ÏIÏ\\N DCr\DI_ADi]
H van dc [13
COV-WHANX
Tilly's Pinksterdagen
LEGKAART
Pinkstergebruiken.
PINKSTERFEEST
Prettige Pinksterdagen f
RAADSELHOEKJE,
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
W
W
Werkendam.
VOOR KLEINEREN.
(paars).
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
VOOR KLEINEREN.
DE FOUTEN IN HET ZOEKPLAATJE.
r\ IDDELBVRC3^
„En hoe vindt je 't nu, dat je van
daag alweer vacantie krijgt?" vroeg me
neer Post aan z'n dochtertje, terwijl ze
's morgens aan het ontbijt zaten.
,,Fijn natuurlijk", antwoordde Tilly,
,,maar 't is zoo kort, maar vier dagen."
,,Nou maar ik vind 't leuk" zei Broer,
die nog niet op school ging, blij, „dan
kan je met mij spelen."
,,Dat denk je maar, baasje. We gaan
ver wandelen, hè Vader? Of mogen we
mee achterop jullie fietsen? Dat's nog
fijner," vond Tilly.
„Dat weet ik nog niet," meende Va
der, „maar ga eens kijken, of de post wat
gebracht heeft, die ging net voorbij.
Tilly stond op, liep naar de gang en
kwam even later met een brief in de
hand terug, dien ze aan Vader gaf.
„Van Tante Els", zei deze dadelijk,
toen hij het adres zag. „Er zal 1och geen
narigheid zijn?"
Gauw maakte Vader den brief open
en las met een ernstig gezicht,
„Wal is er vroeg mevrouw Post nu.
Tante Els woonde samen met Groot
vader en deze was in den laatsten tijd
r-.iet al te best.
„Vader is erger", antwoordde haar
man bedrukt. „Els vraagt, of we vooral
met de Pinksterdagen komen Dat heeft
Vader zoo graag. En de dokter vindt het
ook noodig
„Dan zouden we Zaterdagmiddag op
reis moeien", opperde Moeder, ,,'t is een
heele tocht naar Winschoten
lily's gezicht glom opeens van blijd
schap. Grootvader was wel ziek, maar
dat gebeurde wel eens meer, gewoonlijk
knapte hij weer gauw op, 't Kon best
wezen, dat hij alweer opzat, als ze in
Winschoten waren. Zoo'n zalige, lange
treinreis
„Heerlijk, hè Broer zei Tilly dan
ook, terwijl ze den kleinen jongen, die
naast haar zat, eens aan z'n arm schudde,
„Vindt je 't leuk in den trein?"
„Maar jullie gaan niet mee," zei Vader
op eens. „Moeder en ik gaan alleen,"
„En.... en....", begon Tilly teleur
gesteld, „Grootvader vindt 't altijd zoo
prettig als we komen."
„Ja, maar nu kan 't niet. 't Is te druk,
en Tante Els vraagt uitdrukkelijk om
jullie niet mee te brengen."
„Maar wat moeten we dan met de
kinderen doen?" vroeg Moeder. Ze had
den geen familie in de stad en aange
zien ze er nog niet lang woonden, ook
niet veel kennissen.
De buren gingen zelf uit met de Pink
sterdagen, maar plotseling bedacht moe
der wat.
„We zullen vragen, of jullie bij Tante
Cato moogt logeeren."
„Hè, nee, niet bij Tante Cato", riep
Tilly dadelijk uit. „Daar moeten we zoo
stijf op een stoel geprikt zitten."
„Dat's nu niet aardig, Til", vond Moe
der, „Tante To is altijd erg hartelijk voor
jullie en nooit komt ze hier, of ze brengt
een verrassing mee."
„Ja ik vind het ook wel prettig, als
ze hier komt, maar bij Tante thuis is
alles zoo piekfijn en daar moet je zoo
netjes en zoo voorzichtig wezen," mop
perde 't meisje.
„Dat's heel niet verkeerd voor je",
vond Vader.
En er werd afgesproken, dat Moeder
's middags even zou gaan naar Tante
To, die geen echte tante, doch een goede
vriendin was, om te vragen, of de kin
deren daar een paar dagen komen moch
ten, van Zaterdagmiddag tot Maandag
avond.
