r r 5 e f i r r 5 f- f 1 1 -i i (Pr1 1 v Voedsel ïs de beste medicijn, moeder s TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN VRIJDAG 21 NOVEMBER 1930. No. 274, de Middelburgsche Deskundigen orer Brandweerreorganisatie. HET LAND MET VIER VOLKSLIEDEREN. TERUG UIT INSULINDE. in. Ons Hémécht. Elfe^jlpppp •^T I T t r 75 f =fi=± IV, De commandant der brandweer te Tilburg schrijft ons: Als lid van het Uitvoerend Bestuur der Koninkl. Ned. Brandweervereniging zou ik het advies harer commissie in geen geval becritiseeren, indien ik een andere meening was toegedaan dan 1n dat advies is verwerkt. Ik acht mij daar om gelukkig U te kunnen berichten, dat bij de reorganisatie der Brandweer al hier, welke onder mijn leiding tot stand kwam, van een centraal uitrij- puntis uitgegaan. Aan den hoofdpost der Brandweer, gelegen aan de Capucijnenstraat, is dan ook al het auto-brandweermaterieel, om vattende 7 auto's, gestationneerd. Er zijn, na de laatste reorganisatie, nog wel enkele, op belangrijke afstanden van den hoofdpost gelegen, slangenwagens over gebleven, maar bij den uitruk-dienst wordt met deze slangenwagens geen re kening gehouden. Ik ben tot een centraal uitrukpunt gekomen, omdat dit ook nog voor een middelgroote stad, zoowel met het oog op het bedieningspersoneel als het be- noodigde materieel, van veel belang is. Ik veronderstel, dat Middelburg twee autospuiten heeft. Als er geen centrale garage is, wat moet men dan beginnen als de eenling auto b.v. eens niet aan slaat? Bij een centrale garage kan on middellijk de andere auto genomen wor den en het tijdverlies zal niet noemens waard zijn. Een centrale garage vindt men, met uitzondering van Amsterdam, Rotter dam en den Haag, in elke stad. Betreffende den beroepscommandant vestig ik er Uw aandacht op, dat de commissie het waard acht om het advies betreffende aanstelling van een beroeps commandant ernstig te „overwegen". De commissie adviseert hier dus niet. De veronderstelling, dat het brandwezen in Middelburg en in heel Zeeland daar mede valt of staat, heeft dan ook meer betrekking op de deskundigheid van den Commandant, dan wel of hij al dan niet van een beroepsbrandweer a f k o m- s t i g is.*) Elke beroepsbrandweerman is niet ge schikt om als Commandant op te treden en buiten het beroepskader zijn ook ge schikte personen. *j Om deze desk u.n d i g h e i d gaat het ook ons enkel en alleen! Red. De heer A. Wilbrenninck, com mandant der gemeente-brandweer te Zutphen, schrijft ons: De bijzondere omstandigheden van de stad Middelburg ten opzichte vah de brandweer ken ik niet en dus is het mij niet mogelijk, die te beoordeelen, maar centraliseering van het uitrukkend materieel op één enkele Heeft Luxemburg, als zelfstandige na tie, ook een eigen volkslied? Wanneer men die twee zaken: een zelfstandig bestaan als natie en een eigen volkslied, als wederkeerige voorwaarden aaneen zou willen koppelen dan ware het groothertogdom Luxemburg wellicht bovenaan te stellen in de rij der souve- reine staten: het heeft er namelijk vier! Dat is geen grapje, maar een feit, met de muziekboeken in de hand te staven al moet daaraan toegevoegd worden, dat één van die vier „hymnes nationaux" dat trouwens al bizonder weinig met een „hymne" gemeen heeft! bij vergissing als officieel Luxemburgsch volkslied in de muzikale verzamelingen van dien aard telande is gekomen, of liever: ver zeild is geraakt. Het is de „B o k k e n- marsch" en de niet onvermakelijke historie daarvan zullen wij aan het slot van dit artikel zoo getrouw mogelijk ver tellen. De vier Luxemburgsche volksliederen zijn: 1. Ons Hémécht (Unsre Heimat Ons vaderland.) 2. De Feierwön (Der Feuerwagen De vuurwagen, spoortrein). 3. Het Wilhelmus. 