UrvlNDCT\DLATO MIDDELDVnCac-ME COVjWnANT DE MEEST BUJMOEDIGEEN TEVREDEN ONDERDAAN. KLEUR- EN KNIPPLAAT FOUTEN-ZOEKPLAATJE POFFERTJES BAKKEN RAADSELHOEKJE. OM OP TE LOSSEN. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN, 'Q VAN DC PI Toen de oude koning Salamandrinus gestorven was, waren zijn onderdanen erg bedroefd, want hij was een goed en rechtvaardig vorst geweest, daarbij zeer geëerd en algemeen bemind. En daar zijn zoon, prins Hovitonarius, eveneens een rechtschapen mensch was, hoopten de bewoners van het koninkrijk, dat zij ook onder zijn regeering een tijdperk van geluk en welvaart tegemoet zoudenl gaan. Na den dood van koning Salamandri nus had men een verzegelden brief ge vonden, welken de vorst aan zijn zoon gericht had en waarin hij dezen verzocht een reis door het geheele rijk te onder nemen enl den meest blijmoedigen en te vreden onderdaan 't zij man of vrouw op te sporen, ten einde hem of haar een pakje te overhandigen, dat eveneens verzegeld was en waarvan het zegel slechts verbroken mocht worden dooi den man of de vrouw, de jongeling of het jongemeisje, die de meest tevredene in het rijk zou blijken te zijn. Natuurlijk bedacht prins Hovitonarius, die inmiddels tot koning uitgeroepen was, zich geen oogenblik. Onmiddellijk nadat hij den brief van zijn gestorven vader gelezen had, begon hij zijn reis, welke zeker heel lang duren zou, voor te be reiden. Zijn trouwe adjudant, Civilius, stond zijn heer en meester trouw ter zijde bij de regeling der verschillende re- geeringszaken, waarbij natuurlijk reke ning gehouden moest worden met een mogelijke lange afwezigheid van den jeugdigen vorst. Niemand behalve zijn adjudant kende echter het doel dezer reis. Ten. einde ook zijn hovelingen, op de proef te stellen, liet koinng Hovitonarius vóór zijn vertrek aan alle poorten van het paleis aanplakken, dat hij, die zich de meest blijmoedige en tevreden on derdaan in het geheele rijk waande, daar binnen drie dagen melding mocht doen bij adjudant Civilius. Geen der hovelingen!, noch andere onderdanen wist natuurlijk, dat er iets achter deze schijnbaar eenvoudige zaak stak. Zij meenden juist, dat hun jonge vorst alle redenen van ontevredenheid wilde Weg nemen! en maten al hun grieven, en griet jes daarom breed uit. Toen na drie dagen dan ook geen en kel bewijs van algeheele tevredenheid was ingekomen, zei de koning glim lachend tegen zijn adjudant: ,,In onze naaste omgeving schuilt de gelukkige toekomstige eigenaar van het verzegelde pakje niet Laat ons dus een aanvang maken met onzen onderzoe kingstocht En koning Hovitonarius ging met zijn adjudant op reis. Zij begonrten met de voornaamste edellieden, de grooten en machtigep uit het rijk te bezoeken. Maar natuurlijk werden zij nergens als koning Hovito narius en zijn adjudant aangediend. Zij gingen voor een paar eenvoudige reizigers door, die hier en daar om nacht verblijf of een gastvrij maal verzochten. Zij waren dan ook als gewone reizigers gekleed enl niemand zou in die beide bestoven mannen den koning en zijn adjudant herkend hebben. Over het algemeen gaf men den bei den vriendelijken reizigers hetgeen zij vroegen en de meeste lieden wilden van geen betaling weten. Slechts een enkele nam geld aan voor de door hem ver leende gastvrijheid, terwijl er ook eenj heel enkele was, die zijn deur voor de reizigers gesloten hield en hooghartig zeggen liet, dat hij zich .niet met derge lijke menjschen kon ophouden. Nu die verdiende het geheimzinnige verzegelde pakje natuurlijk niet en terwijl de beide reizigers een nauw merkbaar glimlachje met elkander wisselden, werd de reis door hen voortgezet. Maar hoe kon koning Hovitonarius nu te weten komen, wie de meest blijmoe dige en tevreden onderdaan was Wel, hij begon een gesprek met zijn gastheer of gastvrouw. Het liep eerst over koetjes en kalfjes, maar ongemerkt stelde de vorst allerlei vragen en op die antwoor den kwam het natuurlijk aan. Waian er antwoorden, die van groote blijmoedig heid en tevredenheid getuigden, dan tee- kende Civilius die later aan, maar tot nu toe kwam er nog maar bedroevend weinig in zijn groote boek te staan Veel onderdanen, die eerst wel tevreden leken, bewezen al spoedig, dat zij niet echt tevreden waren en dan draaide koning Hovitonarius zijn snor eens op. Dit was het afgesproken teeken met zijn adjudant dat de ondervraagde niet in aanmerking kwam voor het verzegelde pakje. Och, och, wat moest koning Hovitona