u I P k mxmxfflXMmeixmmBiïmfó. REBUS <1 !5 ür\!NDCr\DLADÜ GJ van DC G] /AIDDELBVrtC3^ COVTWRANT. EEN ONDANKBARE LANDVOOGD. LENTELIEDJE. GEVAT ANTWOORD. VAN TWEE HELDJES Voor de Kleintjes. ONDER DE TAFEL. I31 en c j n c- t V I* >Z IZ Lit I p a t: li li IE I i RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS Uil HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN, 1 W Wijk aan Zee- Nip 1 (wang). (arm). (knie). VOOR KLEINEREN. EEN OOGJE IN HET ZEIL HOUDEN. 2 OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. SB e *s 2D i d n i I i i A i 1:2 •0 j 1 la v 1 If' I a ti f" v |C £3. 5j ■2 Een Oostersche Fabel. Arawatsji, een Oostersch vorst, bezat een zeer uitgestrekt rijk en juist omdat dit zoo groot was, had hij verscheiden landvoogden aangesteld, die natuurlijk niet alleen zijn zaken, doch ook die van zijn onderdanen behartigen moesten. Onder deze landvoogden was er echter één, met name Koroedima, over wien on ophoudelijk klachten inkwamen. Niet alleen behartigde hij de belangen van Arawatsji's onderdanen slecht, doch hij was ook onrechtvaardig en hardvochtig. Geen wonder dus, dat Koroedima zeer onbemind was De vorst was een scherp-ziend man en kwam spoedig tot de ontdekking dat Koroedima slecht voor zijn post deugde. Hij liet hem daarom bij zich ontbieden en zei tegen hem „Zoodra mij weder een gegronde klacht over u bereikt, wordt gij uit mijn dienst ontslagen Gij moet den raerr- schen tot voorbeeld strekken en' hun in het goede voorgaan Koroedima verbeterde zich echter niet. Op zekeren dag overklam hem een ongeluk. Op de jacht zijnde, viel hij midden in het bosch in een diepen kuil. Eigenlijk was het een groote spelonk, want toen zijn oogen aan de duisternis gewend wa ren en hij eens om zich heen keek, ont dekte hij een leeuw, een slang en een aap. Koroedima ontstelde hevig en dacht, dat zijn laatste uurtje geslagen had. Luid riep hij om hulp. Zijn angstgeschreeuw werd gehoord door Janika, een houthakker, die daar in de buurt aan het werk was. Onmid dellijk spoedde de man zich naar de plek vanwaar de noodkreten kwamen en keek hij over den rand der spelonk heen. „Haal mij er uitHaal mij er toch uit, beste vriend Ik zal je ruimschoots be- loonenlklonk het uit de diepte. Janika wist niet, wie de ongelukkige was, maar bedacht zich geen oogenblik en daar hij geen kans zag alleen den man uit de spelonk, die zeer steile wan den had, te halen, spoedde hij zich naar het nabijzijnde dorp, om zich een lang touw te verschaffen. Haastig keerde hij naar het bosch terug, liet het touw in de spelonk zakken en zei den ongelukkige het te grijpen. Hij, Janika, zou hem dan omhoog trekken. Maar. wat gebeurde er Nog vóór Koroedima het touw had kunnen grijpen, had de leeuw er zich van meester gemaakt. Zoodra Janika voelde, dat het touw zwaarder werd, trok hij het op en haalde den leeuw naar boven Het dier vluchtte onmiddellijk het bosch in en het touw werd opnieuw neergelaten. Weer voelde Janika het touw zwaar der worden Hij trok het op en haalde den aap naar boven. Het dier verdween onmiddellijk in hef bosch en het touw werd opnieuw neergelaten. Toen Janika nu voor de der 1c maal voelde, dat het touw zwaarder werd, trok hij het voor de derdemaal op en. haalde de slang naar boven. Het dier kronkelde weg, het bosch in, en het touw werd opnieuw neergelaten. Weer trok Janika het op, toen hij •voelde dat het zwaarder werd. En dit maal haalde hij Koroedima naar boven. Zonder zijn redder een belooning te geven, maakte hij zich haastig uit de voeten en verdween in het bosch. Verbaasd keek Janika, die hem op eens herkend had, den landvoogd na, doch hij was spoedig uit zijn gezicht ver dwenen en de arme man besloot naar huis te