miNDERQLADÏÏ [D van de ET MIDDE!LDVr\C3C-HC COVywnAN"D Pinkstergebruiken, DE PLAAT POETSEN. i paffe %,C£d«UL h Tjocjerwaard RAADSELHOEKJE. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. VOOR KLEINEREN. ij- m ij; o OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. x x x VOOR KLEINEREN. den van burgemeester, secretaris., wet houders en gemeenteontvanger wordt be sloten de bestaande regeling te behou den iWederom zal ingaande 1 Jan. 1931 vrijstelling gevraagd worden van de ver plichting tot het doen geven van on derwijs in lichamelijke oefening. Dé voorzitter doet mededeeling dat door een ingezetene een fraaie klok voor het gemeentehuis geschonken is enihjpt plaatselijk armbestuur van W/estenl- Sehouwen onder nadere goedkeuring de [herberg en verdere opstallen, eigen dom! Vani 't ailmjbestuur voor f 3000 veij- kocht heeft aan L. v. d. Zande Sr. Be goten wordt in dezen gunstig te ad-< viseeren aan Ged. Staten. Besloten wordt over de bezwaren te gen de ondergrondsche electrificaitie van de kom der gemeente heen te stappen, ondergrondschen aanleg voor "de kom te doen uitvoeren en de genoemde ga rantie ter uitbreiding aan den WlejeldCfi weg voor rekening der gemeente te nev men. Toegezegd wordt een spoedige herstel ling van het defect der pomp te Westen- slchouwen. £3 (Slot.) De Pinksterbloem werd er n.l. door jongens gedragen, die hooge, gekleurde mutsen op hadden, elk met een vlag getje er op. Twee hunner droegen een ladder, In het midden daarvan hadden ze een soort tempeltje van latwerk gemaakt met een bel er in en een paar vlaggetjes er op. Het geheel werd ver sierd met palmgroen en papieren bloe men en er hingen slingers naar beneden. velen genoten van hun Pinkstervreugde. En al vieren wij in 1930 nu ook heel anders Pinksteren, we hebben er onze Pinksterdagen niet minder lief om en roepen allen „Prettige Pinkstervacan- tie toe. De familie Terpstra zit aan tafel en Kees, de oudste der beide jongens, vraagt aan Vader, of hij ook gehoord In dit tempeltje troonde gewoonlijk een ^ee^' er weer een dief uit de ge- kleine jongen, die Pinksterbloem was. j vanÉems is gebroken. Vóór en achter de dragers der ladders j f «Jai jai" zegt Vader, ,,'t Is wat moois! liepen een paar jongens, eveneens ge-1 'k Geloof, dat de bewaking wel wat te tooid met hooge, gekleurde mutsen, op wenschen overlaat. Er word nu natuur- elk waarvan vroolijk een vlaggetje wap-lijk nauwkeurig nagegaan, hoe de in- perde. Zij hadden bloemen in de breker uitgebroken is en hoewel dit voor latere uitbrekers misschien moeilijker daardoor gemaakt zal worden, is deze man toch maar weer ontsnapt! Wie weet, waar hij op het oogenblik zit „Zou hij ver weg zijn, Vader?" vraagt kleine Hans, die de mogelijke nabijheid in handen. Het spreekt van zelf, dat deze eigen aardige stoet, als hij door het dorp trok, veel bekijks had Men hield stil vóór de huizen en de Pinksterbloem stak zijn hoofd buiten het tempeltje en vroeg om een gift, die door den laatsten jongen in van een dief allesbehalve veilig vindt n mandje aangenomen werd. Er werd en het eerst denkt aan zijn mooien speel- gewoonlijk heel wat opgehaald op die goed-auto, welken hij de vorige week op manier en dit diende later om er feest zijn verjaardag van zijn grootvader ge- van te vieren. kregen heeft. Hij neemt zich dan ook Eigenlijk is Pinksteren heel