mmmimi HET GEVAL MAZAROFF TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 2 MEI 1931. No. 103. Triesche Itëejerenêuai, maar dan, ookL» uit de oudste Triesche Tabaksfabriek, van, tyctuoe Cg&erts te, youre Ut föCesCancL Opgericht 175$ ückte Tficsche Tfeeren -T^aai verschaft U walken van. genot! BUITENLAND. Zelfkennis- Onlangs zag ik ergens de vraag opge worpen, of zelfkennis leiden moet tot zelfkritiek of tot zelfvertrouwen, Ja, dat is inderdaad een moeilijk pro bleem. Ken-u-zelven, zei reeds het op schrift boven den Delphischen tempel. En dat is wel een noodzakelijkheid voor alle dieper bewust menschenleven. Doch de moeilijkheid is wel voor ons, als wij in die Delphische poort willen binnen gaan: wat wij daar dan zullen vinden. Het is niet zoo héél erg verwonder lijk dat niet iedereen lust heeft in een uitstapje naar die dieper liggende regio nen van het persoonlijke menschenbe- staan Want voor onze hoogmoedige zelfinge nomenheid en zelfs voor onze genoege- lijke zelftevredenheid is het niet zoo heel erg aanlokkelijk om eens te onderzoeken wat er achter die schoone uiterlijke schijn verborgen is. Zijn wij allen men- schen niet van nature geneigd, om, naar ik eens in een roman las, onze donkere daden en duistere gedachten te wikkelen in de rose papiertjes van de nobele ge zindheden die wij onszelve aanpraten Och, als wij dan zoo bij onszelf rede neeren en misschien laten wij anderen ook wel van die redenatie mee genieten wat zijn wij dan rechtschapen en braaf en vroom En wat hebben wij het bij het rechte eind Maar owee, als de zelfkennis komt. ie Zelfkennis moet zeker altoos in de eer ste plaats leiden tot zelfkritiek. We zullen dadelijk zien, als we die Delphische poort zijn binnengegaan dat het daarbinnen bij ons volstrekt niet zooveel beter er uitziet dan bij de andere, door ons dikwijls veroordeelde, men- schen. Andere menschen zijn dik wijls zoo oneerlijk, en zoo on rechtvaardig, en zoo egoïstisch, en zoo haatdragend, en zoo schijnheilig. Maar wij dan, diep daarbinnen? Als we eens rondkijken in die verborgen schuil hoeken van ons hart, waarvan geen ster veling weet En dan is er nóg een kant aan die zelfkennis, die voor ons leerzaam en ont dekkend is. We verbeelden ons dikwijls dat we van allerlei zullen kunnen. En als ons iets mislukt, dan hebben we meestal het idee, dat het heusch heelemaal niet aan onszelf ligt. Maar, zie je, de omstandig heden, en dat men ons tégenwerkt, en dat wijzelf helaas zoo hoog idealistisch de wereld bekijken, maar die wereld schiet in onze verwachtingen te kort. Zelfkennis brengt ons tot het kriti sche inzicht, dat wijzelf ook minder sterke zijden hebben. We hebben menig maal gefaald, omdat wij moésten falen. Ons ontbrak de tot slagen noodige groot heid van ziel, zuiverheid van voelen, volhardende kracht, loutere toewijding, zelfverloochenende liefde. Daarom lukt ons veel niet gansch in het leven Maar nu kan de zelfkennis door de zelfkritiek heen ook omslaan in zelfver trouwen. Want dat oordeel daarbinnen, dat wij in den stillen tempel van ons in nerlijk leven dan vellen over onze eigen krachten en vermogens, over de zonden en gebreken van ons eigen hart dat oordeel, dat zegt: „dit is goed, en dat is slecht dat oordeel is toch ook een stukje van onszelf En wat wij innerlijk afmeten en afwegen ten koste van ons gevoel van eigenwaarde, dat komt enkel, omdat wij diep daarbinnen een hóógere waarde erkennen, dan de waarde die door onszelf in het praktische, uit wendige leven werd gerealiseerd. DOOC «J.S. FLETCHER. 