miNDmOLATO LEGKAART UIT SPEELGOEDLAND S van de r\IDDELDVnc3C=MC COV-WnANX. Voor 28 cent naar Rotterdam LUCHTKASTEELEN. Koningin's Verjaardag KRAKENDE WAGENS DUREN HET LANGST. RAADSELHOEKJE. VOOR KLEINEREN. OM OP TE LOSSEN, VOOR GROOTEREN. X X X X X X X X X X X X - X VOOR KLEINEREN. OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT HET VORIG NUMMER. E3 Albert Stop Jr. vertrok in den vroe gen morgen van den twaalfden Augustus uit Middelburg. Hij ging te voet, en ver trouwde haast ongelooflijk nog dien zelfden dag in Rotterdam te zijn. Langs de klinkerbaan, die over Nieuw en St. Joosland leidt, toog Stop Jr. naar den Sloedam. Dat is al een heeletippel, zeker zes kwartier gaans. Maar toch stapte Stop blijmoedig voort: flauw rt zonnetje juist door de wolken brak, en oogstende werkers vriendelijken groet. In de verte grommelde aanhotsend en -botsend een vrachtauto. Stop keek eens om maar er was in de gansche wijdte nog geen „wagen" te bekennen. Gaf ook niet. De auto zou hem wel inhalen. Er was geen haast bij, de klok van zeven was nog niet koud. Allengs onder 't Ioopen werd het ge luid sterker, inderdaad schoof iets later een Ford om den hoek van den weg. Stop stak zijn arm omhoog, toen de vrachtwagen nog twee honderd meter ver was al. Het resultaat mocht bevre digend genoemd worden: de bestuurder hield in, stopte. „Mag ik een eind mee rijden chauffeur?" vroeg Stop Jr. ik moet in Goes wezen". (Dat was nu niet heelemaal waar, en dus niet erg mooi van Albert! i Red.) De chauffeur vond het best, vroeg alleen maar, waarom Stop niet met den trein gegaan was. Waarop deze antwoordde „Zóó gaat 't bijna even vlug en goed- kooper." Toen vlogen ze over den Sloe dam, Zuid-Beveland in. Razendsnel ging het, zóó dat de manden en kisten, die de vracht uitmaakten, dansten en tegen el kander stootten. Lewedorp 's Heer Arendskerke. Hier moest de Ford rechts af. Stop vervolgde weer zijn voetreis. Het werd geleidelijk drukker op den weg: bij Goes had Stop al dre keer zijn arm uitgestoken, maar drie maal reed de auto door, onverschillig desnoods voor duizend Stops. Eindelijk even na Kloetinge, mocht hij weer meerijden, en nu kon de avonturier ook blijven zitten tot Bergen op Zoom, Het is niet mijn bedoeling, Stop Jr. precies op zijn reis te blijven volgen. Slechts wil ik meedeelen, dat hij van Bergen tot Roosendaal liep, vandaar tot Oudenbosch met een motor-rijder, ver volgens van hier tot den Moerdijk in een two-seatertje en, eenmaal over het Hollandsch Diep, aan één stuk op een verhuisauto meereed, tot Barendrecht toe, onder den rook van Rotterdam.... Tegen half drie stond Albert Stop Jr. op den Coolsingel. En in het notitieboekje van hem las je een week later: Middelburg-Rotterdam, heen en weer: 2 maal 10 cent voor het veer Moerdijk, 2 maal 4 cent voor het veer Zwijndrecht, samen 28 cent. L. d. B. Jantje loopt met Moeder in het groote bosch. Het is najaar en de bladeren, die in den zomer groen waren, hebben nu de fraaiste tinten: geel, bruin en zielfs rood! Toch is dit het niet, wat Jantje het mooiste vindt op zijn wandeling. Wat dan wel? Het zijn de eikels, die overal op der. grond liggen. Hij raapt ze op en stopt ze in zijn zakken ,tót delzie heelfer gevuld zijn: ja, zelfs Moeders tasch puilt van de eikels uit. Eindelijk vindt Moeder, dat Jantje er nu meer dan genoeg heeft en zegt: „Maar Janje, wat moet je toch met al die eikels doen?" „Verkoopen, Moeder!" luidt het ant woord. Verkoopen?!" „J,a, Moeder. Dirk, de tuinman, zegt, dat hij er mij geld voor geven zal, want hij heeft een varken en dat- houdt even veel van eikels als ik van chocola." „Zoo, zool"" zegt Moeder, die schik in \hiet gebabbel van haar baasje heeft. „En wat wil je met dat geld doen, Jantje?"' „Eieren voor koopen!" „Om op te eten?" „Och welnee, Moeder!" klinkt het ver ontwaardigd. „Ik vraag aan onze; groote, kip, of die ze alsjeblieft wil uitbroeden.. Dar komen er kuikentjes uit, hè Moe der?" Moeder knikt. „En als die kuikentjes, dan grooter worden," gaat Jantje voort, „worden het kippen en hanen ,heel mooie kippen en hanen ,wel honderd misschien en