,UrflNDEr\BLADÜ
LEGKAART
/AIDDELDVRC3C="E
coyjwrtANX-
De drie Dennebcompjes.
KERSTLICHTJES
Voor de Grootoren.
KERSTMIS
EEN KERSTVERTELLING
RAADSELHOEKJE.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
B
B
d
Baraeveld
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
VOOR KLEINEREN.
VAN DC
E3-
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
t Was winter, juist de dag, waarop
volgens den kalender de winter begint,
maar wat gaf de Wintervorst om hetgeen
de menschen in den kalender hadden
gezet? Hij moest er eigenlijk om lachen
in zijn grijzen baard. De menschen ver
beeldden zich soms heel knap te zijn,
maar ze waren dikwijls zoo dom, zoo
vreeselijk dom! De winter begon natuur
lijk, als hij, de Wintervorst, in het land
kwam. Dat wat toch zoo eenvoudig
mogelijk eni zelfs het jongste Winterprin
sesje, het kleine Sneeuwwitje, wist dit
al lang. Alleen de menschen schenen het
niet te begrijpen en omdat de Winter
vorst eigenlijk wel van de menschen
hield en hun gaarne een plezier wilde
doen, had hij besloten, toen hij nog in
het hooge Noorden was waar hij zijn
zomertenten altijd opsloeg juist op 21
December over Groningen ons land bin
nen te komen,
t Was een heele reis geweest en hij
had die natuurlijk niet in één dag kunnen
afleggen. Hij had er zelfs meer dan een
week over gedaan, maar.precies op
tijd, toen in den nacht van 20 op 21
December de oude Martini-toren zijn
twaalf winter-doffe slagen hooren liet,
was hij door de lucht gestreken en had
zijn baard en jas eens goed uitgeschud.
Och, och, wat 'n sneeuwstof had hij van
de reis meegebracht 't Was bijna niet
te gelooven, maar heel Groningen kreeg
er een witte deken van en toen de men
schen; den volgenden morgen wakker
werden, wreven zij zich de oogen uit en
zeiden tegen elkaar:
„Kijk eens! Het heeft gesneeuwd! De
winter is gekomen
En de kinderen klapten van plezier in
de handjes en riepen blij:
„O, zie toch" eens, hoeveel sneeuw er
ligt! Nu gaan we sleetje rijden! Hoera!
Alles heeft een suikerhoed op
Maar de Wintervorst was al weer
verder getrokken. Hij wilde op één dag
ons heele land een wit kleedje aantrek
ken en dat viel niet mee
In den namiddag was hij er echter
mee klaargekomen. Hij was hierover
niet weinig voldaan en verheugde zich
oprecht over al die blijde gezichten
Op een enkelen brompot, die mopperde,
dat het n u al winter werd, lette hij
niet, want die telde niet mee op de dui
zenden en nog eens duizenden, die wél
blij waren in het vooruitzicht van een
witte Kerstmis,
De Wintervorst moest eens even uit
rusten, want ook de meest krachtige
reiziger moet zoo nu en dan toch wat op
adem komen. Natuurlijk troonde hij hoog
in de lucht: ik geloof, dat hij .Utrecht's
grijzen domtoren als rustplaats uitver
koren had. Wat kon hij van daaruit goed
den omtrek overzien
Hij zag, dat alle menschen en kinde
ren! naar buiten keken, want elk jaar
weer opnieuw, als het groote wonder ge
beurt en de eerste sneeuw op de aarde
neerdwarerlt, wordt Oud en Jong even
stil bij het aanschouwen van al die smet
teloos witte, verblindende pracht om
wat de jeugd betreft daarna in een
uitbundige vreugde uit te barsten. Over
al klonken vroolijke stemmetjes
De grijze Wintervorst, die lang niet
zoo'n grimmig heer is, als hij wel eens
lijkt en wiens hart toch niet zóó koud is,
of het klopt warm voor de jeugd, de
grijze Wintervorst keek plotseling zóó
vriendelijk, dat er een zonnetje
op de aarde scheen, dat die millioenen
sneeuwkristallen deed schitteren, dat
het een lust was.
