ART IS NIEUWS Z0EKPLA 1T.IE Van een Stoute Pop BURGERLJKE STAND. RAADSELHOEKJE. Antwerpen; F. Adriaanse B 159, CL en Souburg; A. Brouwer ,E 185, O. en Wi. Souburg met gezin; A. Louwerse B 97, Middelburg; "Pi. Verhage, B 159, Vlissin- gen. V ertrokken P,. Marinisse B 143 naar Vlissingen; C. Diiugemanse, C 43, Grijpskerke; K. 'Aldriaanse, A 90, Middelburg; mej. N, S. A. Maas, A 123, Stellendam; Pl. A. fHoogesteger, E 185, O. en Wi. Souburg; M. J. Besuijen, C 44, Serooslkerke; mej. C. J. W. Faber, D 33, Leeuwarden; mej. M. van Vlaanderen B 100, O. en Wi. Souburg; mej. A. Qarisse, A 129, Se- tfSooskerke. Middelburg. E. Vjan 15 tot 17 Oct. Ondertrouwd: Scheijgrond 30 j. en S. J. Jonk 29 J. d|s Bel 25 j. en Mi- Petjet 25 j.; Schinkel 29 j. en L. de Witte 27 j.; H. Net 23 j. en J. Dingemanse 21 j.: Brozius 24 j. en G. de Looze 25 j. Getrouwd: H. Couzijn 43 j. en Frank 31 j.; J. Leijnse 31' j. eni J Cop- jpoolse 31 j.; G. P. de Vos^ j. en Wl. J. Vink 24 j.; H. A. vlan den HeuVel 28 j. eö. J. P. v. d. Broelk 28 j. Bevjallfen: P. Geljon geb. Aarnoutse '•d. i Vlïssingen. V]an 916 October. Ondertrouwd: G. B- Gerritsen 36 j. en A. R. Engelse 34 j. A. H. WI. Pawlowfefei 29 j. en I. V. Oijen 21 j.; G. A. de Beste v20 j. en C. M. Bbsseljaar 23 j. Getrouwd: J. de Ljdlnige 28 j. en K. Hendrikse 26 j.; G. G. fjazenbosch 27 j. en M. J. Dissen 28 j.; J. A. Lernajire 20 j. ett N. P. Kassei 21 j Bevjallen: C. van de Wlalle geb. Morijr z.; A. Acda geb. Van Dijk d.; S. A. G. de Roos geb. Kjolijn d.j E. J. Dekker geb. Bakker Z.; A. J. Coppejans geb. Friese- m[a z. G. M- Visser geb. Vjan de Grijp z.; H. S. vfam der Linden geb. Van der Maden z.; Dl H. de Baar geb. Lambert z-; t Overleden: E. Jorens vrouw van Cl. van Steenkiste 88 j.; E. K1. Kooper wedr. vjan S. M. Crince 44 j. r Oost- en West-Souburg. 'Vjam 916 Oct. Getrouwd1: D. Polder man j.m'. 24 j. en Li. »H Arendse jd. 22 jiaar. Overleden: J. S. Meijers 68 j. Wied. van WI. Izeboud. Koudekerke. Van 1 ijpt !1'5 October. Ondertrouwd: Pt db Wijze, jlm. 22 j. em J. Cïjlvat jd. 21 fji.; P. Besuijen jlm. 24 j. en E. J. Scbalkoort jd. 22 j. Getrouwd: M. Kestetoo jlm. 29 j. en M. Flips© jld'. 22 j.A. Reijniense jm. 25 j. en J. Brasser jid'. 24 j. i Bevallen: N. Sink© geb. Geljon T. de Witte geb. Bommeljlé z. Overleden: J. Cl Mjuk 0. 7 j.; M. M. Breel z. 22 j. ongeh. APOTHEKEN. Zondag en de nachten der volgende week is alhier geopend de apotheek van mevr. wed. J. WI. ran de Garde. r door: G. J. VISSCHER. De Zeehond, Groenland is mijn vaderland. Ik hoop, dat ge, op den naam afgaande, niet zult denken, dat daar heel veel groente van daan komt; het Westland is daarvoor een beter adres. Groenland is gedurende het grootste deel van het jaar w i t in plaats van groen, door al de sneeuw, maar in weer wil daarvan was het voor ons, zeehon den, een best land, omdat er op de kust zooveel zandbanken en kleine inhammen zijn. Kijk, ziet u: de zee is ons element. Daar zijn we in thuis. Maar we houden er van, af en toe eens lekkertjes te luie ren op een zandbank of een lage plaats aan de kust. Met kleine sprongetjes werken we ons op het droge; dat valt ons niet gemakkelijk, want loopen kun nen we niet. Toch weten we ons zoo den kant op te hijschen, wel twintig, dertig meter Van het water af, en dan bHiyen we liggen, uren lang. I Dat gaat daar op Groenland best. Eén ding is jammer; er wonen daar ginds ook menschen, z.g. Eskimo's en dat zijn onze doodsvijanden. Die kleine mannejes vangen en eten veel visch, maar het lekkerst