31). Maythorne, wiens whisky-soda nog on aangeroerd naast hem stond, natn plot seling zijn glas en maakte een buiging voor Sheila. U is bijzonder flink! zeide hij, mfet bewondering. U weet in ieder geval hoe u zonder aarzeling moet handelen. Het is een rare geschiedenis, Holt. Wat vindt gij er van? Gedurende het laatste gedeelte van het verhaal van Sheila h|ad ik aan allerlei dingen gedacht. Mijn denkbeelden waren (misschien ouderwetsch, maar ik zeide wat ik dacht. Het kan zijn antwoordde ik, dial (mevrouw Elphinstone een goede en aan neembare verklaring lean geven over de wijze waarop 'zij aan het testament kwam. Sheila keek mij aan met flikkerende oogen. Mervyn! riep zij uit, ik geloof dalt jij vindt, dat ik haar dat eerst had mpp- ten vragen, voor ik het stal en er van door ging naar jlou! Neen, neen! riep ik uit. Ik.... Ik geloof toch, dat jij dat vindt, riep zrj uit, Ik zou 'toch een ezel zijn Hier kiemt een nieuw begin van zelf vertrouwen Het was daarop, dat Socrates bij voor keur de aandacht vestigde, als hij in het oude Griekenland zijn leerlingen over die zinspreuk van het Delphische orakel sprak. De zelfkritiek brengt ons tot de ont dekking van een hooger en dieper en beter zelf. Wij zelf willen anders, hooger, en beter, dan wij zelf volbrengen in het leven. Zou daarin niet oorzaak liggen, om te overwegen het zwaartepupt van ons bestaan van het uitwendige naar dat in wendige zelf te verleggen Geef u daarbinnen zuiver rekenschap van uw hoogste idealen omtrent het eigen persoonlijk leven, van de reinheid die ge u wenscht, de volharding die gij noodig acht, de goede trouw die gij wilt eerbiedigen, de liefdevolle toewijding die gij wilt schenken. En laat dat dan het richtsnoer en de maatstaf in uw dage- lijksche leven zijn Dan groeit en wast uw zelfvertrouwen- En gij weet, dat dit uw zelf gesteund wordt door Hooger Kracht. Jacobus de Kleine, (Ingez. Med. INTERNATIONALE KOLONIALE TENTOONSTELLING 1931 TE PARIJS, (Van onzen specialen correspondent.) Het is geen stad die daar gebouwd werd, in het Bosch van Vincennes, het is een wereld, die in een paar uur is te doorreizen en die bevolkt zal worden door alle volkeren, die over den aardbol zijn verspreid. Daar zullen stammen ko men uit Annam, Tonkin, Syrië, Fransch- Oost-AJrika, uit Indo-China, Bali, Tunis, Algerie, uit Marokko, Martinique en Tripoli. En dat alles afgezien van de zee van vreemdelingen, die over Parijs zal worden uitgestort en die van ons oude heerlijke Parijs wel een Babel zullen maken, zooals thans nog het tentoon stellingsterrein een Babel is. Daar zijn werklieden aan den arbeid, die van alle hoeken van Europa zijn samengestroomd. Het is een wereld van onwerkelijk heid.... het is het herleven van de schepping en we zien de diverse stadia van wording bijeen. Daar zijn paviljoens, die volgens het oordeel van den leek morgen reeds voor het publiek konden geweest, als ik liatar had gezegd, da't ik wist waar het testament was. Dan weet ik wel wat er gebeurd zou zijn. Zij zou het voor mijn oogen verbrand hebben. Neen, er stond Imïj (maar één 'ding te doen en dat was o|m het in veiligheid te bren gen. Juffrouw Merchison heeft gelijk, zei de Maythorne. Het was het eenige wiat zij kon doen. Hier is het en tajoirgen zal ik het aan Crole geven. Weet u, juffrouw Merchison, uw moedei- kan, zooals Holt veronderstelt, een aannemelijke verkla ring geven hoe zij aan het tesljafn^ent kwajtn. Maar onder de gegeven ouistanl- digheden deed u het beste wat u kon rdoenWij hebben nu het lesta|ment veilig in onze handen. Sheila sprong op en beglon haar mfanl- tel dicht te knoopen. Dan is het in orde, zeide zij. Ik heb 'mijn werk gedaan en nu ga