LINOLEUM KROMMENIE
HET GEVAL
MAZAROFF
Soorten
TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 27 MAART 1931, No. 73.
Een nieuwe voedingswijze
voor gezonde en bovenal
voor zieke menschen.
door
AUGUSTA DE WIT.
DOOR J.S. FLETCHEÜ
I
Paschen-drie te Middelburg.
Parket-lnlaid even gedistingeerd als een
kostbare parketvloer, doch gemakkelijker
te onderhouden en bovendien geluiddem
pend en isoleerend.Tegel-Inlaid hetzelfde
effect als een Oud-Hollandsche tegelvloer
maar warmer en rustiger. Schablonen-
Inlaid een groote variatie in moderne en
Oostersche dessins en patronen. Vraagt
eens het stalenboek aan uw leverancier.
BEGROOTING WEGENFONDS-
BINNENLAND.
OUD-MINISTER AALBERSE 60 JAAR.
[Enthusiasme over een nieuwe, en
klaarblijkelijk door haar wèlbevonden
theorie, die zij ook in de praktijk om
zette, dreef de bekende schxijfster
Augusta de Wit tot het volgende ge
tuigenis, Zonder af wat zij schrijft, on
middellijk en geheel voor onze rekening
te willen nemen, lijkt het ons toch ge-
wenscht in breede en kring de aandacht
te vestigen op wat in bepeikten, doch
zich steeds uitbreidender kring waar
deering ondervindt.^ Red.]
Het klinkt fantastisch. Maar dat doen
wel meer feiten die wij pas in de laatste
jaren als feiten hebben leeren aanvaar
den; de werking der X-stralen bijvoor
beeld, en de radio. Zonneschijn als voed
sel, Een lange reeks waarnemingen en
proeven, sedert dertig jaren genomen
door enkele van de beste artsen, beide
in de oude en in de nieuwe wereld, in de
Vereenigde Staten en in Europa, heeft
vastgesteld dat, inderdaad, en in den
letterlijken zin van het woord, de
mensch als alle levend wezen, leeft van
de kracht der zon. Die kracht is het,
die de „vitaminen" doet ontstaan, die
niéuw-ontdekte stoffen waarvan men nu
weet dat zij in de allereerste plaats
de opbouwers en onderhouders van het
menschelijk lichaam zijn; die kracht is
het d'e de planten opvangen en verwer
ken in hun blad, stengel, bloesem,
vrucht en wortel. Die kracht is het, düs
door de plant opgezameld en in haar
weefsels verwerkt, die wij in ons eigen
lichaam overbrengen door het eten van
plantaardig voedsel. De conclusie ligt
voor de hand: wij moeten ons voeden
met plantaardig voedsel; met plant-ge-
worden zonneschijn; met groenten en
ooft.
Dat gaat rechtstreeks tegen de tra
ditie in. Wel, dat doet elke nieuwe waar
heid. De wijze mensch zal niet begin
nen met protest, maar met luisteren en
nadenken. Laat ons in vogelvlucht den
weg trachten te overzien waarlangs de
onderzoekers in deze betrekkelijk-
niéuwe wetenschap, de voedingsleer, ge
komen zijn tot hun tegenwoordig stand
punt.
Waarnemingen van de meest voorko
mende ziekten: rheumatiek, longaandoe
ningen, chronische hoofdpijnen, nieraan-
doeningenv kanker, tering, (dit slechts
enkel uit een lange reeks), bi achten
Alexander Haig, den Engelschen arts er
toe, voor oorzaak van zoo algemeene
verschijnselen naar de meest algemeene
en aan allen gemeenschappelijke te zoe
ken, te weten: 't dagelijksche voedsel.
En proefnemingen waarvoor hij niet
schroomde zichzelven te gebruiken, en
tengevolge daarvan zelf veel pijn te
lijden wezen uit, dat inderdaad de
voor de beste geldende voedingsmiddelen,
in hoofzaak het vleesch, in plaats van
nuttig in hooge mate schadelijk zijn;
eensdeels positief, doordat zij schadelijke
bestanddeelen bevatten; anderdeels ne
gatief, doordat zij nuttige bestanddeelen
ontberen.