die ga ik dan verkoopen voor een heelehoel geld." „En wat wil je dan met dat geld doen'" vraagt Moeder weer. ,.'n Auto voor koopen, Moeder", ant woordt Jantje, terwijl zijn gezichtje van vreugde straalt. „En dan rijd ik' jou de heele wereld door!! Diat wil je wel graag hè?" „!Nou, dolgraag!" roept Moeder uit. „(Weet je, hoe zei zooiets noemen, wait jij op het ooigenüiik' doet, Jantje5" „Nee, Moeder, hoe dan?" vraagt het ventje. „(Luchtkasteelen bouwen", antwoordt Moeder. Jantje zet een peinzend gjefcichtje en herhaalt het moeilijke woord in zichzelf. Thuis gekomen, bergt hij zijn eikel- voorraad in een groote leeg© ton, die in een hoek' der schuur staat. Er gaat nu geen mooie dag voorbij, of Jantje zoekt eikels, zoodat als de tuinman ein delijk' komt, de heele Lon vol is en Jantje de eikels aan z'ijh vriend Dirk verkoopt. O, wat voelt de kleine koopman zich gewichtig! Gewiichtiig en rijk! Met het geld stevig in z'ijh vuistje gjekleMd, loopt hij; naar Moeder, die zijn schat bewon dert. Maar nu wacht den 'kleinen baas een teleurstelling! Want eieren, waar kui kentjes uitkomen „broedeieren" zoo noemit Moeder ze zijn er pas teglen 't volgend voorjaar en Jantje moet dus den heelen langen winter wachten met ze te koopen. Het is wel vreeselijk jam mer, dat hij zóó lang wachten moet, maar er is nu eenmaal niets aan te doen en Jantje legt er zich bij; neer. Moeder heeft het geld in een doosje gedaan en achter in zijn kast gezet. Daar weet hij zijn schat veilig geborgen en al duurt het ook nog zoo'n tijd, vóór het eindelijk voorjaar wordt, Jantje's „leigen verdiende geld" blijft in het doos je liggen, totdat hij er broedeieren voor koopen kan. Wat zei Moeder ook weer, dat hij deed? O ja, luchtkasteelen bou wen. Hij' weet het nog precies! Op een middag in December, als het al zoo heel vroeg donker wordt, laat Moeder hem mooie platen zien uit de *portejfefuille izjen. Dol is Jantje op dit igezelilge uurtje bij de schemerlamp. Hij is nooit uitgevraagd en wil alles haar fijn weten, van die mooie platen, welke hem niet zelden naar vreemde landen voeren. In een groot tijdschrift laait Moeder hem verbazend hooge huizen zien. Een heele rij ramen boven elkaar hoeveel zijn het er wel? En elk raaan1, zegt Moer der, is een verdieping. Of dat dus hooge huizen zijn! Hoog als een toren steken ze in de lucht! Plotseling roept Jantje met een ernstig gezichtje uit: „Zijn dat ook' luchtkasteelen, Moeder?" „Luchtkasteelen?" herhaalt Moeder verbaasd. „Wat bedoel je eigenlijk?" „(Wel, u hebt toch zelf gezegd, dat je luchtkasteelen bouwde, als je deedt zoo- Meisjes, jongens, neemt de vlaggen Vroolijk lachend in de hand, Want 't is Koningin's verjaardag: Feest dus in heel Nederland! Laat de driekleur dan maar wapp'ren, 't Oude rood-en-wit-en-blauw. Holland's volk bleef door de eeuwen Aan zijn Vorstenhuis getrouw. Voor de jeugd is een verjaardag Telkens weer opnieuw groot feest! Maar van onze Koninginne Is hij dit het allermeest! Blijv', o lieve Koninginne, Lang, heel lang voor ons gespaard! Trouw als altijd heeft Jong-Neêrland Om Uw troon zich weer geschaard. Meisjes, jongens, neemt de vlaggen Vroolijk lachend in de hand, Want 't is Koningin's verjaardag: Feest dus in heel Nederland! als ik1 en een massa geld verdiende met eikels zoeken en ©leren laten uitbroein";, legt Jantje nu uit. Plotseling herinnert Moeder zich dien herfstmiddag in het bosch en hetgeen z'iji toen gezegd heeft. Jantje vraagt nu-. „IMoeder, zou de meneer, die die groo te huizen heeft laten bouwen, ook be gonnen z'ijn met eikels te zoeken?" Lachend zegt Moeder dan: „Wie weet!" Het ventje is met dit antwoord te vreden en gaat voort met luchtkasteelen te bouwen. Dat die ook wel eens in dui gen kunnen vallen, is iets, waaraan h'ij nog niet denkt. In z'ijn verbeelding zit h'ij1 reeds achter 'bet stuur van zijn auto, waarin h'ij Moeder, zooals hij het uit drukt, „de heele wereld laat zien". CARLA HOOG. Vader, die dokter is, komt thuis en vertelt aan Moeder, dat de oude juf frouw Jansen gestorven is. „Hoe oud was ze wel1?'" vraagt Moe der. „Drie en tachtig jaar!'" antwoordt