vinden zezeehondenvleesch en zeehonden- vet, z.g, traan. Vooral van die traan kun nen ze ongeloofelijk veel naar binnen slobberen en dat schijnt hun goed te be komen, want ze zien er welgedaan uit, maar het is natuurlijk minder prettig voor de leveranciers en dat zijn wij. Ook dragen de Eskimosche dames bij voorkeur een jumper, heel warm en wa terdicht, en die is vervaardigd van., zeehondendarmen! Een groote eer voor ons, maar wij dragen de grondstof na tuurlijk liever zelf. Om ons te bemachtigen, sluipen die Eskimo's naar ons toe, als we op het droge liggen. Wie het water nog kan be reiken, komt vrij, maar bij zoo'n overval worden er velen van ons doodgeslagen. „Dat zal jou niet licht overkomen," zei mijn moeder op een keer, „Waarom niet, moe?" „Omdat je op Zondag geboren bent; daarom ben je een geluksvogel." „Een gelukshond bedoelt u zeker?" „Nu ja, de menschen spreken altijd van een geluks v o g e 1." „Kan ik dan gerust blijven liggen, als de Eskimo's komen?" „Asjeblieft niet! Je moogt het geluk niet tarten! Je moet zelf ook een beetje meewerken. Hoor eens even, vent! Hier op Groenland liggen alleen kleine dor pen en alle menschen, die daar wonen, zijn voor ons gevaarlijk. Maar ginds, ver in 't Oosten aan de andere zijde van den Oceaan, liggen groote steden in een we relddeel, dat Europa heet, In die steden wonen verbazend veel menschen, die nooit zeehondenvleesch eten. Velen van hen hebben zelfs nooit een zeehond ge zien. En in die steden zijn groote, mooie tuinen, diergaarden genaamd. Daar houdt men ook zeehonden, enkel en alleen om ze te laten kijken. Die dieren worden uitstekend verzorgd en ze kunnen heel oud worden." „Dag moeder!" zei ik en ik draaide mij naar het Oosten. „Wat ga je doen?" „Ik ga naar Europa." „Dat gaat zoo maar niet," zei moeder lachend. „De reis is ver en heel gevaar lijk en daarbij: je weet niet eens zeker, dat je in een diergaarde aangenomen wordt." „Wat moet ik dan doen?" „Ja, een sollicitatiebrief schrijven, dat kunnen we natuurlijk niet. Maar weet je wat? Ik zal er eens met anderen over spreken en als die de reis aandurven, gaan we met een heel gezelschap. Er zullen er wel van verongelukken, maar jij zult, omdat je een Zondagskind bent, wel een mooie kans maken." Reeds den, volgenden morgen onder namen wij den tocht. Er waren er, moe der en mij meegerekend, vijf en twintig. De reis was ver en 't aantal gevaren groot. Toen we een paar uur gezwommen hadden, werd er al één meegesleurd door een ijsbeer, die verraderlijk uit de diepte kwam opduiken. „Zijn er bij Europa ook ijsberen, moe? vroeg ik, „Heel weinig, jongen, en daar, waar ik je hoop te brengen, heelemaal niet," „Gelukkig!" zei ik: die langharige glui per had mij niet weinig aan het schrik ken gemaakt. Een eind verder kwam ons iets tege moet drijven, „Wat zou dat zijn?' vroe gen we elkaar, ,,'t Is een stuk hout; een boomstam misschien. We kunnen gerust doorzwemmen," zei de voorste. Even daarna klonk er een gil. Onze voor zwemmer was door een lans doodelijk getroffen ook zagen we boven water het hoofd van een Eskimo. Het was geen stuk hout, dat daar kwam aandrijven, maar een" Groenland sche roeiboot of „kayak", zooals men die daar noemt. De Eskimo was er eerst achter verscholen en toen hij dichtbij ons was, had hij zijn lans, met een lang, dun touw er aan naar onzen voorzwemmer geworpen. Wij doken allemaal onder, maar onze kameraad werd in de boot ge- heschen. Weg was hij! Alweer één minder. Gedurende de eerste dagen zwommen we dicht