Toen hij dus, in theorie en practijk
zich verzekerd had van de waarheid
van zijn nieuw inzicht, kwam Kij voor
den dag met een nieuwe voedingsleer;
diegene die op dit oogenblik door een bij
den dag vermeerderende internationale
groep van artsen wordt geleerd. De
vooraanstaande Hollander in die groep
is prof. Eykman, de ontdekker van de
oorzaak der gevreesde beri-beri en de
ontdekker van het geneesmiddel daar
voor.
De grondslag van deze nieuwe theorie
is deze: de waarde van het voedsel
wordt bepaald door zijn gehalte aan vi
taminen.
HOOFDSTUK I.
De heer Mazaroff.
oi L TS u, Harker' mij in aan
raking bracht met den man, wiens gcr
hennzinmige moord de oorsprong was van
de beruchte Mazaroff-zaak. Harker en
ik waren .oude schoolmakkers- wij kwa
men samen in het leger als luiienanl;
wij behoorden tot hetzelfde bataljon ge
durende den grooten oorlog; wij wer
den op denzelfden dag' gewond, veertien
'dagen voor den wapenstilstand; wij web
den opgenomen in hetzelfde hospitaal
fin wij werden toevallig! ook weer tege
lijkertijd daaruit ontslagen, beiden ongey-
schikt voor verderen militairen dienst,
•naar nog met de volle beschikking over
onze ledematen.
Het eerste wal (c»ns opviel was, dat
de wereld die wij betraden geheel ver
schillend was van de wereld die wij ver
lieten met de eerste honderd duizend
soldalen en levens kreegen wij de vasle
overtuiging, dat niets meer zou worden
zoopls vroeger. Wij slpnden op den drertf-
pel van een voor ons onbekende wo'-
De oude voedingsleer zocht die waar
de in de warmte-gevende stoffen, in het
gehalte aan „kalorieën"; deze komen
vooral in het eiwit voor. Vleesch
is rijk aan eiwit; daarom gold vleesch
als het beste voedsel, j
D,e proeven van Alexander Haig (En
geland) Lahmann (Duitschlanu), Chitten
den (Vereenigde Staten), Bircher (Zwit
serland), Eykman (Nederland) om al
leen de meest algemeen bekende uit de
lange reeks te noemen stelden vast,
dat niet de kalorieën de „warmte-gevers",
maar de vitaminen, de „leven-gevers"
datgene zijn wat het lichaam behoeft,
dus het waa-debepalende e'emer.t van
alle voedsel. Het werd bewezen, dat de
elementen waaruit het menschelijk (en
alle dierlijk) lichaam bestaat, dezelfde zijn
als die waaru't de plant bestaat; dat dus
de levenskracht der plant in staat is de
levenskracht van den mensch te onder
houden en op te bouwen, en dat die
levenskracht gelijk ten slotte alle
stoffelijke levenskracht op de' wereld,
onverschillig welke afkomstig is van
de zon.
De levenskracht van het dier is dat
natuu-lijk evenzeer, maar daarom ver
krijgen wij die kracht nog niet uit zijn
dood vleesch. Want t'en eerste: het dier
heeft die kracht reeds ten grootsten
deele verbruikt voor zijn eigen behoeft,
zoodat er slechts betrekkelijk wein'g
meer van over is in zijn weefsels. Dit
weinige is ook nog verspreid door het
geheele organisme van het dier; wij
echter eten daarvan slechts bepaalde
deelen en gebruiken dus slechts een
zeer verminderde hoeveelheid van de
reeds op zichzelf verminderde „zon
nekracht" van het dier. D:t weinige
vermindert alweer bij den dood van het
dier, het begin van het ontbindingspro
ces; weder verder gedurende den tijd
die verloopt tusschen den dood van het
dier en ons nuttigen van zijn vleesch, tijd
waarin tengevolge van het ontbindings
proces schadelijke stoffen zich vormen
in het vleesch. (Dit in het voorbijgaan
is de reden waa-om vleeschetende die
ren wèl levenskracht winnen uit dierlijk
voedsel; zij verslinden hun prooi met
huid en haar, ingewand en al, en voor
een groot deel dadelijk, „onbestorven".)
