TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 31 JANUARI 1931. No. 26 KUNST EN WETENSCHAP. RECHTZAKEN. LANDBOUW. Arr. Rechtbank te Middelburg. In de zitling van 30 Januari werden de volgende vonnissen uitgesproken-. verduistering: J. C. de V., 27 ji., radio handelaar te Middelburg, vrijspraak-, bedreigingF. S., 36 jl., monteur te Middelburg 1 maand gevangenisstraf overtreding motor- en rijwiehvetDi de V., 26 j|., expediteur te Middelbnrgf vernietiging van het vonnis van den Kan tonrechter betreffende de straf f 10 s. 10 dagen hechtenis; A. K., 30 ji., vrachtrijder, Ileinkens- zand, bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter! f 15 s. 15 d.h'. L. F. S., 22 ji., chauffeur, Vlissingen, bevestiging van het vonnis van den Kan tonrechter f 15 s. 15 d.hi,; L. W. v. d. L;., 29 jl., koopman te "Wol- phaartsdijk, bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter f 7.50 s. 5 d.h,.;; overtreding wapenwet: J. L. C. B., 24 j!., chemist te Sas van Gent, bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter f 10 s. 10 dagen hechtenis; overtreding arbeidswet: P. S., 34- jl., meubelmaker te Goes, bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter f 25 s. 25 drgen hechtenis; op den openbaren weg iemand na roe pen met kwetsende uitdrukkingen A. F. R., 37 jaar leurder en M. A., P:., huisvrouw A. F. R., 30 j.., leurster, beiden te Iiontenisse, bevestijgihg van het vonnis van den Kantonrechter f 7.50 s. 3 d.h., betreffende A. F. R. en vernieti- tiging van dat vonnis betreffende M. A. P. Br., en dafvaardiging in eersten aan leg nietig verklaard. fabricksafvajlwater loozen in een pol dersloot: A. J. van R-, 44 jl., fabrieksdir recteur te Kapelle, bevestiging van het vonnis van den Kantonrechter f 100 s. 40 dagen hechtenis overtreding] leerplichtwet: E. V., 57 ji., koopman te 's-Gravenhage, vonnis van den Kantonrechter vernietigd betreffen de de straf, geen straf opgelegd; D-. L, 44 jl., arbeider te Hoedekenskerke, be vestiging van het vonnis van den Kan tonrechter, ontslag rechtsvervolging. Kantongerecht te Goes. POor den Kantonrechter te Goes zijn veroordeeld wegens overtreding een persoon arbeid laten verrichten in daarvoor verboden tijd: G. J. de L., Wemeldinge f 10 s. 10 d.h.; bij herha ling G. J de L., iWemeldingen f l'O s. 10di; overtreding arbeidswetJ. P. B., P. V., J.V., J. P. B., P. V., C.D:.K, Ier sekte aan geen straf toegepast; niet behoorlijk uitwijken naar rechts J. H. G. W., Am'sterda/n< f 15 s.'15 d.h,; Angst. Dezer dagen wandelde ik op een zon aren wintermorgen in het Ter Kameren bosch, het prachtig uitgestrekte park, dat haast in het centrum der stad Brus- spl reeds begint, en dat elke hoofdstad ter wereld ons zuidelijk broedervolk be nijden mag. En aan het eind gekomen, dwaalde ik al verder het Zoniënwoud dat er onmiddellijk bij aansluit, en waaraan heelemaal geen einde komt "naar het schijnt. Maar het werd heel eenzaam en, stil rondom ons, em mijn ge zellin, die bij mij was, vond het maar angstig. Want nietwaar, de laatste dagen was de naaste omtrek van Brussel on veilig geweest. Geheimzinnige moorden op klaarlichten dag, op eenzame plekjes gepleegd, kennelijk met het doel, de slachtoffers te berooven. En de moorde naars waren toen nog niet gepakt. Dat geschiedde eerst twee dagen later, en nog Wel in hetzelfde café op de Brouckère-plaats, waar wij kort te vo ren hadden vertoefdMaar nu was daarvan nog niets bekend. Waar zouden ze zwerven? Het was hier in het Zoniënwoud inderdaad héél eenzaam. Doch een klein eindje wilde ik nog verder gaan. Daar was zoo'n mooi, diep schemerig dal, met slingerpaadjes, dicht begroeidWij sloegen het weggetje er heen in.... en daar op eens kwam achter ons een man. Van waar hij kwam, wist ik niet. Hij was er op eens, enj kwam langzaam achter ons aan. Plotseling stond ik stil. We keerden om. Passeerden hem. En