Geen enkel dikhuidig dier munt uit door schoone kleuren of fraaie vormen. Daardoor komt het, dat niemand van jullie gaarne een olifant genoemd wordt, of een nijlpaard, of een varken. De naam neushoorn, wordt nooit op die mapier gebruikt, maar we hebben nog een naam, nl. Rhinoceros en wie zoo onaardig zou zijn, om zijn buurman of buurvrouw een rhinoceros te noemen, geeft daarmede te kennen, dat die mijnheer of die dame volgens zijn meening ook al niet geschikt is voor de schoonheidstentoonstelling. „Je moet wat hooren, als je niet doof bent" zegt men en zoo gaat het mij hier ook, vooral omdat mijn gehoor van mijn vijf zinnen het scherpst is. Mijn grootte valt veel bezoekers niet mee. Zij moeten bedenken, dat ik nog maar een jaar of vier oud ben. Toen die menschen vier jaar oud waren, kwamen ze ook nog maar een klein eindje boven den grond. Als ik goed blijf door groeien, kan ik 4 meter lang en bijna IJ meter hoog worden De hoorn op mijn neus, die nu ongeveer IJ dm lang is, kan een hoogte bereiken van 7 dm! dat is dus nog al iets. Achter dien grooten hoorn kan dan nog "een tweede groeien, maar dat blijft een klein dingetje. Ook vinden sommigen mij „erg kaal". Ja, ik ben geen beer en wat kaalheid betreft: Koba en Radjah, de beide olifanten, die helaas mijn buren zijn, kunnen daar ook van meepraten, maar van hen wordt alles goedgevonden. Ik zei daar, dat zij „helaas" mijn buren zijn. Ja, al behooren zij evenals wij tot de dikhuidigen olifanten en neus hoorns kunnen elkaar nu eenmaal niet uitstaan. Let er maar eens op, als ge hier komt: vooral die Koba kan haar slurf zoo verraderlijk tusschen de tralies doorsteken, als ik te dicht bij het hek kom. Dan spring ik verschrikt op zij, maar wacht maar, als ik een jaar of tien ouder ben. Dan ga ik geen duimbreed voor haar uit den weg. Mijn andere buren zijn een paar wilde zwijnen van Sumatra. Dat zijn goede slokkers en met hen kan ik het best vinden. Gejaagd wordt hier in Artis heelemaal niet; dat is een groot gemak. Als oppas ser heb ik een man, die al twee en veer tig jaar in functie is. Hij heeft mijn voor ganger hier nog gekend, ook een zwar ten neushoorn, die dertig jaar geleden gestorven is. Hij heeft mij den naam „Karonggo" laten behouden; daar ben ik blij om, want zoo werd ik door Schutz, mijn eersten meester, in Afrika reeds ge noemd. Als de oppasser mij een bebladerd takje geeft, of mijn portie havermout met het gebruikelijke half pond botei erop, ja, dan heb ik het goed naar mijn zin, maar toch spijt het mij, dat er bij mij aan 't hek een bordje hangt, waarop staat: „voederen streng verboden Ik zou wel eens willen meeëten met die vervelende olifanten; koekjes, beschuit jes, pinda's, brood, kersen, appels en van alles wordt hun toegestoken en ze eten maar raak. 't ïs eigenlijk bespottelijk: zulke groote dieren en dan al die snoeperijen. Neen, nu ik mij goed bedenk, houd ik mij maar liever aan mijn eigen kostje. Allemans vijand wensch ik niet te worden van mijn oppasser begin ik al veel te houden maar allemans vriend, daar bedank ik ook voor; dat is een rechtgeaarden neushoorn onwaardig. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Jan komt opgewonden uit school en vertelt aan Moeder dat Piet zijn vriend nog wel niet langer lid zal zijn van de wandelclub. „Misschien ;mag hij niet van zijn ouders", meent Moeder. „O, als 't dat was, zou ik er niet lan ger over praten", zegt Jan beslist. „Denk jed an, dat hij zelf niet wil?" vraagt Moeder nu. „Ja, dat geloof ik stellig!" antwoordt Jan. „En wat denk je, dat de reden er van is „Wel, omdat ik Hans Roever ge vraagd heb met ons mee te doen en Piet en Hans elkaar nu eenmaal niet kunnen uitstaan". „Dat hadt je eerder moeten beden ken!" luidt Moeders oordeel. Jan knikt instemmend. Moeder heeft natuurlijk gelijk, maar't is nu een maal gebeurd Even later gaat Moeder voort: ,,'t Beste zal zijn er maar niet meer over te praten. Ik vermoed, dat wan neer puntje bij paaltje komt, Piet zich nog wel eens bedenken zal, vóór hij vrijwillig die aardige tochtjes opgeeft." Jan besluit Moeders raad op te vol gen, al gelooft hij