LEGKAART ?savvvjgjyE/®5W8i\ Ur^INDETVDLADÏÏ MIDDELBVRC3^ COV-WHANX Hoe Tommy erover dacht. WAAROM NEET? SLORDIGE LIES POPPEKINDJE. WEERPROFETEN. rn van DC OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. x x RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. ((iep). VOOR KLEINEREN. 1, Kei, hei, lei, Mei, prei., 03 Door CORRY DOMMERING, Het was half één en nog was Tommy er niet. Dat was moeder niet gewend; de school was vlak bij en, als hij school moest blijven, was hij toch nooit later dan tien minuten vóór half één thuis. Zij ging eens naar buiten om te zien, of haar jongen al in de straat was en zag Willy, zijn klasgenootje, die haar ver telde, dat Tommy op het veld was om naar den Baggermolen te kijken. Moe der ging naar binnen en was nu echt boos. Tommy wist, dat hij altijd recht streeks van school naar huis moest ko men om koffie te drinken en dat hij dan daarna wel toestemming kreeg om er gens heen te gaan. Zij haalde de tafel af en zette een bordje met boterhammen in de kast, er over denkende, hoe ze hem deze les het beste zou kunnen leeren. Ja, zóó zou ze doen ze nam een paar kousen en ging op de divan zitten stoppen, na de voor deur op een kier te hebben gezet. Het was kwart voor één, toen Tommy de gang in kwam stormen. Hij floot en scheen zich van geen kwaad bewust. Maar moeder kende haar jongen en wist, dat dit zijn manier was om zijn kwaad geweten te verbergen en dat achter deze oogenschijnlijke onverschilligheid een voldoende mate van schuldbesef verborgen lag. Daar kwam hij binnen nu een heel gewoon gezicht zetten en net doen, alsof er niets gebeurd was. „Dag mams, ik heb een zeven gehad voor m'n sommen,' „Zoo jongen, dat doet me pleizier. En wat heb je vanmorgen verder op school gedaan? Doe goed je best voor je rap port hoor, want je rekenen is lang niet schitterend." „Ja, dat doe ik ookMoeder zag, hoe met een vluggen blik zijn oogen naar de klok gingen en van daar naar de tafel. Even later begon hij zóó hard te zingen als hij kon, bang, om in een oogenblik van stilzwijgen zijn moeder te herinneren aan zijn late thuiskomen. Domme Tom, hij dacht werkelijk, dat moeder niets gemerkt had, omdat ze er niets van zeien moeder zat hem stilletjes te bestudeeren, wachtende op het kritieke oogenblik, dat de honger hem vanzelf zou dwingen de opzettelijk vermeden vraag te doen. Tom hield op met zingen, stopte z'n handen in z'n broekzakken en ging voor het raam staan. Toen draaide hij zich eensklaps om en zei: „Waarom is de tafel niet gedekt? 't Is toch zeker tijd om te eten?" „De tafel gedekt?" deed m*>eder verwonderd. „Maar jongen, het is toch allang'over den tijd, ik heb al gegeten." Tommy's gezicht betrok en moeder zag aan het trillen van zijn onderlip, dat hij dit antwoord heelemaal niet ver wacht had. „En ik dan „Jij?" zei moeder, „ik dacht, dat jij het wel zonder eten kon, vandaag, je kwam niet thuis. Ik heb tot over half één op je gewacht en toen heb ik maar opgeruimd," De bom barstteTommy begon te huilen, eerst zacht en verdrietig, maar toen het tot hem doordrong, dat hij geen boterhammen meer kreeg, zette hij zijn stem uit en begon zóó hard te schreeu wen, dat moeder hem bij den arm nam en buiten de kamer zette. Ze keek hem even heel streng aan en zei: „Ga naar je kamer, je kunt beneden komen, wan neer je toont, spijt te hebben. Als je dan lief om een boterham vraagt, kun je die nog krijgen. Je huilt niet omdat je on deugend bent geweest, maar omdat je geen boterhammen krijgt denk daar maar eens over na en kom beneden, als je het begrepen hebt." Moeder ging naar binnen en Tom vloog de trap op naar zijn kamertje, waar hij eenige minuten zoo hard schreeuwde en huilde als hij kon. Toen werd het op eens muisstil en even later kraakte heel zacht de trap en was er bijna onmerkbaar geschuifel in de gang. De deur van de huiskamer ging open en Tommy stapte binnen, zijn oogen rood van het