Een feestdiscli lijkt 't Argenta tweede blad van de provinciale zeeuwsche middelburgsche courant van dinsdag 21 October 1930. No. 247. zeeland Indië in ons midden. met den ballqn van melk XV. Si Singa Mangaradja, de laatste Bataksche pries- tervorst. Volgens jonge berichten uit Indië heeft de regeering besloten tot verleening van enkele gunsten aan de weduwe van Sin- ga Mangaradja, den opstandigen pries- tervorst, dien zij na ijdele pogingen ten slotte door de jacht van kapitein Hans Christoffel in 1907 in handen kreeg, ech ter niet levend. Maar zijn lijk werd vóór de teraardebestelling aan de familie en den volke getoond, opdat een iegelijk zou weten, dat de vereerde leider nu werkelijk was overwonnen en overle den en dat al wie buiten diens familie zich met den hoogen naam van Singa Mangaradja mocht tooien, schuldig zou staan aan bedriegerij. De familie zelve verbleef in handen van het gouverne menttot haar rust en voordeel, het geen ook weer blijkt uit de gunsten, wel ke het gouvernement van zins is te ver- leenen: toelating tot het gewest Tapa- noeli (Bataksch gebied) en vergoeding voor verloren bezit, terwijl de zoon al geruimen tijd van gouvernementswege werd opgevoed tot den bestuursdienst. De mildheid siert de Indische regeering, want wel was Si Singa Mangaradja een bitter vijand, de leeuw-koning van vele Batak-stammen, echter geen bedrieger. Hij stierf door den kogel van een soldaat op het oogenblik, waarop hij met zijn zwaard dien tegenstander zou vellen zijn roemrijk zwaard, waarmee hij naar het geloof van zijn volgelingen wonderen kon verrichten en dat een krachtigen naam voerde: „Olifant", gelijkerwijs de middeneeuwsche helden van West-Euro pa sterke namen hadden voor hun slag zwaard, -^et Batakvolk, wonend in midden-Su- matra in berg- en heuvelland, had in den tijd van de eerste vestigingen van Euro- peesche ondernemers in het gewest Oost kust van Sumatra nog eigen vorsten en kende geen andere meesters. Maar de sultans t§r Oostkust, vooral die van Deli, hadden in het heuvelland, grenzend aan hun gebied, een zekere suprematie ver kregen, zoodat de Bataksche bevolking van die streken, de z.g. doesoen, hun onderhoorig heette en het niet altoos was. Toen er nu tusschen 1860 en 1870 landgunningen werden uitgegeven door de sultans en daarvan voordeelen wer den verkregen, zagen de Bataksche hee- ren dat met leede oogen en wenschten een aandeel. De sultans dachten er niet over,. En zoo is het verstaanbaar, dat de Bataks van den doesoen van tijd tot tijd hun wraakoefening beraamden, steeds ten nadeele van de tabaksondernemin gen, wier schuren zij in brand staken. In 1872 was de vijandschap heel erg, het werd een Batak-oorlog, waaraan troe pen van Java te pas kwamen. Het erge van den oorlog stak in de ontoeganke lijkheid vatl het binnenland, in de uiter ste zware tochten. De rest was operette De tabakstreek was nadien vrijwel be veiligd, maar de landbouwnijverheid breidde zich uit, koos daartoe gronden in berg- en heuvelland en kwam in aanra king met andere Bataks, nog niet gewend aan westerlingen en westersch bedrijf en niet geweend aan Nederlandsch bestuur, dat in de diepere Batakstreken in het eerste tiental jaren onzer eeuw verscheen en er een zekere orde en tucht moest vestigen. Datzelfde beoogde de Zending. Tot het gouvernement Oostkust van Sumatra behoort de afdeeling Simeloen- goen en Karo-hoogvlakte, waar de Karo- Bataks wonen en de Timoer-Bataks. De Karo-Bataks hebben het eerst, en het langst dus, gelegenheid gehad hun hei- ■lODABEM IN HET VDEEMDEUtiQQi^ 14. X; "?T'§2! II. DE TWEEDE VIJF JAREN. Naar Indo-China. Geen anderen uitweg ziende teekende ik dus weer voor vijf jaren bij, in de hoop mee naar Indo-China te kunnen vertrek ken. Mogelijk kon ik mij daar later als burger dan vestigen. Ook