Se
,tniNDCr\DLADu
S van de Q]
/AIDDE:LQVr\Csc=Me
COV-nSHAN X
Van Schaapherders en
Ganzenhoeders.
Van de Pop en den Ba!
voor Winkelruit
EEBÜS
VOORJAAR!
RAADSELHOEKJE.
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
Purmerend.
h
L
D
E'
1
OM OP TE LOSSEN.
VOOR KLEINEREN,
1. Been, teen, veen, peen, steen.
KO KALEN,
MIES RUVEL.
DORA REMDIS.
KAREL EM,
TOM RAM.
HANS C. MIPE.
LEO VUSTRIGS.
E3/;
De meesten van jullie zullen als zij
buiten wandelen, wel eens een herder
kei inl 'k Ben bang, dat thans het oogen-
blik van afscheid nemen aangebroken is."
Ach ja, de pop had niet verkeerd ge-
zien, want even later werd ze door de
winkeljuffrouw weggehaald.
„Vaarwel, ik zal je nooit vergeten,"
L j had ze net nog kunnen zeggen, maar de
j bal had niet geantwoord, want hij had
van schrik niet kunnen spreken en toen
hij eindelijk zijn stem weer terug gekre-
gen had, was de pop al lang naar de
boodschappenmand van de dame ver
huisd!
O, o, wat werd het een verschrikkelij
ke dag voor dien armen bal! Het andere
speelgoed voor het winkelraam dat van
de trouwe vriendschap tusschen pop en
Wanneer nu zoon gansje het in haar bal wel had geweten, deed de grootste
bol haalt, op haar ééntje een eindje te moeite om den bal te troosten. „Rol
gaan wandelen, hoeft de ganzenhoeder hier maar een eindje naar toe," zei de
maar zijn stok met een haak uit te ste- olifant, die in de buurt stond, goedig,
ken, den haak om den nek der gans te „dan wil ik voortaan wel een praatje
slaan en de voortvluchtige veel met je maken," maar de bal had er geen
sneller terug te halen dan zij er van door ooren naar en toen de tol, die in een
hoek lag, vriendelijk bromde, „houd
^ngel'Le^DTs^hapjr-^meLttn Dikwijls maakt de ganzenhoeder nog maar m^d hoor, ze leggen misschien wel
zijn wit, al mag er wel eens een enkel een ander gebruik van zijn stok. Het ge- weer een an er popje naas je neer,
zwart onder door loopen worden beurt n.l. maar al te vaak, dat hij moe ars 0 0 a m janen 1
soms vergezeld van lammetjes. Steeds wordt en een grooten, gemakkelijken Den volgenden ochtend ging heel vroeg
volgen zij het voorste schaap, den bel- steen zoekt om uit te rusten ende winkelbel! Al 't speelgoed lag nog in
hamel: als hij den weg oversteekt, doen een dutje te doen. een diepen slaap, behalve onze bal, die
zij dit allemaal. Soms blijft hij geruimen tijd slapen, had dien nacht geen oog dicht gedaan,
Zoon kudde schapen levert altijd een Dan worden de gansjes ongedurig en Wat was dat? Droomde hij, of was het
aardig gezicht op. Geen nood, dat één éaan stilletjes aan den wandel. Wanneer waar en zei een zachte, lieve stem: „juf-
dit gebeurt, houdt de Chineesche gan- frouw, dien bruinen bal, die voor het
zenhoeder er een bijzondere manier op raam ligt, mag ik dien eens zien?" Het
na om zijn gansjes te tellen. j was zoo, hoor! De bal lag even later in
Weet je, hoe hij dat doet? de handen- van n oud' ëfbogen vrouw-
Eerst zoekt hij een muur in de buurt en noé even later lag hij in het mandje
en dan leidt hij zijn kudde daarheen. Nu aan ï>aar arm-
legt hij zijn stok langs den muur, échter „Waar 'k nu zal komen?" vroeg hij
op zoon afstand daarvan, dat er juist zich nieuwsgierig af. Door al dat onver
een gans tusschen den muur en den stok wachte, dacht hij niet zoo erg meer aan
door kan loopen. Hij drijft nu de kake- de pop, maar o, nu komt het, wat ik je
lende gansjes langs dit paadje, Eén voor eigenlijk vertellen wilde en wat de bal
één loopen ze dus achter elkaar en dit zich nog altijd niet goed begrijpen kan!