Va der. „Ik heb haar een heelen tijd als Daar was een kleine Teddybeer, Die snoepte op een dag Uit Moeders vollen honingpot, Dat is iets, wat niet mag! Toen kreeg die stoute Teddybeer Op eens heel erge pijn, Want Teddy had een holle kies. Wat kan dat lastig zijn! En komt daar zoete honing in, Gedaan is alle pret. Wat heeft dat Teddybeertje toen Een keeltje opgezet! Z'n Moeder hoorde het geschreeuw En kwam er vlug op af. Ja Teddy, zei ze, dat is nu Je welverdiende straf! Zoo gaat het snoepers altijd, hoor! Ik vind je stout en dom! i Och, Moeder, doet U er maar gauw Een kiespijndoekje om! En Moeder zei: ik help je nog Voor dezen éénen keer, Maar snoep je nog eens, kleine man, Dan help ik je niet meer! Nu, Teddy had genoeg berouw Van 'tgeen hij had gedaan, Want ziet hij nu een honingpot, Hij komt er niet meer aan! En kijkt de snoeplust soms bij Ted Een enk'le maal om 't hoekje, Dan zegt z'n Moeder: Ted, pas op! Denk om- het kiespijndoekje! RO FRANKFORT. patient gehad. Ze was altijd sukkelten-d etn ik heb nooit gedacht, dat ze zoo pud :zou worden." „Krakende wagens duren het langst!"' merkt Moeder op. Jaap je is bij het gesprek tegenwoor dig en het zal dien avond blijken, dat geen woord daarvan "hem ontgaan is. Vlak vóór hij naar bed moest, komt Opa, die in Jaapijes oogen al heel oud is, ©ven aanloopen om Moeder iets t© Kragen. Onmiddellijk na de begrooting gaat Jaapje vóór Opa staan en zegt met een ernstig gezichtje: „Opa, ik ben heel (blij, dat uw schoe nen 'zoo kraken!" „Zoo Jaap en waarom?" vraagt Opa verwonderd. „Wel dan wordt u immers vreeselijk fond!" Vragend kijkt Opa van Jaapje naar iMoeder. Eindelijk zegt hij togen zijn kleinzoon „Ik begrijp; heusch niet, Wat je be doelt, m'n jongen!!' f Met het onschuldigst© gezicht van de wereld verklaart Jaapje nu nader: „Moeder heeft vanmiddag geizegkl: „Krakende wagens duren het langst!?? Wilt u dus alstublieft altijd kraakschoe- nen aantrekken." Opa belooft dit en strijkt zijn Mein- feioon liefkootzend over den bol, terwijl Moeder .glimlachend naar dit tooneeltje kijkt. „Kleine potjes hebben groote ooren!^ denkt zij. CARLA HOOG. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Framboos, Bram, raaf, roos, mos, 2. Putter, Putten. 3. Lena, Oise, Newa, Donau, Ebro, Neckar; Londen, 4. Hek, tor; Hektor. 1. Een Afrikaan (bewoner van Afrika en bloem). 2. Anjelier, hortensia, anemoon, gladiool. 3. E I K I D A K A R 4. De wieken van een molen. 1. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in Noord-s Brabant. lo rij een medeklinker. 2o rij een rivier in ons land. 3o rij een academiestad in ons1 land. 4o rij 't gevraagde woord, 5o rij een landbouwwerktuig. 6o rij een meisjesnaam. 7o rij een medeklinker. 2. Verborgen getallen. Deze ventielslang deugt niet meer. De kleine generaal liep met korte pasjes. Is Tante Hermanna nog thuis? Ja, maar ze staat klaar om uit te gaan. Onze Tom heeft zich heel flink ge dragen tijdens den brand. 3. Schrijf onder elkaar lo een provincie in ons land. 2o een koninkrijk in Europa. 3o een rivier in Frankrijk. 4o een belangrijk deel van Azië. 5o een bekende Duitsc-he badplaats. De beginletters moeten, van boven naar beneden gelezen, een bloem vormen. 4. Met f ben ik een zeil, met r éen klee- dingstuk, met h een bergplaats en met d een ligplaats voor schepen. 1. Vul de rijmwoorden in: Laats was mijn moeder kwaad, Ik kwam ook veel te 'k Brak bovendien een glas Dat juist een prachtstuk De melk viel op den grond En Hektor, onze Die likte alles op. Moes zei: „Foei, Jan, ik Je maar voor straf in bed!" Och, och! 't was lang geen1 Zoo dom ben 'k vast nooit weer, Niet éénen enk'len 2. Als 1, 2, 3 een vloeistof is en 4, 5, 6 een visch wat voor water is dan een 1, 2, 3, 4, 5, 6? 3. Geef een viervoetig dier een anderen kop en je krijgt een jongensnaam. 4. 'k Kom midden in den zomer; De jeugd geniet van mij. 'k Breng allerhande pretjes En maak graag ieder blij. Men voelt zich bij mijn intree Op eens zoo heerlijk vrij! Toen Pirn in Artis was, gaf hij een pindanoot aan' een klein aapje.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 6