E3 rius dikwijls zijn snor opdraaien Bijna allen benijdden hun medemenschen om de één of andere betrekking, ptn eer, aanzien of iets anders. En als de reizigers een bezoek brach ten bij eenvoudiger lieden, bleek het Weldra, dat ook zij van oordeel waren, dat er nog heel wat aan hun lot te ver beteren viel. Waarom bij voorbeeld ging het hun buurman beter dan hen Waarom was er ziekte onder hun vee uitgebro ken, terwijl veel stallen daarvoor ge spaard bleven? enz. enz. Het spreekt vanzelf, dat de vorst zoo wel bij de rijksten en aanzienlijksten als bij de meest eenvoudigen een onderzoek instelde. Menige stad werd door hem en zijn adjudant bezocht, maar nog steeds had hij niemand aangetroffen, die nu eens door ent door tevreden was. De meeste menschen dachten slechts aan geld en zoowel de mannen als de vrouwen 'von den, dat er anderen waren, die meer reden tot tevredenheid hadden dan zij. Koning Hovitonarius werd er bijna mismoedig onder. Waren er dan heele- maal geen tevreden menschen/ in zijn rijk? Hij had gedacht, dat er veel, heel veel tevredenheid heerschte, doch nu bemerkte hij, hoe moeilijk het was iemand te vinden, die oprecht tevreden was. Op zekeren dag liepen koning Hovi tonarius en zijn adjudant over een een zamen landweg. Zij spraken ju'st over datgene, waarvan zij geheel vervuld waren en de vorst zei: „Het is te hopen, dat we eindelijk iemand vinden, die het verzegelde pakje verdient, w'ant het zou er toch al heel treurig uitzien, als er geen enkele mijner onderdanen geheel tevreden was „Maar we zullen hem vinden riep zijn adjudant vol vertrouwen uit. „Of haar!" zei de vorst lachend. „Wie weet stemde de ander in. Hierna liepen de beide reizigers eeni- gen tijd zwijgend voort, totdat zij plotse ling de ooren spitsten en elkaar verrast aankeken. Er drong zoo'n opgewekte, liefelijke zingende stem tot hen door, dat zij wel luisteren moesten, of zij wilden of niet. „Laten wij op het gezang afgaan zei de koning en de daad bij het woord voe- De blikken van den vorst bleven ech ter bewonderend rusten op de jonge vrouw, wier zonnig gezicht warmte om zich heen scheen! te verspreiden. Al spoedig ontspon zich een gesprek en bleek het, dat deze vrouw niet alleen zeer blijmoedig, maar ook heel tevreden was. „En zoudt ge uw lot wel met dat van een ander willen ruilen vroeg de vorst. „O nee gaf de vrouw lachend ten antwoord. „Ik heb een besten man, een lief kindje en wij hebben genoeg te eten. Het is werkelijk zoo erg niet, dat wij onze dubbeltjes eerst eenige keeren moeten omkeeren, vóór wij ze kunnen uitgeven. We zijn jong, gezond en ge lukkig en zullen ons wel door het leven slaan. Wat zouden we dus nog meer wenschen Koning Hovitonarius hoefde bij dit bezoek zijn snor niet op te draaien en zijn adjudant schreef met duideli|ke let ters het adres van dit blijmoedige, te vreden vrouwtje op. Zij had een kans, een goede kans, maar iedereen moest die kunnen! hebben en daarom gingen dtf beide reizigers voort met het land door te trekken, ten einde te weten te ko men, of er meer personen/ waren, die er voor in aanmerking kwamen. Hoe zij echter ook zochten, nergens troffen zij meer iemand aan, die zóó te vreden was als het jonge vrouwtje aan de waschkuip. En toen zij eindelijk na langen tijd weer in het paleis terugkeer den, Waren zij het geheel met elkaar eens, dat z ij het verzegelde pakje ont vangen moest. Nu hai koning Hovitonarius natuur lijk best een vertrouwden bode kunnen sturen om haar dit te overhandigen, maar hij, wien het nu letterlijk aan niets ontbrak eni die alles bezat, wat hij wenjschte, wilde zich het genoegen niet ontzeggen in hoogsteigen persoon de jonge vrouw het geschenk aan te bie den ten einde getuige te mogen zijn van haar vreugde. Wederom begaf hij zich dus met zijn adjudant op reis. Maar nu gingen zij regelrecht naar het kleine lage huisje achter de heg. Geen blij gezang verwel komde hen echter ditmaal en toen één der beide reizigers op de deur klopte, kwam het vrouwtje met een ernstig ge zicht naar hen toe, Haar kindje was ziek en zij hadden geen geld om den dokter, die in de ver-af zijnde stad woonde, te laten komen. Toch kwam er geen enkele klacht over de lippen van het vrouwtje en- ont ving zij de beide reizigers met een vriendelijk woord. Koning Hovitonarius maakte zich nu bekend en| het vrouwtje sloeg de handen in elkaar van verbazing, toen zij de reden van het hooge bezoek vernam. Uitbundig was haar vreugde, toen