en amice weet je lil. Overdenkingen wat 'n groot voor deel van Chief W hïf> is door den geweldigen om zet ben je er ze ker van, dat ze steeds - absoluut versch zijn en dus puik van smaak ARDATH LONDON fWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 15 NOVEMBER 1930. No. 269. Huwelijkstoespraakje. DOOD "ALICE CAMPbEtt De beste voor Uw gezondheid NIEUWS UIT BELGIE. „Jtdlie hebt het dan aangedurfd! Het is een waagstuk, zou men zoo z«êêen. Het huwelijk is in onze wereld in discrediet geraakt. Wat al misères in verband met mislukte, gebroken, aan- eengelijmde, verknoeide huwelijken. Wat al complicaties. Men zou er bang van worden. Kan er nog wel één huwe lijk goed gaan? zoo vraagt men zich haast angstig af. Er is geen traditie meer, er is geen grondslag meer. Men probeert het maar eens misschien. Doch als 't niet zoo vlot meer gaat welnu, men kan immers altijd weder met een veel gebruikt foefje van el kander af. En dan is men weer vrij. Straks kunnen we 't eens met een ander probeeren. Zijn dan niet veel verstandiger jonge mannen en vrouwen die zeggen: daar houden we ons niet meer mee op! Vrij heid blijheid. Vrijheid is toch maar alles. Je knoopt dan lossere of vastere banden. En je gaat weer uiteen, als je genoeg hebt van elkaar. En dat is dan immers ook veel eerlijker! Je doet dan niet alsof. Je spreekt niet van eeuwige liefde dat je immers toch niet meent. Je praat niet van blijvende trouw die immers nooit anders dan een aanfluiting is van de waarheid. Nee, je geeft je zooals je bent. En blijft wederzijds vrij. Ja, één lastig ding is er dan mo gelijke kinderen. Wat je daar eigenlijk dan mee aanvangen moet dat weet onze tegenwoordige wereld niet. In het laatstgenoemde geval van de los-vaste banden is daar heelemaal niets mee te beginnen. Die mogen dan eenvoudig niet komen, dat is te gek. Alles liever dan dat. Zou er grooter strop denk baar zijn voor een vrij en onafhanke lijk mensch van dezen modernen ver lichten tijd? Maar ook als je een poosje wettelijk getrouwd bent en weer scheiden gaat dan zijn de kinderen altijd een las tige puzzle. Die moesten er eigenlijk maar niet bestaan in deze onze we reld. Want je hebt er eigenlijk altoos niets dan hinder van in je vrije leven. En zéker, als je na een poos, wat te verwachten is, eens weer wat anders probeeren wilt. Waar moeten ze dan heen, de schapen? Met moeder mee? Die straks misschien weer trouwen gaat, en een tweeden vader mee ten huwelijk brengt? Of wel bij den eigen vader blijven, die zijn jonggezellenle- ven gaat hervatten, en op het eind zijn kroost met een tweede moeder opsche pen komt? O zeker, daar zijn edele mannen en vrouwen, die de kinderen van een ander met liefde opvoeden kunnen als ware het hun eigen bloed! Maar of dit een normale toestand mag heeten? En of kinderen van gescheiden echtparen niet altoos iets missen, hun gansche leven: het blijde besef dat va der en moeder samen in liefde voor hen hebben gezorgd, en dat vader en moeder samen voor hun kinderen een welkom ouderlijk huis hebben open gehouden, zoolang ze leefden, warme en veilige toevlucht als het den jonge ling of de jonge vrouw wat bang te moede werd in het harde leven? 15. Hevig verrast kon Esther alleen zeg gen: „Ja heusch?" waarop zij zijn ver dere uitingen afwachtte. Wat had hem hiertoe overgehaald? Ze vermoedde, dat de Clifford's hem een groote vergoeding hadden toegezegd. i.Ik heb met een college afgesproken, dat hij eenigen tijd mijn practijk waar neemt", vervolgde de dokter, al spre kende ijverig zijn papieren rangschik kende. „Maar natuurlijk hangt het van ™')n Patiënten af of ze hem willen heb ben. Hij is zeer bekwaam. Ik behoef niet te zeggen, dat sir Charles het de moeite waard maakt; ik heb een vacantie noo- n ^e..verandering zal mij goed doen Dus