diie4'e. r\ IDDCLDVr\C2C=ME COVyWRA NX i J !J5 im m „JUFFERTJE TE LAAT". UHINDCnBLATO H VAN DE: LEUK A iRT RAADSELHOEKJE. imm jbt .1 xxxxxxxxx x x x £3^ (Een sprookje). Juffertje te laat" werd ze altijd ge noemd en heusch ze had dien naam meer dan verdiend! 't Was steeds vliegen, dra ven, hollen om toch maar op tijd te zijn! 't Begon al 's morgens bij 't ontbijt, dan was het haast je rep je, om Vader, die er altijd heel erg op gesteld was zijn dochtertje aan tafel te zien, niet te Leur te stellen! Vader was dokter, weet je, en veel tijd om op „Juffertje te laat" te wachten had hij doorgaans ook al niet! Dan ging het haast je rep je, over straat naar school en ach, zoo bleef het dan den ganschen dag! Nooit zag je „Juffertje te laat" eens ergens rustig binnenkomen! Al tijd was ze buiten adem van het harde loopen en met een vuurroode kleur. Arm „Juffertje te laat!" Wat had ze veel standjes daardoor gehad en.... wat gaf het toch allemaal niets! Op het oogenblik, waarop ik je van haar vertellen ga, zat ze op een bank in het bosch en hulide, huilde, dat je wel dadelijk moest denken: „er is zeker iets heel erg gebeurd!" Nu, dat was ook zoo, want luister maar! Anneke, haar intiem ste vriendinnetje nog wel, was jarig ge weest en ter eere daarvan had ze vier klassegenootjes voor een autotochtje mo gen vragen; „Juffertje te laat" was er natuurlijk ook bij geweest. „Denk er om had Anneke nadrukkelijk gezegd, en daarbij had ze vooral naar „Juffertje te laat" gekeken, „denk er om, dat je precies twee uur bij me moet zijn, want Vader, die ons zelf zal rijden, blijft op laatkomers vast niet wachten, hoor!" Ze hadden 't allemaal beloofd ook „Juffertje te laat" en 't had er werkelijk naar uitgezien, dat ze nu eindelijk eens op tijd zou zijn! Een half uur van te vo ren was ze al kant en klaar! Maar ach, toen had ze even nog haar leesboek voor den dag gehaald. „Vijf minuutjes lezen, dat kan nog wel," had ze bij zichzelf ge dacht. De vijf minuutjes waren echter aan gegroeid tot tien, tot vijftien zelfs en heusch ze zouden wel twintig geworden zijn, als Moeder niet naar binnen was gekomen met den uitroep: „kind toch, ben je nog niet weg? 't Is meer dan tijd!" Toen was ze haastig opgesprongen en de voordeur uitgehold, maar wat natuurlijk altijd het geval is, als je laat bent: toen ze bij de brug kwam, moest er juist een schip door en of „Juffertje te laat" al ongeduldig stond te trappelen en te zuch ten, t hielp haar niets. De brug werd er geen oogenblikje eerder om gesloten. 't Werd loopen, maar toen „Juffertje te laat' ten slotte buiten adem aankwam, ach, toen moest ze hooren, dat de auto juist vertrokken was! Toen ging ze schrei end weer terug, maar niet naar huis, want moeder zou haar nog een standje geven bovendien! Zoo kwam 't nu, dat ze hui lend op een bank in 't bosch zat, en me dunkt, je kunt je haar verdriet nu ook wel goed begrijpen, hé? „Wel meisje," zei op eens een vrien delijke stem, vertel eens, waarom ben je zoo bedroefd?" Verschrikt hief „Juffer tje te laat' haar hoofdje op. Ze zag een alleraardigst oud vrouwtje naast haar zit ten, dat meewarig naar haar keek, 't Oude vrouwtje had het mooiste witte haar dat je je maar denken kunt en ze droeg er een zwart kanten mutsje op. De rimpel tjes in haar gezicht verklapten dadelijk, dat ze heel erg oud al wezen moest, maar aan haar lieve, grijze oogen zou je dat niet zeggen toch, dacht „Juffertje