oorspron-j voor, zijn speelgoedkast straks goed te kelijk het feest van herders en land-sluiten en den sleutel met Beer mee naar bouwers geweest. In verscheiden streken bed te nemen. Je kunt nooit weten van Duitschland vond men dan ook de 'f „Wie zal het zeggen?" is de weder- gewoonte terug, dat het meisje hetwelk vraag van Vader. „Hij heeft de plaat het eerst met haar vee in de weide ver- gepoetst, maar zal zich waarschijnlijk scheen, eer werd bewezen door b.v. een wel ergens in den één of anderen versierd meiboompje voor haar deur te j hooiberg misschien verstoppen." planten. (Pinksteren is dit jaar heel j „Welke plaat, Vader?" vraagt Hans laat, doch valt gewoonlijk in de maandkeei verwonderd Mei Maar het meisje, dat het laatst j Lachend zegt Vader nu: in de weide verscheen, werd gehoond en f „Geen echte plaat, Hans I De plaat men zette een strooman voor haar huisp0etsen beteekent: er van door gaan, of op het dak daarvan. Dit doet dus heel stilletjes, zonder dat iemand er iets weer denken aan Luilak, waarover wij, van merkt. Begrijp je dat, mannetje?" het straks hadden. j Hans knikt begrijpend. -t Is een grap_ In een herberg in het Schwarzwald pige uitdrukking, maar hij zal haar goed heerscht op Pinkster-Zondag een onge-onthouden, Groote menschen zeggen kende drukte en levendigheid. Het is er „Klokkenfeest" of „Schellenmarkt". j Van alle kanten komen de menschen in hun Zondagsche kleeren bijeen en er- wordt op een grasveld handel gedreven i in koeie-klokken, dat zijn de klokken, die de koeien daar altijd aanhebben en wel opdat de herders in bergachtige streken, als hun vee eens verdwalen mocht, het altijd aan hun beierende klokjes herkennen kunnen. Je denkt misschien, dat de ééne koeie- klok toch wel niet zooveel van de an dere verschillen zal. Maar dan heb je dat toch mis, want de klank ervan kan heel verschillend zijn en de herders en her derinnetjes moeten er een heel jaar lang naar luisteren, vóór het weer markt is. De één houdt misschien van een schel en de ander van een dof geluid en 't is hun dus lang niet overschillig, hoe de klokjes van hun koeien klinken. Deze handel wordt altijd besloten door een vroolijk feest. Op vele plaatsen was het en is het nog op Pinksteren kermis. Zoo had men in Amsterdam op Pinkster-Maan dag kermis en ook in het Haagsche Bosch. Daar stonden dan heel wat tenten en kramen opgeslagen In sommige gedeelten van ons land hadden de boeren de gewoonte: op Pink stermaandag van twee kanten samen te komen en brood aan de armen uit te deelen, zoodat ook dezen hun Pinkster vreugde kregen. In andere streken van ons land wordt ook de derde Pinksterdag, die dan „Pinkster-drie" heet, nog gevierd. Zoo wordt er in Souburg, een plaatsje vlak bij Middelburg, op dien dag een ring- rijderij gehouden. Op met groen, en bloe men versierde karretjes zitten de paar tjes. Het is nu de kunst: al rijdende een stok, die ook al een versierinkje draagt, door een ring te steken, welke dan on middellijk loslaat. Wie de meeste ringen gestoken heeft, gaat met den eersten prijs strijken. Hoe verschillend de gewoonten in ons land; en daar buiten dus ook waren, soms zulke vreemde dingen, dat je zou denken, dat ze er heel wat anders mee bedoelden. Maar als je dat nu eenmaal weet. Dien avond, als Moeder vóór zij naar bed gaat, nog eens naar Kees en Hans komt kijken, ziet