mwmm
m\
GrttNDmöLADÏÏ
MIDDELBVRC2^
COWWHANT,
ZOEKPLAATJE
DE MUZIKANTJES
VoorHde Grooteren.
SNEEUW
SINTERKLAAS EN ZWARTE PIET
Qm op te lossen.
Hoe het kwam, dat St. Nicolaas
bijna te laat wegging
Waar is de gans
VOOR GROOTEREN.
VOOR KLEINEREN.
pn VAN DC
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Dit jaar was Sint Nicolaas maar kort
vóór den 5den December gekomen, om
na eenige drukke dagen en nachten, waar
in de goed, grijze Bisschop en zijn trou
we, zwarte knecht slechts enkele uur
tjes naar bed hadden kunnen gaan, weer
verder te trekken.
Andere jaren gebeurde het wel eens,
dat Sint en Piet reeds lang vooruit een
kijkje kwamen nemen om er zich van op
de hoogte te stellen, waar lieve kinderen
woonden en waar stoute! Maar dit
jaar had een hevige verkoudheid den
Heilige uit Spanje zoo lang mogelijk in
zijn veel warmer geboorteland doen blij
ven, Sint Nicolaas is al oud en moet
dus goed op zijn gezondheid passen!
Reeds had menigeen gefluisterd: „Als
de Sint maar komt!" Gelukkig echter had
de grijze Bisschop de reis al was het
dan ook wat later dan gewoonlijk
kunnen aanvaarden.
Wel nieste en proestte hij erg en had
Piet een extra zak met groote zakdoe
ken moeten meenemen, maar
de reis had Sint Nicolaas werkelijk opge
knapt. De verandering van lucht deed
hem veel goed. Opgewekt stapte hij dan
ook met zijn zwarten knecht aan wal,
vriendelijk wuivend tegen allen, die hem
begroetten.
Sint begaf zich al spoedig naar zijn ho
tel om wat uit te rusten en Piet begon
zijn tocht over de daken om te luisteren,
waar zoete en waar stoute kinderen
woonden.
Juist stond hij op een hellend dak,
toen hij van schrik bijna naar beneden
tuimelde. Wat hij daar hoorde, was dan
ook zóó vreeselijk, dat hij zich werkelijk
wel stevig met zijn beide handen moest
vasthouden om geen buiteling te maken.
Hoor! daar sprak de jongen weer! Dui
delijk verstond Piet:
„En als we 't lekkers en speelgoed
eenmaal hebben, hoeven we niet langer
ons best te doen. Dan gaan Sint Nicolaas
en Piet weer verder en kunnen ze 't ons
niet weer afnemen."
„Maar a 1 s ze nu eens bleven en hoor
den, dat we ondeugend waren," klonk
een weifelend meisjes-stemmetje,
„Asch is verbrande turf en nou hou je
je mond maar!" zei de jongen ruw.
Piet schudde zijn zwaren bol en zoo
vriendelijk als hij gewoonlijk keek, zoo
boos was de uitdrukking op zijn gezicht
nu. Hij besloot het onmiddellijk na zijn
thuiskomst aan zijn meester te vertellen.
Hij hoefde het niet eens op te schrijven;
neen, zóó iets vreeselijks onthield hij
best, ook zonder dat zijn potlood en op
schrijfboekje hem daarbij hielpen.
Piet was echt verontwaardigd. Hij had
het er warm van, zelfs nog toen hij
na ook heel veel goede en lieve dingen
in verschillende huizen te hebben ge
hoord eindelijk bij Sint Nicolaas terug
kwam. De grijze Bisschop voelde zich
door zijn dutje geheel verkwikt en zei:
„Wel Piet, vertel eens! Wat heb je
op je hart? Ik zie duidelijk aan je, dat
je iets niet alledaagsch hebt meegemaakt.
Was het dan zoo erg, jongen?"
Piet vertelde nu zijn meester, wat wij
reeds weten en toen Sint Nicolaas hem
aangehoord had, schudde ook de Heilige
uit Spanje zijn hoofd.
„Zoon bengel!" zei hij. „Maar we
zullen dat mannetje zijn brutale praatjes
wel eens afleeren! Heb je misschien ook
vernomen, wat er boven aan het verlang
lijstje van dien rakker staat?"
„Een vliegmachine!" luidde Piet's ant
woord.
„Prachtig! Prachtig!" riep Sint Nico
laas verheugd uit en zijn oogjes stonden
zoo jolig, dat Piet onmiddellijk begreep,
dat zijn heer en meester een mooie straf
bedacht had.