niet, dat het helpen zal. Maar zie! Twee dagen later komt hij Moeder triomfantelijk vertellen, dat Piet voortaan toch met de wandelclub zal meedoen. „Daar ben ik blij om", zegt Moeder, terwijl Jan al weer verder rent. Kleine Miesje is zoowel een paar da gen geleden als nu getuige geweest van het gesprek over Piet en de wandel club. En hoewel ze blijft zwijgen, heeft zij er toch wat van opgevangen. Dit zal dien middag, als ze met Moe der wandelt, blijken. Ze loopen samen over een smal weggetje, dat alleen voor voetgangers en fietsers toegankelijk is. Aan het einde ervan staat een paaltje, hetwelk duidelijk te kennen geeft, dat voertuigen hier niet toegelaten wor den. Plotseling blijft Miesje bij het paaltje stilstaan, kijkt heel ernstig en vraagt dan „Zou dit het paaltje van Piet zijn, Moes?" „Het paaltje van Piet?" herhaalt Moeder verwonderd. „Ja, Moes, U zei laatst toch, dat als Piet bij 't paaltje kwam, hij wel weer met Jan en de andere jongens zou mee gaan", Moder herinnert zich nu, wat zij ge zegd heeft en tracht haar kleine meid uit te leggen, wat de uitdrukking: als puntje bij paaltje komt, beteekent, Heelemaal begrijpt Miesje het niet en ze vindt het raar, dat Moeder geen echt paaltje bedoelde. Waarom zeggen groote menschen toch soms heel andere dingen dan ze be doelen? Wie kan daar nu iets van be grijpen? CARLA HOOG. 't Is nacht! En in het groote bosch Daar zit 't Kaboutervolkj' op 't mos, Elk heeft een verfpot naast zich staan Om straks heel vlug aan 't werk te gaan. Vergaad'ring houden z' in den nacht, Als 't kindervolkje slaapt heel zacht. Een ieder krijgt zijn boom r>f struik; Dat is een heel, heel oud gebruik. Ze schild'ren groene blaadjes geel En doen dit met een fijn penseel. Soms bruin of rood, naar ieders smaak, Dat is in 't najaar steeds de taak. Van de Kabouters in het bosch, Die luchtig loopen over 't mos. De blaadjes zijn een schilderij En Zon beschijnt ze morgen blij. Tot slot geeft de Kaboutervorst Omdat niet ééntje heeft gemorst Met al die kleuren! een groot feest. Dat is al jaren zoo geweest. Kabouters dansen hand aan band. 't Is feest in heel Kabouterland. Wat maakten zij het bosch weer mooi! Ze juichen bij dien najaarstooi. En rusten z' op het feest eens uit, Dan spreekt Kabouterkoning luid: Ik dank de schilders, 't Werk werd goed i En 't bosch is juist als 't wezen moet! 1. M A S T A R N 0 S N E L T O L K le rij een medeklinker. 2e rij een lichaamsdeel. 3e rij een rond voorwerp 4e rij een dag der week. 5e rij 't gevraagde woord. 6e rij een arbeider. 7e rij een edelsteen. 8e rij een boom. 9e rij een medeklinker. Een spin. Waterlelie. Wiel, rat, water, wal. lelie, Tiel, Het verslag van den knecht kwam ons te rooskleurig voor. (Monster). Vooruit Jan, haal op Ik geloof vast, dat jij 't nog wint! (Lopik). Het was nu erg stil in het dorp en wij konden niet begrijpen, dat het er enkele dagen geleden nog zoo vroolijk toeging. 1. Loofboomen (Naaldboomen blijven groen in den winter). 2. Vestibule. 3. Marken, varken, barken, parken. X X X X X X 3. Welke meisjesnaam noemt tevens een visch 4. Verander van een stad in Zuid- Holland de eerste letter en je krijgt iets, dat nooit een geheel kan zijn. 2, 3. 4. Waar is de eend? Anna knap beek brem poot boor neus 1. Een klein platvischje, een bosch en een klinker vormen samen een 7- plaats in Noord-Holland. Welke? 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een voorwerp, dat dik wijls allerlei kostbaarheden of schatten bevat. Mijn eerste is een edel metaal, mijn tweede kan zwemmen en mijn geheel eveneens. Welk lichaamsdeel zit in een koord? Ladderraadsel. edel viervoetig dier. 2e sport een boom. X le X 2e X 3e X 4e X 5e X 6e X 7e X 8e soort. dier. sche dans, sport een dikwijls heerschende ziekte. sport een deel van ee: getal. 8e sport een zangvogel. De woorden bestaan alle uit 5 letters en de middelste vormen, van boven naar beneden gelezen, den naam van een sterk ruikende bloem. Welk voorwerp heeft twee oogen, kan niet kijken, maar bewijst toch vaak allerlei diensten aan jong en oud

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 6