te laat". Wat stonden die nog helder en wat schitterden ze! Inplaats. van ant woord aan de oude vrouw te geven, barstte ze opnieuw in tranen uit. Toen nam het moedertje haar hand en zei: „O, o, wat heeft ons „Juffertje te laat" door eigen schuld weer alles in de war gestuurd! Waarom ook even nog te lezen als het noodig tijd was om naar Anneke te gaan?!" „Hoe weet u dat allemaal?" vroeg „Juffertje te laat" ontsteld „en kent u mij? Ik heb u toch nog nooit gezien!" „Maar ik jouw wel hoor, kindje," zei de oude vrouw „en luister eens! Ik wil je helpen om dat altijd maar te laat zijn af te leeren! Vindt je 't goed?" „Ja", knikte „Juffertje te laat". Nu haalde 't vrouwtje uit haar zak een gouden ringetje en toen ze dat aan „Juf fertje te laat" liet zien, riep deze dade lijk uit: „dat lijkt precies op 't ringetje van mij!" „Juist, zei de oude vrouw, „dat heb je vlug ontdekt! We ruilen, beste meid! Jij krijgt het ringetje van mij en ik neem dat van jou! Zoo heeft er niemand erg in, weet je, want je mag het aan geen mensch vertellen! Zul je dat beloven? en ook, dat je over precies een jaar hier weer terug zult zijn? Dan ruilen we opnieuw en als je dan gedaan hebt, wat het ringe tje je steeds gevraagd heeft, wel, dat weet ik zeker, dat ik op de bank geen huilend, maar een lachend meisje zal zien zitten! Nu, hoe lijkt je dat?" Hoe „Juffertje te laat" dat leek? Ze lachte door haar tranen heen, maar zeg gen deed ze niets! 't Was alles ook zoo vreemd! Stil zag ze toe, hoe 't oude moe dertje de ringetjes verwisselde en toen ze eindelijk toch wat zeggen wilde, was ze plotseling weer alleen! Er was geen spoor van 't vrouwtje meer te zien! Was alles maar een droom geweest? Ons „Juffertje te laat" keek nu eens naar haar hand, die kort te voren nog in die van 't oude vrouwtje had gerust, dan weer naar 't ringetje, dat sprekend op het hare leek en toch niet het hare was! Ze werd er niet veel wijzer door en nam ten slotte maar aan, dat ze vreemd had j gedroomd. Toen „Juffertje te laat" den volgenden' Hier hebben jullie weer eens een leg- Kun je ze er alle negen in krijgen? ochtend om acht uur zich in haar bed kaart. Deze stelt voor: Negen apen in De achtergrond is voor de duidelijk- nog eens lekker om wilde draaien, zei ze een boom, heid gestreept, maar die gestreepte stuk- plotseling „au" en nog eens „au". Hé,j i gek was dat! Wat knelde op eens haar ringetje! Dat had ze anders nooit. Ver-| lust had om naar huis te gaan! Ze voel wondert kwam ze overeind. Ze keek de wel, dat 't ringetje begon te klemmen, jes moet je natuurlijk wegknippen. Veel plezier met de aapjes! eens naar haar hand en plotseling werd „maar toch zal ik er mij niet aan storen!" haar alles duidelijk! De ontmoeting in het dacht ze bij zich zelf. „Stientje kan best bosch was toch geen droom geweest. Een een oogenblikje wachten! Zoo precies toovervrouw, een echte toovervrouw had komt het er niet op aan!" naast haar op de bank gezeten en o, aanHet ringetje begon haar steeds meer haar vinger droeg ze nu een heuschen pijn te doen. Met op elkaar geklemde lip- tooverring! Die zou haar voortaan altijd pen hield ze vol, maar.... „au! au!" gil- aan den tijd herinneren! Nooit meer zou de ze het plotseling uit. Ze stampvoette ze nu te laat zijn. Kon het mooier nog? van woede en vóór de anderen er iets Vlug wipte ze haar bedje uit. Ze kon wel van begrepen, was ze al weggehold. In dansen van