ditmaal werd aanvankelijk bittere teleurstelling mijn deel. Nadat mij de be lofte gedaan was met het eerste trans port (dat in Februari zou vertrekken) mee te zullen gaan, en ik, op deze be lofte vertrouwende, bijgeteekend had, mocht ik tenslotte toch niet mee, daar het beraamde contingent van 350 man werd verminderd op 200. Maar eindelijk, in October van hetzelfde jaar, vertrok er weer een transport, ditmaal van 380 man en thans was ik daarbij, Indo-China is de eenige Fransche ko lonie, waar de soldaat tamelijk goed be taalt wordt; daar staat evenwel tegen over, dat in verschillende streken daar het klimaat erg ongezond is en juist waar dit het ergste is, worden de Vreemde- legionairen heen gestuurd. De koorts en andere tropenziekten sleepen vele soldaten ten grave en van zoo'n vertrekkend transport, keert dik- densche gebruiken te vervangen door be tere; zij hebben hun kannibalisme vrij spoedig moeten opgeven. Het beschavend werk onder de Timoer-Bataks begon la ter. Vooral de Toba-Bataks waren moei lijk te ordenen en te bekeeren. Vóór 1910 was de toestand er niet schoon. De stam men, de een wellicht wat meer dan de ander, waren gehecht aan hun gebruiken en daaronder waren er vele, die volko men ontoelaatbaar zijn. Onder de Ti- moer- en Toba-Bataks zijn wreedheid en hebzucht sterke eigenschappen en hun oude radja's waren gemeenlijk despotieke opiumschuivers, wier intellectueel genoe gen alleen bestond in het schaakspel. En als twee hooge heeren schaakten, ging het om een aantal slaven; men deed af en toe een zet, het spel kon maanden du ren en een Bataksch oorlogje was soms het slot. Van een Bataksch oorlogje was de hoofdzaak het beloeren van des vij- ands kampongs, die alle met dichte en hooge doornhagen waren afgezet (de kampongs zijn het nog); men probeerde wat te vernielen of te branden en kreeg onverhoopt een vijand in handen, dan werd hij volgens de regelen langzaam af gemaakt met lansstooten en vervolgens ten deele opgegeten. Slechts een nauw bestuurstoezicht kon het gebruik uitroei en. Het is duidelijk dat kerstening van zoo woeste stammen moeilijk is en dat ook het vernisje van christelijkheid fluks verloren is, wanneer iemand van in- heemschen invloed de handhaving van aloud gebruik voorstaat. En nu was er in de eerste jaren dezer eeuw Si Siga Mangaradja, in wiens geslacht de waar digheid van priestervorst van oudsher was geweest. In alle landen rondom het Toba-meer had hij een magischen invloed en de verhalen gingen van de bovenna tuurlijke kracht van zijn persoon en gijn zwaard. Hij weerstreefde het westerseh beschavingswerk, hij beschikte over men- schen en goederen, Zijn waardigheid was niet ontbloot van voordeelen en dit in ziende, waren ook anderen er op uit geweest zich van die voordeelen te ver zekeren, zich uitgevend voor Singa Man garadja. Het bestuur had niet weinig last van die waardigheid en van haar dragers; de zending eveneens. Zij is het geweest, die er klachten over richtte tot het Nederlandsch staatshoofd, waarna de toenmalige gouverneur-generaal opdracht kreeg Si Singa Mangaradja onschadelijk te maken. Van Heutsz ontbood toen den ijverigen woudlooper, den rusteloozen vervolger en overwinnaar van zoo menig bendehoofd, Christoffel, en gaf hem een ruime volmacht, Christoffel koos zich twee brigades Ambonneezen, 40 man, en toog uit. Hij wist wat hem te wachten stond: spoor zoeken in allerlastigst ter rein, zonder paden soms, misleid worden door kampongmenschen, het verkregen spoor bijster worden, vermoeidheid en moedeloosheid van uitgeputte soldaten, gevaarlijke klimpartijen. Missehien is het wel het knapste van zijn vele knappe stukken geworden, dat hij ten slotte na Weken te hebben gejaagd den priester- vorst zoodanig insloot, dat ontkomen on mogelijk was. Bij een vroegeren