bij elkaar, maar dat deden we niet meer, toen we door een troep zwaardvisschen aangevallen waren. Onze aaneengesloten groep was een gemakke lijk mikpunt voor hun vreeselijk puntig wapen en drie makkers werden door boord en meegesleurd. Voortaan zwom men we tamelijk ver uit elkaar. Éénmaal vereenigden we ons weer Dat was bij het plaatsje Hoy, op een van de Orkadische eilanden, ten noorden van Schotland. Daar bevindt zich een zan dige bocht en de kerktoren van Hoy staat dicht bij het water. Toen we daar waren, begon toevallig juist de klok te luiden en nu moet je weten, dat wij zee honden, bijzonder veel van muziek hou den. Zoo iets moois hadden we nog nooit gehoord en direct vereenigden we ons tot een dicht groepje. Niemand zei een woord en zoo lang als het luiden duurde, genoten we met de koppen bo ven water van die heerlijke tonen! Daarna stevenden we de Noordzee in, „Hier zijn we al op Europeesch gebied," zei moeder. Daar zwommen veel haringen en lek kere scholletjes, dus honger behoefden we niet te lijden, We zagen al gauw, dat de menschen, in die buurt ook van ha ring en schol hielden, want het wemelde er van visschersvaartuigen, die telkens hun netten uitwierpen. Uitkijken was dus de boodschap. Eén van ons raakte in zoo'n net verward en we zagen voor onze oogen, dat hij door de visschers doodgeslagen werd. „Hoe zit dat?" vroeg ik aan een zee hond, die al een paar jaar in de Noord' zee doorgebracht had. „Eten de men schen hier ook zeehondenvleesch en dragen de dames hier ook darmen jumpers?" „Dat niet," zei hij. „Maar ze koken traan uit ons spek, waarmee ze hun lederwerk insmeren, en van onze huid vervaardigen ze mooie schoentjes van zeehondenleer, of ze gebruiken onze huid in haar geheel met haar en al, voor het bekleeden van dure stoelen en ca- napé's." Dat stond mij niet best aan. „Weet je ook," vroeg ik, „waar ze een diergaarde hebben?" „Jawel," riep hij, „in de steden Rot terdam, Den Haag en Amsterdam," „In welk land?" „In Nederland," „Dank je Ik sprak er over met moeder en die zei: „Dan gaan we daarheen Dat waren de laatste woorden, welke ik moeder heb hooren zeggen. Een zware Noordwesterstorm sloeg des avonds ons troepje uit elkaar. Ik bonsde met mijn hoofd tegen een schip en 's nachts zwom ik maar verder, zon der dat ik wist waarheen, 's Morgens ontdekte ik, dat ik mij bevond in een nauw vaarwater; ik weet nu, dat dit de Nieuwe Waterweg geweest is. Ik wilde weer naar de zee en zwom als een ra zendejuist den verkeerden kant uil. Ik passeerde Vlaardingen, Schiedam, Rotterdam en bij Dordrecht geraakte ik verward in een zalmzegen d.i. een groot net. Ik werd op den wal gehaald en beet woedend van mij af, maar ik kreeg een tik op mijn neus met een stuk hout, zoo dat ik bewusteloos werd. Toen ik tot mijzelf kwam, zat ik in een kist. Ik was weer zoo frisch als een hoentje en tegen den avond bevond ik Waar is de veerman? Jettekind speelt theevisite En de poppen, alle drie, Zitten netjes rond de tafel. Elsje, Betty en Marie. Dat Marietje is een popje, Waar je steeds op letten moet, En dat o, zoo lastig zijn kan En vaak stoute dingen doet Zóó heeft Moeder Jetty netjes Volle kopjes neergezet En er wordt op dat Marietje Nu eens even niet gelet, Of ze heeft ze leeg gedronken En dan zegt ze: wat is dat Waarom krijg ik nu geen kopje? Ik heb heusch nog niets gehad Moeder, geef me toch een beetjè; 'k Had nog heelemaal geen thee Ui Els en Bep, die krijgen alles U geeft steeds alleen die twee r Jettekindje kijkt haar popje Dan eens