o r\ IDDELDVr\C3C^E COVyWHANT, REBUS UrXINDmDLADQ Zwijgen is niet altijd Goud. K-jR=n BLOEMEN GIETEN ooVernun '^CCjeMeffogerWaorJ. RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 4. Dolk. Delft. Ezel. Lodewijk. Tante. VOOR KLEINEREN. 2. Zomervacantie. 4. B Begonia OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. X le rij een meisjesnaam, X 2e rij eeen kalksoort. X 3e rij een insect. X - 4e rij een nuttige vloeistof. X 5e rij een deftig woord voor X jaar. X 6e rij een landbouwwerktuig. X 7e rij een deel van je been. X 8e rij een deel van een tafel X of kast. VOOR KLEINEREN. LL] van de fj3 E3,. Naar het Engelsch van May Wynne. Vrij bewerkt door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. „Vertel het alsjeblieft niet aan Moe der, zei Bep. „O Jaantje, vertel het voor dezen keer nog niet Niemand kon beter iets vriendelijk vragen wanneer het een gunst betrof, dan Bep en zij keek op dit oogenblik al heel smeekend. Haar moeder had haar reeds zoo dikwijls verboden met de kinderen van den tuinman in de buurt van den yijver te spelen en het gevolg van haar ongehoorzaamheid was zooals het reeds meermalen geweest was vuile kousen en schoenen en zelfs een vuile jurk! Er zaten groote moddervlekken op, Als Jaantje, het tweedemeisje, werke lijk aardig was, zou zij haar geholpen hebben door dadelijk de verraderlijke vlekken uit te wisschen, haar kousen te wasschen en er niets van te vertellen Maar Jaantje was blijkbaar niet van plan nu eens voor één keer aardig te zijn (zoo als Bep het uitdrukte). Arme Jaantje Haar met sproeten bedekt gezicht was rood van verlegenheid en zij zuchtte diep. Zij was pas zestien jaar vijf jaar ouder dan Bep en ze zou in haar hart niets liever gewild hebben dan Bep te kunnen beloven, dat zij niets zeggen zou. Maar Jaantje had streng bevel van haar meesteres, dat zij haar vertellen moest, als Bep weer zoo vuil thuis kwam en zij begreep maar al te goed, dat zij Bep dus niets beloven kon. ,Ik geef er niet om alles schoon te ma ken, Bep," zei ze vriendelijk. „Ik zou liever mijn heelen vrijen avond voor je wasschen dan je in moeilijkheden bren gen, maar je moeder heeft mij gezegd, dat ik het haar vertellen moest en en ik kan dus niet zwijgen.," Bep riep nu boos uit „Dan ben je een klikspaan, een lee- lijke klikspaan En ik ik heb je gis teren nog een halven reep chocola ge geven Je hebt nooit wat voor mij over en 't is alleen uit luiheid, dat je mijn goed niet wilt schoonmaken Met haar kin in de lucht liep Bep boos weg na haar onaardige en onbillijke woorden, die Jaantje de tranen in de oogen deden krijgen. Het was hard, dat Bep het zoo ver keerd uitlegde en Bep moest toch weten, dat zij Jaantje alles voor haar over had, alleen moest zij er niet door in bot sing komen met haar plicht tegenover haar meesteres en haar geweten, Bep wist maar al te goed, welke zware straf Moeder haar voor haar ongehoor zaamheid zou opleggen. Het was een af schuwelijke strafZe zou dien middag moeten thuisblijven in plaats van met Tante Gonnie in haar aardig, klein autootje waarin je maar met je tweeën zitten kon, uit te gaan. Den volgenden dag zou Bep weer naar kostschool gaan (ze woonde heelemaal buiten en er was geen goede school in de buurt). Ze had zich zóó op het autotochtje verheugd, dat door allerlei omstandigheden reeds eenige malen uitgesteld was en nu zou er dus heelemaal niets van komen Dien middag stond Bep vóór het raam te kijken naftr Tante Gonnie, die met haar jonger zusje Minnie uitreed, Minnie, die op haar plaats zat En zij balde de vuisten van woede. Ze was boos op Jaantje, die „geklikt" had, boos op Moeder, die juist deze straf uitge vaardigd had en boos op Minnie, omdat zij op haar plaats zat. En natuurlijk had ze alleen maar boos op zichzelf moeten zijn. Maar dat vergat ze „Ik haat Jaantje zei ze plotseling hardop zij kon niet zeggen, dat ze Moeder