Man ik sta werkelijk pafik heb al veel van Chief "Whip ge* hoord maar die kwa liteit en smaak overtref fen mijn stoutste ver wachtingen De Beste voor Uw Gezondheid! TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 1 NOVEMBER 1930. No. 257. VIRGINIA BRIEVEN UIT NED. OOST-ïNDIE. IElL CHIEF WHIP (Ingez. Med.) Publiek en Gemeenschap. W'ijlen de groote Indische taalgeleerde en zendingsman Dr. N, Adriani maakt in een zijner onlangs gepubliceerde brieven een typeerend onderscheid tusschen de twee hierboven aangeduide begrippen. Een menigte menschen is voor hem al toos of het een of het ander. Het eerste begrip duidt hij als volgt aan: „Met publiek bedoel ik een troep individuen, door uitwendige belangen vereenigd, terstond uiteenvallend bij eenig verschil in meening of belang, en met een taaie bangheid alles nivel- Ieerend wat boven of onder de mid delmaat van zijn begrip blijft." Voor „publiek" is zijn fijngevoelige ziel z'n heele leven lang bang geweest. Het leven te midden van zulk „publiek" is voor hem, zegt hij ergens, één groot graf, waarin alle individualiteit ondergaat, voor goed en op een heel smadelijke ma nier, met eene begrafenis als eens ezels begrafenis (zooals van een der Judeesche koningen gezegd wordt)." Men proeft in deze woorden de fel heid van zijn haat, te zeer opmerkelijk, waar Adriani in zijn dertigjarige werk zaamheid onder de Toradja's (die nog koppensnellers waren toen hij er kwam!) zulk een uiterste zachtmoedigheid en zulk eindeloos geduld heeft getoond. En het is niet vreemd dat hij toch eigenlijk ook volgens eigen besef niet paste in den gewonen maatschappelijken omgang. Zegt hij niet zelf: „Ik kan ook eigenlijk niet meer te gen „gezelschap"; ik heb er direct ge noeg van, want de kleurlooze conver satie houdt eenmaal op en dan begint er altijd een martel-partij. Dan worden je mooiste dingen door de modder ge sleept en ze loopen met groote kanon laarzen door je mooiste bloembedden, en je doet het zelf bij hen ook Daartegenover stelt dan de christelijk georiënteerde zendingsman, zelf uit re- veil-kringen gesproten, als eenig moge lijke levenssfeer de „gemeenschap", die hij dan nader definieert, met het oud christelijke woord, als „communio sanc torum", gemeenschap der heiligen". Daarmee bedoelt hij een kring van men schen die door een heilig beginsel samen gebonden worden, die door eenzelfde ge loofsovertuiging gedragen worden, en die van uit die geloofsgemeenschap in één en dezelfde richting te zamen willen le ven. Begrijpelijk is, dat hij dan dit ééne saambindende beginsel, dqt met stuwen de kracht de door hem gewilde „gemeen schap" bezielen kan, belichaamd ziet in Christus, voor hem het hoofd dier „ge meente". Een diepe vreugde is het hem dan ook geweest, dat hij, na jaren lang toegewijd gearbeid te hebben, ook in het land der Toradja's zulk een „gemeen schap" heeft mogen helpen stichten en heeft mogen zien groeien. Wij luisteren nietwaar allen met eer bied naar deze stem van een heel zuiver en vroom mensch, die van over het graf in deze intieme brieven zoo vertrouwe lijk tot ons spreken komt. Het is hier niet meer de vraag, of wij het precies met hem eens zijn in zijn opvattingen en onderscheidingen, zelfs niet in de eerste plaats de vraag of wij zijn beginsel aan vaarden als ook geldend voor ons. Het is hier zaak, voor ons, die in het land der levenden zijn medemenschen zijn ge weest, en die zeker niet méér toewijding en méér zelfverloochening en méér ar- beidslust-tot-den-dood-toe in ons leven hebben kunnen toonen, dan deze een voudige en bescheiden man aan zijn roe 3. Bij de voordeur zag ze hem aan en wilde hem een hand geven, maar een blik op zijn streng, in gedachten ver zonken gezicht deed haar van haar voornemen afzien. Het was zoo'n inge wortelde gewoonte van haar om ver trouwend en vriendelijk te zijn, dat zij op de stoep nog eens glimlachend om keek en bemerkte dat de deur al dicht was, Zij voelde zich teruggestooten; het was als een koud stortbad en haar adem stokte even. Had zij een slechten indruk op den man gemaakt? Vond hij haar vertrouwelijke eenvoudigheid niet zake