Ur^INDCrVDLADÏÏ, middelbvrc3C==me A ■c: m LEGKAART ARTISNiEUWS OP VISITE tf. Ê3 vAN DC E3 COV-WHANT. RAADSELHOEKJE. oplossingen der raadsels uit het vorige nummer, voor grooteren. voor kleineren, omoVVeTossen. voor grooteren. X xxxxxxxxx x voor kleineren. h. mi] D Hi 1 Jonge Roerdompen. Wanneer een vogel, die door de men- schen gevangen wordt, tot een soort be hoort, welke niet zoo heel algemeen is, dan is hij nog niét gelukkig. Dat hebben mijn beide ouders ondervonden. Een musch of een spreeuw, daar ver langt niemand naar. Geraken plie toe vallig in gevangenschap, dan laat men ze meestal wegvliegen. „Wat heb je nu aan een musch!" wordt er gezegd en Grietje wordt vrijgelaten. Maar mijn vader was niet zoo geluk kig. Een Indiaan had hem gevangen. Dat was in Brazilië, dicht bij den Amazonen- stroom. Hij ging er mee naar een haven stad en bood den vogel te koop aan op een Hollandsch schip. De stuurman bekeek het dier en dacht: „Het lijkt wel een roerdomp, maar wat is hij mooi geteekend, met die twee evenwijdige lichte strepen langs den hals en dan die prachtige, bruine veertjes over het heele lijf. Hij mag kleiner zijn dan de roerdompen, die ik in Holland wel eens tusschen het riet gezien heb, maar ik vind hem veel mooier." 't Gevolg was, dat hij hem kocht voor 2 peseta's (1 peseta is 47 cent). Hij nam hem mee naar Holland. Daar liet hij hem zien aan een vogelkenner en die zei dadelijk: „Dat is een heel mooie vogel! 't Is de gestreepte tijgerroerdomp en die komt alleen voor in het Noorden van Zuid-Amerika." „Zou ik hem bij mij thuis in het leven kunnen houden?" vroeg de stuurman, „Dat zal wel niet al te best gaan. U krijgt ten eerste last met de voeding, want hij moet vischjes, slakken, wormen, kikvorschen en torren hebben. En ten tweede: hij is afkomstig uit de heete luchtstreek, dus hij zal hier den winter wel niet kunnen doorkomen, of u moest hem in de woonkamer bij de kachel zetten." „Dank je feestelijk! Daarvoor is hij veel te groot, want ik schat zijn lengte wel op 60 centimeter. En misschien maakt „hij af en toe hetzelfde geluid als de Hollandsche roerdomp." „Dat doet hij stellig! Dan is het net, alsof je in de verte een stier hoort brul len." „Verbeeld je! En dan moet het nacht zijn! Neen, ik zal hem cadeau geven aan Artis." „Of u gelijk hebt! Daar zullen ze hem gaarne in ontvangst nemen en daar zijn ze op het onderhoud van al die vreemde dieren ingericht." Zoo belande vader in Artis; dat was op 11 October 1925. Bijna een jaar ge voelde hij zich vrij eenzaam, Tot gezel schap had men hem zes kleine, zwarte ibissen gegeven, maar daar had hij niet veel aan, want het waren ongezellige knapen met hun donkere veeren en hun kromme snavels. Toen echter - 't was op den 8sten Juni '26 werd het hek van de volière geopend en werd mijn moeder binnen ge bracht. Zij was wel is waar afkomstig uit Su riname en niet uit Brazilië, maar die beide landen grenzen aan elkaar, zoodat mijn ouders om zoo te zeggen dezelfde lucht ingeademd hadden en met dezelfde soort voedsel grootgebracht waren, Toen vader vertelde, dat hij reeds eenige maanden in Holland woonde, zei moeder: „En hoe vind je het hier?" „Zoo tamelijk! Met het eten heb ik het gemakkelijk. Dat behoeven we niet zelf op te zoeken; 't wordt ons thuisbezorgd. Kijk maar daar op den vrond, in dat bakje: visch, brood, vleesch, zooveel als je lust." „Zoo! We krijgen dus ons eten van den kok, zooals de menschen dat noemen," zei moeder lachend. „Maar hoe is het met het weer in dit land gesteld? We zijn nu in Juni en anders wordt 't in Su riname in dien tijd hoe langer hoe war mer en ik heb me op zee verbeeld, dat het hoe langer hoe kouder werd." „Ja", zei vader. „Het weer is hier niet zoo heel mooi, In Januari en Februari moet het hier verschrikkelijk koud ge weest zijn, maar dien tijd heb ik binnen doorgebracht in een verwarmd hok," „Dat is allesbehalve plezierig," meen de moeder. „Maar zeg eens! Toen ik daar straks door Artis gedragen werd, zag ik aan den waterkant bij een vijver een stuk of drie vogels, die wel wat op ons gelijken, maar ze zijn heel wat grooter dan wij en ze zijn lang zoo mooi niet; zoo eentonig grauw, Is dat nog fa milie van ons?" „Ja, dat zijn Hollandsche