Precies ouwe jongen dat's het geheim van Chief Whip l Hoelang en hoeveel je ze ook rooktdie prachtsmaak en kwaliteit blijven steeds opnieniv een openbaring TWEEDE BLAD VAN DE PROVINCIALE ZEEUWSCHE MIDDELBURGSCHE COURANT VAN ZATERDAG 21 JUNI 193 0. No. 144. NIEUWS UIT BELGIE. VIRGINIA De Beste voor Uw Gezondheid! GROOTVADER'S GLORIE. BINNENLAND. (Van onzen bijzonderen correspondent). Oud-België op de Wereldten toonstelling te Antwerpen. Een wonderstadje van oude architectuur. Aanstekelijke feestvreugde en Pallieteriaan- sche welgezindheid. „Hier liggen voetangelszou men als opschrift kunnen plaatsen bij de Romeinsche poort van Trier, welke, langs de zijde van de tentoonstelling, toe gang geeft tot Oud-België, te Antwerpen. Verraderlijke voetangels, inderdaad, want om op een avond geheel het ge moedelijke stadje door te wandelen, vol ledig, zonder iets te vergeten, moet men zich vooraf wapenen met een vast be sluit van aan alle verlokkingen te weer staan, alle tentaties van zich af te stoo- ten met onwrikbaren moed. Evenveel als Luna-Park is Oud-België het centrum waar het Antwerpsche amu sementsleven zich verplaatst heeft en men kan wel getuigen dat men zich ner gens meer ongedwongen en gemoedelij ker kan amuseeren. Van het moderne komt de bezoeker 't is als een stort bad terecht in de ouderwetsche at mosfeer, van middeleeuwsche kroegen, patriciërshuizen, straten met puntgevels, gekanteelde muren, poorters in ouder- wetsch pak, hobbelige wegen, enz. 't Is er een pret van belang. Wie er komt 's avonds, wordt meegesleept in den stroom van plezier, die iedereen te pakken heeft, Antwerpen heeft de specialiteit van de zaken goed te doen en met Oud-België is dit alweer het geval. Men zet er slechts een oude traditie voort, In de eerste plaats komen de architec ten Jos. de Lange en Frank Blockx in aanmerking om hiervoor hulde in ont vangst te nemen. Zij hebben het zware werk op zich genomen om in geheel het land afgietsels te maken van oude beel den of photo's en teekeningen van oude gevels, die in aanmerking kwamen om al of niet verkleind, in Oud-België te worden opgericht als een kenschetsend staaltje van wat de oude bouwkunst hier te lande was en in welke stemming de toenmalige inwoners van een dergelijk stadje moesten leven. Men heeft reke ning gehouden met de verschillende tijd perken of bouwtranten zoodat men, in zijn geheel tot archaische anarchronis- men is gekomen, maar het resultaat is zoo verbluffend dat men deze bijzonder heid vergeet en dadelijk opgaat in de schitterende wijze waarop men er in ge slaagd is natuurgetrouw de prachtigste gevels weer te geven, welke men in ge heel het land kan aanschouwen: er zijn er uit Antwerpen, Mechelen, Gent, Brug ge, Luik, Wéris, Doornik, Bergen, Theux, uit Luxemburgsche dorpjes enz. Wie Bel gië eenigszins heeft bereisd, zal spoedig oude herinneringen levendig maken. Men kan het soms moeilijk gelooven wanneer men de twaalf meter hooge to rens ziet van de Triersche Poort of de drie huizen die een gevelbreedte van 21 meter hebben, zooals deze, waar de stad Venetië een tentoonstelling van oud-Ve- netiaansche kunst heeft ingericht. Deze gebouwen zijn prachtig. Het eerste huis in ingericht als een antichambre, het tweede als een prach tige audiëntiezaal en het derde als de kapel van een patriciërsfamilie. Men kan er prachtige en zeer kostbare meubelen bewonderen uit de veertiende eeuw. Heel het stadje is als een museum van oude architectuur en daarom verdient elke gevel bijzondere aandacht. Bijna elk ihuis heeft zijn geschiedenis. De grootste moeilijkheid was de verschillende uiteen- loopende stijlen zoo in harmonie te bren gen, door een verstandige indeeling dat er niet de minste storing of wanverhou ding kon ontstaan, waarin men wonder wel is geslaagd. Voor enkele huizen heb ben de architecten hun eigen vindingrijk- (Tngez. Med.) HET VERHAAL VAN DEN TIENDAAGSCHEN VELDTOCHT. door H. G. CANNEGIETER. XXV. HET KAMP BIJ OIRSCHOT. Dein 22stén Juli 1832. In het eerst leverde hét kamp ons1 vele genoegens iop. Het ongewone van dit aardsvaderlijke leven, de levendig heid en