haatte al was ze ook nog zoo boos. Bep bedierf haar laatsten middag en avond thuis door haar boosheid en het ergste van alles was nog, dat niemand er op scheen te letten Den volgenden morgen ging Tante Gonnie op reis. Zij vertrok een paar uur eerder dan Bep. Als Tante Gonnie die al zeven jaar bij Vader en Moeder inwoonde uitging; was er altijd een heele drukte. Gewoonlijk was zij op het laatste oogenblik iets kwijt. Ditmaal was het Fox, haar hondje, dat haar altijd ver gezelde. Iedereen zocht hem in huis en in den tuin, luid roepend: „Fox! Fox! Fox-je j Ook Bep hielp Tante zoeken. Zij wilde het laatste oogenblik gebruiken om Tante te vragen, of ze in de Kerst-j vacantie een autotochtje met haar ma ken mocht. „Fox-je!" riep Tante Gonnie, terwijl zij de deur der zitkamer opendeed. Als eenig antwoord klonk er echter een harde slag. De buitendeur had blijkbaar opengestaan, was dichtgeslagen en had iets omgegooid. „Lieve help, wat een slag riep tante Gonnie uit, die in haar verlangen om Fox op te sporen er niet over nadacht. Het drong eigenlijk heelemaal niet tot haar door, dat er een ongeluk gebeurd was en zij stelde er dus ook geen onder zoek naar in. Zij ging voort met Fox te zoeken. Plotseling kwam zij Minnie tegen, die lachend zei „O Tante, Fox is toch zoo slim! Hij is zeker bang, dat U hem niet meeneemt en zit al in de auto Allen lachten en Tante Gonnie nam haastig afscheid. Zij was bang te laat te zullen zijn door het oponthoud. Toen Tante vertrokken was, ging Bep naar boven om te kijken, of alles voor haar ingepakt en er niets vergeten was. Zij keek nog lang niet opgewekt. Ge deeltelijk was dit het gevolg van haar booze bui van den vorigen dag en ge deeltelijk omdat de vacantie uit was en zij weer naar kostschool moest. In den regel was zij zoo'n laatsten morgen steeds om en bij haar meoder, maar zelfs vandaag kon zij Moeder het gebeurde niet heelemaal vergeven en zoo kwam het, dat zij even vóór de koffie pas iets vernam van hetgeen er in huis gaande was. Met een ernstig gezichtje vertelde Minnie haar, dat „Jaantje beel stout" was. Bep, die bezig was haar zak geld voor school te tellen, keek nu heel boos en zei, toe ze met tellen klaar was: „Ja, ik weet wel, dat Jaantje stout is. Ik houd heelemaal niet van haar!" ,Betje is erg boos op haar en Moeder ook ging Minnie vertrouwelijk fluis terend voort. „Jaantje heeft de mooie vaas met de vogels in de zitkamer ge broken en ze wil 't niet bekennen. Ze beweert, dat ze er niets van weet en Betje zegt, dat zij het gedaan moet hebben, omdat er niemand anders in de kamer geweest is en we geen poes met een breeden rug hebben." Bep had aandachtig geluisterd naar hetgeen haar zusje zei. De vaas in de zitkamer! O, dat was de slag ge- weest, toen Tante Gonnie de deur open deed De buitendeur was er tegenaan geslagen en had haar omgegooid Bep was op het punt dit te zeggen, toen een heel leelijke gedachte haar hartje bin nendrong. Jaantje had gisteren van haar geklikt, toen zij, Bep, haar gevraagd had te zwij gen. En nu was het haar beurt en zou z ij zwijgen^ terwijl zij door te spreken alle verdenking van Jaantje af had kun nen wentelen. Bep had erg zitten mokken tegen Jaantje en zoo kwam het, dat zij zoo leelijk deed. Er kwam een onaangename uitdrukking op haar gezicht en in haar oogen. Zij zou het Jaantje „betaald zet ten", dat zij van haar geklikt had Daar ging de bel voor de koffie Haastig stak Bep' haar beurs in haar taschje. In het volgend oogenblik rende zij naar beneden. Onderweg kwam zij Jaantje tegen. Het meisje had roode oogen, alsof zij gehuild had. Bep klemde haar lippen op elkaar en maakte zich zelf wijs, dat het Jaantje's verdiende loon was, Moeder, die wel merkte dat er iets aan haperde, dacht dat Bep er zoo tegen opzag weer naar kostschool te gaan en zij daardoor zoo stil was. Zij sprak daarom opgewekt over de Kerstvacantie