is niet moeilijk, want de ganzen volgen Er was geen deksel op de mand. De
net als de schapen steeds hun aan- bal kon dus goed zien, wat er gebeuren
schaapherder in die mooie natuur, soms voerder. I ging en weet je, wat hij zag?
midden op de heide of bij een hunnebed, Zoo kan de Chineesche ganzenhoeder De oude dame stapte naar een aardig
dus gemakkelijk tellen, of er geen van huisje, dat geheed en al begroeid was
zijn ganzen ontbreekt. met klimop. Ze belde aan en toen de
In sommige deelen van China leert de detfr. geopend werd, sprong *n lief, blond
ganzenhoeder zijn kudde bij hem te ko- meisje naar ^aar \oe-
men, zoodra hij fluit. Nauwelijks hooren ,ma'ze\, z.e ei} Dma zei:
de ganzen dit, of zij komen er al kake- "dag Tineke! ik feliciteer je, hoorl Breng
lende aangefladderd, en verzamelen zich me maar éauw naar binnen, dan zal ik je
om hun hoeder, juist als schapen om den e«ns laten zien, wat ik voor je heb mee-
herder doen. j gebracht.
Zoodra zij er allen zijn, steekt de gan- j Nieuwsgierig trok Tineke haar Groot-
zenhoeder zijn hand in een zakje of mand- moeder mee de kamer in. Daar zette het
je en strooit een handvol graankorrels oude dametje de boodschappenmand op
in het rond, die zij gretig oppikken. tafel, „Neen maar! riep ze lachend uit,
Is het dus wonder, dat zij het fluitsein "daar kop* mf waarempel je cadeautje
gauw kennen? Wie komt er nu niet vlug de mand al uit! Ja, t was zoo hoorl
aangeloopen, als 'hij weet wat lekkers De bal was werkelijk uit de mand gewipt
te zullen krijgen? j en ro'det rolde, weet je waarheen, naar
Of zouden de kinderen dat misschien' apdere einde van de tafel, daar lag -
der viervoeters afdwaalt, want zoodra er
wat achterblijven, pikt de herder een
kluitje aarde met het schopvormige uit
einde van zijn stok op en werpt dit in
de richting van de achterblijvers. Onmid
dellijk sluiten zij zich dan bij de overi
gen aan.
Ook de hond bewijst trouwe diensten
en weet het den viervoeters wel aan hun
schapenverstand te brengen, dat zij niet
mogen achterblijven.
In Drente komt het nog voor, dat de
herder een lange kous breit. Dat is een
aardig, schilderachtig gezicht: zoo'n
in gezelschap van zijn schapen en zijn
hond.
Ook in andere landen worden de scha
pen gehoed, al is dit dan ook soms op
andere wijze dan bij ons.
Vandaag wil ik jullie daar eens van
vertellen.
In het Zuiden van Frankrijk, tusschen
de rivier de Garonne en het bergland
der Pyreneeën, strekt zich een groote,
dorre vlakte uit, die de Landes heet. Ik
geloof, dat jullie er niet graag zouden
willen ^onen. Ik ook niet, hoorl Het is
er erg eentonig en er groeit niet veel
meer dan een grof soort gras, heide en
hier en daar lage struiken en denneboo-
men. Alleen in de nabijheid der dorpen
zijn eenige bebouwde velden.
Daar wonen menschen en dus ook
meisjes en jongens en ik denk, dat die
het er best kunnen uithouden en er ook
wel plezier zullen hebben op hun tijd.
Ik weet niet, of het nu nog zoo is,
.jvant ik ben zelf nooit in die streek ge
weest, maar ik heb wel eens gelezen,
dat een jongen in de Landes een eigen
aardig leven leidt.
Enken morgen, zoodra het licht wordt,
klimt hij op zijn hooge stelten, die hij
aan zijn beenen vastmaakt. In de rechter
hand neemt hij een nog langeren stok
met een knop en in de linker houdt hij
zijn hoorn.
„Waarom?" hoor ik jullie al vragen.
Wel, hij is schaapherder en trekt er
met zijn kudde op uit. Die stelten heeft
hij noodig, omdat de streek erg zandig
en weinig begaanbaar is. Bovendien kan
hij zijn kudde dan goed overzien.
Als de jeugdige schaapherder moe
wordt, steekt hij zijn langen stok in den
grond, steunt er op en rust zoodoende
op een soort van driepoot uit. Zoo kan
hij kousen breien of allerlei houtfiguren
met zijn zakmes snijden. Zoodra er een
schaapje mocht afdwalen, blaast hij op
zijn hoorn en de viervoeter komt onmid
dellijk op het sein aanloopen.