Tilly was teleurgesteld, van wandelen
of fietsen zou natuurlijk niets komen met
de Pinksterdagen. Oom hield niet van
wandelen en Tante had geen fiets. In
plaats van gezellig in 't bosch te liggen
of te ravotten, zouden ze stil voor de
ramen zitten kijken, Broer en zij. Ze
dacht heel niet aan haar zieken Groot
vader, voor wien het een groot pleizier
was: zijn zoon en dochter te zien, ze
piekerde alleen maar over haar eigen
teleurstelling. En op school klaagde ze
haar nood aan haar vriendinnetje. Ja, die
Bep had 't nog eens heerlijk! Die woonde
buiten en kwam eiken dag met de bus
naar school. Die had nog eens een
leventje, die behoefde niet eens te gaan
wandelen om buiten te komen Zoo
peinsde Til en zoo sprak ze ook tegen
Bep.
„O, vindt je 't zoo leuk buiten? Je
mag gerust eens komen," beloofde Bep.
„Morgen al tot Maandagavond?" vroeg
Tilly dadelijk.
„Ik zal het aan Moeder vragen en 't
je vanmiddag zeggen", antwoordde Bep.
En 's middags bracht 't vriendinnetje
de boodschap van huis mee, dat Tilly
komen mocht. Bep's Vader zou haar 's
Zaterdags om half één komen halen, dan
kon ze achterop de fiets mee.
Wat was Tilly blij! En wat hoorde
Moeder er van op Ze kende Bep's fa
milie wel van de ouderavonden op school
en ze vond 't heel geschikt, dat Tilly er
heen ging. Het was ook minder druk
voor Tante Cato, die toch al geen kin
deren gewend was. Maar Broer was
verdrietig, dal hij alleen uit logeeren
moest. Doch aan Broer dacht Tilly
Feelemaal riet, ze was maar aldoor bezig
met de pretjes, die haar te wachten
stonden.
Toen Beps Vader aanbelde stond
Tilly al klaar met haar pakje, nam vlug
afscheid van Moeder, Vader en Broer
•en klom achterop de fiets. Broer werd
ook meteen naar zijn tijdelijk telrj; ge
bracht en niet lang daarna tramden Va
der en Moeder naar het station om de
lange reis te aanvaarden. Zelf hadden
ze ook liever de kinderen meegenomen,
maar dat ging nu eenmaal niet
Tilly genoot op Beps buitenhuis. Er
waren kippen en konijnen en die mocht
Tilly voeren. Er liep ook een klein
geitje, doch daar was het stadsmeisje
een beetje bang voor, omdat 't beest
soms zulke rare sprongen maakte. Ze
holden en draafden door den tuin, pluk
ten de eerste rijpe aardbeien en haalden
uit de weide achter het huis handen vol
pinksterbloemen, die ze thuis in het
water zetten. Bep had ook twee aardige
broertjes, iets grooter dan Broer, die
den heelen middag met haar meespeel
den. Soms moest ze op eens aan Broer
denken en dan was 't net, of ze hem met
zijn neus tegen het raam gedrukt zag
zitten en of ze de vriendelijk waarschu
wende stem van Tanto To hoorde:
„Broertje niet de ramen vuil maken,
hoor 't Was of ze Broer hoorde zuch
ten en van het raam weg zag gaan.
Neen, daar wou ze nu niet aan denken!
Ze was hier, om pret te maken. En ze
maakte plezier, totdat ze 's avonds in
bed lag. Beps hartelijke Moeder kwam
haar nog eens lekker toedekken en een
paar vriendelijke woorden zeggen Toen
ging Tilly's gedachten naar de stad, naar
Broer. Hoe zou d i e het gehad hebben?
Zou Moeder hem nog wat speelgoed
meegegeven hebben? Anders mocht hij
wel met Tante's dominosteenen spelen.
Och, wat had ze toch een pret gehad met
Bep en de jongens! Wat hadden ze ge
rend en verstoppertje gespeeld En
Broer? Die had natuurlijk niet door het
huis mogen draven. O, Tante zou heel
lief voor hem geweest zijn, maar Tante
was geen kinderen gewend: 't was haar
gauw te druk. Al denkende sliep ze in
en droomde 's nachts van haar kleinen
Broer, .die erg huilde en ze kon maar
niet te weten komen, waarom.