roerdompen. „Eentonig grauw' heb je ze genoemd, maar eigenlijk zijn ze bruingeel. Mooi zijn ze niet bepaald, maar die matte kleur komt ze uitstekend te pas in de moeras sen en rietvelden, waar ze zich ophou den, want ze gelijken, vooral in hun schutstand je weet wel: kop omhoog, h a 1c tiitdesfrekt nreries nn de bosies dood riet, waar ze tusschen staan. Zelfs een geoefend jager ziet ze dan over het hoofd." „Een jager? Waarom zou die er op schieten? Als het nu nog een malsche eend of een partijs was „Och, tegenwoordig vallen ze niet meer in den smaak, net zoo min als de blauwe reigers, maar er is een tijd ge weest, dat een schotel met gebraden roerdompen of reigers op geen enkel feestmaal ontbreken mocht. In Engeland komt daardoor de roerdomp niet meer voor en hier worden ze zeldzaam, tege lijk met de moerassen." „Waar blijven die Hollandsche vogels 's winters?" „Ze trekken naar Zuid-Europa. Enkele blijven er hier, maar als de winter streng is, komen ze van honger om." ,,'t Schijnt me toe, dat het hier een raar land is," zei moeder. „Als ik kans krijg vlieg ik weg." „Dat heb ik in 't begin ook gedacht,' zei vader, „maar het is mij niet gelukt en nu ben ik met mijn lot verzoend." Moeder wilde daar niets van weten en ontelbare malen stak ze den kop tus schen de ijzeren tralies om een zwakke plek te ontdekken, maar alles was vergeefsch. Zoo verliep de zomer. Toén kwam de herfst, daarna de winter en zij werden beiden opgesloten in de halfdon kere ruimte, waarin zij lange, lange we ken moesten doorbrengen, voordat zij weder in de volière toegelaten werden. Vader stelde moeder voor, samen een nest te bouwen in den daar aanwezigen boo'mstam, maar zij weigerde, Ze had heimwee naar haar mooie vaderland. Het jaar 1928 verliep; eveneens het jaar '29. Eindelijk, toen 1930 begon, zei moeder: „Goed! Laten we dan maar aan een nest beginnen. Ik zal er eieren in leggen, zoodra het mooi, warm weer wordt." In een hoek van de volière was door den oppasser een heel bosje dunne tak ken in den grond gestoken, klaarblij kelijk voor de liefhebbers van nestbou- wen. Daarvan profiteerden mijn ouders en nu lag er in den boom weldra een flink nest! Maar o wee! De mooie dagen bleven uit! Regenen dat het deed in dien zomer! Verschrikkelijk! Eindelijk, in het laatst van Augustus kwam er beter weer en toen deed moe der wat ze beloofd had: ze legde twee eieren in 't nest! Wat was vader blij! Geen moeite was hem te veel. Hij verdeelde de vischjes voor moeder in kleine stukjes, opdat zij geen moeite zou hebben bij het slikken. Het broeden deden ze om de beurt en op 30 September stapte ik uit het ei en mijn zusje den volgenden dag, dus op 1 Oc tober. Onze ouders voerden ons met lekkere hapjes, die vooraf in hun krop geweekt waren. Het Octoberweer is ons echter ook al niet gunstig geweest; 't was koud en nat. Het heeft zelfs af en toe gehageld, en daar zouden we niet tegen kunnen. We waren op kindervisite. Wat stoncl daar veel lekkers al klaar! Er was ook een kast vjol met speelgoed, Het lag voor hel grijpen hcusch maar. Een heel groole trommel met stokken, Een pop en een wieg, manjcfiek! Een prentenboek. Als j' er op drukte, Dan maakten de plaatjes muziek. maar gelukkig heeft de oppasser op het ijzergaas boven ons een raam gelegd, met een goede ruit er in; zoo blijft het licht en de hagelkorrels kunnen ons niet raken. Onze ouders zijn trotsch op ons en de menschen, die hier voorbij komen, blijven allen even staan. ,Daar heb je de jonge tijgerroerdompen!" zeggen ze dan. „Ze zien er al zoo stevig uit, Wat zal dat aardig zijn, als ze den kouden winter goed doorkomen!" Moeder is de zachtheid zelf, maar ver leden week heb ik haar toch woedend gezien. Ze stond op den grond, tilde de O, Beri, foei! wat beu je stout! Je trekt een vies gezicht. Is dat omdat er Brusselsch lof Op 't bordje vóór je ligjt? Een bere-kind, onthoudt dit gloed! Eet alles netjes op, Wat moeder voor hem opschept, hoor! Kijk eens na,ar Liesj'e-pop. Die eet haar bordje keurig leeg. Zij is een groote meid En groeit er van, maar ik weet heusch ""Dat jiij hebt later spijt! —5 - k- Je kent het vers: Spetp-Hein toch wel"? Doe jiij nu net als Hein? Dan word je heel erg