In de dagen, die nu volgden, hadden
Sint en Piet het verbazend druk. Wat viel
er veel te koopen en te bestellen! Want
evenals elk jaar had de Bisschop heel
wat geschenken en versnaperingen uit
Spanje meegebracht, maar.was hij
toch ook weer veel te kort gekomen.
De groote vliegmachine voor Jan Klots
zoo heette de brutale jongen werd
natuurlijk niet vergeten. Sint Nicolaas
kocht een pracht-exemplaar, dat onmo
gelijk door den schoorsteen kon maar dat
v/as minder. Daar wist hij wel raad op!
En toen de avond van den 5den De
cember aanbrak, hoorde de heele familie
Klots plotseling zóó'n luid gebel, dat ze
allemaal tegelijk opsprongen ennaar
de voordeur liepen.
t Is stellig Sinterklaas!" riep Vader
uit en Moeder streek haastig haar haar
netjes glad.
Mies, het kleine zusje van Jan, durfde
niet verder dan de kamerdeur komen,
maar Jan waagde zich tot de glazen
tochtdeur. Hij zag nog juist een stukje
van Zwarte Piet, toen Vader de deur
had opengedaan en.... hoog uitstekend
boven allerlei andere geschenken voor
de familie, een prachtige vliegmachine!
Jan trok de glazen tochtdeur open,
holde naar de voordeur en haalde met
Vader z ij n vliegmachine binnen want
er stond met groote letters voor Jan
op!
j.Nee maar, wat 'n prachtstuk!" riep
Vader uit. „Kijk eens! 't Is de DO X!
Een vliegboot dus! Twaalf motoren staan
er boven op! Jongen, jongen, wat heeft
die Sint jou verwend! Dat zal je toch
wel niet verdiend hebben!"
Jan kreeg een kleur tot achter zijn
ooren van plezier, maar eigenlijk nog
meer van schaamte over zijn onaardig
gezegde van eenige avonden geleden, dat
hem op dit oogenblik juist te binnen
schoot.
Vader, Moeder en kleine Miesje waren
eveneens in de wolken over hun ge
schenken, maar de DO X was en bleef
het middelpunt van den avond.
Moeder liet het bad volloopen. Vader
plaatste de vliegboot erin, zette den mo
tor aan enweldra snorde de DO X
de badkamer rond boven de hoofden van
Vader en Moeder, Jan en Miesje,
„Achter in den tuin bij het kleine vij
vertje zal 't nog mooier gaan!" zei Va
der en Jan verlangde er naar, dat het
morgen zou zijn en hij zijn vliegboot in
den tuin zou kunnen probeeren. Hij dacht
zelfs: „Laat het nu vooreerst maar niet
gaan vriezen!" Wel was onze Jan altijd
een liefhebber van sneeuw en ijs geweest,
maar nu hij zijn vliegboot had
Toen de kinderen eindelijk Reel laat
gingen slapen, stond voor Jans bed de
DO X in al haar glorie.
Jan begon langzamerhand slaperig te
worden, maar nog steeds was zijn oog op
de vliegboot gericht. Opdat Jan haar be
ter zou kunnen zien, had Moeder de gor
dijnen maar open gelaten, 't Was juist
volle maan en de vliegboot werd door
haar zilveren stralen belicht.
Eerst zak Jan haar heel duidelijk, doch
langzamerhand al flauwer en flauwer,
tot hij eindelijk insliep en zijn kostbaar
bezit alleen nog maar in zijn droom vóór
zich zag.
Plotseling schrikte hij echter hevig in
zijn slaap. Hoorde hij goed? Klonk daar
de stem van Zwarten Piet? Wat zou die
nu nog te vertellen hebben? Ja, 't w a s
Zwarte Piet! Duidelijk verstond Jan, dat
hij zei:
„Hadt je gedacht, dat je de vliegboot
houden mocht, als je ondeugend was?
Mis hoor, mannetje, wantals je on
gehoorzaam, lui of brutaal bent, laat
Moeder het bad vol loopen plaatst de
vliegboot er in, zet een raam open en.
je kunt je DO X nakijken, baasje! Ze
vliegt regelrecht naar Sint Nicolaas in
Spanje, als je haar niet meer waard
bent!"
Jan werd plotseling met een gil van
schrik wakker. Stond zijn vliegboot nog
vóór zijn bed of was zij reeds wegge
vlogen? Hij wreef zich goed de oogen uit
en.gelukkig! Daar was zij nog in al
haar pracht!
Intusschen was Moeder op Jans gegil
boven gekomen. Zij liet hem eens drin
ken in de meening, dat hij na alle opwin
ding van het Sint Nicolaasfeest angstig
gedroomd had.
Jan vertelde haar toen met horten en
stooten de oorzaak van zijn schrik en
hij schaamde zich nu erg over zijn ge
zegde van dien avond.