En ten slotte: de ge~inge rest wordt bijna
geheel vernietigd door bakken, braden
of koken.
De dwaling dat vleesch „versterkt" is
ontstaan door de prikkelen le werking
van de doode eiwitstoffen en andere ont
bindingsproducten van het vleesch op
het menschelijk gestel; prikkeling echter
is geen versterking
Het menschelijk lichaam heeft voor
zijn opbouw bepaalde minerale stoffen
noodig. Deze komen alle en in voldoen
de hoeveelheden voor in wortels, sten
gels, bladeren en vruchten der planten.
De zaden echter, graan en peulvruchten,
bevatten evenals het vleesch, veel zu
ren, en de verzuring van het bloed en
van de weefsels is op den duur oorzaak
van zware chronische ziekten; om
slechts de in Nederland overheerschen-
de te noemen: iheumatiek. Dus graan-
en peulvruchten met mate, maar blad
groenten en vruchten als hoofdbestand
deel van het dieet. Het koken vermin
dert en in bepaalde gevallen vernietigt
het geheel en al de vitaminen; hoe lan
ger koken, hoe slechter werking van het
voedsel. Dus veel rauw voedsel; min
stens de helft van den maaltijd rauw,
rauw ooft, rauwe groente.
Het fijne zachte wittebrood dat de
mode is in de steden is gemaakt van
graan, dat even als de Indische rijst ont
daan is van het fijne vliesje en den vlak
daaronder liggenden kiem. In die twee
bestanddeelen echter zijn dë vitaminen
van den korrel vervat. Daarvan beroofd
heeft hij geen voedingswaarde meer. En
evenals de „gedenatureerde" rijst is het
„gedenatureerde" graan schadelijk in
plaats van voedzaam. Er bestaat een
„Europeesche beri-beri" naast de Indi
sche, die zich uit in soortgelijke ziekten.
reld en hel was ons niet kwalijk le ne|»
men, dat wij met verwonderde blikken
door Londen slenterden. Harker kwam
mij op een zekeren morgen bezoeken
op mijn kamers in Jermyn Street, ter
wijl Ik nog zat te ontbijten en gaf mij
een b'lad van „The Times", waarin hij
een advertentie met Mauw potlood had
aangestreept!
D,at is iels voor jou, Mervyn, iga
daar eens op af!
Ik las de volgende advertentie:
„Iemand, die na lange afwezigheid in
Engleland is teruggekeerd en van plan is
per auto een groolen tocht te maken
'door de Noordelijke graafschappen, zoekt
een opgewekt, welopgevoed, algemeen
ontwikkeld jongmensch, bij voorkeur oucT-
officier en oorlogsinvalide, die genegen
is hem legen ruime vergoeding gezel
schap te houden. Brieven met volledige
inlichtingen en referenties onder no.
5343 van The Times."
Ik legde de courant naast mij neer en
ging verder met mijn ontbijt.
Daarop zullen wel een paar bom
derd liefhebbers schrijven, merkte ik op.
Eerder meer dan minder.
Eén daarvan zal loch gekozen wor
den, zeide Harker. En daarom jij niet?
Of jij merkte ik op.
Neen, antwoordde hij beslist. Dit is
een haantje voor jou. Ik heb iets anders
Genezen wordt zij ook op dezelfde wijze
als de Indische, door het gebru'k van
brood, gebakken uit graan in zijn na
tuurlijken toestand, d.w.z. met vliesjes
en kiem gemalen- (Dit ietwat grove,
hartig smakendé, bruine brood, Bircher-
brood, is ook in Holland verkrijgbaar.)
Dit is in allervluchtigste trekken de
hoofdzakelijke inhoud der nieuwe voe
dingsleer, waaraan tienduizenden in alle
landen der wereld hun herstel van een
ontelbare menigte van ziekten en kwa
len, beide acute en chronische, te dan
ken hebben; teringlijders onder anderen
zijn genezen^an tering (in de inrichting
van drs. Gerson en Sauerbruch bii Miin-
chen), kinderen van rachitis en de ake
lige kleinkinder-ziekte die naar Herter
heet; aan huiduitslag lijdenden van hun
ekzeem, haast verlamden van hun ver
lamming, zoodat die al maanden roerlffos
te bed lagen en zelfs de handen niet
meer konden bewegen, opstaan en wan
delen. Al wat met afbeeldingen van pa
tiënten in zieken en in genezen toestand
te zien is geweest op de Internationale
Kookkunst-tentoonstelling verleden zo
mer in Zürich, waar dr. Birchers inzen
ding van levensmiddelen een afzonder
lijke zaal innam.