mager, lioor! Ein blijf je al Lijd klein! Kijk Oma eens, ze knikt ons toe, Zegt: Zóó wordt jullie groot!j Je weet, hoe't met Soep-Heini afliep? Soep-Heintje, dia ging dood! Kom, wees verstandig, eet nu vlug! Ja, Béri, 't moet eerst op, Voordat je van den pudding krijgt Net als mijn Liesje-pop. Je Moedertje 't is een geheim! Houdt ook van lof niet veel En Oma zegt, dat ik niet eet En er maar wat mee speel. Ma,ar fii k weet raad, we doen, nu sa alm W,c speelden zoo zoet met z'n vieren, Wij dachten niet meer aan de klok,. Toen nloesten we eensklaps naar huis fee En ja ons gezichtje betrok. Thuis hebben we ook wel veel speelgoed, Maar 't is1 „op visite" zoo fijn. 't Is net, of de dingen bij and'ren Veel mooier en prettiger zijn. R. ASSCHER—VAN DER MOLEN. vleugels op, zette alle kop- en hals- veeren overeind en pikte toen nijdig tus schen de tralies door naar een voorbij ganger. Ik keek, wie het was en toen bleek het een neger te zijn. „Houdt u niet van negers, moeder?" vroeg ik even daarna. „Och, mijn jongen,' zei ze, ,,'t is een neger geweest, d:e mij indertijd in Su riname gevangen heeft en dat vergeet ik nooit." Vader zei: „En laat er hier eens een Indiaan voorbijkomen!" Alleen reeds bij de gedachte gingen zijn kopveeren reeds overeind staan. Mijn zusje en ik moesten er om lachen, „Ja, kinderen, lach maar!" zei moeder, „Jullie weet nog niet, wat vrijheid is, en daarom kun je het hier best uithouden iWie 't eerste op heeft, Boer! Ziezoo, dat helpt! Jij wint liet nu, Maar ik een and'ren keer! O, wat smaakt toch die pudding fijn! Die glijdt vanzelf er in. 'k Gelcof, het gaat jou net als mij, 'k Heb daarin altijd zin! 1. Pauw Poortvliet. hond r o o d boer O t t o oven laat bier been poot 2. Markelo, Melk, roek, kerk, kalk, lam, 3. Ven, til, a, tor; 4. Goud, dat stom krom is. 1. Daniël. 2. Ik zal deze wol maar eerst gebrui ken. (Olm). De koffie pruttelt al. Kom gauw be neden! (iep en den). Ik ben het zoeken beu, Koen! We vinden het papier toch niet! (beuk en den). Moeder weet heelemaal niet, wie ik gesproken heb. (eik). 3. Water, ijs. 4. Stap, stip, stop. ventilator. is, maakt recht wat 2. Plaats in deze 16 vakjes: 6 A 1Y 2 L 3 N 2S IT 1 Z zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: 3? Ie een groot vertrek. 2e een meisjesnaam. 3e een drank. 0 4e iets wat min of meer zwaar is. Kruisraadsel. Op beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in Gelder land. X X x X X X le rij een medeklinker, 2e rij een voorwerp, dat in de keu ken gebruikt wordt. 3e rij een zangvogel. 4e rij een ander woord voor banier. 5e rij 't gevraagde woord. 6e rij iets dat je ziet, als je het gas aansteekt. 7e rij een roofvogel, 8e rij een boom. 9e rij een medeklinker. Geef een viervoetig dier een ande ren staart en je krijgt een kleur. 4, Verborgen voorwerpen, die je in elk huis vinden kunt. Jenny, stel je toch niet aan als een malle; pel de amandelen liever voor mij. (2) De tuinman heeft ook asters bij ons in dén tuin geplant. We stonden bij het loket elkaar te verdringen. Heeft Jacob Eduard niet gewaar schuwd 1. Ik ben een klein vruchtje, Heel sappig en rond; Ik smaak overheerlijk En ben heel gezond. Verander mijn hoofdje En 'k wordt een gedicht. Wie dit niet kan raden Is werkelijk geen licht! 2. Mijn eerste is een voertuig, mijn tweede grasland en geheel een an der woord voor werk. 3. Maar eens dieren van melk a e stoel gruis v Tom ram 4. Ladderraadsel, lo (bovenste) sport een voor werp omuittedrinken 2o sport iets wat in geen naaidoos ontbre- X X ken mag. 3o overblijfselen vau een kasteel, toren of ouden gebouw 4o een ander woord voor twist 5o een stad in Noord brabant 6o iets dat door ons bewoond wordt. De v/oorden bestaan alle uit 5 let ters en de middelste letters vor men, van boven naar beneden gelezen, een vorstelijk persoon. heg me vei in eer va roi sp mo| doe eer te vool Dl denl Gel zoel mer toe| lijke reed stad VI bera~ derll Tl] bestl volt ficie B] bir tplaa stee Tiell tot[ Win; Nieif nota vero nog gen Woel zake! om schril de r; de a| ons Nal later tueelj kan rijkeij Dai derw. n i e werk g e h geme metei Vo, schafl achte koppJ uitscF Wa meenj rijke der eerde

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 10