lijk? Zij nam gauw het besluit om zich voortaan in Europa ernstiger te ge dragen. ,,'t Doet er niet toe", dacht ze toen, „Ik geloof dat ik 't baantje wel aan kan, dat is het voornaamste. En wat nu de dokter betreft, hoe vreemd hij ook is, op één punt is hij zoo veilig als iets, want hij zal me niet het hof maken." Haar ondervinding van acht jaren had haar geleerd hiermede rekening te hou den. Niet dat alle doktoren en manne lijke patiënten verliefd op haar werden, maar zeer velen werden het wel, zeer ten spijt yan hatelijke collega's die be- ping en taak heeft gewijd het is hier zaak voor ons, of wij in onze omstandig heden en in onze wereld niet iets kun nen navoelen van de tegenstelling die hem eenerzijds het hart heeft gewond, en die anderzijds de blijdschap van zijn leven is geweest, En dan zou ik zeggen; Kennen wij ook niet een samenzijn van menschen, dat we ook „publiek" zouden mogen noemen, en dat zich ook in ons aanvoelen kenmerkt als slap en leeg en beginselloos; en hebben ook wij niet de ervaring dat in zulk een kring, zulk een gezelschap, zulk een wereld, het schoone dat ons innerlijk lief is, bedui meld wordt, en het heilige en goede waaraan wij gelooven, door het slijk wordt gesleurd? En is daartegenover ook in ons oog niet de roeping van ons allen menschen, in welken kring, in welke groep, in welke samenleving, in welke wereld wij ook zijn geplaatst, om voor ons kleine deel te bevorderen, dat die kring en die we reld wat meer van „publiek" tot „ge meenschap" wordt, doordat ze al meer gedragen wordt door 'n leidend beginsel, door een roepend ideaal, ons te zamen voortdrijvend naar een levenspraktijk, die met dat ideaal ernstig rekening houdt? Volk en samenleving en huisgezin kun nen in onze dagen zulk een regeneree- rende kracht best gebruiken. JACOBUS DE KLEINE. lA.ua-i.BU*.-1 HJbAJJL tX J1-' SBC*3* "P APOTHEKEN. Zondag en de nachten der volgende week is alhier geopend dei apotheek van Mevr. Wed. J. C. v. d. Harst, .Korte Delft. weerden dat meisjes alleen kregen waar ze om vroegen. Een kort oogenblik bekeek ze het huis nog eens, roode baksteen, netjes geverfde voordeur, alles zoo weinig zeggend, zoo gewoon, en toen, lachend om haar gevoel van teleurstelling, trok zij haar bonten kraag wat hooger om haar hals en zette met vluggen tred koers naar de binnenstad. Zij was nog geen twaalf stappen ver der toen het harde dichtslaan van een deur haar plotseling om deed zien. Ja, 't was des dokters huisdeur, die even te voren voor haar gezicht was dicht gesla gen. Een jonge man, die er Engelsch uit zag, was haastig naar buiten getreden en stapte in een keurige, kleine auto, die in de bocht van de straat stond. Het volgend oogenblik gleed de auto met den bestuurder langs haar, de jonge man neerslachtig starende op den weg die voor hem lag .Esther kon zijn gezicht goed opnemen. Het was glad geschoren, gezond, verbrand, van een soort ge distingeerde, niet opvallende knapheid, in de oogen was een harde uitdrukking. Hij had iets voornaams over zich. Niet een persoon ,aan wien men bijzondere aandacht zou wijden, doch toen het jonge meisje hem zag, werden haar ge dachten dadelijk afgeleid. Haar voor hoofd fronsend keek zij de verdwijnende auto na. „Waar heb ik dien man vroeger ont moet?" dacht zij. In Cannes had zij niemand ontmoet; zij kende er geen Engelschman en toch, dat gezicht, zoo cynisch en gemelijk, kwam haar bekend voor. Het riep iets De rubber malaise, - De concurrentie van de inlan ders. - De W. rubbercultuur grootendeels uit, - De ge schiedenis der rubbercul tuur. - Erfpachten, - Ver dwijningen en bezuinigin gen, - Overbodige fabrieks- bereidingen. Over een product van Indië, dat als' grondstof moet moet dienen voor een be reiding in Europa of Amerika, wordt zoo veel gedacht en gespi'oken als over de rubber. De honderden rubber-onderne mingen op Java, Sumatra, Borneo zijn ten zeerste begaan met het lot hunner prijzen, die geen winst meer laten. Op de buitengewesten werd men de hache lijke omstandigheid het eerst gewaar, omdat de arbeid er aanzienlijk duurder is dan op Java, dat nu evenmin met voordeel kan