Misschien vond de Zon die witte sui
ker wel zóó lekker, dat zij ze wilde op
eten, maar.zoo ver kwam het ge
lukkig niet Daar zou de Wintervorst
wel voor waken En mocht de Zon dan
al eens even haar snoeplust niet langer
kunnen bedwingen en met haar lange
zonnestraal-armen een lekker hapje sui
ker willen wegpakken, dan moest zij
voor straf vroeg naar bed en had de
Wintervorst den geheelen avond en den
geheelen nacht voor zich om het
sneeuwkleed weer stijf in zijn plooien te
brengen. Daarbij werd hij trouw gehol
pen door de Maan, die gelukkig niet
zoo'n snoepster is als de Zon.
In een kleinen stadstuin stonden drie
denneboompjes op een rijtje. Ze hadden
daar al een heelen tijd gestaan: eerst de
oudste alleen, die nu in het midden
prijkte, toen zijn rechterbuurman en nu
bijna een jaar geleden was daar de jong
ste, die links van den oudste stond, bij
gekomen.
All® drie hadden ze nog vage herin
neringen aan een groot bosch, waar alle
boomen zelfs midden in den winter
groen waren en het er heel anders uit
zag dan in dit tuintje, waar nu alles kaal
was en zij met hun drietjes het eenige
groen vormden in dezen tijd van het
jaar. Ze hadden wel eens heimwee ge
had naar het groote dennenbosch, waar
de wind 's avonds zoo'n aardig slaap
liedje door de takken zong en het 's
nacbts en in den winter zóó heerlijk
rustig was, dat zij de sprookjes zelfs
konden verstaan, welke de Maan hun
influisterde.
's Zomers kwamen er wel luidruchtige
menschen en kinderen in het dennen
bosch en daar waren ze niet erg op ge
steld, maar zoo heel lang bleven ze ge
lukkig nooit. En er waren ook wel be
jaarde menschen, die zich onder hun
naaldendak uitstrekten om er uit te
rusten en naar den dennenzang te luis
teren. Wat klapten de kinderen blij in
hun handjes, als de één of andere den
nengrootvader eens een denne-appel
voor hun voeten rollen liet
Aan die kinderen deed het kleine
meisje vóór het raam van het huis, waar
bij het tuintje hoorde, hen eensklaps
denken. Ook zij klapte in de handjes
van plezier, toen ze al die sneeuw in
den tuin zag.
Haastig kwam zij lekker warm
aangekleed naar buiten gedribbeld
aan de hand van haar Vader eni vroolijk
riep ze uit
„O, Vader, kijk eens De drie Kerst-
boomen zijn weer echte Kerstboomen
geworden
„Ja, ja gaf de Vader lachend ten
antwoord. ,,Nu hebben we drie Kerst
boomen in plaats van één. Dat treft al
heel mooi, nu Vader dit jaar geen geld
heeft om een Kerstboom te koopen. Kies
jij nu maar, welken boom je het liefste
hebt, Leni
Dat kon de kleine meid maar niet
zoo dadelijk zeggen en Vader zei, dat ze
tot den volgenden dag mocht wachten
met haar keuze te doen.
„Zeg, hooren jullie dat?" fluisterde het
middelste denneboompje en hij raakte
even zijn beide buurtjes met een paar
naalden aan. „Er wordt weer een Kerst
boom van één onzer gemaakt, 't Is al
tenige jaren geleden, maar ik herinner
mij toch nog heel goed, dat ik het Kerst
leest in dat huis mocht meevieren. Ik
werd er keurig netjes voor aangekleed
en versierd met slingers, kaarsen, ballen
en alles wat maar mooi was en schit
terde. Het kleine meisje was toen nog
maar heel klein en wat had ze een
plezier, toen ze mij zag! Maar het aller
mooiste vond ik toch de verhalen, welke
aan de kinderen er waren er heel
wat verteld werden. Eén ding heb
ik goed onthouden en dat was: dat al
len in dit donkere jaargetijde zóó naar
Licht verlangen en de Kerstboom zóó
veel Licht om zich heen verspreidt, dat
ieder op zijn beurt wat van dat Licht
verspreiden moet. Eerst begreep ik dat
niet goed, maar toen ik het blijde ge
zichtje van ons vriendinnetje zag en zij
een arm, klein meisje naar mij mee
trok om haar een cadeautje te geven,
dat op het laken aan mijn voet lag, was
het net, alsof er twee lichtjes in haar
oogjes straalden, zóó heerlijk vond zij
het: wat te geven. Ja, ja, dat moet het
geweest zijn Dat kleine ding verspreid
de Licht om zich heen."