zij, dat haar jongste een sleutel in zijn handje geklemd houdt. Wat zou hij daarmee voorhebben? Als Moeders oog echter toevallig valt op de speelgoedkast, die gewoonlijk op een kier staat, maar nu goed gesloten is, terwijl de sleutel ontbreekt, begrijpt zij, welken sleutel het baasje zoo kramp achtig vasthoudt en als zij zich het ge sprek herinnert, weet zij ook, waarom hij het deed. In de avondkrant heeft echter gestaan, dat de dief gevat is en zij neemt zich voor, dit den volgenden morgen aan haar jongens te vertellen, opdat Hans zich voortaan geen zorgen over zijn speelgoed meer behoeft te maken. Het gevolg hiervan is, dat Hans den sleutel 's avonds weer in de kast laat en het heele geval weldra vergeten schijnt te zijn. Een paar weken later is Moeder druk aan den schoonmaak. Op een middag, als Moeder Hans uit zijn fröbelklasje haalt, babbelt het ventje van allerlei: wat de juffrouw voor ver haaltje verteld heelt, wat hij gevlochten heeft enz. enz. Plotseling vraagt Moeder hem „Hans, hadt jij of Kees soms een knik ker verloren Hans herinnert het zich niet meer en vraagt belangstellend: „Heb u 'm dan gevonden, Moeder?" „Ik niet, maar Mina, de werkster. Vlak bij den haard. Ze heeft de plaat gepoetst." „Is het een glazen knikker met een beestje er in?" vraagt Hans nu weer. „Ja," antwoordt Moeder. „Dan zal hij wel van mij zijn," merkt het baasje op. .Thuisgekomen laat Moeder hem den knikker zien. Hans herkent hem als den zijne en als Kees ook thuiskomt en den gevonden knikker ziet, zeg hij, dat deze werkelijk van Hans is. Hans is blij met zijn teruggevonden schat en heeft een gevoel, alsof hij hem opnieuw cadeau heeft gekregen. Even later, als hij meent, dat Moeder alleen in de keuken is, steekt hij zijn bol om de deur om iets te vragen. Tot zijn verbazing ontdekt hij echter ook Mina in de keuken, „Ben je weer teruggekomen, Mina?" vraagt hij dan. „Wat bedoel je, Hans?" vraagt Mina, die nu op haar beurt verbaasd is. „Je hebt me vanmorgen toch al gezien „Dat weet ik wel, antwoordt Hans, „maar Moeder zei, dat je de plaat ge poetst had en bedoelde daar dus mee, dat je stilletjes weggeloopen was." Nu lachen Moeder en Mina toch om het hardst! Als moeder eindelijk uitge lachen is zegt ze „O Hansje, Mina heeft de plaat vóór den haard in de huiskamer gepoetstGa maar eens kijken, hoe mooi die glimt." Hans gaat nu naar de huiskamer en begrijpt de vergissing. Maar hoe kan hij ook weten, dat Moeder de echte plaat bedoelde Wat is het soms toch moeilijk te we ten, wat de groote menschen meen en! Hij had Vaders uitdrukking wel goed ont houden, maar nu kwam het toch heel anders uit dan hij gedacht had, CARLA HOOG. Tante Annie had visite; Heel wat kleuters waren daar. Dat was Tante Annie's vreugde En wat ik vertel is w a a r. Daar was Taco, Arnold, Davy, Daar was Nettie, Joke, Zus, En ze kregen thee met koekjes, O, wat zaten ze daar knus Tante heeft verstand van kind'ren, Zei: Elk doet een leuk verhaal, Wie 't mooist doet, krijgt een prijsje Luisteren dus allemaal Taco, jij kunt zoo goed babb'len, Laat eens hooren wat je kan. Maar een mooi verhaal moet 't wezen, Want daar houden we zoo van. Ikke, zei toen Taco deftig, 'k Heb een auto en een fiets En we hebben een piano Ja, ik noem je wel zoo iets 'k Heb een voetbal en een zakmes En een tuin en een balcon. En de tram komt bij