dit was de reden van zijn opge ruimder uitzicht. Zelfs een machine moest wel eens rusten. Toen dacht Esther aan zijn ander werk, aan zijn onderzoekingen, die hem nooit ver moeiden. „En hoe moet het met uw proefnemin gen?" waagde zij te vragen, „Ik zal nu en dan een paar uur weg kunnen", antwoordde hij. „Maar natuur lijk moet ik allen ernstigen arbeid in het Neen, voorzeker, veel beter is 't: kinderen moeten er maar niet meer zijn! Maar jullie hebt het dan toch maar aangedurfd! Een band te sluiten, waarachtig, voor het leven. Ik versta dat jullie het ernstig meent. Jullie hebt elkaar leeren kennen, ook elkanders zwakke kanten leeren kennen. Maar jullie hebt na eenige ja ren toch gezegd: wij wagen het met elkander. En nu ben je getrouwd. Wat moet dat nu verder worden? Laat mij jullie niets dan een ont moeting en een herinnering mogen ver tellen, beide omtrent jonge menschen, jong zooals gij nu zijt. Een leidraad. En een belofte. Van de week was ik op bezoek bij een jonge mouw, die kort geleden was getrouwd. Ik kende haar goed. Jaren lang heeft ze in onze onmiddellijke omgeving geleefd. Een degelijk, ernstig meiske. En met haar verloofde was het ook dik in orde. Ze meenden het goed samen. En ze waren elkaar jaren trouw. En nu was ze dan naar den vreemde gegaan, en woonde daar, gehuwd, in haar nieuwe, nederige, maar nette wo ning. En toen we alles hadden gezien en bewonderd, natuurlijk! toen viel ten slotte mijn oog op een tekst aan den wand: „En deze twee zullen tot één wezen zijn." Dat was hun hu welijkstekst, zei ze. Ge zult ze niet vinden in de Statenvertaling. Maar in de nieuwe vertaling van professor Brouwer. De tekst, waarmede de do minee hen beiden had toegesproken. En toen ze dat zei, keek ze ons aan, zoo ernstig en zoo vast, dat ik wist: ze heeft het gansch verstaan! Eén we zen. De huwelijksband is er door God toe bestemd, om twee menschen tot een éénheid te maken, tot een straks onverbrekelijke eenheid. Naar elkaar toe groeien moeten ze dan. Elkander trachten te verstaan. Elkander zoo mogelijk aanvullen. En dan wordt dat de grondslag waarop het huisgezin zui ver en gelukkig kan worden gebouwd. De vervulde belofte hoorde ik in de herinnering, die bij mij opdoemde, toen ik dezer dagen een stichtelijk stukje las in een Duitsche krant. Tien jaar geleden had ik hem ontmoet, den jon gen Duitscher, met zijn jonge bloeiende vrouw. En hij zelf was ook bijna een kind nog. Maar zóó gelukkig als ze samen waren! Een idylle. Wat zou er van komen, van die twee kinderen sa men, in het harde, wreede leven? Wij verloren elkaar wat uit het oog. Hij aanvaardde een belangrijke taak in een groote Duitsche handelsstad. En ze kregen een klein, een grooter gezin. En natuurlijk hadden ze ook hun moei lijkheden en bezwaren en nooden. Doch nu las ik daar na tien jaar dit stukje van hen: „Von der Stellung zum leiblichen Leben." En daarin heeft hij het over het huwelijk. En daarin klinkt fier en sterk de stem van het jonge nieuwe vrome Duitschland dat er goddank ook nog is, zooals er godlof ook nog een jong en fier en vroom Nederland is, en in elk land zijn ze te vinden. Daarin klinkt vast verzekerd de overtuiging, dat ook ons lichame lijk leven moet zijn als een tempel van den Heiligen Geest, en dat Gods schep- laboratorium opgeven tot dit ziektege val zijn beloop heeft gehad. Dat betreur ik, want zooals u weet ben ik druk bezig met allerhande proeven om 't antitoxine voor tetanus te vinden. En iedere ver loren week verhoogt de kans dat een ander het vinden zal. Maar er is niets aan te doen, men moet kiezen of deelen." En toen bedacht Esther zich, dat zij wel eens vragen mocht, hoe 't haar gaan zou bij deze verandering. „Dus dokter, u zult me de eerstvol gende weken wel niet noodig hebben. „Daar wilde ik het juist