.,En Liefde", zei nu het rechter den
neboompje. „Daarover heb ik hooren
vertellen op het Kerstfeest, waarop ik
uitgenoodigd werd. Wat zou ik graag
nog eens zoo'n echt mooi Kerstfeest
willen bijwonen
„Ik ook Ik ook riep nu het linker
denneboompje uit. ,,'t Was er zoo heer
lijk vredig op het Kerstfeest, dat ik
meevierde. Als zóóveel kleuters bij el
kaar zijn, zou er natuurlijk wel eens even
gekibbeld kunnen worden, maar ze zon
gen zóó mooi van „Vrede op Aarde",
dat ze niet aan kibbelen dachten.
Wat is het Kerstfeest toch eén heerlijk
feest
„Dat is het Ja, dat is het zeiden nu
ook de beide anderen.
„Maar begon het middelste den
neboompje weer, „wie zou dit jaar van
ons drieën op het feest genoodigd wor
den
Dat zouden ze den volgenden dag
hooren en alle drie hoopten ze heimelijk,
dat ze het zouden zijn. Ze konden er dien
nacht zelfs niet goed van slapen en wa
ren dan ook vroeger dan gewoonlijk
wakker. Niet gaarne wilden ze nog in
den dut zijn, wanneer het meisje kwam
om haar Kerstboom uit te kiezen.
Ze waren dus al een heel tijdje wak
ker, toen zij weer met haar Vader ver
scheen. Opnieuw bekeek ze de drie
denneboompjes en1 zei toen:
„Het middelste, Vader".
Vader haalde daarop het boompje uit
den grond en of 't nu kwam, omdat de
Zon wat suiker snoepte, of omdat de
beide andere bedroefd waren, weet ik
niet, maar ze lieten plotseling een
sneeuwtraan vallen en het kleine meisje
schrikte daar zóó van, dat ze bedroefd
uitriep
„O, kijk, die beide anderen eens een
verdriet hebben, Vader! Ze willen ook
graag een Kerstboom zijn. Toe Vadertje,
mag het? Wat staan ze zielig te kijken
We hebben nog slingers en versierselen
genoeg. En mag ik dan den grootsten
aan juffrouw Willems, onze werkster,
brengen? Ze heeft dit jaar geen Kerst
boom, nu haar dochtertje zooveel ver
sterkende middelen gebruiken moet. En
o, Vader, dan geven we op één na den
grootsten aan Heintje van de bovenbu
ren. Die krijgt van 't jaar ook geen
Kerstboom."
Liefkoozend streek de Vader zijn
hand over de blonde krullen van zijn
dochtertje, dat zoo gaarne Licht en
Liefde om zich heen verspreidde en de
Kerstboodschap zoo goed bleek te ver
staan.
't Was of de drie denneboompjes plot
seling weer heelemaal opstijfden! in het
blijde vooruitzicht, dat ze nu alle drie
een echt Kerstfeest zouden bijwonen en
Licht en Liefde om zich heen ver
spreiden
En toen zij na de feestdagen weer op
hun oude plaatsje in den tuin stonden,
hadden zij elkaar heel wat te vertellen-
Hoe verschillend het Kerstfeest, dat ze
hadden meegemaakt, dan ook geweest
was, de drie Kerstboompjes waren het
er over eens, dat ze een echt Kerst
engeltje gezien hadden: het meisje met
de blonde krullen, dat Licht en Liefde
om zich heen verspreid en zelf het klein
ste boompje gehouden had.
Nog lang duurde de winter, maar zelfs
toen de Wintervorst weer naar het
Noorden vertrokken was, knikten de
drie denneboompjes in den tuin het
kleine, blonde meisje nog dikwijls vrien
delijk toe en zongen daarbij heel
zachtjes:
Al wie het Kerstfeest goed
verstaat,
Spreidt Licht en Liefde
om zich henen.
Het is, of plots bij tooverslag
Het slecht' en leelijk' is
verdwenen
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kerstlichtjes flikk'ren overal,
Verspreiden heel veel licht.