gaan. daar het reeds laat ge worden was. Toen Janika zijn vrouw vertelde, wat er gebeuld was, was zij zeer veront waardigd, dat de landvoogd haar man niet de minste vergoeding gegeven had. Hij had immers niets verdiend dien dag! Plotseling verhelderde haar gezicht echter en riep zij uit „Natuurlijk heeft de landvoogd niet genoeg geld bij zich gehad Je moet morgen vroeg naar zijn paleis gaan, dan zal hij je zeker ruimschoots beioonen." Dat was een goed denkbeeld i Den volgenden morgen trok Janika zijn Zondagsche kleeren aan en begaf hij zich naar het paleis van den landvoogd. Hij werd echter niet bij dezen toege laten, doch op zijn bevel ruw wegge jaagd, ja zelfs met stokslagen bedreigd, indien hij zich niet onmiddellijk uit de voeten maakte. Dat was toch werkelijk te erg Mistroostig ging hij naa>- huis. Het was te laat geworden om nog hout te hakken en weer had hij dus niets verdiend €3 Den volgenden morgen ging hij echter bijtijds aan den arbeid. Na eenigen tijd kwam de leeuw, die door Janika gered was, naderbij. De man zag, dat hij een ezel voortdreef. De leeuw beduidde den houthakker, dat dit dier voor hem was; het zou hem goede diensten bij zijn werk kunnen bewijzen. Blijkbaar wilde de leeuw op deze manier zijn dankbaarheid toonen. Den) volgenden morgen bemerkte Ja nika toen hij weer met houthakken wilde beginnen, dat zijn bijl stuk was. Plotse ling verscheen echter de aap, die door hem gered was. Met behulp van zijn tanden en zijn nagels deed hij een groot gedeelte van het werk voor Janika. Blijkbaar wilde de aap op deze ma nier zijn dankbaarheid toonen. Den volgenden morgen, toen Janika's bijl weer gemaakt was, zag hij de slang naderbij kronkelen. Toen zij vlak bij den houthakker gekomen was, deed zij haar bek open en liet een kostbaren steen op den grond vallen. Blijkbaar wilde de slang op deze ma nier haar dankbaarheid toonen. Janika ging met den kostbaren steen naar de stad en kreeg er een groote som gelds voor, zoodat de arme hout hakker plotseling een rijk man gewor den) was. Natuurlijk verspreidde de mare van den steen zich weldra door het geheele land en kwam zij ook den vorst ter oore. Deze liet Janika ontbieden en vroeg hem, hoe hij aan dien kostbaren steen gekomen was. Als antwoord kreeg Arawatsji nu het geheele verhaal te hooren, „Wat 7 1" riep de vorst verontwaar digd uit. „Gaf de landvoogd zijn redder niet de minste belooning en maakten de dieren hem zóó beschaamd Nog dienzelfden dag zond iiij een boodschapper naar den ondankbaren landvoogd. Hij had een brief bij zich, waarin stond „Wie zich door dieren beschamen laat, kan geen goed landvoogd zijn. Ik onthef u dus van uw post, ARAWATSJI." Zdo kreeg hij zijn verdiende loon (Nadruk verboden). De zon, o, de zon, is gekomen De bloemen, de boomen zijn blij. De sneeuwklokjes kijken zoo schuchter. Ga mee in den tuin eens met mij Zien jullie die goudgele knopjes7 Zien jullie die blaadjes, zoo klein? Ja, overal zie je de sporen. Van 't naderend lente-festijn Ik ruik het, ik voel het al naad'ren 't Is feest in den tuin, in het bosch De musschen, de lijsters, de duiven, Die kwett'ren en kirren 'r op los Wat dood scheen, begint te herleven, De lente brengt zonlicht en vreugd Kom, laten wij dansen en springen De lente behoort bij de jeugd. R. ASSCHER VAN DER MOLEN. (Nadruk verboden). Francois de Bassompier'e was een Fransch staatsman, die leefde onder de regeering van Hendrik IV, Hij genoot het vertrouwen van zijn koninklijken meester en werd dikwijls, met belangrijke opdrachten naar vreem de landen gezonden- Dat de Bassompierre de kunst ver stond een gevat antwoord te geven), blijkt uit het volgende Op een keer was hij als afgevaardigde naar Spanje geweest en