zij het verzegelde pakje open maakte en er een groote som gelds in aantrof. „O, wat een geluk riep zij uit. „Zoo dra mijn man thuis komt, kan hij nu den dokter uit de stad halen, die onze kleine genH, richtte hij zijn schreden naar een lievejing wel spoedig weer beter maken VI,.;-. .1 zal!" klein, laag huisje, dat bijna geheel ver scholen lag achter een hooge heg. Steeds luider jubelde de stem om plot seling te verstommen bij het naderen der beide reizigers. Deze groetten' de zingende vrouw, die ijverig wasschend bij een kuip met schuimend zeepsop stond en ant woordde: „Goeien morgen, heeren AI zoo vroeg op pad Maar komt u toch bin- neit Ik heb juist koffie gezet en wil u gaarne een kopje inschenken. Dat zal u goed doen op uw wandeling." „Gaarne, heel gaarne antwoordde koning Hovitonarius verrast, terwijl hij en zijn adjudant de vriendelijke gast vrouw in het keurige huisje volgden. Het was een lust in de eenvoudige, maar gezellige woonkamer rond te kij ken: alles glom en blonk er |De koning en zijn adjudant namen daarop afscheid van het dankbare vroüwtje, doch beloofden haar stellig nog eens te komen opzoeken. En natuurlijk hielden zij woord. Wan neer zij in de buurt waren, vonden zij het steeds weer een genoegen een be zoek te brengen! aan het zonnige vrouw tje, dat blijk had gegeven de blijmoedig ste eni meest tevreden onderdaan uit het gansche rijk te zijn. Haar kindje was spoedig beter en, het klapte in de handjes van blijdschap, zoodra het de vreemde heeren zag, al wist het niet, dat het de koning en zijn adjudant waren. Dat zou het pas veel later begrijpen ANNIE O. (Nadruk verboden.) Vader Grauw heeft een mandvol ap pels gekocht en 't kleine Grauwtje loopt er achteraan in de hoop een vallend appeltje in zijn pet op te vangen. Zullen we dit plaatje eens kleuren en opzetten Eerst alles op dun doorschijnend pa pier overtrekken, daarna op dun karton plakken!. De plaajes kleuren en vervol gens plaatjes en driehoekjes uitknippen. De laatste op de stippellijnen omvou wen, de smalle reepjes met lijm of glu- ton bestrijken en ten slotte het groote driehoekje tegen Vader Grauw en het kleine tegen Grauwtje plakken. Staan ze goed stevig? O wee, als alle appeltjes uit de mand vallen. Zoek acht fouten in dit plaatje. (Nadruk verboden.) Marie heeft een vriendinnetje, Daar speelt ze altijd mee Nu maken beiden op 't fornuis Een maaltje klaar voor twee (Nadruk verboden.) 't Zijn poffertjes van rijsteaeeb Daar komen krentjes in; En dan een saus van bessensap, Dat 's juist zoo naar hun zint HETTY BOREL. 1. Kort, rijk; Kortrijk. 2. Zand land lang leng leeg. 3. Kameel, tijger, olifant, giraffe, nijl paard, gazelle. 4. s L A K L E N A A N N A K A A S 1. In Zwartsluis. 2. Een stoel. 3. Hij zag Ans voorbijkomen op de fiets. (gans en bij). Heeft Tante Hendrika meel besteld? (hen eri kameel)' Ik dank u, Oom ten Halve, u lénigde mijn nood. (veulen). Ik haal ijs, terwijl de dokter den patiënt in zijn auto naar huis ver- laai en lijster). Locomotief. voert. L 0 0 s b 0 0 t 1 a c h Ot t 0 g e m s b 0 0 r To 0 s t i e n b e e n d i e t 1 Mijn geheel noemt een groot vier voetig dier, dat met 9 letters ge schreven wordt. Een 8, 6, 7, 4 is een mooie bloem. Een 5, 7, 6, 4 is een natuurverschijn sel, dat veel onheil kar aan richten. j 8, 5, 2, 1, 2, 9 is een plaats m de prov. Utrecht. Je 9, 2, 3, 4 maakt deel uit van je gezicht. Een 8, 2, 3, 4 is een groote man. 2. Maak van deze lettergrepen een bekend spreekwoord, ga te ap ve mand te maakt rot ooit in pel schand een het de, 3. Mijn eerste is een insect, twee de een vaartuig en mijn geheel kan zich zoowel in het water als in de lucht verplaatsen. 4. Welk deftig rijtuig kan men maken van kast log e a Ik ben steeds rond en vochtig, 'k Val dikwijls buiten' neer, Men ziet mij nimmer samen Met droog en zonnig weer. Soms kan ik je vervelen, Al doe ik trouw mijn plicht. Mem kan mij heusch niet missen Vergeten wordt dat licht 1 Verborgen metalen. Ga gauw naar huis, want in geen geval mag je op je laten wachten. Je moet niet zoo triomfatelijk kij ken, omdat je je zin krijgt. Luister naar w'at ik zeg: oude meu bels hebben soms groote waarde. Kom je haast? Ik sta al lang op je te wachten Welk viervoetig dier wordt mal als men het omkeert Met g als beginletter heb ik min of meer waarde, met h ben ik dap per en met v vindt men mij bui ten, maar niet in huis. (Nadruk verboden.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 6