4. Den Hemmelsmarsch (Der Ham- melsmarsch De bokkenmarsch). Bovenstaande rangschikking geeft wel eenigszins de waarde aan, welke dezen volksliederen toekomt, maar zij is an- dererzijds ook weer eenigszins willekeu rig voor de eerste drie. Het eigenlijke Luxemburgsche volks lied, dat daar te lande de plaats inneemt van het Wilhelmus in Nederland dat dus gezongen wordt in plechtige oogen- blikken, wanneer de gehechtheid aan eigen land en volk, zeden en gewoonten, kortom: aan het vaderland in den besten zin des woords tot uiting dringt dat is „Ons Hémécht" of „Ons vaderland". De woorden van dat in de Luxemburg sche taal gedichte volkslied zijn van den daar te lande hoog vereerden vaderland- schen poëet Michel Lentz (1820—1893) en de innig-mooie wijs ervan dankt men post, die bezet is, verdient in het alge meen uiteraard ver de voorkeur boven versnippering over diverse plaatsen, waar men het eerst moet gaan halen. Ik laat dé herkomst van den te be noemen brandweercommandant terzijde, maar dat Zee lan d zeer groot voordeel zal hebben van een deskundigen commandant ten uwent, lijdt naar mijn oordeel evenmin twijfel, als dat M i d- delburg die niet missen kan. De heer M. F. H i d d i n k, comman dant der brandweer van Arnhem, schrijft ons: Ik deel uw gevoelens omtrent het uit gebrachte rapport (advies) aan B. en W. uwer gemeente, door de commissie van de Kon. Ned. Brandweer Vereeniging, n.l. dat het groote materieel geborgen moet zijn in een centrale of hoofdpost, liefst in het midden der stad gelegen, waaromheen de kringposten kunnen wor den gegroepeerd. Bij de benoeming van een commandant zoude ik (bij de capaciteiten gevoegd willen zien: bouwkundige kennis, juist met het oog op het adviseeren voor Hin derwet, het in elkaar zetten van een goede brandverordening, toezicht op bouwwerken over het brandveilig maken van ijzerconstructies, schoorsteenen enz. Wanneer ik meen te mogen aannemen dat toch een vrijwillige brandweer zal worden opgericht, dan is m, i. de keus uit een beroeps-brandweer niet noodza kelijk. Het bevelvoeren over beroeps- brandwachts is toch geheel anders dan dat over vrijwilligers, terwijl het succes in Middelburg niet minder behoeft te zijn. De politie, die dag en nacht bij den weg moet zijn, moet m. i. voorzien zijn van klein materieel, passend op de wa terleiding, voor het bieden van eerste hulp. Dat komt wel in orde. Red, (Wordt vervolgd.) Na den winkel van den heer Thielens verlaten te hebben wandelde het echt paar even de Nieuwstraat in, zij hadden vernomen, dat de heer J. J. VERSTELLE in die straat zulke mooie kleine meu beien verkoopt en mevrouw wilde haar moeder met een laag tafeltje verrassen Nu daaraan was in deze zaak geen ge brek. Met belangstelling werd verno men, dat alles eigen werk is uit de werk plaats aan de overzijde van de straat Met woorden van lof over hetgeen hier wordt vervaardigd, nam men afscheid. Had mevrouw zoo even een nieuwen mantel gekocht, zij wilde ook warme handschoenen hebben en de heer Dorn- stein wist van oudsher, dat een speciali teit daarin is de heer J. DE DREU. Ook nu bleek men aan het juiste adres te zijn aan den kapelmeester Anton Zinnen. Prof. Nik. Weiter1) schrijft van dit lied, dat het is „een melodie vol wijding die in de plechtige vlucht van de laatste strophe opbruist tot de kracht van een kerkelijk koraal"; prof, M. Tresch2) wijdt er nog hooggestemder woorden van lof aan, eindigende: ....