de beweging die men overal zag, het verschil vain gezelschap en dui zeöki andeire dingen meer gaven ons af leiding etn hielden ons bezig. Daanemho. ven hadden wij eene heerlijke sociëteit, welké, omdat zij misschien de grootste van het géheele k'amp waisl, de veiigaderf- plaats van eene menigte, ook' vreemde officieren was. Wij aten er gezamentlijW (ja'amelijk alle officieren van ons bd- taillon) en zóó heerlijk, dat men [het aan de beste tafel niet heter wenstehep! kon en ook 's avonds was het daar Öoorgaatos ons vereenigjngspunt, hoewel wij dan ook wel tot afwisseling, andere sociëteiten of cantinés bezogten. heid moeten ter hulp roepen om zekere leemten te vullen. Maar dit is zoo goed gebeurd, dat juist deze aanvulling als het ware den overgang vormt van een stijl tot een anderen. De intimiteit, de bezielende gezellig heid die iedereen ten slotte zoekt, wordt hoofdzakelijk toch mee geschapen door de bewoners van het stadje, vrijwel al len Vlaamsche Antwerpenaars, die zoo als het den Antwerpenaren in het bloed zit, voor ondernemingen zooals Oud-Bel gië veel voelen en er met hart en ziel aan meewerken wanneer hun stad er door gebaat kan worden en haar aanzien hoog gehouden: „Antwerpen-Boven!" Dit is steeds ook het geheim geweest van het succes van alles wat, op dit ge bied, te Antwerpen is gedaan. Men heeft niet meer het gevoel van nabootsing, omdat uit alles blijkt dat het er niet uitsluitend om te doen is geld te halen uit de zakken van de bezoekers, maar ook om, met geestdrift, het verleden weer op te wekken. De inrichters hadden een prachtig ter rein ter beschikking, vlak aan de wallen, even rechts van en palende aan de ten toonstelling, nabij het indrukwekkende Engelsche paviljoen. Het stadje, omringd met twee ingangspoorten, heeft een ge meentehuis, een belfort, een kapel, een schandpaal, een molen ook, op de stads wallen opgericht, en van waar men een prachtig gezicht heeft op de tentoonstel ling, de blanke lichtstad, inzonderheid 's avonds. Men wordt vriendelijk ver zocht boven iets te gebruiken, waaraan iedereen wel gevolg zal geven, want het is de moeite waard daar even te blijven zitten. Er is het Marktplein en het Brug- sche Minnewater. Men vindt er den „poesje, den echten Antwerpschen poes jenellenkelder, waar men tegen een paar francs, de lotgevallen kan meemaken van den Neus en den Leeuw van Vlaanderen, op voorwaarde alleen dat alle 100 plaat sen volzet zijn, anders moet men maar even wachten! Steeds ontdekt men bij een nieuwe wandeling ook nieuwe tref fende bijzonderheden, die men niet had vermoed, 's Avonds is de verlichting zoo als men het in den ouden tijd gewoon was, wat, het dient wel niet gezegd, de vele feestende paartjes uiterst welkom is die in de kromme straatjes ondanks de opwekkende kermisdrukte eenzame wandeltochtjes komen maken, om plots te worden opgenomen in de golf amu sement, die wordt verwekt door het mu ziekkorps van de blauwe kielen, dat on verwacht van achter een hoek is ver schenen, gevolgd door een dansende me nigte, en dat voor een van de tallooze café's blijft staan, die in de historische huizen zijn ingericht. Want dat dient ook wel gezegd: in Oud-België wordt niets anders gedaan dan gegeten, gedronken en gedanst. De keus heeft men niet. Men moet er aan mee doen, oud en jong. Dat is de pret van het stadje. De burgemees ter er is een authentieke burgemeester in een authentiek stadhuis zijn wet houders hebben dit bij decreet uitgevaar digd en de verordening moet worden ge ëerbiedigd door iedereen. De municipa- liteit die gelukkig geen zorgen heeft wat belastingen betreft, bewijst een onuitput telijke bron van humor en levensblijheid te bezitten, maakt er iederen gelukkig mee. MOND- EN KLAUWZEER. Het Tweede Kamerlid Boon heeft den minister van binnenlandsche zaken en I landbouw de volgende vragen gesteld j 1 Kan de minister inlichtingen ver- j strekken omtrent de werking van het middel Mataflo bij vee lijdende aan of j besmet met het virus van mond- en klauwzeer, dat volgens de jongste be richten in Spanje onder wetenschappe lijk toezicht is toegepast? 