Deze legkaart is een aardig Pinkster
werkje. Even wil ik jullie wat op streek
helpen door je te zeggen, wat de plaat
voorstelt.
Dit is
Een zwaan, die een bootje trekt, In
het bootje zit een kabouter. De zwaan
houdt een touw vast en aan dat touw
hangen lampions met de letters:
er op.
't Wenscht jullie allen:
Toen ze 's morgens wakker werd,
moest ze dadelijk weer aan 't kleine
manneke denken, 't Was toch eigenlijk
erg leelijk van haar, om 't lieve ventje
aan z'n lot over te laten Hij speelde
zoo graag met haar
Toen ze 's morgens aan het ontbijt
kwam, vond mevrouw Tilly erg stil.
„Scheelt er iets aan vroeg ze.
Toen begon 't meisje op eens te huilen
en met horten en stooten vertelde ze
haar verdriet.
„En wat wou je nu?" vroeg mevrouw,
die zich Tilly's tranen best begrijpen
kon,
„Ik wou maar liever naar Broer toe,"
besloot ze nog snikkend.
Bep probeerde haar vriendin nog over
te halen om te blijven, maar geen enkel
mooi plan kon Tilly van besluit doen
veranderen.
Zoo werd Tilly nog dienzelfden mor
gen naar Tante To's huis gebracht. Broer
zat juist vóór 't raam en Tilly zag z'n
heele snoetje opklaren, toen hij haar op
merkte.
Meneer legde gauw het heele geval
aan Tante uit en ging meteen terug. En
Broer was dolblij z'n zus bij zich te heb-
>en. En Tilly? Ze omhelsde haar kleinen
man, of ze hem in geen jaren gezien had,
speelde den heelen dag met hem, ver
telde hem allerlei verhalen en liet hem
de prentjes uit oude tijdschriften bekij
ven. Ze deden samen kleine wandelin-
gejes in de buurt, stapten eens door 't
tuintje en hoorden geen enkele aanmer
king over vuile voeten en schoenen op
de sporten van de stoelen. Tante en
Oom vonden 't voorbeeldige logé'tjes en
Tilly en Broer hadden toch prettige
Pinksterdagen.
En toen Vader en Moeder den laatsten
avond thuiskwamen met het bericht, dat
Grootvader wat opknapte, was dat nog
een verblijdend besluit van het Pinkster-
B6St I
J. H. BRINKGREVE—
ENTROP.
Vroeger had men in verschillende
deelen van ons land en ook buiten onze
grenzen allerlei gebruiken, die bij de
èestdagen hoorden en hoewel in som
mige streken die gebruiken nog voort
even, zijn ze in andere langzamerhand
geheel verloren gegaan. Op het platte
land zijn deze gebruiken nog niet verge
ten, maar in de groote steden vindt men
er niet veel meer van terug. Het is dan
ook juist voor onze lezertjes er leze
resjes uit de steden, dat wij vandaag
vlak vóór Pinksteren eenige van die
gebruiken nog eens even willen ophalen
en er het één en ander van vertellen.
Daar is in de eerste plaats het Luilak-
feest. Dit werd 's Zaterdags vóór Pink
steren gevierd. De jeugd stond dien dag
heel vroeg op en kwam op een afge
sproken plaats samen. Wie het laatste
aankwam, was Luilak. Hij moest een
krans van brandnetelbladeren op het
hoofd dragen en werd door allen rond
geleid.
Vroolijk zong men daarbij
Luilak
Slaapzak
Wie te laat is opgestaan,
Mag wel weer naar bed toe gaan!
Daarna begon de pret eerst recht. De
jongens bonden leege blikjes en alles,
wat maar rammelen wilde en dat zij
al lang vooruit opgespaard hadden, aan
elkaar en rammelden, rammelden, tot
hooren en zien verging, zooals men dat
noemt.