„D-denkt u, dat de v-vliegboot w-wer-
kelijk weg zal v-vliegen, als ik ondeu
gend ben, Moeder?" vroeg hij eindelijk.
„Ik zou in elk geval maar oppassen,
Jan! Als Piet zoo iets zegt, is het geen
gekheid!" zei Moeder.
Neen, dat begreep Jan ook wel en hij
zou zorgen, dat hij de vliegboot waard
was!
Sint Nicolaas en Piet, die den 6den
December weer zouden vertrekken, ble
ven tot het nippertje wachten, om te zien
of de DO X ook uit het raam van de bad
kamer der familie Klots opsteeg. Zij had
den het oog steeds op dit huis gericht
zonder echter de vliegboot te zien, tot
Sint op eens verschrikt uitriep:
„Piet, jongen! We moeten weg! We
kunnen geen minuut langer blijven!"
Het scheelde niet veel, of de grijze
Bisschop en zijn zwarte knecht waren
werkelijk te laat gekomen, maar gelukkig
konden zij nog net bijtijds hun reis ver
volgen om elders de kinderen gelukkig
te maken.
,,'t Was ditmaal slechts een kort be
zoek, maar u hebt toch veel kinderen
gelukkig gemaakt!" zei Piet tegen zijn
hoogen meester.
„En naar ik hoop Jan Klots van zijn
ongehoorzaamheid, luiheid en brutaliteit
genezen!" voegde Sint Nicolaas, wiens
verkoudheid nu geheel over was, er nog
aan toe. „Eerst was ik bang, dat wij ons
jaarlijks bezoek ditmaal niet konden af
leggen."
„En nu is het voor Jan Klots een heel
bijzonder bezoek geworden," merkte
Piet op.
„Ja, ja," stemde de grijze Bisschop
glimlachend in. „Ook het leven van Sint
Nicolaas is vol afwisseling. Ik ben wer
kelijk benieuwd, of hij het volgend jaar
de vliegboot nog hebben zal!"
Jan paste goed op en mocht hij het
al eens een enkelen keer vergeten, dan
hoefde Moeder hem maar te vragen:
„Hoe is het, Jan, moet ik het bad soms
vol laten loopen en het raam openzetten?
Jan was dan onmiddellijk weer, zooals
hij wezen moest. Zijn kostbare vliegboot
zou hij voor geen geld ter wereld willen
missen!
En toen Sint Nicolaas en Zwarte Piet
het volgend jaar samen terugkwamen,
hoorden zij geen enkele klacht over Jan
Klots.
Daarvoor had de DO X gezorgd!
Wat is dat voor een wijsje,
Dat ik daar telkens hoor?
Eerst zacht en dan wat harder,
Zoo klinkt het in m'n oor.
Het is een aardig liedje,
Een vroolijk melodietje,
Ik zal eens even kijken gaan
En wie, denk je, zie ik daar staan?
Twee leuke, kleine kleuters
Die spelen „muzikant"
En één- draagit heel parmantig
i Een groot boek in de hand:
Een boek met vele wijsjes;
Die zingen ze als sijsjes!
En als ik 't tweetal vriend'lijk groot,
Weet je, wat dan het meiske doet?
Plots strekt het aardig kindje
Haar kleine handje uit
En vraagt ze om een centje,
Die leuke, kleine guit!
Ik doe het en dan zegt ze snel:
Hoe lief, Mevrouw, ik dank u wel
Zoo raakt je hoedje aardig vol,
Jij leuke, blonde krullebol!
RO FRANKFORT.
'i,
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
Kijk, het sneeuwt weer voor het eerst!
Zie de vlokken zweven!
D'aarde krijgt een sneeuwkleed aan,
'n Kleed, dat dempt al 't leven.
Ook verbergt het al het vuil
En het slecht' op aarde!
In zijn blanke reinheid heeft
't Kleed dus groote waarde.
Zie de boomen in den tuin!
Aan de dunste takken
Blijft de smet'loos witte sneeuw
Is 't geen wonder? plakken.
't Is een sprookje nu alom
't Lijkt, of duizend feeën
Jaagden met hun tooverstaf
Vlokjes naar beneeën!
Al die vlokjes, teer en blank,
Die ons zoo bekoren,
Vormen saam een dik tapijt.
Wat daartoe moet hooren?
Groote eendracht. En waarom?
Wel, bedenk eens even:
Uit hoe heel veel vlokken klein
't Sneeuwkleed is gewevenl
Ieder vlokje is maar teer,
Kan niet veel verrichten,
Maar door eendracht kunnen zij
Toch hun taak verlichten.
Samen weven zij een kleed,
'n Kleed als 't allerfijnste.