beschreef hij Hendr'k IV bij zijn terugkomst zijn plechtigen intocht in Madrid. „Ik reed op een muildier," zei hij. „Dat moet een grappig gezicht zijn geweest een ezel op een muildier 1" viel de koning hem in de rede, die de gelegenheid niet voorbij kon laten gaan zonder een g~ap te maken. „Zeker Sire," antwoordde Bassom pierre, die als een goed hoveling wist, dat men een geestige opmerking van zijn vorst niet onbeantwoord laten mocht. „Maar," voegde hij er snedig aan toe, „ik was de vertegenwoordiger van Uwe Majesteit." (Nadruk verboden). Er was eens een klein, dom jongetje, dat heette Jos. En weet je, waai om dat vtnltje dom was Hij hield niet van eten. Dom, hé? Want als je niet eet, kan je niet groot worden. Zou Jos dan soms niet een flinke jongen willen wor den? Zeker wel, maar dat vergat hij altijd, als hij aan het eten was. Dan zat hij te soezen en te droomen of naar bui ten te kijken. En intusschen vei gat hij te kauwen en een hapje in zijn mond te steken. Toch moet Jos altijd zijn bordje leeg eten en hij mocht niet van het ontbijt opstaan vóór hij twee boterhammen op had. Maar hij was altijd het laatst klaar. Soms zat hij dan alleen aan tafel terwijl alle anderen al aan hun werk waren. Maar vader stuurde hem ook wel eens met zijn bordje naar de keuken. Dan moest hij bij Jansje verder eten. En dat vond Jos heelemaal niet naar. Bij Jansje kon hij babbelen, dat mocht bin nen niet. En Jansje maakte wel eens een grapje enJos' bordje kwam daar door nog later leeg Daarom werd Jos niet meer naar de keuken gestuurd, 't Was winter en koud. Anders had Vader hem misschien met zijn bord in de gang gezet. Maar dat ging nu niet. Toen bedacht Vader iets anders. In de eetkamer stond voor het raam nog een kleinere tafel. ,0 hoor ik jullie al zeggen, „dan moest hij natuur lijk alleen aan die tafel zitten." Mis, hoor, maar toch niet heelemaal mis. Hij moest wel met z'n bordje alleen naar die tafel, maar.... onder de tafel, zoo maar op den grond met het bord op z'n knieen. O, wat vond Jos dat vervelend Hij leek wel een hondje, zoo met z'n eten op den vloer. En hij kon niets zien, alleen de beenen van Moeder en Va der en de anderen, „Hoe zit je daar vroeg z'n broer Jaap. „Akelig riep Jos terug en z'n lip trilde. Hij schaamde zich ook: verbeeld je eens, dat er iemand binnen kwam! Och, zat hij toch maar weer op zijn eigen plaatsje aan de groote tafel Op eens nam hij een kloek besluit en at vlug z'n bord leeg. t Is op, Vader riep Jos toen, ter' wijl hij onder de tafel uitkroop en z'n leege bord liet zien. „Nu, kom dan maar weer op je plaats. Zie je wel, dat je wel dooreten kunt, droomer." Als Jos nu een volgende maal aan tafel weer teutte, wees Vader alleen maar op de andere tafel. En dan at de jongen gauw door. Hij zou niet graag weer onder de tafel willen zitten J. H. BRINKGREVE- (Nadruk verboden). -ENTROP (Nadruk verboden). Twee leuke, kleine bengeltjes Die gingen op een keer Eens heel alleen naar bedje toe. Dat deden ze wel meer. Ze vonden 't heel gewichtig, hoor Zoo zonder hulp naar bed. Het was voor beiden telkens weer Opnieuw de grootste pret 't Was werk'lijk aardig om te zien, Hoe rustig z' eind'lijk lagen Toen plots o, schrik ze 'n groote spin Vlak bij hun hoofdje zagen 1 Een schreeuw, een gil en één, twee drie, Whs 't tweetal op de been. Van angst rolden ze waarlijk haast Over elkander heen fafRAwirssr. En toen naar Moeder op een draf, Wat schaterde die luid Moes lachte, toen ze 't had gehoord. De dapp're heldjes uit. Hè, moet je voor zoo'n spinnetje Nu toch zoo angstig zijn Ik meende, dat je flinker was, Maar nu doen jullie „klein'! Want weet je, wat die groote spin. Waarschijnlijk heeft gedaan? Die is, veel vlugger dan je bei' Al op den loop gegaan En toen heeft Moedertje ze zelf Vlug weer naar bed gebracht. Maar 'k wed, ze droomden van die «pin Vast nog den heelen nacht (Nadruk verboden). RO FRANKFORT pekel s c hamel WijkaanZee Maandag We Z e r bek e 2. Schouw, burg; Schouwburg. 