en misschien vergat Bep werkelijk het onvriendelijke en slechte besluit, dat zij genomen had. Ze zag Jaantje niet meer en zei haar ook niet goeden dag en ten slotte was haar eigen afscheid even roezig als dat van Tante Gonnie. Vader bracht haar weg en vond haar bijzonder stij. Snel volgden de weken op school el kaar op en de Kerstvacantie brak aan, O, wat had Bep zich er op verheugd naar huis te gaan Zij omhelsde Vader, Moeder, Tante Gonnie en Minnie en liet zich door de laatste door het huis en den tuin leiden om alles in oogenschouw te nemen. „Waar is Jaantje?" vroeg Bep plotse ling, terwijl zij met haar zusje de trap afging. Minnie vertelde nu, wat er gebeurd was. „Ze is al een heelen tijd weg," zei ze. „Ze jokte om de mooie vaas in de zit kamer, die ze gebroken had. Betje zei, dat ze het vast en zeker gedaan had. Er was niemand anders in de kamer ge weest, maar Jaantje wilde 't niet beken nen en Moeder heeft haar daarom weg gestuurd. Betje zei, dat het haar verdien de loon was, al speet het haar dan ook nog zoo erg voor Jaantje's moeder, want die is een arme weduwe en heeft niet genoeg te eten, nu Jaantje thuis is geko men. Maar daar roept Moeder, Bep, en we krijgen cake bij de thee ter eere van jou Doch Bep, die anders dol op cake was, scheen heelemaal geen trek te hebben. Moeder vroeg, of ze zich niet goed voelde en schreef het aan de reis toe, maar Bep wist wel beter Zij schaamde zich, o zij schaamde zich zoo vreeselijk bij de gedachte aan het onheil, dat haar zwijgen had aangericht. Wel had zij in de afgeloopen maanden meermalen, gedacht aan Jaantje's ,klik- ken" en zichzelf nu haar boosheid ge zakt was moeten bekennen, dat Jaantje eigenlijk groot gelijk had gehad. Zij had er echter niet toe kunnen komen Moeder alles te schrijven, al had zij zich ook stellig voorgenomen het bij haar thuiskomst te vertellen. En nu was alles plotseling nog veel moeilijker gewor den dan het reeds was Jaantje was weg gestuurd Zij en haar moeder leden hon ger omdat Bep Jaantje iets „betaald had willen zetten," iets, dat toch eigen lijk de plicht van het dienstmeisje ge weest was En na de thee zou zij tot de ontdek king komen, dat het nog erger was dan zij dacht. Ze keek naast Minnie staan de het raam der speelkamer uit, toen zij plotseling Jaantje zag, die vóór het hek stond en het uitsnikte. ,,'t Is Jaantje zei Minnie. „Wat zou ze komen doen Betje, die juist in de kamer gekomen was, antwoordde „Ze kwam mij nog eens vragen, of ik een goed woordje voor haar wilde doen bij mevrouw, maar ik zei haar, dat zoo lang zij 't niet bekennen wilde, ik haar voorspraak niet kon zijn." Op dit oogenblik sloop Bep de kamer uit. Geen minuut langer mocbt zij wach ten met het doen van haar bekentenis Moeder was in de zitkamer, toen haar dochtertje binnenkwam. „Wel, lieve kind?!" riep zij verbaasd uit. „Tranen en dat op den eersten dag, dien je weer thuis bent Bep nestelde zich in Moeders armen en deed nu het heele verhaal. Moeder was niet boos, wel heel bedroefd en sprak ernstig met Bep. Het meisje voelde, dat ze nooit meer zóó slecht zou kunnen zijn, als ze geweest was. Ze had „maar" ge zwegen, doch het was haar plicht ge weest te spreken. Moeder zei, dat zwij gen niet a 11 ij d goud was O, wat zou er veel onheil voorkomen zijn, als ze ge sproken had Snikkend beloofde Bep: nooit meer te zwijgen, als ze spreken moest en ook nooit meer zoo wraakzuchtig te zijn Ze zag nu maar al te duidelijk in, hoe ver keerd ze gehandeld had. Den volgenden morgen gingen Moe der en zij naar Jaantje toe' en vroeg Bep het arme meisje vergiffenis. Jaantje schonk haar die gaarne en het maakte, dat Bep zich nog schuldiger tegenover haar gevoelde. Dienzelfden middag nog werd Jaantje in eere hersteld en mocht zij haar oude plaats, die nog niet vergeven was, weer innemen. Bep gaf haar uit haar spaar pot een prachtig Kerstcadeau: een nieu