de pret. een stil straatje wierp ze huilend en snik- „Wel heb ik van m'n leven," zei Moe-; kend het ringetje in de goot! der, toen ze prachtig op tijd aan het ont-j „Daar!" snauwde ze, „Ik laat me niet bijt verscheen en „neen maar, wat is er, langer door je plagen, wat dacht je wel!" met jou gebeurd?" riepen de vriendinne- j „Je bent weer te laat," zei Moeder tjes, toen ze bijna een kwartier te vroeg even daarna op verdrietigen toon. „Stien- op het schoolplein kwam. „Juffertje te tje is weggegaan! Ze heeft een ziek doch- laat' lachte maar wat. Ze had het too- tertje thuis en kon niet wachten tot „Juf- vervrouwtje immers op haar woord be loofd, dat ze niets verklappen zou! Een paar dagen ging het goed. Ons „Juffertje te laat" was steeds op tijd en prettig vond ze 't zelf! Dat jachtige gevoel van vroeger verdween geheel. Maar ach! 't Was Zaterdagmiddag en „Juffertje te laat" had aan Moeder gevraagd, of ze op het schoolplein met de andere meisjes wat spelen mocht! ,,'t Is goed," zei Moe der, „maar zorg om vijf uur thuis te zijn, want dan komt Stientje de naaister, om je een jurk te passen; dus denk daarom!" Er werd dien middag op het plein toch zoo'n plezier gemaakt, dat „Juffertje te laat", toen het tegen vijven liep, geen fertje te laat" eindelijk eens verschijnen zou! Ga maar naar je kamer nu!" Met terneergeslagen oogen ging „Juf- ,maar „Neen!" klonk het met een snik, t is zoo moeilijk en en „Juffertje te laat" brak eensklaps af en barstte in tranen uit. „Ik heb het rin getje niet meer!" bracht ze eindelijk uit. „Ik heb het in de goot gegooid." „Maar ik heb 't er weer uit gehaald," zei het toovervrouwtje en ze scheen hee- lemaal niet boos. „Luister eens, kindje," ging ze door, „ik wil je nog één keer helpen, als je me ten minste beloofd zoo iets nooit weer te doen! Je hebt 't nu maar voor 't zeggen: „Wil je 't ringetje terug en een meisje worden, dat steeds op haar tijd past of.„.. blijf je liever, die je bent?" „Het eerste wil ik graag," zei „Juf fertje te laat" heel zacht „en heusch 'k beloof u, dat ik 't ringetje niet weer zal afdoen! 't Spijt me nu zoo." Toen gaf het toovervrouwtje 't haar terug en.met een was ze weg! Juffertje te laat hield woord. Het duur fertje te laat" Moeder voorbij. Haar woe-de niet heel lang meer, of ze werd door de was geheel gezakt en ze schaamde! iedereen weer bij haar eigen naam ge- zich diep, f noemd, die Greetje was en óf ze 't pret- Maar wie zat er op haar kamer in een j tig vond! „Wat is ze toch veranderd," zei stoel voor 't raam? Het toovervrouwtjehaar moeder vaak, „nooit hoef ik meer uit het bosch! j te zeggen „Juffertje te laat" schiet op! „Laat mij je handje eens zien „Juffer- j 't Is mij een raadsel, hoor!" tje te laat", zei ze zacht. s Op een avond vóór het jaar ten einde „Juffertje te laat" verborg het echter i was, ging Greetje naar het bosch en toen op haar rug en keek niet op. Toen trok l ze bij de bank kwam, zat het voruwtje het vrouwtje haar naar zich toe, I al te wachten. Vriendelijk stak ze Greet- „Ging 't niet?" vroeg ze ernstig, „blijf je haar beide handen toe, „Dag meisje," je dus maar liever. Juffertje te laat?"j zei ze „ben je daar! Nu ruilen we dus weer!" Ik breng m'n tooverring nu naar een ander kind en 'k hoop maar, dat ik daarmee net zooveel succes mag hebben als met jou. Je hebt je flink gehouden, hoor. Er is geen mensch meer, die je „Juffrouw te laat" nog noemt, is 't