„het is zoo on geveer een, in meer vreedzamen vorm getransponeerde, Marseillaise, zooals die vreedzaamheid overigens ook betaamt aan ons kleine volk met zijn bedachtza^ men en gematigden aard." Moderato. Ant. Zinnen, mf Wod'Uel-zéchldu-réchd'Wi-sen zet, dDrch d'Fiél-zen d'Sau - er brécht, wo d'Riéf ianscht d'Mu-se! I i dof-tég biet, den Him-mel Wêin onsmécht; dat as onst Land, fir dütmergef, hei-nie-den al-les Dit is het origineele rood blauw en gele pak. Geeft Uw kinderen dagelijks warm Quaker; Het is voedzaam en zij vinden het heerlijk. Het geeft hun weerstandsvermogen, zoo noodig in de jaren van groei en hard werke- Dokters bevelen het aan. Voor U is het gemakkenj'.i en goedkoop. Begin morgen. f' I I l^f I I r V I I won, ons Hé-méchts-land, dit mir so def an on - sen Hiér-zer drön, ons Hé-méchts-land dat poco rail. - e 'ir i i __J I *-•OI I I I mir so def an on - sen Hiér-zer drfln. Inderdaad heeft ook voor hem, die de wijze slechts hoort als buitenlander, en dus niet met de associaties en gevoels- want getoond kon worden om zoo te zeggen ieder soort handschoenen, tot de meest moderne toe, die men in groote stadswinkels dikwijls nog tevergeefs zoekt. Mevrouw zocht een paar warme uit en daar zij binnenkort een paar witte glacé's moest hebben werd ook daar een. keuze in gedaan. Met belangstelling werd ook een kijkje genomen bij zakdoeken, kraagjes en andere artikelen, die bij een volmaakt damestoilet behooren. De heer Dornstein was niet dikwijls jaloersch en dat zeker niet als zijn vrouw zich wat moois had aangeschaft, maar nu kon hij toch niet nalaten ook eens om zich zelf te denken en toen men dan ook het magazijn LONDEN van den heer H, J. M. Sies passeerde en daar de groote collecte dassen geëtaleerd zag kon men niet nalaten binnen de nog grootere col lectie te gaan bewonderen en er een paar mooie exemplaren uit te zoeken. Dit was te eer mogelijk omdat de prijzen zeer voordeelig waren te noemen. Het bleek tevens dat men ook in alle andere „heerenartikelen" hier keuze kan doen. Mevrouw raadde haar echtvriend aan nu maar alleen de Langedelft door te wandelen en hem verder in de straat op te wachten, want zij moest even bin nen in 't filiaal van de' ELECTROLUXE, de bekende stofzuigerfabriek. Zij ge bruikte in Indië zulk een merk, maar wilde nu even het nieuwste model in oogenschouw nemen en dit beviel haar uitstekend. Zij vernam dat het de ge- bruiksters er van in Middelburg en om geving toch wel heel gemakkelijk wordt gemaakt, want niet alleen alle onder- deelen, maar ook de stofzuigers zelfs staan hier steeds voor directe levering uit voorraad gereed. De heer Dornstein stond zijn ega op te wachten bij de St. Janstraat, waar hij het gevaarlijke van den hoek kon con- stateeren door op het kantje af een aan rijding tusschen twee auto's door zijn flink optreden als verkeersagent zonder aanstelling, te voorkomen. komplexen, welke bij den Luxemburger naar boven komen, „Ons Hémécht" een groote bekoring, en dat de Luxemburger, die voor vaderlandsche gevoelens en va derlandsliefde nog toegankelijk is, door wijs en woorden van dit lied in het hart gegrepen kan worden, dat is wel buiten kijf. Mede om den lezer een indruk van de landstaal te geven, drukken we „Ons Hémécht" hierbij af, met de tweestem mige zangwijze erbij. Het lied telt vier coupletten; het eer ste, een schildering van het uiterlijk aan zien des vaderlands, en het laatste, een innige bede om behoud van vrijheid en zelfstandigheid, volgen hier met een zoo woordelijk mogelijke vertaling. Dat laat ste om althans een vluchtigen indruk van die taal te krijgen. 1. Wo d'Uelzécht duréch d'Wisen zet, Dürch d'Fiélzen d'Sauer brécht, Wo d'Riéf Ianscht d'Musel doftég biet, Den Himmel Wêin ons mécht; Dat as onst Land, fir dat mer gef, Heinieden alles won, Ons Héméchtsland, dat mir so def An onsen Hiérzer drön. ls' 4. O du do-uewen, dém sèng Hand, Dürch d'Welt d'Natione lét, Behitt du d'Letzeburger Land Vum friême Joch a Léd! Du hues ons all, als Kanner schon, De freie Gêscht jo ginn, Loss viru blénken d'Freihêtssonn,i De mir so lang gesin! IS' Deze woorden beteekenen dan onge veer het volgende: 1. Waar de Alzette door de weiden [stroomt, Door de rotsen de Sauer breekt, Waar de wijndruif langs de Moezel [geurend bloeit, De hemel wijn ons maakt; Dat is ons land, voor dat [hetwelk) wij [geven, Hierbeneden alles wagen Ons Heimatsland, dat wij zoo diep In onze harten dragen. 