Ik wil dit stukje niet besluiten, vóór
er nog iets aan toe te voegen over de
Chineezen en hun ganzen, maar eerst
zullen we het even over ganzenhoeders
in het algemeen hebben.
Ik geloof niet, dat wij in ons land nog
ganzenhoeders of -hoedsters hebben en
tdie slechts uit de sprookjes kennen. Als
ik ganzen gezien heb, was dit altijd of
op een boerderij óf in een weiland, maar
ik heb er nooit een hoeder of hoedster
bij aangetroffen.
In China en welicht ook in andere
landen bestaan ze echter nog wél.
Nu weten jullie allemaal, dat in China
niet alleen de menschen zelf, maar bo
vendien veel dingen heel anders zijn dan
bij ons. Denk alleen maar eens aan klee
derdracht en haargroei. Doch ook in hun
zeden en gewoonten zijn de menschen er
verschillend van ons.
Wij zijn misschien spoedig geneigd, ze
„gek" te vinden, maar dat is toch eigen
lijk dom, want die gewoonten en gebrui
ken, welke ons zoo vreemd voorkomen,
worden door hen als heel gewoon be
schouwd, terwijl zij waarschijnlijk wel
eens zullen denken, dat wij, Europeanen,
er al heel zonderlinge manieren op na-
houden, ,,'s Lands wijs, 's lands eer!" zegt
het spreekwoord dan ook en het is wel
eens aardig van zoo'n heel ander land
en zijn gebruiken wat meer te hooren.
Zoo hebben de Chineezen een manier
van ganzen hoeden, die onze bewonde
ring opwekt.
De ganzenhoeder drijft zijn ganzen in
een kudde vóór zich uit door de straten
en verkoopt ze op die manier aan de
liefhebbers.
niet doen?
hij had het dadelijk- al gezien zijn lief
t vriendinnetje.de pop!
t „Zeg eens," zei deze boos, toen de bal
!vrij hard met haar in aanraking kwam,
„een beetje voorzichtiger...." Ze had
willen zeggen „een beetje voorzichtiger
j is wel zoo beleefd," maar ze kwam er
niet uit, want plotseling zag ze, wien ze
J voor zich had. „Groote genade," zei ze
De pop en de bal lagen naast elkaar! stom verbaasd, „wie had dat ooit kunnen
Dat wil zeggen, ze lagen naast elkaar denken? Ben je 't heusch?" „Ja," jubel
voor 't raam van een speelgoedwinkel en de de bal, „wat heerlijk hè! Nu blijven
omdat ze zich zoo verschrikkelijk ver-we voor altijd bij elkaar!"
veelden, sloten ze vriendschap met el-Meer tijd om met elkander te praten
kander en hadden het toen lang zoo een- hadden ze voorloopig niet, want Oma
tonig niet! De pop, die met haar groote en Tineke waren dichterbij gekomen en
poppeoogen alles wat op straat gebeur- terwijl Oma de pop bewonderde, greep
de, goed kon zien, vertelde daarvan aan T;neke naar den bal. 's Avonds lagen pop
den bal. t Was dikwijls erg vermakelijk, en ba] weer naast elkaar! Niet voor de
want er stond een school aan t einde -winkelruit natuurlijk, maar in het speel-
van de straat; veel kinderen kwamen goedkastje van hun kleine meesteres en
dus dag-in dag-uit voorbij en je weet het ^if naar hun zin was, geloof je ze-
zelf wel, kinderen kunnen vaak heel wat her wel!
dwaze, malle dingen doen. Dan lachte
onze pop zich heusche tranen en de bal
werd dan van pure pret nog boller en
nog ronder dan bij in werkelijkheid al
was. i
„Je zult het zien," zei de pop wel eens
verdrietig, „vandaag of morgen is het
uit. Dan worden jij of ik verkocht en zien j
we elkander natuurlijk nooit terug!" „O,
ik mag er niet aan denken," zuchtte dan
de bal, „wat zal dat vrees'lijk zijn."
Eens op een morgen, toen ze juist zoo Door 't voorjaarsbosch ruischt er een
gezellig met elkaar aan het babbelen stem,
waren, zei plotseling de pop: „Er staat Een fluisterstem: 't wordt Lent'!
een dame voor het raam, die erg naar Weest geen van allen nu meer lui,
me kijkt! O hemeltje, zij stapt den win- Zorgt, dat je wakker bent!