Schrijfster dezes heeft als leek geaar
zeld met het schrijven van dit opstel.
Maar als gewezen en door de Bircher-
methode genezen lijder aan chronische
bronchitis en zware aangezichts-neural-
gie, heeft zij ten slotte gemeend een
menschelijke plicht te vervullen door
zulk schrijven. Wie die bij ervaring aan
den lijve iets gelukkigs zeker weet, ont
houdt anderen de kennis daarvan?
Middelburgs jeugd kent een heel apart
Paaschvermaak, dat jammer genoeg al
weer bijna uitgestorven is.
Op Paschen-drie. als de schemering
begint te vallen, trekken jongens en
meisjes uit de volksbuurten, ieder met
een „flambouw" in troepen de straten
door,
Natuu-lijk wordt er bij deze kinder
optochten gezongen, 't Zijn meest de
straatliedjes van den dag; er <s maar
één versje bij, dat altijd gezongen wordt.
En dit is al een heel bijzonder. Een paar
strophen zijn vrijwel zonder inhoud.
(H)ollandsche jongens, waar moeten
wij naar toe
En wij moeten naar Brussel toe
En wij (h)ebben (h)èt zöo lang,
En wij (hjebben (h)et zoo lang,
(Dat) die (H)ollandsche jongens,
die staan ons lang nie(t) an,
Wij roepen: Vivat, Oranje
Dan begint het weer van voor af aan.
Maar nü de beteekenis van de woor
den. Ik heb oude Middelburgers wel
eens hooren beweren, dat het versje ont
staan is tijdens den opstand van de Bel
gen in 18301831, toen de Zeeuwsche
soldaten naast de Hollandsche optrok
ken en de eersten het niet altijd even
best met de laatsten konden vinden.
Het zou gewaagd zijn deze veronder
stelling als juist te aanvaarden. Maar
een anderen uitleg hoorde ik nooit.
Wat de lampionsommegang betreft
in het boek van Prof. Jos. Schrijnen
wordt gewag gemaakt van Paaschvuren
en fakkeldansen ter eere van de nieuw
geboren lente of als middel om de booze
geesten, die den grond onvruchtbaar
zouden kunnen maken, te weren, maar
nergens vindt men iets over optochten
met lampions.
Het is daarom moeilijk uit te maken
of er verband bestaat tusschen de ge
bruiken van Oost-Nederland en de
„flambouwen"-ommegang, die, zoover
bekend, alleen Middelburg eigen is.
De Dampoortsche kermis, een feest
van „onder-ons", dat op Paschen-drie
op hel oog. Vindt je het geen eigenaar
dige advertentie? Zeker van een of andot
ren millionair. Ik zon wel eens willen
weten wie dat is.
Ik schreef op ae advertentie, meer uil
nieuwsgierigheid, dan wel om een an
dere roden. Ik g!af alle gewenschle in
lichtingen en de noodige referenties en
zonder grootspraak dorst ik zeer goede
getuigenissen omtrent mij zelf geven.
Toch verwachtte ik gfeen antwoord. Ik
wist zeer goed, dat er honderden waren,
die even goed als ik in aanmerking zo ti
de 11 komen waarom zou ik de uit
verkorene zijn? Ik was dan ook hoogst,
verbaasd toen ik ongeveer veertien da
gen later den volgenden brief ontving:
Hotel Cecil, 8 Sept. 1919.
- Zeer geachte heer,
Voor uw brief van 23 Aug. be
tuig ik u mijn dank. Ik geloof dat
gij en ik het tezamen goed zullen
kunnen vinden en u z.ult mij een
groot genoegen doen, indien u mij
morgen omstreeks half één wilt
komen bezoeken om kennis te
malcen.
Hoogachtend,
Uw dw„
SALIM MAZAROFF.
De onderleekening gaf mij le denken.