een eind verder keek ik nog eens: Ja, hij draalde daar in de schemering wat, als besluiteloos.... Wat wat had hij in den zin? Met ietwat verhaaste schreden keerden wij weder naar het drukkere gedeelte van het park, en wij voelden ons eerst weer rustig worden, toen het drukke gerij der auto's om ons ging zoemen, en het noo- digenlde dak van de uitspanning Trianon ons wenkte in de verte. Ik denk wel niet dat er reden was voor onze angst. Het zou wel een groot toeval zijn geweest, dat juist een moor denaar ons daar op dat afgelegen plekje ontmoette, speurenjd. naar een nieuwe prooi. Zeker, hij was toen nog niet ge pakt. En hij zwierf in Brussel's omstre ken nog rond, dat bleek later. Maar nu juist toevallig wij Neen, niet veel kans. Maar de angst had ons toch ge grepen. Het was ook een beetje eng, in dat eenzame bosch. Prachtig rustig die na tuur. Die mooie oude hooge stammen. De vogels, die daar rondhipten, en ja zelfs al begonnen te zingen, in die lichte zonneschijn. Een- eekhoorntje hier en daar, kwiek en vlug, als zwevend hoog van tak tot tak. Mooi en rustig het bosch. Zoo stil en veilig. Doch die ééne men/sch daarin, die joeg ons angst aan, misschien geheel zonder reden. Maar wat zou je moeten doen en zeggen, als hij kwam en vroeg om geld? Of als hij erger dingen voor had? Nietwaar, dan wordt ge onrustig, en ge voelt u eigenlijk machteloos. En ook toen we reeds lang weer vei lig ondergedoken waren in het gewoel der roezige binnenstad, bleef toch nog bij ons de lichte emotie van een onbe stemd gevaar waaraan we misschien waren ontsnapt. Vreemd, dat deze aarde zoo dikwijls als een paradijs staat om ons henen. En dat de mensch het is, door wie dit paradijs zoo menigmaal verloren gaat.... En het oude rijmpje komt me hier in den zin Och waren alle menschen' wijs En deden daarbij wel, Deez' aarde waar' een paradijs Nu is ze vaak een hel, JACOBUS DE KLEINE. Van „Niobe", gedicht door Edward B. Koster, verscheen bij G. W. den Boer te Middelburg, de vierde druk Zangschool „Hosanna". De zangschool van de Gem. Zangver. Hosanna geeft Woensdag 4 Febr. a.s. een! uitvoering „om van te rillen" en dat in dezen kwakkelwinter Voor de pauze winterliederen en fragmenten uit een Wintercantate, na de pauze de groote cantate: Een Winterdag, van Kor Kuiler. Van het wakker-worden en aanklee- denj 's morgens vroeg (de spons is be vroren de handdoek is stijf tot het naar-bed-gaan (och kijk eens wat een schrik, ^het vriest bepaald een baksteen dik leven de toeschouwers een heelen! dag met de kinderen mee baantje glijden, sneeuwpop maken, sneeuwballen gooien, schaatsenrijden, (èn saliemelk drinken hongerig aan tafel gaan, 't schemeruurtje, met een boeiende ver telling van Moeder over den houthak ker, de Worst en de neus. het is alles zóó heerlijk, dat de kinderen met over tuiging zingen: winter, wie nu nog niet veel van je houdt En bij dit alles tintelende, geestdrif tige muziek, die maakt, dat de hoorders werkelijk meeleven. De Moeder-partij zal gezongen wor den door mevr. Ankie van Wickevoort Crommelin, sopraan, Den Haag; ue heer Jan Kuiler zal zelf aan den vleugel be geleiden. Middelbare techniek. De Bond van technische ambtenaren in overheids- en! in semi-overheidsdienst de Ned. Ver. van Christelijke technici, het R.K. Verbond van technici in Neder land en de vakgroep technici van den hond van ambtenaren bij de Nederland- sche spoorwegen hebben gezamenlijk uit gebracht een rapport met betrekking tot de wenschelijkheid en mogelijkheid der invoering! van een algemeen diploma voor de Middelbare Technici, waarvoor de eischen voor den Staat worden vast gesteld. Dit rapport is in den vorm van een ta dres bij den Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen ingediend. Anna Pawlowa. f Reuter meldt uit Londen dat na een indrukwekkenden dienst in de Russische kerk het stoffelijk overschot