DE OUDE THOMAS
Tweede blad
van da
PROVINCIALE ZEEUWSCHE
van
Vrijdag 14 Maart 1930 No. 62.
BINNENLAND
de codificatie van het
internationaal recht.
provinciale staten van
zeeland.
In de gister door den voorzitter der
conferentie betreffenjde de Codificatie
van het internationaal Recht, inr. Th.
Heemskerk gehouden rede ontleenen wij
nog het volgende:
Mr. Heemskerk ging eerst na wat vroe
ger reeds op dit gebeid is verricht, en
memoreerde de benoeming van een Co
mité van Experts door de Volkenbonds-
▼ergadering van 24 Sept. 1924 om een
voorloopige lijst te vervaardigen van on
derwerpen van internationaal Recht,
waarvan de regeling door middal van
Internationale overeenstemming wen-
sehetijk en op het huidige oogenblik mo-
gaüjk scheen.
In de Volkenbondsresoïutie van 72
Sept. 1927 werd besloten, dat de eerste
Conferentie 3 reeds gister genoemde on
derwerpen zou behandelen. Hierop heeft
een voorbereidings-commissie de ant
woorden van verschilllende regeerlngen
over deze kwesties onderzocht en een
rapport samengesteld.
Ee Codificatie van het Internationaal
Recht kan op twee manieren opgevat
worden. Verstaan in breeden zin, bestaat
die codificatie in het vereenigten van al
<le grondslagen en al de regels van het
Internationaal Recht, geclassificeerd in
©en algemeene en synthetische volgorde.
De Codificatie van het Internationaal
Recht, die -wij gaan ter hand nemen heeft
een meer beperkt doel. De Staten zul
len rich er toe bepalen, gemeenschappe
lijk zekere regelen van Intern. Recht, be
treffende zuiver afgebakende onderwer
pen aan le nemen. Zij zullen deze re
gelen hereenigen in Conventies, die hun
gedragslijn zullen beheerschen. De verza
meling van deze verdragen zal eindigen
met een Code van Intern. Recht uit te
maken, een Code die zeker incompleet is,
omdat hij zekere terreinen van de prak
tijk, van de jurisprudentie van de weten
schap terzijde zal laten, maar die een
hoe langer hoe grootere uitbreiding zal'
nemen.
Ongetwijfeld vormen de grondslagen
der bespreking geen outwerp-verdrageu,
maar wij zijn niet samengekomen om
ons in onvruchtbare debatten te verlie
zen. Wij willen tot resultaten, geraken,
tot het stuitten van verdragen, indien mo
gelijk met algemeene stemmen aangeno
men. en hij gebrek aan eenstemmigheid,
bij meerderheid van stemmen.
De verdragen zullen algemeene regelen
moeten 'bevatten, geldig voor alle con-
tracteerende Staten, echter is er in deze
igedaehtengang een onderscheid tusschen
het eerste (te behandelen) vraagstuk n.l.
)dat der nationaliteit, en de twee andere
vraagstukken inzake de territoriale wa
teren en de aansprakelijkheid van Staten.
Deze twee laatste vraagstukken raken
meer direct de betrekkingen tusschen
de Staten onderling, maai- het vraagstuk
der nationaliteit 'brengt onmiddellijk de
belangen van particulieren in het geding.
SDez» vraag hangt in de eerste plaats af
van de souvereiniteit van eiken Staat. Zij
grenst aan het terrein van het Intern
Privaatrecht, en in vele gevallen zal het
zonder twijfel onmogelijk zijn, algemeen
fundamenteele regels aan te nemen;
door: anny von panhuys.
47
Vandaag zou het haar vaders jubileum-
üag zijn geweest, maar nu was alles zoo
naargeestig stil en de man, dien men had
willen huldigen, rustte voor eeuwig in
zijn graf.