heel bestraffend aan, Mag jij zoo maar jokken, meisje? Dat vindt ik heel leelijk staan Kijk, zie je die schaal met koekjes Hier wel op die tafel staan? En ik weet, je houdt daar veel vanB. Maar pas op, kom er niet aan Moedertje zal jou eens helpen, 'k Leer je vlug dat jokken af. Nu krijg jij geen enkel koekje Dat is je verdiende straf- O, wat keek dat stoute popje Leelijk op haar kleinen neus Maarhet heeft toch goed geholpen, En ze beterde zich heusch RO FRANKFORT. mij inArtis, de diergaarde van Am sterdam! Ja, ik ben een geluksvogel, al kan ik niet vliegen. Ik zwem hier in een mooi bassin, expres voor mij gemaakt. Ik krijg visch, zooveel ik maar lust. Ik behoef geen traan, geen schoentjes, geen stoel bekleeding te leveren. Ik ben de mooie zeehond uit Artis. Kom eens naar mij kijken en breng dan een mondorgeltje mee. Als je er iets op speelt, zal ik mijn kop boven water steken en heel graag een poosje luisteren OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Oostzee, Toos, zot, soes, zes, 2. Pas, sage; passage. 3. W Wassenaar. dak m u s c h lamst er Wassenaar v 1 i n d e r krans Jan r 4. Wat is deze halve stuiver dun en versleten (vest). Ik had het al vooruit gezegd: Caro kon onmogelijk zoo ver met de fiets meeloopen, (rok) Onverstoord hoorde ik den ouden man tellen; hij scheen nooit op te zullen houden. (mantel) Wist je dan niet, hoe dom Anton was (hoed). Hij liep ettelijke malen voorbij zon' der ons te zien, (pet). VOOR KLEINEREN. 1. Een kastanje. 2. Eek (beek), Hoorn; eekhoorn. 3. Koos, roos. X rand X mail X ram X i X als X er 4. B A L A D A L A M OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Plaats vóór elk dezer lettergrepen één letter, maar doe dit zóó, dat je zelfstandige naamwoorden krijgt en de toegevoegde letters, van boven naar beneden gelezen, den naam van een deel van Gelderland vormen. Mijn geheel noemt een plaats in Zuid- Holland, welke met 11 letters ge schreven wordt. Een 1, 3, 5, 10, 11 is een groene plant. Een 9, 7, 10, 5 is een roofvogel. Een 10, 2, 3, 8, 6 is een hert. Een 6, 5, 10, 9 is een reddingswerk tuig. Een 6, 5, 3, 4, 6 wordt door naaister^ kleermakers, handwerksters ge bruikt. 8, 10, 1, 10, 2 is een natuurver schijnsel. Zoek uit elk der onderstaande woor den één letter, maar doe dit zóó, dat die letters, in dezelfde volg orde genomen, den naam eener vorstin vormen. blauw gril zalm hand eend lei mond ei glans pan. Verborgen deelen van een servies. Had zij vandaag ook op mijn be zoek gerekend? Marie had de visch al enkele mi nuten laten koken. Als Jacob ordentelijk zijn eten op eet, mag hij mee uitgaan. Daar klonk reeds een schot; elk oogenblik werd de toestand ge vaarlijker. VOOR KLEINEREN. In 't najaar fladd'ren wij in 't rond En vallen eindelijk op den grond. Wij zweven vroolijk heen en weer. Als 't windje blaast, dan nog wat meer. Nooit keeren wij naar huis terug, Al zijn wij dan ook nog zoo vlug! Hoe wij er uitzien? Geel, groen, bruin. Je vindt ons in den kleinsten tuin. Je weet nu zeker lang al, dat Ik en mijn broertjes beeten Met d ben ik een boom, met p schrijfgereedschap, met B een jongensnaam, met h woon ik in het kippenhok en met v een poel of plas. Wie loopt harder: het paard of de ruiter? Maak van deze letters groenten. boek nijd nest zulk raar loon v a iep oor b e b verschillende e r e i 1 o u r OPLOSSING VAN DEN REBUS uit het vorige nummer. De vuurtorenwachter zag op de Noord zee een stoomboot in nood verkeeren.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 6