van Anna Pawlowa naar het crematorium van Gol- ders Green is overgebracht, waar de laatste ceremoniën hebben plaats gehad. De aandoening was zeer groot, vooral toen de vroegere balletmeester van Anna Pawlowa naar de baar toekwam, om er een bos witte lelies op te leggen, welke hij eerst kuste. BBMBraWBBMMWBE—IgjEaBCBiiWMIliW f 15 In de strafzaak tegen den 21-jarigen taxi-chauffeur, die in den avond van 3 October 1.1. in een perceel aan üte We teringschans te Amsterdam zijn stiefva der doodschoot, heeft de Amsterdamsche Rechtbank het onderzoek niet volledig verklaard en de stukken in handen ge steld van 'den rechter-commissaris voor een nader psychiatrisch onderzoek. Het M. had acht jaar gevangenisstraf ge vorderd. „O, zoo, mijnheer, u doet geen moeite oan de beschuldigingen van madame tegei te spreken?" vroeg de man, in herhaling vervallend om meer tijd tot nadenken te hebben. „Dat is tot zoover waar", zeide Roger Koel. „Als u alles van de zaak wilt iveten moet ik u naar mevrouw verwijzen." Een onaangenaam stilzwijgen volgdle, de hoofdagent knabbelde op zijin stompje potlood, niet wetende hoe voort te gaan. Hij keek tersluiks naar ladv Clifford, opende zijn lippen om Je spreken en sloot ze weer. Op eens wendde Thérè- se zich tot Roger en zeide met een air van openhartigheid en zacht verwijt: „Hoe kim je dat nu zeggen, Roger, ik weet heel goed dat je in je hart nooit van mij gehouden hebt en altijd jaloersch was van den invloed dien ik op je vader had. Hoe -kan je dan nu tegen dezen heer zeggen waarom je gedaan hent zooals je deed, wanneer ik de rede® nie ken?" De slag trof en buitendien haar groote openhartigheid, haar ingehouden tranen en haar schoonheid hadden bun uitwer king niet gemist op deze drie dienaren, van de wet. Daar hij niet verkoos meer te zeggen dan strikt noodzakelijk was, bewaarde Roger een ijzig stilzwijgen; de agenten mochten denken wat ze wil den. Hij voelde den triomf in Thérèse's toon, toen ze weer begon te spraken. „U ziet mijnheer, mr. Clifford vindt 't niet de moeite waard om te an two oh- «9om den. Ik laat het aan u over om tot een besluit te komen. Ik voor mij hen over tuigd, dat hij de redenen, waarom hij me zoo behandeld heeft, niet zeggen wil." De man met de zwarte snor draaide van 't eene 'been op het andere. Men kon zien, dat hij niet op zijn gemak was en een huiselijke twist vermoedde. Al trippelend viel zijn oog op dr. Sarto- rius, die was opgestaan en het tooneel met onverschilligheid' gadesloeg!. ,„Mag ik vragen mevrouw wie die heer is?" „Wel zeker mijnheer, dat is dr. Gre gory Sartorius, die eenigte weken, de lijfarts van mijn man is geweest. Hij is nu hier uit vriendelijkheid voor mij' om mijn stiefzoon te behandtelen, die on ge* steld is geweest." De hoofdagent boog, diep onder den indruk van de edelmoedigheid van de dame tegenover een ondankbaar familie lid zoowel als van de grootschheid er een lijfarts op na te kunnen bonden. Hij kuchte eens en wendde zich toen wem- tot Roger met dezelfde \bitterheid in zijn toon: "'„Mijnheer, de redenen van uw niet te verontschuldigen gedrag hebben voor mij geen 'belang. De wet staat u niet toe dte vrijheid van deze dame te belemmeren. Als u dat weer doet zal het er slechl voor u uitzien. Ja of neen, bent u bereid de sleutel van mevrouw's kamer te ge ven?" t „Hier is ze", zeide Roger en hij gaf (Ingez. "Med.) met (auto rijden zónder minstens twee lichten: J. D. B., Giop:s f 5 s. ;5 Idjh. zonder in het bezit te zijn van' een !gel- dig rijbewijs met een autoi: I. v. d. K., Kloeting|e f 10 s. TOf d.h.,- rijden zonder nummerfrewijsA. F. K., Bergen op Zoomf f 3 s. 3; d.h.; zijn naam niet op zijn schip hebben: J. S., O'berspel (Dl.) f 5 s. 5' d.lh. De arbeidstijd op kantoren der expor teurs van land- en tuinbouwproducten. Naar de Maasbode verneemt, heeft de „Rotterdamsche Vereeniging van Fruit en