ons langs, hoor! En bij ons schijnt steeds de zon. Vijf jaar was de kleine prater. Elk was vol bewondering, Maar zijn buurman, kleine Arnold, Zei op eens: Dat 's ook een ding Heb jij h e u s c h dat alles, joggie? (Met de handen in zijn zak) Keek hij Taco recht in d' oogen, Leer jij soms het Opschepvak? (Waar gebeurd). T. SALOMONS— VERDONER. Boven in de bergen Is het soms heel koud I Leerd' op school klein muisje, Piep, bij Meester Oud. Maar op weg naar huis toe, Zag hij een giraf Piep is heel niet bang, hoor! Bang zijn vindt hij laf. Op zijn achterpootjes Zit hij keurig op En vraagt dan eerbiedig Met een schuinen kop: Zeg, meneer Giraffe, Is 't daar boven koud 'k Ruilde met uw lengte Stellig voor geen goud L'*v~ Hè, wat moet u rillen Boven in de lucht 'k Heb heusch medelijden Klinkt het met een zucht.. - En als er gevaar dreigt, Komt u niet gauw weg 1 -Mij kan niemand vinden Bij de groene heg. - Kleintje, zegt Giraf nu, Ik zie om mij heen, - Als een torenwachter, 't Is geen grapje, neenl - Alles zie ik naad'ren, Zelfs het minst gevaar, - M ij kan niets verrassen, Ik ben altijd klaar Om mij te verweren, 'k Heb dus heel veel voor Op zulk klein gedierte, Knoop dat in je oor -V" 'j- Kleine Piepje knikt eens, i Heeft de les verstaan En is in een wipje Op den loop gegaan. 1. Tijd is geld. Gist, distel, Gijs, geit, gids, list. 2. Schier, monnik, oog; Schiermon nikoog. 3. Schimmel. 4. Adelaar. 1, Pink, ster, en; Pinksteren. 2. Dag, Oom Hans! kwam u gisteren van de reis terug? (mug). Ik zoek mijn gesp in alle hoekjes en gaatjes, maar helaas tevergeefs (spin). Heeft kleine Wimmie raadseltjes opgegeven? (mier). Ja, we speelden zoo leuk met hem (wesp)- Jan, Willem, Otto en Karei moeten onmiddellijk naar huis! (mot). 3. Rood, roos. 4, Een schaar. Mijn geheel wordt door veel vrouwen en sommige mannen gebruikt en met 11 letters geschreven. 7, 8, 4, 10, 2 is een Keizerrijk ifl Azië. Een 8, 3, 6, 9 is een roofdier. 8, 11, 4, 1 is een jongensnaam. De 5, 3, 6, 10 is een hemellichaam. Vul in deze 16 vakjes IA 6 E 10 2D 2 L 2N 2Z zóó in dat je van links naar rechts en van boven naar beneden leest: 1. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een bloeiende plant, X X xxxx XXx" ...X**'B X X le rij een medeklinker. 2e rij een visch. 3e rij een jongensnaam. 4e rij een getal. 5e rij 't gevraagde woord. 6e rij een dag der week. 7e rij een zwemmend dier. 8e rij een deel van je gezicht. 9e rij een klinker. le een viervoetig dier. 2e iets dat uit gras bestaat. 3e een ander woord voor Paradijs. 4e e'en verkorte meisjesnaam. Welke visch wordt een getal, als men hem zijn staart ontneemt 1. Met b kan 'k nuttig wezen. En kan men in mij lezen. Met k ben 'k meestal zoet En smaak ik dan ook goed. Met L ben 'k meisj' of vrouw. Zeg nu het antwoord gauw 2. Hoeveel is 't omgekeerde van elf? 3. Bedenk op elk der onderstaande woorden een rijmwoord, maar doe het zóó, dat de nieuwe woorden, in dezelfde volgorde genomen, een meisjesnaam vormen woord wezel boom mol klomp knaap. 4. Verborgen jongens- en meisjesnamen. Heel veel menschen kunnen niet tegen groote hitte. Wij liepen vlug naar school en alle ondeugende kinderen stonden te wachten. (2.) Juist kwamen wij op de boot, toen het sein gegeven werd. Weet je, dat mijn zusje viool gaat studeeren.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 6