Geen vlok kan het heusch alleen,
't Grootste noch het kleinste!
door
C. E. DE LILLE HOGERWiAARB.
Hoera! 't Is feest! De goede Sint
Kwam weer bij ons in 't land
En Pieterbaas, zijn zwarte knecht,
Heeft pakjes in zijn hand.
r
Zijn groote zak is boordevol;
Piet is van 't dragen moe,
Maar toch gaat hij weer steeds opnieuw
Naar and're kind'ren toe.
Hij deelt dan de geschenken uit,
Door Sinterklaas gekjocht
En die de goede, grijze Sint
Eerst zelf heeft uitgezocht.
Ook lekkers strooit die zwarte Piet
Met beide handen rond.
En heel de blijde kinderschaar
Raapt 't juichend van den grond.
"Wtees wel bedankt, hoor Sinterklaas!—
Zoo roept nu ieder kind,
Dat Sinterklaas den besten man
Van heel de wereld vindt.
Daar zegt op eens een kleuter-klein
Ik dank ook Zwarte Piet,
Wiant zonder hem 'k geloof het
vast!
Kwam Sinterklaas er niet!
De Bisschop knikt en zegt: 't Is waar!
Ik k,an fiiet zonder vriend
En daarom heeft hij jullie dank
Ook zeker wel verdiend.
We moeten verder gaan, vaarwel!
Leert allen goed op school'
En maakt dan in je vrijen tijd
Maar heel veel' pret en jobl'!
Gegroet dus saam. W!e zeggen nu:
Weer tot een volgend jaar!
En allen wuiven. Sinterklaas
Lacht tot de kinderschaar.
Dag Sinterklaas! Dag Piet! klinkt
't luid,
Want al is Pieter zwart,
Hij heeft toch net als Sinterklaas
Een heel blank, gouden hart.
Terwijl de kind'ren zingen van:
Tot weerziens, lieve Sint!
Gaat d'oude Bisschop wuivend heen
Met Pieterbaas, zijn vrind.
1. Op de zigzag-kruisjeslijn komt(,vam
boven naar beneden gelezeo, de
naam van een plaats in Zeeland.
X Ie rij een vogel met een
X mooien staart.
X 2e rij een huisdier.
X 3e rij een kleur.
X 4e rij een landman.
X 5e rij een jongensnaam.
X 6e rij iets, waarin gebak-
X ken, gebraden en ge-
X stoofd wordt.
X 7e rij het tegenovergestel
de van vroeg.
8e rij een drank.
9e rij een lichaamsdeel van
een mensch.
10e rij een lichaamsdeel van
een' dier.
2. Mijn geheel wordt met 7 letters ge
schreven en noemt een plaats in
Overijssel.
1, 5, 6, 4 noemt een voedzamen drank.
Een 3, 7, 5, 4 is een vogel.
Een 4, 5, 3, 4 is een groot gebouw.
4, 2, 6, 4 wordt door den metselaar
gebruikt.
Een 6, 2, 1 is een jong, viervoetig dier.
3. Voeg een poel, een verblijfplaats van
sommige vogels, een klinker en een
insect bij elkaar en je krijgt iets,
dat de lucht ververscht.
4. Zoek uit elk der onderstaande zin
nen één woord, maar doe het zóó,
dat deze woorden, in dezelfde volg
orde genomen, een bekend spreek
woord vormen.
Mijn moeder verkocht eenig oud goud.
Wist je dat niet eerder dan vandaag?
De jongen was wel geheel doof, maar
gelukkig niet stom.
Als het goed te duur is, koop ik het
niet.
Het maakt heel weinig verschil.
Zit toch eens netjes recht!
Wat bedoel je daarmee?
Dat je niet zoo krom moet zitten.
Je doet net, of dat zoo gemakkelijk is.
1. Wie kan een jongensnaam maken van:
eiland
2. Verborgen boomen.
Ik zal deze wol maar eerst opgebrui
ken.
De koffie pruttelt al. Kom gauw be
neden!
Ik ben het zoeken beu, Koen! We
vinden het papier toch niet!
Moeder weet heelemaal niet, wie ik
ik gesproken heb.
3. 'k Kan stilstaan, vroolijk stroomea;
Als 't koud is, word ik stijf,
Maar denk niet, dat ik altijd
Zoo'n stijve massa blijf!
'k Verander van gedaante
Meermalen soms in 't jaar;
'k Verschaf vaak heel wat vreugde.
Noem nu mijn namen maar!
4. Met a maak je mij verscheiden kee-
ren per dag, met i zet je me dik
wijls op papier of op de lei en met
o zit ik op sommige voorwerpen e®1
ze af te sluiten.