overval had Christoffel de moeder, de hoofdvrouw en vier kinderen van den vorst gevan gen; deze was toen zelf ontkomen. Si Singa Mangaradja vond overal een gids, die hem naar een naburige kampong ge leidde, waarna de man werd afgedankt, opdat hij van een verder spoor niet zou weten. Christoffel moest overal uitzoe ken, wie gids was geweest en zoo'n man dan uitvragen, die in den regel beweerde niets te weten. Eindelijk in het bosch bij Pea Radja in het oosten van Tapa- noeli kon de Bataksche bende niet meer wegkomen; toen Si Singa Mangaradja in het ravijn dacht te ontsnappen, spron gen eenige soldaten hem na en een van hen eischte de overgave van het wonder zwaard, gadja doepa, dat men tegenwoor dig in het museum te Batavia kan zien. Toen de vorst onder het gebaar van over gave meteen wilde stooten, trok de sol daat af en trof hem doodelijk. De oudste zoon sneuvelde in denzelfden strijd. Sedert is er geen Mangaradja meer op gestaan. Wanneer een van zijn zonen voortaan de ambtelijke kleedij vertoont van het Nederlandsch bestuur, wordt het voor bedriegers moeilijk erkenning te vinden. En als de regeering aan de we duwe toestaat in de omgeving van Ta- roetoeng te wonen, doet zij daarmee een goede daad van menschelijkheid en ge- zagsbewustheid. werf de helft niet terug. Maar daar ik, ongerekend mijn verwonding in Marok ko, nog nooit ziek geweest was, ook niet tijdens mijn verblijf in de Sahara en ik goed de wisseling van het klimaat kor. verdragen, hoopte ik aan al deze gevaren weerstand te kunnen bieden. Mijn doel was, zooals ik reeds zeide, in Indo-China eenig geld te kunnen sparen en dan, na het einde van mijn tweede contract, een betrekking zien te krijgen, b.v. als be waker aan een der vele tin-, lood- of kopermijnen. Den vierden October vertrok hei. transport naar Oran; denzelfden dag nog werden wij ingescheept op een der boo ten van de Messageries Maritimes, een Fransche reederij. De zindelijkheid welke men vooral op onze Hollandsche booten vindt, laat op de Fransche veel te wen- schen over en ook de voeding voor den soldaat is op deze booten tijdens de overvaart slecht. Zeven dagen na ons vertrek uit Orau kwamen wij 's avonds in de haven van Port- Sïad aan, na kolen en water in genomen te hebben, zouden we vertrek ken door het Suez-kanaal. Daar dit ka naal betrekkelijk niet erg breed is en men het gemakkelijk overzwemmen kan, gebeurt het dikwijls, dat op zulke trans porten een legionair de kans waarneemt van de booten af in het kanaal te sprin gen en zoo te trachten aan land te ko- Dat is ook ons bij ervaring be kend Red. ZEEUWSCH-VLAANDEREN W.D. Gemeenteraad van Aardenburg. AARDENBURG. Maandag vergaderde de raad. Alle leden waren tegenwoordig. Ingekomen was een schrijven van den Commissaris der Koningin waarin werd medegedeeld dat de burgemeester, de heer Th. Overmaat herbenoemd is als burgemeester der gemteenle. De heer Blondeel wenschte den voorzitter hiermede geluk en hoopte, dat hij ook verder zijn beste krachten zal geven in 't belang der gemeente. De voorzitter bedankte den lieer Blondeel voor deze woorden en bracht tevens dank aan de raadsleden en particuliere personen voor de ontvangen gelukwenschen. Mevr. Ancion en de heer Wiieme sloten zich bij de woorden van den heer Blondeel aan. Aan J.. Lère werd met ingang van 1 Januari a.s. eervol ontslag verleend als gemeente-werkmhn, zulks naar aanleiding van een desbetreffend verzoek. Het bevreemde mevr. v. d. Broecke, dat op de agenda niets vermeld was om'- trent plannen van B. en Wl. in verband met de benoeming van een plaatsvervan ger. Een. verzoek van de geitenfokvereeni- ging om f 50 subsidie wehd.1 afgewezen. De voorzitter mééiids, dat die maar bij 't weeshuis móesten aanklop pen, ofschoon van vroeger bekend is, hoe hij tegenover, een