werken. Erkend is, dat het verbruik geringer is dan de oplevering en men weet, dat in Indië de oorzaak van de slechte verhouding wordt gezocht in de rubber van de inlandsche bevol king, welker product goedkooper wordt voortgebracht en goedkooper kan wor den verkocht. De westersche onderne mer kan daartegen niet op. Kan de vraag naar grondstof niet toenemen door een uitgebreider beziging van rubber, dan blijft er weinig anders over dan dat tal van ondernemingen zich terugtrek ken, het bedrijf opgeven. Voor de be trokkenen, voor de houders van aandee- len, voor de schatkist, voor reeders en spoorwegen is dat hard, maar het is be- in haar geheugen wakker en iets dat niet prettig was. Waar had ze hem gezien'? Ze gaf het op. HOOFDSTUK II. Een uur later zat Esther aan een ta feltje in het mooie restaurant des Am bassadeurs, genietend van haar thee en van de omgeving. Ze voelde zich een beetje schuldig hier te zijn, want ze was een nauwgezette, jonge vrouw, die niet graag veel geld uitgaf, als ze zonder in komsten was. Doch sinds het vertrek van miss Terris had ze zich zelve niets verwend. Steeds had ze moeite gedaan werk te vinden en nu er een betrekking in zicht was, vond ze wel dat ze wat ontspanning verdiend had. Het was alles vroolijkheid om haar heen, als een doordringende parfum vervulde het de atmosfeer in dit lustoord. Toen ze een paar uur had rondgedoold en ten slotte bij la Croisette terecht kwam, kroop de verleiding over haar om haar verlangen naar thee te voldoen op een plaats, waar zij de van zorgen vrije wereld kon gade slaan. Niet dat zij tot die wereld be hoorde, maar op haar luxe-reizen met rijke patiënten, wat nog al eens voor kwam, had zij er veel van leeren kennen en het was altijd aardig om voor een korten tijd eens net te doen of ze niet behoefde te werken voor haar onder houd. De groote zaal was snel gevuld; het was het uur van de thé-dansant. Een or- chest met veel kaxophones speelde een wals, die door iedereen in Frankrijk ge zongen werd. Het was uit een komedie, die in Parijs groot succes had gehad en zwaarlijk anders te zien dan dat het met de westersche rubberteelt in Indië groo tendeels uit is. Toch is haar leeftijd niet meer dan 25 jaren. Als ik den gang van zaken nog even in herinnering mag bren gen, dan wijs ik er eerstens op, dat de inheemsche rubberboom is de ficus elas- tica, waarvan het sap al heel lang werd verzameld en tot ballen gecoaguleerd en verkocht. Dat was inlandsch bedrijf en niet van grooten omvang. Toen in den aanvang van onze eeuw de automobiel haar zegetocht begon en de banden min der sterk, de wegen minder, vlak waren dan tegenwoordig, steeg de vraag naar rubber en zoo werd het inzicht geboren dat de ficus elastica, wel sterke boom, maar geen overvloedig producent, in zijn taak moest worden ondersteund door andere soorten met grootere op brengst. De nieuwe soort, waarvan de verwachting het grootst was, is de He vea, uit Brazilië overgebracht. Naast de Hevea werden nog andere soorten be proefd als Castilloa en Manihot, maar zij kregen niet veel verbreiding en zijn be trekkelijk spoedig losgelaten. Men had een leerschool op Malakka, waar de on dernemers de koffie al eerder hadden vervangen door rubber. De verbreiding ging er vlug in haar werk en het Britsche kapitaal vloeide zoo snel naar de Straits, dat men er in Ned.-Indië jaloersch van werd. Zooals de Engelschen het doen, is het vlot en flink, maar, zei men, de Hollanders zijn traag in het overwegen, langzaam in het handelen, zij durven niet. Wie dat toch wel zeiden Toen de nieuwe teelt op gang kwam ten onzent werden er tal van erfpach ten aangevraagd. Waren die verkregen in vele gewesten buiten Java ging Esther vond het prettig, dat zij dit stuk 10 dagen geleden gezien had; zij voelde zich nu au courant van de aardige nieu wigheden, Achterover in haar stoel ge leund, luisterde zij naar de eenvoudige, bekoorlijke melodie, die bij elke herha ling meesleepender werd, terwijl zij op gewekt de rondzwevende dansers mon- steirde. Er hing glans over dit tafereelr; Zij was in een stemming om alleen het mooie en vroolijke te zien. Op