huilen en zijn onderlip ver vooruit gestoken, wat bij hem berouw beteekende. Langzaam kwam hij naar moeder toe en bleef vlak vóór haar staan. Toen stak hij voorzichtig zijn handje uit en legde dat op haar schouder. Moeder bleef doorstoppen en wachtte op het goede oogenblik om haar jongen te hulp te komen. „Mams. Tóm keek haar aan met smeekende oogen en het was haar bijna niet moge lijk zoo stug te blijven zitten; het liefst had ze hem op haar schoot getrokken en geknuffeld, maar ze moest even hard zijn en het hem niet te gemakkelijk maken. „Mams. „Ja, jongen?" „Ik wou, graag een boterham." Moeder schoot bijna in den lach, toen ze naar het gezonde, roodbehuilde ge zicht van haar jongen keek ja, die boterham was het zwakke punt, dit be teekende meer dan zijn verzuim en dat was haar bedoeling niet. Hij wist heel goed wat er van hem verlangd werd en het was alleen koppigheid, dat hij deed, alsof hij niet wist, waar het om ging. Zij pakte hem bij zijn kin en keek hem diep in de oogen. Schuldbewust sloeg Tom ze neer. „Waarom heb je zoo gehuild? Omdat je geen boterham kreeg of omdat je zoo laat thuiskwam Het antwoord bleef uit en zij moest haar vraag herhalen. Toen antwoordde Tom: „Om de boterhammen...." Het was eerlijk gezegd en moeder kon hem voor het antwoord niet beknorren, het was het antwoord van een gezon den, levenslustigen jongen. Maar ze kon het er ook niet bij laten en zei: „Je bent zoo gewend, dat moeder voor je zorgt, dat je het niet eens meer waar deert. Je beseft niet, dat daar tegen over staat, dat jij je plicht moet doen, en dat, als je dit niet doet, je moeder niet meer voor je klaar staat. Of vindt je, dat moeder moet wachten met koffiedrin ken, tot haar jongen belieft thuis te ko men? Dat is toch zeker de omgekeerde wereld? En in plaats dat je zegt: „Moe der, het spijt me, dat ik zoo laat ben thuisgekomen, heb je alleen maar ver driet, omdat je geen boterham hebt ge kregen," Tommy begon opnieuw te huilen, maar zijn stemmetje was nu echt ver drietig. Hij sloeg de armen om moeders hals en snikte: Ikik heb er ook spijt van, maar, ik heb heelemaal niet gevoeld, dat ik honger had, toen ik op het land was en het werd vanzelf zoo laat. Mag ik dan nu een boterham, mams?" Het bordje kwam uit de kast te voor schijn en Tommy's gezichtje werd één lichtglans. Hij keek zijn moeder aan en zei guitig: „Nou, als ik dat geweten hadik heb heelemaal voor niets ge huild maar krijgt toch een extra zoen, omdat u wat voor me bewaard hebt." Moeder lachteTom was onver beterlijk Hier hebben we weer eens een legkaart. Zij stelt voor: Varkentjes aan 't picnicken. Moeder bakt pannekoeken. Het is niet, wat je deedt, kind, 't is wat bleef ongedaan, wat er je hart doet klopen bij het naar bed toe gaan. Dat woordje niet gesproken die brief die er nog ligt die bloemen niet gegeven dat werkje niet verricht 't Zijn schaduwen, die volgen tot in den droomennacht, je vragend, zonder woorden, waarom j'er niet aan dacht. Vrij uit 't Enjgelsch HERMANNA. Met kluw en met naalden weet Liesje wel weg: ze breit zulke prachtige dassen, en jurkjes en rokjes, en wat je maar wilt, en alles kan best tegen wasschen. Haar poppen zijn altijd in 't keurigste pak; *y 1 Poppekindje, ben je wakker 'k Haal je vlug je bedje uit. 't Zonnetje, dat schijnt zoo helder, Kijk eens door de vensterruit 1 Moeder geeft je eerst een kusje. Heb je goed geslapen, schat Zie je wel, hoe mooi het weer is Wij gaan uit, hoe vindt je dat ,R0 FRANKFORT. Droomde je van de kabouters, Die je toch zoo grappig vindt Of was jij in elfenlandje In je droomen, poppekind? Kijk, daar liggen al je kleertjes. 