met u over hebben Neen, dat zal ik niet en ik vind geen reden om u uw salaris uit te kee- ren, als ik niets voor u te doen heb." „Ja, dat begrijp ik," „Als u evenwel toch in Cannes wenscht te blijven, heb ik u een voorstel te doen. Sir Charles wordt verpleegd door een Engelsche verpleegster, maar hij moet nog een tweede hebben. Misschien wilt u wel als dagverpleegster bij hem ko- O" men? Dus dat was de tweede verrassing, „Zouden ze mij graag hebben?" „Miss Clifford stelde het voor. Uit wat ze me zeide bleek me, dat u iets zeer aantrekkelijks voor haar hebt, al vanaf den dag dat ze u hier zag." De onverschillige, losse wijze waarop hij dit zeide gaf te kennen, dat hij aan nam dat er zoo iets bestond als sym pathie tusschen twee menschen en dat dit dus wetenschappelijk erkend meest worden, hoe ongelooflijk het hem ook scheen. CHIEF whip fTnjjpz. Med.) pende werkzaamheid ons ook in wonder des levens tegemoet wil ko men, en dat geen sterker factor dan juist de huwelijkstrouw den mensch kan opvoeden in het leven tot die in nerlijke zuiverheid, waarvan eens is gesproken: „Zalig zijn de reinen van hart, want zij zullen God zien!" Jullie hebt het aangedurfd samen? Neem als leidraad mee dat woord aan den wand: Eén wezen! En als blijde belofte: Wat die twee jonge Duitsche kinderen in tien jaar van hun huwelijksleven hebben kunnen maken." JACOBUS DE KLEINE. APOTHEKEN. Zondag en de nachten der volgende week is te Middelburg geopend de lapotheek van mevr. wed. J. Wi. v*. d. Garde. Het beeld van de eenvoudige vrouw- uit het Noorden, die zulke vriendelijke oogen had, verrees voor Esther's geest en verdrong de meer onbegrijpelijke per soon van haar schoonzuster op den ach tergrond. Ze dacht even na. „Ja, wanneer u het wenscht wil ik graag komen." De dokter maakte een afwerend hand gebaar. „Neen, alleen als u het wenscht", verbeterde hij haar „Van het Engelsche huis voor verpleegsters kan ik binnen het uur een zuster krijgen. Het. is mtj hetzelfde. Wanneer u komt, zullen ze u betalen volgens het tarief van uw land, dus hooger honorarium dan een Engel sche verpleegster ontvangen zou, zooals u weet." „Ik dacht niet aan het geld", zeide Esther haastig en naar waarheid. „Het verwondert mij alleen.maar dat doet er niet toe. Ik zal komen. Wanneer hebt u me noodig?" „Dadelijk. Wanneer kunt u klaar zijn?'. „In omstreeks een uur. Ik moet alleen even pakken en mijn hotelrekening be talen; dat is alles." „Heel goed, tracht er voor de lunch te zijn. Ik zal hen telefoneeren dat u komt. Hier is het adres Hij krabbelde het op een stukje papier en had dadelijk zijn aandacht weer op iets. anders gevestigd, zooals hij altijd deed als een onderwerp af was gehan deld. 't Is of er een deur voor je neus wordt dichtgegooid, dacht zij met spijt achtige vroolijkheid. Even daarna was ze het huis uit en op weg naaf het (Van onzen bijzonderen correspondent). Het kwijnende tooneelleven te Brussel. Naar een verbete ring. Herleving van den Marais-schouwburg. In de Vlaamsche tooneelwereld. Het is eigenaardig hoe te Brussel het tooneel kwijnt. Daar worden wij telkens aan herinnerd wanneer het tooneelsei- zoen aanvangt en men kennis krijgt van de programma's der groote en minder groote schouwburgen. Dit kwijnend ka rakter vertoont zich in tweeërlei opzicht; wat het gehalte en wat de belangstelling van het publiek betreft. In kunstkringen voelt men telkens de behoefte aan een schouwburg, die, met een baanbrekend gezelschap, dat klassieke en fundamen- teele eigenschappen bezit, het publiek zou laten kennis maken, niet met het beste kasstuk uit Parijs, maar met het beste wat de wereldtooneellitteratuur „op de markt" brengt. Men zou denken dat, een of ander directeur er zijn voor hotel, In de kleine voorzaal ontmoette ze miss Paul, die haar