4' O, Gij daarboven, Wien z'n hand Door de wereld de volkeren leidt, Men ging nu naar het pension terug, waar de maaltijd gereed stond en onder vroolijk gekwebbel van kleine Marga- retha, die op haar manier altijd het dis cours gaande hield, werd gebruikt. Toen de kleine meid naar bed was en de andere nog wat speelden, ging me vrouw er nog even alleen op uit, want zij wilde even aanloopen bij den heer I. A. WILLEMSEN, die zij kende als de leider van Willemsen's dienstboden bureau, die verschillende harer kennis sen reeds aan een flinke dienstbode had geholpen. Zij had vernomen dat dit kan toor reeds eenige jaren als privé-zaak was ondergebracht in den Boekhandel „De Lange Jan" die ook onder leiding van den heer Willemsen staat en waar zij nu een kijkje wilde nemen. Zij zag er verschillende zaken zeer geschikt voor Sint Nicolaas-geschenken en zou ook haar man raden voor schrijfbehoeften voor hemzelf of ook voor de kinderen deze zaak niet te vergeten, zij is zoo ge makkelijk te vinden in de Noordstraat naast het. postkantoor. Mevrouw had nog meer boodschappen voor zich zelf en trok daarom door de nu drukke Langedelft naar de Korte- delft en wel naar de firma DE JONG Co,, waar zij een groote order moest geven in pyrexartikelen, want een vriendin van haar gebruikte geen andere schalen enz. meer en nu wilde zij bij terugkeer naar Indië een grooten voor raad mede nemen, die men voor haar direct van de fabriek zou doen expe- dieeren. Zij bleef langer in den winkel dan het plan was, omdat zij ook de schemerlampjes, huishoudelijke artikelen in groote verscheidenheid, kachels voor gas en electriciteit en wat dies meer zij moest bewonderen of zij wilde of niet. De derde boodschap was bij den heer N. P. DEKKER, waar zij voor gebruik door Fraülein een Vesta naaimachine had gekocht en zij nu eens haar groote tevredenheid over het geleverde wilde uitspreken. Zij zou dit merk bij ieder, Behoed' Gij 't Luxemburger Land Voor 't vreemde juk en leed! Gij hebt ons allen, als kinderen reeds, Den vrijen geest (ja) gegeven Laat immer blinken de Vrijheidszonne Die wij zoo lang gezien! [hebben]. De eerste vier regels teekenen ons geografisch de hoofdkenmerken van Luxemburg: in het zuidelijke deel des groothertogdoms, „Goedland" geheeten, stroomt door de weilanden het riviertje de Alzette; waaraan de hoofdstad des lands ligt. De grootere rivier de Sauer breekt, in het woeste Noordelijke deel „Oesling"geheeten, door de rotsen. En in 't Z.O., waar de breede Moezel een tijdlang de natuurlijke grens tusschen Duitschland en Luxemburg vormt, vindt men aan de zonzijde der bergen den wijn stok, die een goede, schoon niet bijster zoete,inheemsche Moezelwijn levert. Had de dichter met een enkel woord het zoo belangrijke hoogovengebied der roode aarde in 't Z.W. des lands erin ge vlochten, dan ware de aardrijkskundige teekening van het groothertogdom in deze enkele strophen kompleet geweest! Vergeleken wij „Ons Hémécht" met óns Wilhelmus, dan zou het tweede Luxemburgsche volkslied op één lijn te stellen wezen met ons „Wien Neerlands bloed". „De Feierwön", het lied van den spoortrein, is forscher en flinker, feeste lijker en vroolijker dan „Ons Hémécht" en, als men het niet misverstaan wil, nationalistisch met een héél klein chau vinistisch trekje. Of neen, dat is mis schien toch weer wat te kras gezegd; het is een lied van het zelfbewustzijn en van de stellig gerechtvaardigde nationale trots der Luxemburgers. Want het recht om trots op zijn vaderland en geboortegrond te zijn, is niet gebonden aan een minimum-aantal vierkante kilo meters oppervlakte. Maar wat dat dan toch met een spoor trein te maken heeft? Het is niet altijd geweest zooals tegen woordig, dat de internationale spoorlij nen LuikLuxemburgStraatsburg en BrusselLuxemburgTrier elkander in de hoofdstad van het groothertogdom kruisen: in de