't Mooiste jurkje legde 'k klaar. Als je héél lief je laat helpen, Krijg je 'n strik straks in je haar! O, jou lieve poppedijne, Gaap je nog, nu 't zonlicht schijnt 'k Zal de natte spons eens halen, 'k Wed, dat 't slaapje wel verdwijnt! RO FRANKFORT. en z e 1 f s is z'n een slordervos, weet je! een scheurtje, een vlekje, een rafel, een torn, och, dat hindert Lies maar een beetje Dat poppengedoe is zoo heerlijk gauw klaar als Lies voor zichzelf zou beginnen, dan zag z'er geen eind aan, dat weet ze vooruit, dus zet ze zich dat uit haar zinnen HERMANNA. Het eenige zekere van het weer is het onzekere ervan. Toch zijn er men- schen, die voelen, wat voor weer er op komst is. Vooral zij, die aan rheumatiek lijden, weten wanneer het zal gaan re genen, sneeuwen of stormen. Ook in het dierenrijk zijn verschillen de weerprofeten en het is de spin, die daarbij de eerste plaats bekleedt. Zij is zeer gevoelig voor weersveranderingen. Deze zijn van het grootste gewicht voor haar, omdat de insecten, waarmee zij zich voedt, niet buiten komen bij voch tig weer. Als de spin dus rust, mogsn we regen verwachten. Is zij daarentegen ijverig aan het spinnen van haar web, waarin zij haar slachtoffers hoopt te vangen, dan is dit een teeken van na derend mooi weer. De spin vergist zich maar zelden. Zoo is het ook met muggen. Ziet men ze 's avonds dansen, dan zal men den volgenden dag op fraai weer kunnen rekenen. Bijen zijn eveneens kleine barome ters. Wanneer zij ver van hun kasten of korven wegvliegen, beteekent dit, dat het mooie weer waarschijnlijk nog eenigen tijd zal aanhouden, Het krassen van uilen is zeker geen aangenaam geluid, maar wanneer het regenachtig weer is, zal het toch prettig zijn het te hooren, daar het ons zegt, dat er een verandering ten goede ophan den is. Dit is slechts een greep uit vele, want ook kikvorschen, krekels, koekoeken, ja zelfs pauwen geven aan, wat voor weer men verwachten kan. De menschen, die buiten wonen, verstaan gewoonlijk hun taal en doen er hun voordeel mee. 3. Men moet geen slapende honden wakker maken. Vieze varkens worden niet vet. Het is niet al goud, wat er blinkt. Geen rozen zonder doornen. 4 Een peer (vrucht en peer "van het electrisch licht). 1, Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een groente. X X X X X X XX X X X le rij een klinker, 2e rij een gewicht. 3e rij een giftslangetje. 4e rij 't gevraagde woord. 5e rij een graansoort. 6e rij een geneesmiddel. 7e rij een klinker. 2. Zet in deze 9 vakjes 2 A 2 E 2 K 1L1T1V zóó, dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: 1. Roemenië. Mier, roer, Rome, meer, ren. 2. Zeven; bergen; Zevenbergen, 3. Is dat een goede winkel? Ja, ik haal in de laatste maanden er zooveel mogelijk, (linde en den). Ik zou wel eens willen weten, wie Scheveningen niet heerlijk vindt(esch). Tante Hermance zei: „Wie pleizier heeft mee te gaan, is welkom Draagt je nichtje Stans pare1 om haar hal»-? (spar). 4. Zwaluw, nachtegaal, leeuwerik, lijs ter, roodborstje, kalkoen, 2. Een schoen, jg- S:'«fU Ie een rievier in ons land. 2e een meisjesnaam. 3e een huisdier. 3. Welke zeeheld wordt, zoodra hij onthoofd wordt, een groot deel van je lichaam 4. Mijn geheel wordt met 10 letters ge schreven en noemt een vogel. 8, 2, 4, 3, 5 is een landbouwproduct, 10, 3, 2, 9, 5 is een dorp in het Gooi, maar ook in Gelderland. Een 6, 7, 5, 1 is een vuursprank. Een 7, 2, 8, 9, 10 is een muziekin strument. VOOR KLEINEREN, 1, Ik ben een familielid. Plaats één letter voor mij en ik word iets, dat in het bosch, in den tuin en in het park staat. 2, Verborgen plaatsnamen in ons land. Had de schelm onderweg zijn klee- ren verwiseld Zag die vreemde heer me loopen, zei je In de vacantie loopen en spelen we veel buiten. Ik had u al gevraagd vóór Steven. Een bloemetje, dat groeit in 't bosch En ook vaak in den tuin. Je ziet mij 's zomers dikwijls zelfs In Hollandsch hooge duin. Maar ook ben ik een instrument, Dat jub'len kan en klagen. Ik maak muziek. Hoe ik wel heet? Och, moet je dat nog vragen Mijn eerste is niet kort, mijn tweede eer lichaamsdeel en mijn geheel teen grauw, viervoetig dier.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 6