subsidieverleening door deze instelling st&Jt. Een verzoek van P. .Stekelinck om straatverlichting in de Boogaardstraat werd laangehouden. B. en W|. zullen ta ter hierop terug komen. Op de annonce voor inschrijving voor het jachtrecht op de gemeentegronden, was slechts één aanbieding ingekomen, n.l. van Ch. P. Cauwels voor f 10 per jaar. [Gedurende 4 jaren, tot afloopi van 'de ■thans geldende p ach tcontr acten werd hem dit jachtreeht verleend. Aan de orde is thans het voorstel van B. en W.. tot het aanschaffen van een motorbrandspuit ,ter vervanging van het oude materiaal, De in de gemeente ge demonstreerde pomp kan tot 1000 L. per minuut verwerken, doch het is ook mo gelijk 250 Liter per minuut te geven, al naarmate de motor meer of minder toe ren maakt. Op een vraag' van mevr. v d ÏB r o e c- k e of er wel genoeg water' voorhanden is zegt de voorz. Hat zulks1 in den winter wel het geval is, dat de oude spuit ook een capaciteit van 250 L. had, doch dat er in den volgenden zomer wel op andere wijze in water zal worden voorzien. De heer Hollebrand zegt, dat het hem wel eens gebleken is, dat er geen water is, en als er een goede spuit is, is* het een eerste vereischte, dat er voor voldoende waiter gezorgd wordt. De heer Catsman zegt, dat branden meestal voorkomen buiten en niet in de gemeente zoodat men daar dan toch niets heeft aan Nortonputten of water leiding zoo blinkt het damast, zoo glanst liet porcelein, zoo glinstert ket tafelgereiDat komt door ket wondere lickt, waarvan kier profijt is getrokken om ket aanzien van een festijn te geven aan wat anders een doodgewone gedekte tafel zou sckijnen. Zilver is ket lickt van Argenta, dat - koe kelder ook zackt klijft, en goed voor de oogen. He kt U al zoo'n Pk j lips „kuis je vol lickt (Ingez. Med.) men. Achtervolgen kan men hen niet, daar hij zich dan op Engelsch grondge bied bevindt. Men neemt daarom zijn voorzorgs maatregelen. Het verblijf voor zulke transporten tijdens den overtocht is in gericht in een der voor- of achterruimen van het schip; de onderofficieren hou den verblijf in de cabines derde klasse. Teneinde te voorkomen dat Legionairen in de haven van Port Saïd, of tijdens de vaart door het Suez-kanaal overboord springen om te deserteeren, werden echter allen, op bevel van onzen troepen commandant gelast ons onder in 't ruim te begeven. Wij vermoedden nog van niets, maar toen wij allen beneden waren, werd ons medegedeeld, dat het tot nader or der ten strengste verboden was, boven aan dek te komen. Overtreden van deze order zou streng worden gestraft, 's Avonds om 5 uur kwamen wij in Port Said aan en vertrokken van daar om 2 uur 's nachts, na eerst kolen en drink water ingenomen te hebben. De vaart door het kanaal duurde 14 uren en zoo zaten wij dus alles te zamen 21 uren in het ruim opgesloten; zelfs de patrijs poorten, waardoor frissche lucht kon toestroomen werden gesloten. Ook al de luiken, behalve die waardoor een trap naar het dek voerde, waren toegemaakt. Men kan zich indenken welk een be nauwde en bedompte lucht er na korten tijd in deze ruimte, waar 380 man ver blijf hielden, heerschte. Dien nacht kon niemand slapen van de drukkende hitte en er heerschte een hevig ontevreden en Hij wil liever de brandMuschkwestie behandelen na. hef waterleidingsvoorstel van B. pn W.. Dm te laten uitkomen dat B. en Wi in de watervoorziening niet stil gezeten hebben floet de Voorz. méde deeling van de correspondentie jdie gevoerd is in verband met het boren van Norton'- puLten ,door de gemeente met een firma die specialiteit in het boren dezer put ten is. Daaruit blijkt ,dat de wateiitoe- stand in Aardenburg niet schitterenid! is. Voor de levering van 1000 L. per minuut zouden minstens 3 putten! met ei kaar verhonden moeten worden. De firma wilde een