3. Het water is lauw. Angstig, dat het te heet is, hoef je niet te zijn. Je verschrikt de musch, als je zoo'n leven maakt. (hals). Vandaag mag je thuisblijven, maar morgen moet je met mij uitgaan. Frans zal toch ook niet geweten hebben, dat de hond valsch was. 4. Au, To, bus; autobus. 1. Omdat ze evenals bij ons vier hoekig zijn. t. Moeder is druk bezig met het ontbijt af te wasschen, terwijl Robbie in de kamer speelt. Nu is Robbie een echte robbedoes en doet hij wat dat betreft zijn naam alle eer aan, maar Moeder zegt soms wel eens met een zucht „Ik wou, dat Robbie niet zoo wild 111 Groote zus Meta heeft vacantie en speelt piano. Daar gaat plots de tele foon en wordt Moeder weggeroepen. Haastig zegt Moeder nog met een blik van verstandhouding tegen haar dochter; „Meta, hou jij even een oogje in het zeil Meta belooft het en besluit met piano spelen maar te wachten, totdat Moeder weer in de kamer terug is en zij zich ongestoord aan haar lievelingsbezigheid wijden kan. Robbie, die nu Moeder niet in de ka mer is, zeker denkt, dat het hek van den dam is, krijgt het plotseling in zijn bol, bovenop een stoel te klauteren, zoo- dat Meta haastig uitroept „Niet doen, Robbie Robbie kijkt haar vanaf zijn hooge standplaats verwonderd aan en vraagt dan met een heel onschuldig gezichtje: „Moet jij niet afwasschen, Meet?" „Waarom denk je dat vraagt groote zus. En het kleine baasje antwoordt heel ernstig: „Moeder heeft toch gezegd, dat je een oogje in de teil moest houden Juist als Meta den raad van haar kleine broertje wil opvolgen en begint af te wasschen, komt Moeder terug. Meta vertelt haar nu lachend, hoe het komt, dat zij Moeders werk wilde op vatten. Robbie alleen begrijpt niet, waarom Moeder en Meta lachen. Hij heeft toch heelemaal niets geks gezegd CARLA HOOG. (Nadruk verboden). Zwaluw, pelikaan, leeuwerik Een zandkasteel. Zand, strand. Vlier, vier. Mijn geheel wordt met 10 letterf geschreven en noemt een bloem., die in het wild groeit. De 5, 8, 3, 3, 9 is een riviertje in Zuid-Holland. Een 1, 8, 2, 5 is timmermansgereed schap. Een 10, 8, 4, 3 is een ande- woord voor vlek, blijvend merk. Een 7, 2, 5 is een prul, een vod. Een 6, 8, 3 is een visch. Vul deze 16 vakjes in met 2 A 2 E 2 O 2 G 1 K 2 N 3 R I T 1 W maar doe het zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar be neden te lezen krijgt le een deel van je gezicht. 2e een metalen kan. 3e een hondennaam. 4e een hol in een berg. 'k Ben een grappenmaker, Maar mijn eerste deel Hoor j' als naam voor jongens Dunkt me, taam'lijk veel. En mijn tweede eet je 'k Vind: die smaakt wat goed Zeg nu maar eens even, Hoe ik heeten moet. Welke boom verandei-t men gemak kelijk in een steen Met k als eindletter behoor ik tot het tuingereedschap, met t heb je mij vast en zeker en met s brengen sommige boomen mij voort, terwijl ik met p een snaar instrument ben. Verborgen bloemen. Hij had Klaas terloops zijn besluit medegedeeld. Als ik zoo ver ben afgedwaald, moet ik vlug terugloopen. Heeft Oom Jan je reis heelemaal of half betaald Wat een aardig plan Ik denk wel, Jat Hans er ingenomen mee zal zijn. 3. Welk spelletje kun je maken van halm en J4 maan (Nadiuk verboden). 2. In de ëering wa uregens ie heer ia s 17 ld Onder I dit, en maar zo adres zo| ken. De V( ia hande prae-adv Alzoo Benoet boofdste: Tot litf voor der 16 stemr gen voor) van het;' Huson H. van mem. De

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 6