Uit de advertentie meende ik te moeten
opmaken, dat de steller daarvan een
(Ingez. Med.)
g-evie-d jwerd, heeft zich tot voor veertig
jaar weten staande te houden.
Nu was de Dampoortsche buurt „een
vrijgevochten hoekje" van de stad, waar
„iemand die er niet woonde, ook niets
te maken had."
Aldus de Dampoortenaars.
De kermis begon 's morgens al heel
vroeg met het zoogenaamde eieren
rapen.
Op een bepaalde uitgestrektheid
g-ond tegen de vest aan gelegen, werden
's avonds te voren tientallen eieren ver
stopt, mooie rood-wit-blauw gekleurde
Paascheieren, en nu was het de kunst er
zooveel mogelijk te ontdekken en bijeen
te garen.
Dan was er ook het tobbetje varen.
Groote mannen, veiligheidshalve in him
oudste pak, stapten in de tobben, en
ijverden zich om, met de handen roeiend,
zoo vlug als 't maar kon, 3e ondiepe
mcdde~vest over te steken.
De gevolgen bleven natuurlijk niet uit,
vooral als er vooraf wat te diep in 't
glaasje gekeken was.
Een ander groote-menschenvermaak
washet rijden in een kruiwagen,
waarbij kruier en vracht geblindoekt wa
ren. Ook dit spel vond plaats langs de
vest, in de hoop, dat de een of ander
in 't water zou vallen.
Ook stond er aan de Dampoort een
„mallemolen" voor de kleine kindoren en
een kraampje, waar de jongens gingen
koek-happen.
Kooplui ventten er de eerste
sinaasappelen rond, of prezen de eertijds
zoo bekende jodenkoekjes aan.
En verder.wa-en de jongeren ge
lukkig met een springtouw of een hand
vol hazelnoten om te knikkeren, stelden
de ouderen zich tevreden met hun i
een beetje ruwe spelen en een glaasje
ouwe klare op z'n tijd.
Hoe meer we de XXe eeuw naderden,
hoe minder er van de Dampoortsche
kermis overbleef.
Tot tenslotte de „mallemolen" en de
kraampjes weg bleven en eindelijk een
druk „touwtje-springen" nog herinnerde
aan het oude volksvermaak,
L. de B.
Op de „Zelke", (zoutheuvel) een
wei bij Zierikzee, werd een dergelijk
feest gevierd, óók op Paschen-drie.
Kinderen amuseerden zich o.a. met
het rollen van sinaasappelen.
Er stonden heel wat kramen.
nister van het nieuwe ingestelde depar
tement van Arbeid.
Na zijn aftreden in Augustus 1925 als
minister werd mr, Aalberse, tot 1 April
1929, hoofdredacteur van „Het Cen
trum". Thans is hij vast medewerker aan
dit dagblad en aan „De Maasbode".
Vermelden wij nog, dat mr Aalberse
voorzitter is van de Centrale Commissie
voor de Statistiek, lid van den Hoogen
Raad van Arbeid, lid van de Centrale
Commissie voor drinkwatervoorziening,
rijksbemiddelaar in het vierde district,
voorzitter van het Centrale College voor
medisch tuchtrecht, voorzitter van de
Nederl. Vereeniging tot bevordering van
den arbeid voor onvolwaardige arbeids
krachten.
Blijkens de Memorie van Antwoord
op het V. V, over de begrooting van het
Wegenfonds 1931, heeft de minister
overleg gepleegd met zijn ambtgenoot
van binnenlandsche zaken aangaande de
vraag, of de uitvoering van werken aan
het rijkswegennet in meerdere mate dan
thans het geval is, zal kunnen strekken
tot bestrijding van werkloosheid. De gel
delijke gevolgen zullen niet ten laste
van het Wegenfonds mogen komen,
Het nieuwe Rijkswegenplan heeft in
het geneei betrekking op 3294.7 K,M.
weglengte. Omtrent de profielen kan
vooraf geen opgave worden verstrekt.
Of het de voorkeur verdient op een
weg een gesloten wegdek dan wel een
klinkerbestrating aan te brengen, hangt
in het algemeen af van. den aard van het
verkeer. Ook de ministat.is van meening,
dat de gesloten verharding niet steeds
gevaarlijk voor het verkeer behoeft te
zijn. Thans kunnen gesloten verhardin
gen worden aangelegd, waarop gevaar
voor uitglijden gering is.