handschoenen aan trok, gereed voor een kleine zwerftocht. „En wat doet u hier op dit uur?" Met deze woorden begroette ze Esther vroo- lijk, terwijl haar open gezicht nieuwsgie righeid verraadde. Esther vertelde het haar met een paar woorden. „Hoe verbazend gek is dat. Dezelfde menschen, over wie we het verleden hadden. En u zegt, dat uw dokter zijn heele practijk opgeeft om sir Charles te behandelen, Ze moeten dan wel fabu leus rijk zijn. Ik ben benieuwd hoe u hem vinden zult Hij was zoo'n knappe jongen; ik zag hem heel dikwijls. En de mooie Fransche vrouw, u moet me ver tellen hoe ze is. Ze is net iemand voor een bioscoop." Esther, verlangend om weg te komen, stemde toe. „Ik zou toch wel eens willen weten wat ze in dat vieze, kleine juwelierswin keltje deed; ze ging in de achterkamer", zeide de oude juffrouw op spijtigen toon, „Nu, het ga u goed," Esther stapte glimlachend in de kleine lift. Miss Paul verschafte zich zooveel genoegen in haar leven door achter klei nigheden geheimen te vermoeden. Hoe jammer, dat ze niet in Esther's plaats was. Wat zou ze dan van allerlei veel gemaakt hebben." Met een licht gevoel van spanning reed ze twee uren later in een krakende taxi door de steile starten van Cannes, deel in zou zien daarin te voorzien. Deze opvatting is moeilijk te bestrijden. De di recteuren laten overigens nooit na te ge tuigen, dat gebrek aan belangstelling, wanneer zij baanbrekend werk leveren, hen van verdere pogingen in die richting doet afzien. Noch bij de directies, noch bij het publiek, bestaat echter tenslotte voldoende medewerking om een blijvend resultaat te bereiken. Indien de voorteekenen niet bedriegen", dan mag men intusschen aannemen dat hierin verbetering zal komen. De Brus- selsche schouwburgen hebben fel te lij den onder de filmconcurrentie en nu ie spreek- en geluidsfilm de belangstelling voor de donkere zalen nog heeft ver scherpt is de mededinging er niet min der op geworden. De theaters zijn er nu toe gekomen de prijzen te verlagen, zoo dat in sommige schouwburgen de prijzen niet veel hooger zijn dan in bepaalde bi oscopen, Het verschil in prijs is thans geen argument meer om aan de bioscoop de voorkeur te verleenen, zoodat men hiervan de beste gevolgen kan verwach ten. De theaterdirecteuren zijn er in ge slaagd dit resultaat te bereiken door de naast haar op de bank haar hoededoos en nette reistasch. haar kleine koffer tegenover haar. Hoe gelukkig, dat ze haar costuum had meegebracht; ze had niet gedacht het noodig te zullen heb ben. Het regende een beetje, doch de grauwe lucht begon te breken en de regendroppels glinsterden op het dichte gebladerte van het geboomte en maakte de vederachtige gele mimosa nog mooier. Buiten de stad gekomen kwam de eene villa voor, de andere na te voorschijn, sommige half verscholen achter 't groen. De rit scheen^haar lang; natuurlijk zou een goede auto het in. de helft van den tijd hebben gedaan. Hoe grappig om te denken dat de eerste vrouw, die haar in Cannes was opgevallen, haar nu noodig had om haar zieken man te verplegen. Het was maar goed, dat lady Clifford haar niet herkende; had ze dit wel ge daan dan zou ze zich wel tweemaal be dacht hebben eer ze haar als verpleeg ster geëngageerd had. O, daar was 't, villa Firenze, een ruim, deftig huis van roode baksteen, de voorgevel geheel begroeid met wisteria. Accacia's scheid den 'n goed onderhouden tuin van den weg en stonden in rijen langs de rond- loopende oprijlaan, tot bij de breede, vlakke treden van de stoep, aan weers zijden geflankeerd door steenen bakken met fruit. Toen zij de taxi betaalde ging de deur open en een Engelsche knecht met een prettig strak gezicht kwam naar buiten om haar reistasch en hoeden doos te dragen. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5