eerste helft der negentien de eeuw nog leefde men er van het groo te wereldverkeer vrijwel afgezonderd, (Ingez MedJ die er belang in stelde gaarne aanbe velen. Zij merkte nog weer eens op, dat al is de naaimachineafdeeling hier het voornaamste men ook voor rijwielen en reparaties er van bij den heer Dekker goed terecht kan. Weer huiswaarts gaande door Lange delft en Noordstraat, bleef mevrouw stil staan voor de zaak van GEBR, VAN DAMME en sloeg zij belangstellende en bewonderende blikken op de daar ge- etaleerde orgels en piano's en kleinere muziekinstrumenten in groote verschei denheid, terwijl zij zich overtuigde, dat muziek in groote collecties tot kcopen lokt. Den volgenden morgen hadden de heer en mevrouw Dornstein een afspraak voor een bezoek aan firma D. DE JAGER Jr. Eerst begaven zij zich naar de Gort straat, waar de winkel en de kantoren dezer firma sedert de ramp van 7 De cember nog steeds gevestigd zijn, maar het bleek hen, dat zij beter terecht konden in het groote gebouwen com plex achter den in herbouw zijnden win kel in de Langedelft, waar naast de pak huizen, de toonzaal voor huishoudelijke artikelen en de modelkeukefi weer als voorheen zijn ingericht, terwijl de voor raden en groote verscheidenheid van artikelen ook weer is als van ouds. Zoo waren er voor Sint Nicolaas weer de timmerdoozen voor jongens met mooi ge reedschap, gereedschappen voor figuur zagen, mecano constructiedoozen, wind buksen, roestvrije staalwaren, enz In de reeds genoemde modelkeuken kocht mevrouw verschillende' snufjes. De be zoekers hoorden met belangstelling, dat de firma in het begin van het volgende jaar de nieuwe winkel aldaar hoopt te kunnen openen en daarmede weder ge legenheid tot etaleeren te hebben en de cliëntèle den gang naar achter te be sparen. Mevrouw Dornstein meende terecht, dat dit laatste toch geen be zwaar behoeft te zijn om hier te koopen. (Wordt vervolgd), Maar in 1859, onder prins Hendrik der Nederlanden, die door Willem III met den titel van „prins-luitenant des ko- nings-groothertogs voor de ljixemburg- sche zaken" met het feitelijke bestuur des groothertogdoms belast was, veran derde dat: toen vond de feestelijke in wijding plaats van het centraal-station van de stad Luxemburg, waar de spoor wegen naar Thionville, Aarlen en Trier samenkwamen. De opening van de lijn LuxemburgTrier geschiedde het laatst van deze, op den 4en October 1859, en dat werd gevierd met een feestconcert op het Wilhelmsplein. En van de trap pen van het aan dat plein gelegen Raad huis werd toen op vliegende blaadjes een lied in de moedertaal des volks on der de menigte verspreid, gedicht door Michel Lentz: dat was „De Feierwön", Het ging er met z'n vlotte wijze in als gesneden koek en een kwart-eeuw later schreef de voortreffelijke Luxemburgsche staatsman Paul Eyschen onder den „nom de plume" Paolo een rechtmatige ver heerlijking van dat eenvoudige maar veelgezongen, met den geest des volks volkomen eengeworden, volkslied. Laten we één couplet ervan hier vol gen: De Feierwön, den ass berêt, E peift durch d'Loft, a fort et gêt, Am Dauschen iwer d'Ströss vun Eisen, An hie gêt stolz den Noper weisen, Dat mir nun och de Wé hu font, Zum eweg grosse Völkerbond. [Refrein:] Kommt hiér aus Frankreich, Belgien, [Preisen, Mir wëllen iéch ons Hémécht weisen; Frot dir no alle Seiten hin Wé mir eso zefridde sinn! Overgezet zijnde, beteekent dit zoo on geveer: De spoortrein, die staat gereed, Hij fluit door de lucht, en voort hij gaat, Met groot geraas over de straat van [ijzer, En hij gaat trots, den buurman wijzen, Dat wij nu ook den weg hebben [gevonden Naar den eeuwig grooten Volkenbond. [Refrein:] Komt hier uit Frankrijk, België, Pruisen Wij willen u onze Heimat toonen, Hoe wij zoo tevreden zijn! ^jg Verheugt u naar alle kanten henen bis.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5