ik weg; van nacht zal ik wel slapen. Waar ga je heen? vroeg ik. Waar je ook heen g'aat, je moet mij toeslaan je daar te brengen. O, dat mag je doen, antwoordde zij. Ik, ga naar mijn oudjen schoolvriendin, Rhocte Apperl'y. Zij woont in 'n flat in As- hington Mansions in Maide Vale. Ik tele grafeerde haar uit Carlisle, dat ik van avond zou komen. Ik voel mij 'best, mamr je kunt wel een taxi voor mie laten kof- 'men en mij wegbrengen. En mlorgen, zei M,aythorïie, met 'n worden opengesteld, daar zijn andere, die een ietsje over de helft zijn en waar van we ons met een zekeren eerbiedigen angst afvragen hoe het in vredesnaam mogelijk is, dat alles op tijd klaar zal komen. Bij volgende paviljoens, die nog hun kale houten skeletten op verschil lende plaatsen vertoonen, zakt ons de moed geheel in de schoenen en zuchten we berustend: „Die behoeven zelfs niet te probeeren voor den openingsdatum klaar te komen." Maar zoo is het bij elke groote ter- toonstelling geweest en zoo zal het bij elke volgende tentoonstelling wéér zijn en toch komt alles op zijn pootjes te recht. De eenigen, die het hoofd verlie zen, zijn de buitenstanders, doch geluk kig blijven de mannen op wie de zware taak rust op tijd hun gebouw af te krij gen, het hoofd koel houden en werken ze gestadig aan met de zekere overtui ging, dat hunne berekeningen juist zijn en dat wel degelijk hun paviljoen gereed zal zijn, wanneer de President der Re publiek Gaston Doumergue, onze brave glimlachende Gastounet, zooals wij hem noemen, met het officieele cortège, Maarschalk Lyautey aan het hoofd, de Internationale Koloniale Tentoonstelling voor geopend zal verklaren. Wembley ligt de meesten onzer nog versch in het geheugen, Antwerpen en Luik hebben bij wijze van spreken, zoo juist haar poorten gesloten en toch durf de het Comité Général het aan om voor 1931 reeds deze tentoonstelling te ar- rangeeren. Daartoe behoort een moed, die niet te onderschatten is en het zijn dan ook menschen als de wakkere Maar schalk Lyautey alléén, die zoo iets aan durven. Niettegenstaande de malaise over de geheele wereld het zakenleven in hare klauwen heeft, niettegenstaande in verschillende werelddeelen de poli tieke toestand in het Oosten te wen- schen overlaat, is het Frankrijk gelukt vrijwel alle koloniseerende landen te overreden aan dit ondernemen mede werking te verleenen en het is ten slotte een wedstrijd tusschen de deelnemers geworden, wie beter en grootscher voor den dag kon komen. En Nederland heeft zich daarbij niet onbetuigd gelaten Uit den aard der zaak kon deze ten toonstelling niet tot een harmonisch ge heel worden gemaakt. De zeer uiteen- loopende bouwstijlen uit al die overzee- sche gewesten leenen zich daartoe al bijster weinig ,doch niettemin is het den leiders gelukt schokkende contrasten te vermijden en ik moet erbij zeggen, het jonge weeldig uitschietende groen van het Bois de Vincennes is hierbij het Comité meer behulpzaam dan men- schenhand kon zijn. En ofschoon het commercieele gedeelte van de tentoon stelling betrekkelijk klein zal zijn, is dit begrijpelijkerwijze een klip, die niet ge heel en al te omzeilen is en waaraan ook vaak offers moeten worden ge bracht, Van het geheel zich een beeld te vor men is nog moeilijk. Het is hier en daar nog of men een Wagner-voorstelling ach ter de schermen medemaakt; fa<;aden, die gereed zijn, doch nog slechts gestut door een paar latten, gebouwen, waar van een vleugel vrijwel geheel gereed is, terwijl de andere helft doorzichtig is als een krat. En de wegen, de arme gladde wegen, waarover we nog geen jaar ge leden in suizende