wen mantel, dien zij met Moeder voor Jaantje in de stad ging koopen. Van het lekkers, dat zij van den Kerstboom kreeg, gaf zij de grootste helft aan Jaantje's kleine broertjes en zusjes. Heelemaal goedmaken zou zij het gebeurde natuurlijk nooit kunnen, maar zij nam zich toch voor: geen gelegenheid ongebruikt te laten, waardoor ze Jaan tje iets van haar schuld kon afdoen. door C. E. DE LILLE HOGERWAARD. Klein meisje giet de bloemen, De bloempjes hebben dorst. Ze zorgt, dat zij vooral niet Op haar nieuw jurkje morst De bloempjes heffen dankbaar Hun kopjes weer omhoog. Ze waren moe en stoffig Het was zoo warm en droog Maar nu komt daar klein meisje, Geeft ze een helder bad. Ze worden schoon en helder Van 't heerlijk frissche nat 't Is, of elk bloempje fluistert Ik dank je wel, hoor kind Geloof maar, dat ik 't water Heusch een verkwikking vindt En weet je, wat ik doen zal Ik bloei nu dubbel mooi, Zal 't fijnste kleedj' aantrekken, Een echten zomertooi Blijf jij, klein, aardig meisje, Maar steeds der bloemen fee, Dan gaan ik en mijn zusjes, Door 't leven met je mee 1. Een kwartel (=r kwart el). 2. Zeeland (zee en land). 3. Maurits. Muts, tram, mast, stam, mist» Friesland. 1. Brem, Bram. 3. Een kers. pen t ij g e r Begonia linde 1 i p Jan Willem heeft een mooie fluit, Hij fluit uit alle macht. Soms klinkt het vroolijk, net een marsch! En dan weer fijn en zacht. Jan Willem lokt ze allen mee, De kind'ren uit de buurt, Die Moeder met het mooie weer Naar buiten heeft gestuurd. Jan Willem gaat te ver niet weg: Hij voert zijn troepje goed, Zooals een trouwe herder steeds Zijn kudde ieiden moet. Jan Willem heeft een tooverfluit. Een tooverfluit? Waarom? Wel: wie haar volgt, kijkt opgewekt, Nooit boos, want dat is dom Jan Willem, fluit maar dapper, hoor Je maakt veel menschen blij: Wie zóó toch door het leven gaat,- Woont aan de zonnezij Zie steeds maar weer den blijden kant, Want die is er beslist. En wie alleen den donk'ren ziet, Och, die heeft zich vergist 1. 2. Verborgen rivieren in ons land. Onze gele klimroos is dezen winter helaas bevroren. Een somber kelderraam moest de- enge ruimte van licht voorzien. Vader kwam stellig, als hij wist, dat u ziek was. Eindelijk wordt het oude krot tegen den grond geworpen. „Ja, ja zei de boer, „eggen is niet het werk van iedereen Op de zigzag-kruisjeslijn komt van. boven naar beneden gelezen, de- naam van een plaats in de prov. Groningen. 9e rij een meubelstuk. 10e rij een deel van je gezicht 3. Welke bloeiende struik wordt een muziekinstrument, als men de eerste letter weglaat 4. 'k Ben een plaats, maar ook een staal. Noem mij nu eens allemaal. Slechts twee lettergrepen, kom Wie 't niet raadt, is wel wt dom. 1, 2, 3, 4, 5 smeert Moeder op je boterham. Een 6, 7, 8, 9, 10 kan de kamer soms zoo vroolijk maken. Je vindt ze in den tuin, op de hei, in het bosch en in de wei. Maar vertel me nu eens, welke bloem 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10 is? Met d ben ik een deel van een ge bouw, met 't zit ik aan boomen en struiken met z kan ik vol en leeg zijn, met 1 dien ik meestal om iets te sluiten en met w kan ik in den winter heel gevaarlijk zijn. Een vogeltje, maar zonder staart, Dat wordt iets van heel and'ren aard. Wat of het laatste wel is 'k Verklap alleen: t is van een visch. En als je dat nu éénmaal" weet, Zeg dan, hoe of de vogel heet Mijn eerste is een jongensnaam, mijn tweede wordt gegeten en mijn ge heel is een grappenmaker. de gt men. In werd aanle Polde veer legen Te krijg* oude nen de -w wen B, ei of he deelt He moei dat stukh groot schei In Burg. stuur begin lengt van pervl de g per f 15( Int pen oorsj ken daan de veer koste loope Da per van bedra bover nog zijn. Na werk f 800 pet. laste f 590 -Bu gaan eigen der per hen verle De voor De voor: onaa: aan dat vraas een

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 6