wel? „Neen," schudde Greetje het hoofd. Ze sloeg haar armen om het toovervrouwtje heen en zei: „ik dank u wel, hoor! en mag ik 't nu aan Vader en Moeder ver tellen? Die hebben nooit begrepen, hoe ik zoo veranderd ben!" Het toovervrouwtje vond het goed. Ze zei Greetje nog eens vriendelijk goeden dag en deze heeft haar nooit weer ge zien. R. WINKEL. Het zonnetje ging onder, De kind'ren zijn naar bed En Moeder heeft met naaiwerk Zich bij het vuur gezet. Ze zit daar in gedachten En denkt aan allemaal: De trui van Piet mist knoopen, De broek van Henk wordt vaal. De jurk van Jo heeft plooien, Die Jo niet mooi meer staan, Ze moet ook nog verwijden De jas van Adriaan. En Adriaan en Jopie En Henk en kleine Piet, Ze slapen vast als rozen, Geen die haar bezig ziet. Geen die haar hoofd ziet knikken, Zoo moe, zoo vrees'lijk moe. Geen die haar in komt fluist'ren: Ga ook maar slapen, toe! Dat Moedertje moet zorgen, Wie trekt 't zich eig'lijk aan? 't Is jammer: zooveel kind'ren, Die dat nog niet verstaan. En als z'eens zouden missen Hun Moesje, teer en trouw, Dan, ja dan krijgt zoo'n kindje Door al 't verdriet berouw. Want als ze zullen weten, Wat Moedertje verricht, Dan zijn het groote menschen Met groote-menschen-plicht. TRUUS SALOMONS. OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT HET VORIGE NUMMER. VOOR GROOTEREN. 1. Parijs Seine. Berlijn Spree. Londen Theems. Rome Tiber. 2. N NijmegeR. r ij n h a m e r N ij m e g e n negen mes n 1 i 3. Beker, beer. 4. Rebus, beurs. VOOR KLEINEREN. 1. To, Otto. 2. Een windwijzer. 3. Water, kater, later. 4. Gouda, goud, oud, OM OP TE LOSSEN. VOOR GROOTEREN. 1. Verborgen visschen. Is Jaap al in Groningen geweest of gaat hij er nog heen? Werden Jan en Piet ongeduldig, toen zij moesten wachten? Zij had de laatste uren wakende door gebracht. Hoeveel boterhammen eet je aan het ontbijt? Als jullie zoo kibbelt, zal Moeder geen van beiden meenemen, 2. Kruisraadsel. Op de beide kruisjeslijnen komt de naam van een plaats in Noord-Molland. X X X X X le rij een medeklinker. 2e rij een ander woord voor onnoo- zele hals. 3e rij een jongensnaam. 4e rij een dorp in Gelderland. 5e rij 't gevraagde woord. 6e rij een plaats in Zuid-Holland. 7e rij het tegenovergestelde van groot, 8e rij een gewicht, 9e rij een medeklinker. 3. Wie kan een bloem maken van: VEER BAN 4. Vul deze 16 vakjes in met 4 A, 2 E, 1 D, 2 K, 2 L, 1 M, 1 N, 2 R, 1 V, maar doe het zoo, dat je van links naar rechts en van boven naar be neden te lezen krijgt: le een roofvogel. 2e iets, waardoor ons bloed stroomt. 3e een meisjesnaam. 4e een metalen haak. VOOR KLEINEREN, Met b ben ik een lichaamsdeel, met t een deel van je voet, met v een grondsoort, met p een wortel en met st ben ik hard en toch breek baar. 'k Heb soms allerhande vormen En je ziet mij in de lucht. 't Windje kan mij dikwijls jagen, Maar 'k maak niet het minst gerucht. Kom 'k eens kijken op de aarde, Dan maak 'k plots'ling alles nat En de regen valt bij stroomen, Alles geef ik dan een bad. Wie kan mij nu heel vlug zeggen, Hoe of ik toch eig'lijk heet? Kijk eens even door de ramen En ik denk, dat je 't wel weet! Mijn eerste is een insect, mijn tweede een voegwoord, mijn derde dient tot berging en mijn geheel eveneens. Het is meestal in den kelder te vinden. Welke pet wordt nooit op het hoofd gedragen, maar ligt altijd op den grond?

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 6