Al-om ziet men in dezen tijd
Een vroolijk, blij gezicht.
Die kleine lichtjes, wonderblij,
Die zingen slechts één lied:
't Is of zij als bij tooverslag
Doen wijken al 't verdriet
Zij spreken ons van warmt' en licht,
Van liefd' en zonneschijn,
Zoodat een menschenkind nu toch
Wel goed gestemd moet zijn.
Kerstlichtjes flikk'ren overal:
Zelfs in het kleinste hart
En wie ze opmerkt, ziet op eens
Veel licht en niets geen zwart.
Wij zingen om den denneboom:
O, Kerstmis, heerlijk feest
Gij zijt de brenger steeds van licht
In 't menschenhart geweest
Maar wij, wij willen ook wat doen
Verspreiden van dat licht
Wat of ook onze taak moog' zijn!
Met opgewekt gezicht.
Kerstmis Feest in donk ren nacht
Kerstmis Feest van blijde lichtjes,
Schijnend in den groenen boom,
En van stralende gezichtjes.
Kerstmis Feest op heel de aard
Kerstmis Feest van liefd' en vrede,
Welkom zijt g' als ieder jaar.
Gij brengt ons een boodschap mede.
Duid'lijk zingt het in ons hart:
Spreidt toch liefde om u henen,
Haat en afgunst, twist en nijd,
Zijn nu uit uw hart verdwenen
Kerstmis Feest van zóóveel vreugd
'k Heb uw boodschap goed verstaan
En zal vergezeld van haar
Voortaan door het leven gaan.
Kerstmis vieren 'k weet het nu
Is niet krijgen, maar veel geven.
Geven: warmte, liefd' en licht,
Blijdschap toov'ren in het leven.
CARLA HOOG.
z
A
A
L
A
N
N
A
A
N
IJ
S
L
A
S
T
P
m e
a a
r ni
a s
a r
o
a n
r e 1
n d e
eve
v 1 a
end
1 m
1
1 d
m
3. Paard, paars.
4. Jenny, stel je toch niet aan ais een
malle; pel de amandelen liever
voor mij. (lepel en mand).
De tuinman heeft ook asters bij ons
in den tuin geplant. (kast-)
We stonden bij het loket elkaar te
verdringen. (ketel.)
Heeft Jacob Eduard niet gewaar*
schuwd? (bed.)
VOOR KLEINEREN.
1. Kers, vers.
2. Kar, wei; karwei.
3. Kameel, struisvogel, marmot.
beker
speld
ruïne
ruzie
Breda
aarde
Keizer.
Mijn geheel wordt met 12 letters ge
schreven en noemt een dorp i*
Gelderland.
Een 6, 4, 7, 5 is een vrucht.
1, 2, 3, 10, 6, 11, 8 zijn vaartuigen.
Een 12, 4, 6, 10, 12 behoort tot het
tafelgereedschap.
1, 2, 3, 11, 5, 6 is het tegenoverge
stelde van bot,
9, 4, 10, 6 is: een reinigingsmiddel.
Zoek een rijmwoord op elk der on
derstaande lettergroepen, maar
doe het zoo, dat je een bekend
spreekwoord krijgt,
Wil-de spa-kers web-pen kaie-te
hon-men.
Verborgen rivieren in ons laad.
Wij zagen den ouden boer e£,a
hij was werkelijk onvermoeid!
De zijwand van het vertrek werd
nagenoeg geheel ingenometi doo*
het groote portret.
Wat zijn jullie toch malle kinderen!
Verander kers in mank door telken»
één letter te veranderen. De drie
tusschen liggende woordea moe
ten goede Hollandsche woorden
zijn,
Met v kan ik meestal vliegen en me*
k kan ik heel gevaarlijk ÉÊf*.
Voeg een voertuig en een voorwerp,
dat rond. is. bij elkaar en je krijgt
een ander woord voor bordpapier.
Ik ben een steek'lig diertje
En rol mij soms fluks op.
Je ziet alleen een bal dan,
Geen pooten en geen kop.
Zoek uit elk der onderstaande
wooiden één letter, maar zorg er
voor dat deze letters, in dezelfde
volgorde genomen, feestdagen
vormen.
Ketel bleek graaf staart
moot marsch stier gist