Van lang slapen kwam zoo'n dag na
tuurlijk niets. Daar zorgde de jeugd wel
voor Menige oudere zal dan ook wel
gezucht hebben: „Gelukkig, dat het maar
eens in het jaar Luilak is
Een overblijfsel van dit gebruik vindt
men nog in sommige streken, waar de
gene, die op Luilak (Zaterdag vóór Pink
steren dus) het laatst beneden komt
tracteeren moet. De kinderen zorgden er
dan wel voor, dat zij dit niet zijn en laten
het gaarne aan Vader of Moeder -j^er,
die dan misschien ook wel denkt
,,'t Is maar eens in het jaar Luilak
Iedereen kent de uitdrukking „Pink
sterbloem" wel en deze is aan het vol
gende ontleend.
Zaterdag vóór Pinksteren gingen de
meisjes bloemen plukken en legden die
in een mandje. Op den eersten Pinkster
dag werd één harer de Pinksterbloem
keurig aangekleed: zij kreeg een
grooten strik om haar jurk en werd met
een mooie bloem versierd. De andere
meisjes droegen het mandje. Nu gingen
ze bij verschillende huizen aan en zon
gen beurtelings een liedje, d.w.z. de
Pinksterbloem en de anderen. Ze werden
door de bewoners dier huizen dan ruim
schoots beloond.
In sommige plaatsen bleef het nog
langen tijd de gewoonte, op tweeden
Pinksterdag aan de weesmeisjes de
Pinksterbloemzangsters ieder een
koekje uit te deelen, waarin een stui
vertje gebakken was.
In andere streken, b.v, in Friesland,
had men ook een Pinksterbloem, al ging
het daar dan ook weer anders toe
(Slot volgt.)
bek
mere
t a k i
r k e n
a a n d
d a d e
Jan
m
1
n
dam
a m
1
3.
Heef Jacob lauw water om zijn han
den te wasschen. (blauw).
Bek, beek.
Kalf, half zalf.
2. Zond, den, bok; zondenbok.
3. Raaf, graaf.
1
K
L
O
K
L
A
D
E
0
D
E
R
K
E
R
S
1. Vee (de letter v).
2. Je moet je horloge eiken dag toch
opwinden (geel).
Op onzen fietstocht zagen we een
paar Spakenburger visschers.
Heeft Jacob Ru in een sloot ge
duwd (bruin).
1. Mijn geheel is een spreekwoord dat
met 9 letters geschreven wordt.
6, 4, 5, 1 doet het meel rijzen.
Een 9, 4, 5, 1, 7, 8 is een stekelige
plant.
6, 2, 5 is een jongensnaam.
Een 6, 7, 4, 1 is een viervoetig dier.
Een 6, 4, 3, 5 is iemand, die den
weg moet wijzen.
Een 8, 4, 5, 1 is een slimme streek.
2. Mijn eerste beteekent bijna, mijn
tweede en derde vormen samen
een geestelijke en mijn vierde is
een deel- van je gezicht, terwijl
mijn geheel de naam van een
eiland is.
3. Welk viervoetig dier noemt tevens
een schadelijk plantje
4. Wie kan een grooten vogel maken
van raad el a
1. Als 1, 2, 3, 4 een lichaamsdeel is;
5, 6, 7, 8 iets, wat wij soms 's
avonds kunnen zien en 9, 10 een
voegwoord, welk feest wordt dan
aangeduid door 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7,
8, 9, 10
2. Verborgen insecten.
Dag, Oom Flans kwam u gisteren
van de reis terug
Ik zoek mijn gesp in alle hoekjes en
gaatjes, maar helaas tevergeefs!
Heeft kleine Wimmie raadseltjes -op
gegeven?
Ja, we speelden zoo leuk met hem
Jan, Willem, Otto en Karei moeten
onmiddellijk naar huis
3. Ik ben een kleur. Verander mijn
laatste letter en ik word een
bloem.
4. 'k Fleb twee oogen, maar helaas
Kan ik toch niet zien
Noem nu eens heel vlug ipijn naam.
Is 't eenmisschien
uit het vorige nummer.
I, Geen steunijzer voor den bagage
drager.
II. Lantaarnhaak te laag.
IJL Kettingwiel aan den verkeerden
kant.
IV. Reflector aan het vóór-spatbord.
V. Rechter kousomslag van den fietser
niet gelijk aan den linker.
VI. Verschillende schoenen van den
fietser
VIL Nummer 17 moet aan den an
deren kant van het paaltje staan.
VIII. Geen bel aan de fiets,
IX. Geen rechter pedaal.