Met het aanbrengen op wegen van
witte banden, welke de banen voor de
verschillende soorten van verkeer moe
ten aanduiden, worden proeven ge
nomen.
STEUN AAN DE AARDAPPELMEEL-
INDUSTRIE.
Bij beschikking van den minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw, is,
de heer J. W. J. baron de Vos van Steen-
wijk, te Diepenheim, benoemd tot Re-
geerings-commissaris voor de - rediet-
verleening ten behoeve van de aardap-
pelmeelindustrie in de veenkoloniën.
De oud-minister van Arbeid, Handel
en Nijverheid, prof, mr, P, J. M. Aal
berse wordt heden 60 jaar.
Mr Aalberse werd in 1903 tot lid der
Tweede Kamer voor Almelo gekozen. In
1916 werd hij hoogleeraar aan de Tech
nische Hoogeschool te Delft, waar hij
handelsrecht, staathuishoudkunde do
ceerde. In 1918 werd hij de eerste mi-
Enigfelschman was, die gerujjmen tijd
buiten zijn geboorteland had vertoefd en
er naar hunkerde om de plaatsen te be
zoeken, waar bij als kind had gewoond.
Zijn naam klonk echter weinig Engelsch
ook kon ik niet igissen lot welke naltionaf-
lileil hij behoorde. Dick Harker kon dat
evenmin.
Maar wat heeft dait er mee le m\a.-
ken? zeide hij. Die vriend zal je zeker 'n
prettigen lijd bezorgen en ten slotte krijg
je een flinke cheque. Laat de gelegen
heid niet voorbij gaan. Zorg, dat je op
tijd bent! i i i
Den volgenden morgen om half één
slapte ik hotel Cecil binnen. Blijkbaar
had de lieer Mazaroff reeds de noodige
/instructies gegeven, want toen ik naar
hem vroeg werd mij gevraagd of ik Mer
vyn Holt was en nadat ik toestemmend
antwoordde werd ik naar een voorkamer
van een -apartement gebracht. De be
diende klopte op een deur, ging die ka
mer binnen, noemde mijn naam aan ie
mand, die ill de aangrenzende kaaner was,
en deelde mij daarna mede dat mijnheer
Mazarofff onmiddellijk zou komen. Dc
heer Mazaroff bleek een man van zijn
woord te zijn, want vóór een minuut ver
streken was ging de deur open en trad
hij met uitgestrekte hand op mij toe.
Hij was ongetwijfeld een bijzonder man
die ie midden van vele anderen moest
(Ingez. Med.)
-ppvallen. Hij was vrij} grool en breed
gebouwd en zag er flink en gezond uit.
Zijn leeftijd was moeilijk le schatten; zijn
haar en baard waren -grijzend, bij zijn
rjogen en zijn snor bermerkte ik vele
giroeven; hij zag er uit als iemand" die
lang had geleefd in de tropen. Hij maak
te op mij een zeer aangenamen prettigen
indruk.
Het doet mij genoegen u te ontmoe
ten, zeide hij, Ik.... Hij sprak niet verder,
(alsof hij niet wist wat verder te zeggen
(en leidde mij in zijn zitkamer, waar hij
mij een sigaret aanbood.
Een glas sherry? vroeg hij wij
zende op een karaf en glazen Hourlt
•mij gezelschap1 ik wilde .juist een glas
nemen voor de lunch.
Ik was er op dat oogenblik zeker van,
dat waar en op welke wijze mijnheer Ma
zaroff ook aan zijn niet-Engelschen naam
•gekomen mocht zijn, hij zelf een Schot
was; zijn accent liet daaromtrent geen
twijfel. Ik gevoelde mij na die ontdek
king meer op mijn gemak en nam plaats
in den stoel, dien hij mij aanbood. Wij
keken elkaar aan.
Ik hoop, dal u weer geheel her
steld is van uw wonden? begon ik.
Ik hen weer geheel in orde, dank
u, weer geheel in staat om lichte bezig
heden Je doen.
(Wordt vervolgd.')