2. Zoo neen, is de minister dan bereid met het oog op de groote belangen der Nederlandsche veehouders onmiddellijk daaromtrent inlichtingen te doen inwin nen en enkele onbevoordeelde deskun digen naar Spanje te zenden, ten einde zich ter plaatse omtrent de werking van genoemd middel op de hoogte te stellen? 3. Mochten de inlichtingen uit Spanje I hoopgevend zijn ten opzichte van gene- j zing of onvatbaarmaking van door mond en klauwzeer aangetast vee, wil de mi nister alsdan bevorderen, dat ten spoe digste in Nederland proeven worden genomen, waar het vraagstuk weer ur genter is geworden, doordien in de on- middelijke omgeving van 's-Gravenhage een ernstige mond- en klauwzeer-epide- mie heerschende is? 4. Is de minister niet van meening, dat niets onbeproefd moet worden ge laten om deze zoo gevreesde ziekte, die den veehouders honderdduizenden gul dens schade berokkent, zoo deugdelijk mogelijk te bestrijden? pelle, notaris te de Bilt, eene overeen stemming tusschen hun cliënten tot stand gebrach, waarmede aan de onaan gename persoonlijke verhouding een einde is gekomen. Beide partijen verklaarden, dat zij in de uitoefening van hun respec tieve ambten in het vervolg zullen samen werken, als door het plaatselijk belang zal worden gevorderd, alles met eerbie diging van ieders recht om in 't publieke leven van meening te verschillen en daaraan in het algemeen belang op wel willende wijze over en voor uiting zullen geven, elk persoonlijk element zorgvul dig vermijdende. De op 2 Februari 1930 door den Raad der gemeente de Bilt aangenomen motie, zal thans aan eene hervatting van den normalen gang van zaken, waarbij eventueel van de dien sten van notaris la Chapelle gebruik kan worden gemaakt, door B. en W. niet meer in den weg staan. APOTHEKEN. Zondag en de nachten der volgende DE JAGTLUST-KWESTIE TE DE BILT. Naar het Hbld. van bevoegde zijde ver- neemt hebben de raadslieden van Baron week is alhier geopend de apotheek van v> j. Borch tot Verwolde, burgemeester den heer G. K'. A. Nomhebéï. van de Bilt, en den heer F. M. la Cha- Onze tenten lieten niets te wenschen overig. Als hét goed weer was hadden! wij Zondags den vrolijksten dagl, omdat wij dan van eene menigte vreemdelingen be-j zoek kregen. Gewoonlijk' echter (het was, of de drommel er mede speelde) regen-j de of woei het Zondags zóódanig, dat wij niet alleen geene vreemdelingen! of bur-( gerliedeni zagen, maar zelfs bijna geene schutters of militairen', iedereen hield zidh dan! schuil in zijne tent en' het .an ders zoo drukke en' levendige kamp scheen als uitgestorven en de sedert Maandag reeds gjewenscjite Zondag ver anderde van den vrolij'ksten1 in den ver velendsten dag der week1. Regen en winld zijn de akeligste plagen die men in het k'amp kan héb oen. Op een zekeren mor gen, dat ik mijne legerstede zoude ver laten, hoorde ik den regen tegen mijne tent met een verschrikkelijk geiweld aan- kletteren. Ik ligtte even mijnen mantel op, om door de openstaande tent te zien, hoe het er buiten uitzag, maar alles scheen mij zoo treurig en akelig toe, dat ik den mantel liet vallen en weer onder de deken kroop en bleef liggen tot het uur van twee mij to't het middagmaal riep. Het weer scheen een ongumstigen invloed op alle gemoederen gemaakt te hebben, aan tafel was ieder stil, bijna niemand sprak een woord en n£ van tafel opgestaan te zijn, begaf ik mij weer tentwaarts, nam een boek en lag mij in mijne hangmat, die ik een half uur te voren had verlaten, neder, om wat te lezen en verliet dezelve niet eérdérvóór den volgenden morgen om acht uur. Wijn werd er in het kamp. meer ge dronken dan water. De hoeveelheid wijn, welke er gedurende die zeven wekén in dat .geringe bestek werd gedronken, zou öngeloofelijk schijnen en n!et alleen or dinaire van een gulden de flesch, o neen! had men een gast, dan begon men met een flesch ordinaire, doch vooral niet meer dan één, maar St. Julien, Tatelle, en C.antemerle dat waren de eigenlijke soor ten, tot dat er „zum eridligen beschlus" de vijl voor het licht kwam en hoogé zeer spits uitloopende glazen en de cham- pagneomrk met eene