vaart voortrolden en die thans vermalen en vermangeld zijn door de loodzware camions, die de ma terialen aanbrachten, tot modderpoelen! Het lentezonnetje heeft ze opgedroogd tot diepe karresporen en dat alles zal eveneens over enkele weken klaar moeten zijn. De lange blauwe bazalt- lijnen, die nog slechts als vergeten strepen langs de breede chaussees loo- pen zullen nog moeten uitgroeien tot be hoorlijke trottoirs; de nog in menie ge schilderde houten bogen zullen fatsoen lijke lantarens moeten zijn en de tuinen ZUID-BEVELAND IN BLOESEM vragen de 11 blik. Morgen? Daarover zal ik morgenochtend wel eens nadenken, zeide Sheila. Laat Holt u morgenochtend komen halen en u naiar mijn kantoor brengen, vervolgde Maythorne. Crole komit oim tien uur en dan zullen wij een bespreking houden, waarin u belang zult stellen. En tusschen twee haakjes, juffrouw' Mer chison, voor u vertrekt wij ik u ie'ts laten zien, dat ik ia tnïjn zak heb». Uit zijn binnenzak haialde hij een ou- derwetsche broche 'met granaten, gezet in zilver, en legde die op tafel. Hij keek mij veelbeteekenend aan en nain daar na Sheila nauwlettend op. Heeft u die broche ooit Inteer (ge zien? vroeg hij. Denk eens na. Neen, antwoordde zij. Nooit! Van wie is het? Wat heteekent dat? Maythorne nam de broche op, draaf- de die om en wees naar de speld aan de achterzijde, die versleten was en gemjalt; kelijk losliet uit het ootgjie. Die broche kan men gemakkelijk verliezen, zeide hij, want die speld is erg Los. Zij is van mooi oud zilver, hier en daar dun en de steenen zijn heel mtooi van kleur. Het zal vroeger een waarde volle broche geweest zijn en heeft ze ker toebehoord aan iemiand van gjoeden huize. Ik vond het op Reivers Den, dicht bij de plaats waar het lijk van Mazaroff werd gevonden. Hij lette aandachtig op haar. Zij keek Zuid-Beveland in hoogtij, als, spoedig Dan viert ons vlakke, Goesche land leven van tinten; hei-wit tot zacht- bottend jong leven allen: inboorling en over heel die zonbeschenen weiden en Dan „zien" wij opnieuw de nog behou die herboren lente er niet een nieuwe ring aan En worden wij niet even verre gezicht over sappig, waarlijk groen ting dier sober-sierlijke boerenhuizingen Dan zijn wij even irotsch, dat dit is schoonheid, dat tot den geboren Zeeuw dan tot wie van over den Scheldedam vreugde, waarvoor iedere gezonde heid van Mei, van lente van naderenden Niet lang is Beveland dus in bruidstooi, volrijping van vrucht. Wie dus kan waar. Als reeds velen, vroegere ringlijn. al weer, Walcheren in de meien zijn zomerfeest; dan is het daar een rose-rood, dan roept heel dat blije uit- vreemdcling herwaarts; dan klatert t bongerds. den dracht van kappen en doekjes; geeft fraicheur, een weer onvermoede beko- geroerd. buiten aap den dorprand; het gras: met "telkens de bloesem-omlijs- Zeeland; óns Zeeland, ift ongerept-eigen een eigen taal spreej^L, weer anders is gekomen, doch allen brengend de menschenziel ontvankelijk is: de blij- mid-zomer. bloesem wijkt spoedig, te spoedig tot deze week-end of de volgende, neme 't Meidagen. Per auto, of Bevelandsche om de paviljoens, die op het oogenblik nog slechts half omgespitte velden gelij ken, zullen als lachende gazons daar lig gen in jong-mos-groene kleur. Er is nog zoo ontzaglijk veel te doen, dat men banger wordt naarmate men er meer over denkt. Het Meer van Daumesnil, waarop de gondels en de roeibootjes 's avonds feeëriek verlicht zullen rond drijven, heeft zich aangepast aan den omringenden rommel en ligt, leeg als een onsmakelijke modderpoel, te mid den van dit alles. Zoo is het tot dusver, maar de laatste