Groentenexporteurs" aan den Minis ter van Arbeid, H. en N., verzocht, dat de arbeidstijd van de kantoren der ex porteurs van land- en tuinbouwproduc ten, onbeperkt kan zijn. De export eischt een ononderbroken expeditie en hij vormt een onverbreekbaar verband met de kan toren van reederijen, stuwadoors en car gadoors, In verband hiermede verzocht de Ver- eeniging den Minister, met gebruikma king van art. 101 der Arbeidswet 1919 ook een onbeperkte arbeidsvrijheid toe te staan op de kantoren van bedoelde exporteurs. ill mi— HM'III BW8^— de sleutels aan den hoofdagent, die hem zeer verbaasd en achterdochtig aanstaar de. „En mijnheer, ik moet u nog mede- deelen in tegenwoordigheid van getuigen dat als u weer een poging doet om mevrouw te molesteeren, ik u in hech tenis zal nemen." Roger gaf geen antwoord. De donkere man keek van den een naiar den ander en hoewel hij een hoogten toon had 'aan geslagen, was het toch merkbaar, dat hij niet tevreden was over den afloop. Misschien dacht hij wel dat het een grap was, dat hij whs beetgenomen en uitgelachen zou worden omdat hjij de zaak wat melodramatisch h;id 'behandeld. Uit de gezichten om hem heen kon hij niets opmaken, dus kuchte hij maar weer en gaf met een buiging den sleutel aan lady Clifford. „Zie zoo. madame, ik geloof dat er niets meer te doen is", en toen' wat dich terbij komende zeide hfij op vertrouwe- lijken toon: „Ik vrees dat ik dezen lieer niet kan arresteeren, daar hij zijn beleediiglende hpuding heeft laten varen. Al wat ik kon doen was hjpiru /te Avaar- scl\uwen voor een herhaling'. Ik reken op u, mevrouw, dat u ons bericht zendt, mocht er weer iets voorvallen." Wordt verwlgd 7d. „Zeker, ik hen' aan het hoofdbureau getelefoneerd, dat ik in mijn eigen.huis gevangen word gehouden." Ze zag hem strak en uitdagend aan, geel glansden haar oogen, terwijl hij haar stilzwijgend beschouwde. Toen met iets zachters in haar uiterlijk wendde zij zich tot den dienaar der politie en zeide vlug in het Fransch: „Dit is mijn stiefooon." „Uw stiefzoon?" vroeg de man ver rast. I „Ja mijnheer, d'e zoon van mijn echt genoot sir Charles Clifford, die een klei ne week geleden overleed." In haar stem was een lichte trilling en Roger had er een eed op kuninen doen dat hij tranen in haar oogen zag. De agenten wendden, eerbiedig hun oogen af, terwijl Roger haar ten hoogste verbaasd bleef aanzien. Hij zag haar terrein winnen en was benieuwd hoe vea- zij het brengen zou. W,at was haar plan? "Was ze onschuldig en in. staat dat te bewijzen, of was het een krijgslist om hem zand in de oogen te strooien? -Hij kon het onmogelijk uitmaken. De hoofdagent keek hem boos aan en maakte zich gereed verderp bijzonder heden te noteeren. „Gaat u door, mevrouw. Wilt u mij nauwkeurig mededeeien 'hoe deze heer tegenover u is opgetreden?" „Mijnheer, het is zooals ik u door de telefoon mededeelde. Mijn stiefzoon, hier als gast in huis, had de onoeschaamdheid om mij met dreigementen naar mijn ka mer te zenden, waarna hij de deur afsloot. De man keek beteuterd, maar bleef zeer eerbiedig. „Madame, veroorloof mij u te zeggen dat u niet gevangen schijnt te zijn." „Ik zal het u uitleggen, mijnheer. Deze deur sloot hij niet af, dat Was onnoodig omdat hij in de kamer bleef en de wacht hield. Maar de deur in de hall, waarvan u zich kunt overtuigen, is op slot." Op een teeken van den hoofdagent ging een der politieagenten in de hall' en vestigde de verklaring van lady Clifford. Waarop de hoofdagent diep adem baalde en op toornigen toon tegen Roger zeide: „Mijnheer, u hebt de verklaring van mevrouw gehoord, dat u, een gast in haar huis, haar in haar slaapkamer hebt opge sloten. Ontkent u dit?" ,,Neen, het is vólkomen waar." Dit antwoord werd zoo kalm gegeven, dat bet den ondervrager van zijn stuk bracht. fM

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1931 | | pagina 5