geweldige ontplof fing tegen den zolder aanvloog. In den vóóravond bleef elk doorgaans in zijne eigene sociëteit, maar begon het wat later te worden, dan verdeelde de massa zich in drie hoofdafdeelingen. Het bedaarde .gedeelte begaf zich naar de respective tenten om wat te eten en ver volgens te slapen. De liefhebbers van het spel gingen naar de cantine van het 2de bataillon Geiderschen, alwaar, totdat de morgen aanbrak, de dobbelsteenen.'in de bak rolden én de een met een vroolijk en de ander met een treurig geziigt zijne tent opzogt. Het derde .gedeelte, en dat was niet het kleinste, bestond uit de lief hebbers der vrolijkheid en deze ver voegden zich gezamentlijk in „de wtijn- TANDHEELKUNDIG INSTITUUT TE UTRECHT. In verband met de ontoereikende luchtverversching en de groote hitte als gevolg daarvan in het nieuwe tandheel kundig instituut aan de Croeselaan te Utrecht is gisteren aan de daarin werk zaam zijnde studenten van het eerste jaar vrij-af gegeven tot a.s. Maandag. Met het oog op de reeds ingeschreven patiën ten zijn de studenten van het 3de en 4de jaar in de kliniek blijven doorwerken. 's Avonds hebben de tandheelkundige studenten vergaderd. Een motie is aan genomen, waarin den minister van on derwijs wordt verzocht, in het tandheel kundig instituut verschillende verbete ringen aan te brengen, omdat in velerlei opzichten het instituut onhygiënisch is ingericht; door onvoldoende luchtver versching heerscht er thans een tempera tuur van 97 gr. Door een en ander kun- proef". Het vreemde schijnt den mensch het mêest te bevallen. uDe wijnproef" was eene onderaardsche kelder, doch niettegenstaande er menige ruime, luch tige cantine tot ieders dienst open stond.) zoo verkoos men toch dit kleine muffe, 'Onderaardsche hol, verre boven de bo venwereld. Hier was het., dat de ware priesters van Bacchus hunnen god dage lijks, of liever nachtelijks, hulde brag- ten. Hier ging van 's avonds na neigen uur tot ver na middernacht de bekér j ■altoos lustig rond; hier hoorde men in de duisternis steeds een verward ge- schreeuw of een vrolijk' gezang van .on-! der den grond oprijzen. Alle avonid|en was hel hier zóó vol, dat de jmeestei !bq- zoekers flesch en gla's in de hand 'moes- j ten houden, omdat er geen plaats was! om iets ergens neer te zettein en biot- vendieln was er zóóveel tabaksrook, dal men van het eene eind niet zien kén' wie er op het ander eind zat. 'De zlot#> 'ste 'klugten. welke ooit vertoond waren, werden door dit drinkend gezelschap ten uitvoer gebragt. j Hoe vrolijk en genoegelijk de eerste weken in het kamp werden gesleten, j zooi ondervonden echter vervblgeins ve len, dat die vrolijkheid duur gekocht was en bemerkten eene aanmerkélijké reductie in hunne beursen. Nu b|e|gon men over verveling te klagen; die witte tenten, die eeuwig dorre heide, die da- gelijksch herhaald wordende parades en exdersitiën, dat wacht-'betrekken, ja zelfs „de wijnproef" en meer andere plaat sen des vermaaks, waren zóó eentoonig en zóó vervelend, dat mem algéroeen ge weldig naar het opbreken valnl het kamp begon te verlangen'. De 24ste Augustuisjj de verjaring van den Koninig, werd zelfs niet met die hartelijkheid gevierd, alfa men wel verwacht had. Daarbij kwam nog, dat het weer koud', guur en regen achtig begon te worden, waardoor er veel zieken, kwamen, ja, zelfs, tot over maat van ramp, kwam de cholera .otnjs hier een bezoek brengen. Beducht voor den verderen voortgang der ziekte met dit natte, ongunstige weder, besloot men het kamp op te breken en hoe. grooi was ons aller blijdschap op het hod- rem, dat wij mét drie dagen bet' k'amp zouden Verlaten. Den avond vóór ons' vertrek gaf ik mijnen oppasser de gene ver, kaarsen ete. wel'ké ik1 nad overgehouden, om alles schoon op te maken vóór ik wég igimig. Desgelijks deden ook mijne andere of ficieren en toen ik 'S avonds tehuijsj k|wam vond ik mijne' tent vol dronken oppassers, uit lange pijpen rookende, met' tien brandende kaarsen op tafel in dul- ci jubilo tezamén, hetgeen eene klug- tige vertocining opleverde. j Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5