dagen en weken zal dag en nacht door gewerkt worden, zooals er thans reeds dag en nacht wordt doorgewerkt aan de „Porte d'Honneur", die om het geheele plein aan de Porte Dorée wordt opge trokken. En ook het Koloniaal Museum, dat direct links van den ingang aan de Avenue Daumesnil is gelegen en als hem vragend aian en slak de broche weer in zijn zak. Dus, herinner u eens goed, heeft u djie broche nooit vroeger gezien. Neen! herhaalde zij. Nooit 1 Wij gingen toen met zijn drieën naar 'beneden. Ik riep een taxi en wjj stapten in. Maythorne vroeg ons nog eens naf- drukkelijk om den volgenden morgen op zijn kantnor te komen en nal® toen af scheid. Wij gingen op weg na,ar Mfaida Vale. Bij het licht der lantaarns van Pic cadilly Circus keken wij elkaiar aan. Zij lachte plotseling vroolijk. Mervyn! zeide zij. Was j!e blij m!ij te zien? U net geen voldoende antwoord als ik je zeg', d,at ik dien gebeden avond aan je gedacht heb'? Dat is een lief antwoord, lach!)c zij. Laten we nu niet meer praten; wij zullen morgen of overmorgen nog genoeg «met alkaar te praten hebben. Ik na[mi nn;ar hiand in de mijne en hjeld die gedurende den verderen rit vast. Ik bracht haar naar het (huis van haar vriendin en ging daarna terug naar ïtiSjn kamers. HOOFDSTUK XVIII. De vermiste. Den volgenden 'morgen om' negen uur was ik weer bij Ashington Mansions en een half uur later gingen Sheila en ik op weg naar het kantoor van Maythorne. Het was een mooie herfstdag, maar dlat was eenige herinnering aan de tentoonstelling ook na November a.s. voor ons behou den zal blijven nadert zijn voltooing, of schoon ik over het innerlijk weinig kan zeggen. Ongelukkigerwijze moet ik daar aan toevoegen dat dit niet het schoonste gebouw is, dat op de tentoonstelling is te zien. Parijs is klaar om de gasten voor de Koloniale Tentoonstelling te ontvangen. Alle voorbereidende maatregelen voor fantastische verlichting van de Place de la Concorde, het Stadhuis en andere be langrijke punten van de stad zijn ge troffen. Het zonnetje is in heerlijken zo merglans over de stad neergedaald en, heeft het jonge teere groen van Parijs van de Boulevards en de parken uit de boomen doen spatten, zoodat het zelfs de ouderen van dagen heeft doordron gen van blijden levenslust. Parijs, 24 April 1931 ALLAN PENNING. niet de reden da,t wij gingen wandelen in pis,als van te rijden. Wij hadden beiden behoefte om zoo lang mogelijk samen te zijn en te genieten van eikaars gezel schap. Daar in die drukke Londensche straten waren wij vrij1, zoo vrij als wij dat 'niet hadden kunnen zijn in de een zaamheid van Marrasdale en die gewaar wording was voor ons even nieuw als heerlijk. Toch begreep ik bielaas maar al te goed, dat spoedig een einde aan dit samenzijn moest komen. En Sheila voel de dat eveneens. Mervyn, ik moet weer terug naar huis, weet je. Ik héb' gedaan wat mlijn plicht was; en nu moet ik lerivg naar Marrasdale. Ik zal het daar hórd te ver antwoorden hebben. Natuurlijk heeft moeder al lang gemerkt wat er gebeurd is. En dat zal heel wat onaangenaamihec den geven! Ilc zal ook terug knoeten gaan. En Maythorne en misschien Crole ook. Kunnen we niet te 'zalmen gaan? En dan..^ Om er bij mij den moed in te hou den lachte zij. Dat zal mij niet veel hel pen. Ik zal een kwartiertje moeten door maken, zoo onaangenaam1 als ik het nog nooit beleefd heb. Mijn plan was om aan mijn moeder te vragen, wat zij van plan was met dat testament te doen en hoe ze >er aan bwalm. Voor zoover ik haar ken zal zij mi; dat niet willen zeggen. (Wordt vervolgd 1

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 5