proefboring doen tot 24 M, diepte en daarop 10 uur pom pen om de wateropbrengst na te gaan. De kosten van een Nortonput zouden bedragen 900, zouden er meer putten noodig wezen, dan was de prijs voor oproerige stemming onder de soldaten. Bijna alle passagiers, welke op deze boot de reis meemaakten, spraken schande over deze handelwijze. Voor dat wij het kanaal door waren, had men reeds zes man naar boven moe ten dragen, die bewusteloos geraakt wa ren en toen wij eindelijk in de Roode Zee waren, bleek het, dat verscheidenen van ons ziek waren; 12 man moesten opgenomen worden in de ziekenboeg; twee hunner stierven. Als gevolg hiervan werd op bevel van den commandant van het schip en in overleg met den scheeps arts, aan den detachementscommandanf niet toegestaan tijdens de verdere reis wederom bij het naderen van een haven, een dergelijken maatregel te nemen. Van Port-Said en Suez ging de reis verder naar Dji-bouti, een havenplaats op een Fransch eiland. Ook daar werden kolen en water ingenomen en tevens vrachtgoed in en uitgeladen; van daar ging het naar Colombo. Daar kwamen wij al evenmin met het schip aan den kaaimuur te liggen; we werden vastge- meerd aan 2 boeien. In Colombo kwa men wij 's avonds om 6 uur aan en om 9 uur den volgenden morgen hadden wij reeds water en kolen ingenomen en ging de reis verder naar Singapore. Voordat elke put 720 met een garantie van 10 iaar. Of de putten noodig zijn als er water leiding zou komen, kon de voorzitter zoo maar niet beantwoorden, De fabrikant van de brandspuit hééft gezegd, dat al leen de hoofdleiding der waterleiding voldoende water voor de spuit zou kun nen leveren, doch het is de vraag of de directie van de waterleiding zou toe staan, dat uit de leiding gepompt zou worden, daar dit groote waterverbruik een groote snelheid van het water zou veroorzaken in de leiding, wat schade aan de leiding zou kunnen veroorzaken, zoodat hierop niet valt te rekenen. Voor brandbluschdoeleinden kunnen we dus de waterleiding, zoo die er mocht ko men, wel uitschakelen. De aankoop van een spuit is dus niet te scheiden van een daarmede gepaard gaande voorziening Dat is niets bijzonders; de meeste booten van onze Ned.-Indische scheep vaartlijnen meeren in Colombo ook op boeien, schoon deze geen soldaten aan boord hebben, welke lust in deserteeren zouden hebben, als regel. Red. wij daar aan kwamen gebeurde er iets wat ik hier nog wil aanhalen. Voordat wij in die Engelsche haven aankwamen voeren wij op naar schatting zeker wel 2 lA tot 3 K.M. van land, langs een ge deelte kust, dat, naar men zei, tot Ned - Indië behoorde. Duidelijk kon men op de kust van de boot af eenige witte gebou wen onderscheiden. Wij waren echter zeker nog minstens 10 tot 12 uur stoo- mens van Singapore verwijderd. Allen waren aan dek. Opeens stormden allen naar de eene zijde van de boot en keken in het water: tone bleek, dat iemand OT*er boord gesprongen was. Men kon hem reeds zien zwemmen. De comman dant van het schip liet, in overleg met onzen chef van het detachement, de machine stoppen en weldra lag de boot stil. Een sloep werd gestreken, waarin zich een scheepsofficier, een officier van ons en vier matrozen begaven, om den vluchteling te achtervolgen. Deze had nu reeds een aardigen voorsprong en wij trouwens allen hoopten vurig, dat hij zijn doel zou bereiken. Het mocht echter niet zoo zijn. Hoewel hij een uitstekend zwemmer was, raakte hij, daar hij zeker in langen tijd niet meer te water geweest was, spoedig uitgeput, zoodat hij nog maar langzaam voorwaarts kon komen en de sloep kwam hem al nader; hij werd ingehaald en toen hij in de sloep werd gehaald verloor hij het bewustzijn en kwam eerst weer bij toen hij reeds eenigen tijd weer aan boord was. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5