dat oogenblik zag zij niet de verveling, die afstraalde van de eeuwige genotzoekers; de pogingen van bedorven jeugd en ver vallen ouderdom om aan zichzelf te ont snappen, pasten niet in het levensbeeld dat zij voor zich zag. Neen, integendeel, rondziende tusschen haar halfgesloten oogleden door, zag zij een bloemperk met duizend kleuren, bloemen die zich rhythmisch voortbewogen, dat was alles. Beelderige japonnetjes, die golfden en ronddraaiden, japonnetjes in allerlei nu ancen, rose, mauve, pauwenblauw, hier en daar zwart, mooie figuurtjes, slanke beenen en fijne enkels.... toch niet allemaal zoo slank, begon zij, langzamer hand critischer geworden, op te merken. Daar waren platvoeten en korte, dikke voeten, die er uitzagen als speldekussens in schoenen gestopt. Haar eigen smalle keurig geschoeide voeten konden hier best den toets> van vergelijking doorstaan, dacht zij met vol doening. Hoewel zij eenvoudiger gekleed was dan de meeste aanwezige dames, zoo viel zij bij deze toch niet af. Zij schaamde zich niet over haar keurig tailor made kastanjebruin pakje, zoo goed kleurend bij haar haar en het gemakkelijk dan zocht men eenig kapitaal en liet een aanplant van rubber in den grond brengen. Daarna werd be proefd het geheel over te doen. Dat was één manier. Er waren er nog vele, maar de speculatie in 't verwerven van gronden en jonge ondernemingen werd zeer druk. Er zijn millioenen verdiend met het „inbrengen" van gronden. Hoe voordeeliger het was, des te grooter werd het kwaad. Want Jhoezeer het een kwaad was, blijkt nik Het spreekt van zelf, dat niemand kieskeurig was in de keuze van grond en zoo zit men nu met tal van rubberlanden op arme gronden, wier opbrengst in latex gering is en die dus het eerst moeten verdwijnen. Men verneemt van het samentrekken van on dernemingen om bezuiniging in het be heer en er zijn er al, die geen opzieners meer in dienst hebben. Het verschil tus schen zoo'n onderneming en een inland- schen tuin wordt dan wel gering. Het blijkt tegenwoordig, hoezeer zij gelijk hebben gehad, die indertijd beweerden, dat de rubber een boschproduct is en geen ondernemingswerk behoeft te zijn. Voorts is gebleken, dat de mooie berei dingen in de fabrieken der ondernemin gen geheel overbodig zijn en dat de een voudigste behandeling ter coagulatie van de latex voor de verwerking in fabrie ken voor rubberwaarden voldoet. Het N.-I. gouvernement lijdt door den val der rubber groot verlies, aangezien de dienst van het Boschwezen in 1912 zeer ijverde voor de oprichting van rub ber aanplantingen. Het heette, dat er voorbeelden mee werden gegeven, maar de voorbeelden kregen een uitbreiding, waardoor wel een andere bedoeling te raden viel. Het tegenwoordige caout- en ook niet over haar klein vilten hoedje, in Parijs gekocht. Haar bonte kraag was van edel marter; zelfs haar handschoe nen en het zakdoekje dat uit haar man telzakje piepte, waren tip-top. Beuze lingen ja, maar beuzelingen die er wat toe deden. Ze verdiende veel geld en had altijd ondervonden, dat het de moeite waard was om! met zorg en goed gekleed te zijn. Na tuurlijk zou ze van het salaris van dr. Sartorius geen kleeren kunnen koopen, maar dat deed er voor een maand of zes niets toe. Om in Frankrijk te kunnen blijven was wel een kleine opoffering waard. En buitendien had ze wat over gespaard. De dokterdat vreemde, koude wezen. Zij voelde zich niets enthousiast bij de gedachte voor hem te moeten wer ken. Hoe vond ze hem eigenlijk? Ze wilde haar indruk analyseeren, maar ze kon over niets denken dan over zijn kleine, doffe oogen en vreemd, plat voor hoofd. Hij was een kundig man, geen kwakzalver ,dat voelde zij instinctmatig. Ongetwijfeld in de eerste plaats een vorscher. Als hij eenige practijk had, wat was dat dan voor practijk? Voor een me dicus had hij niet de goede manieren, hij was te teruggetrokken, te negatief, te weinig gewoon menschelijk. Even voelde ik me griezelig, dacht ze. Waar doet hij me toch aan denken? Aan iets, dat fascineert en afstoot, of zit ik maar gekke dingen te bedenken? (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5