R. WINKEL.
door
C. E. DE LILLE HOGERWAARD.
- Waar komen toch, vraagt Liesje
De sterretjes vandaan?
- Ik zie ze dikwijls 's avonds
Weer aan den hemel staan.
- En dan begrijp ik ook niet:
Moes zegt, 't is nieuwe maan!
- Waar of de oude maan toch
Nu wel naar toe zou gaan?
- Wel Liesje, antwoordt Rietfe,
Ze knippen d'oude maan
- Aan stukken, 't Zijn de sterren,
Die aan den hemel staan.
- Je kunt toch heel best zien, zegf
Ze zijn van 't zelfde goed.
- Zoodat is 't niet eenvoudig?
Je sterren krijgen moet,
Als 't maantje weer verknipt wordt,
Ja, ja, juicht Liesje blij.
Daarom zijn, als de maan schijnt,
Er meestal sterren bij! -•
- Komt, blaadjes bruin en blaadjes groen
En bloempjes rose'n blauw,
- Ook wit en geel, de jurkjes klaar!
't Wordt Lente nu heel gauw!
- Trekt allen 't voorjaarspakje aan,
Verschijnt daarmee op 't feest!
- Nog nooit is 't in het groote bosch
Zoo heerlijk mooi geweest!
Niet ieder kan de stem verstaan,
De stem, die ruischt door 't bosch.
De blaad'ren en de bloemen wel
En zelfs het teere mos!
Maar wij, verstaan wij haar ook goed:
Die stem, die spreekt van 't mooi,
,Da tin het bosch te vinden is?
Wat zegt die voorjaarstooi?
Dat ieder nu zijn best moet doen
Ter eere van de Lent',
Of je nu boom of bloem of mos
Of menschenkleuter bent.
't Wordt alles nieuw en wondermooi.
De winter is voorbij!
Zoo juicht nu immers de natuur
En daarom zijn we blij!
1. Is Jaap al in Groningen geweest of
gaat hij er nog heen? (paling).
Werden Jan en Piet ongeduldig, toen
zij moesten wachten? (tong).
Zij had de laatste uren wakende door
gebracht. (steur).
Hoeveel boterhammen eet je aan het
ontbijt? (bot).
Als jullie zoo kibbelt, zal Moeder
geen van beiden meenemen, (zalm).
2. P
s u 1
Karei
Br u m m e n
PurmereR
W o e r d e n
klein
ons
d
3. Verbena.
4.
K
A
R
L
A
K
R
A
M
4. Een karpet.
er
bun
ken.
een
2. Een wolk.
3. Vlieg, en, kast, vliegenkast.
1. Eenige dieren vonden het defti]
visite-kaartje te laten dri
Maar de drukker maakte
grapje van en gooide de letters van
elk dier door elkaar.
Probeeren jullie nu eens uit te vinden
welke dieren hun visite-kaartje lie
ten drukken.
2. Vs kar, Y meer en een heel land vor
men samen een eiland. Welk?
3. Vervang onderstaande woorden eK
door een woord, dat er op rijmt,
maar doe dit zoo, dat de nieuwe
woorden, in dezelfde volgorde ge
nomen, een bekend spreekwoord
vormen.
Wals scheen knaap toover
te rug mis verbolgen
der keer.
4. Hoe heet het kind van de kunst?
VOOR KLEINEREN.
1Verborgen vogels.
Oom was klaar en de auto stond aJ
vóór de deur.
Je teekent dezen visch op zijn kop,
Henk.
Heeft die harde slag Ans wakker ge
maakt?
Liet Papa u water drinken voor den
schrik?
Kom toch mee, Simon, en blijf niet
langer wachten.
2. In mijn eerste wonen vogels,^ mijn
tweede is een kasteel en mijn ge
heel een stad in Noord-Brabant.
3. Op de kruisjeslijn komt de naam van
een plaats in Zuid-Holland.
X te rij het tegenovergestel
de van kort
X 2e rij stroomend water-
X 3e rij een lichaamsdeel.
.X 4e rij iets, wat azijn is.
X 5e rij een deel van een
tafel of kast
X 6e rij tuingereedschap.
X 7e rij een deel van je ge
zicht.
4. Met b ben ik een vaartuig, met g
loop ik langs allerlei gebouwen, met
m ben ik een gedeelte van een
visch en met n kun je mij zingen,
maar je kunt ook nog iets anders
met me doen.
OPLOSSING VAN DEN REBUS UIT
HET VORIGE NUMMER.
De pelikaan ving twee baarzen en een
spiering tegelijk in zijn bek.