Vandaag zou ook' haar engagement pu
bliek zijn ,geworden. Wat een heerlijk,
dubbel feest zou dat ge worden zijn! Nu
zou de publiekmaking morgen 'Zond a11
plaats hebben, maar niemand zou ko
men feiiciteeren en alleen de gedrukte
aankondigingen, die de villa in de Allee-
straat, waar rouw heerschte, verlieten,
zouden vrienden en bekenden en ande
re mensdhen, die meenden bevoegd te
rijn tot critiseeren, vertellen, dat pro
fessor Berner's dochter geëngageerd was
met n man, dien niemand in Schnedditz
kende. Morgen, in den laten avond, zou
Walter weer naar Berlijn vertrekken,
waar zijn werk hem weer riep.
Treurig liet Else het kopje hangen.
Ho© heel anders had ze zich nog kort
men zal zich tot de regeling van W(ets-
conflicten moeten beperken.
Maar zal men zich moeten toeleggen
op het ontwerpen van eigenlijke conven
ties, of bovendien op het opstellen van
verklaringen, dié regels inhouden, die
de onderleekende Staten beschouwen als
het bestaande recht te vertegenwoordi
gen? Dit punt zal een nauwkeurig on
derzoek eischen.
Spr. haalde aan hel rapport van het
Voorbereidingscomité
„Het comité is van ooi-deel, dat de
Conferentie alle pogingen moet aanwen
den voor de vaststelling van een een
parige overeenkomst en dat men waar
deze bereikt wordt, haai- als zoodanig
moet bevestigen. Anderzijds laat het ont-
werp-regiement, o eree liko m si tg de re
solutie van de Volkeribondsvergadering..
als daad van de Conferentie een door
de meerderheid der vertegenwoordigde
Staten aangegane conventie toe. Het be
oogt ter laatste een ook uit de meerder
heid voortvloeiende verklaring welke aan
geeft, hetgeen de Staten, die haar onder
teekenen, als Internationaal Recht zul
len beschouwen. Het Comité stond hier
voor hel probleem wel'ke plaats, in het
werk van de Codificatie ingeruimd moest
worden aan de stuiting van overeenkom
sten, die aan de regels, die zij bevatten,
het karakter van oonventioneel recht ver-
leenen alsmede aan de onderteekening
van verklaringen waar-van het doel zou
zijn het bestaande recht te erkennen.
De mogelijkheid 'bestaat, dat een Re-
geering, die genegen is een dergelijke be
paling als Verdragsbepaling te onder-
teekeneu, zal weigeren, haar te erkennen
als uitdrukking van reeds bestaand recht,
terwijl een andere Regeering, die dézé
bepaling als zoodanig erkent er niet hel
voorwerp van een Verdragsbepaling van
wenscht te maken, uit vrees de waarde
er van te verzwakken. Het is niet moge
lijk gebleken, zich hierover uit le spre
ken in het ontwerp-reglementDit is
een vraagstuk, dat het 'best door de
conferentie kan worden opgelost, wan
neer zij concrete bepalingen voor zich
heeft. De aandacht van de regeeringjen
dient op de belangrijkheid er van ge
vestigd te worden.
De oplossing die aan dit probleem
zal gegeven worden, brengt zekere ge
volgen mee aangaande den duur wel
ke aan de aangenomen bepalingen moe
ten worden loe^kend en aangaande de
bevoegdheid om deze bepalingen op te
zeggen. Men denkt zich deze bevoegdheid
gemakkelijk t.a.v. een oonventie en min
der gemakkelijk voor een declaratie, die
den inhoud van het algemeen Internatio
naal Recht aangeeft."
Zooals het voorbereidend Comité ge
zegd neeft, is het probleem zeer déli
caat en men 'mag zich afvragen of de
onderscheidini' tusschen conventie en de-
Cjaratie altijd gemakkelijk zal zijn; in
ieder gevai zal om deze punten te (rege
len veel vaardigheid noodig zijn.
7e'ker, er i. eer, Intern. Recht, dat
bestaat en dat aan. Codificatie en Con
ventie voorafgaat Het is uitgedrukt in
het gewoonterecht, de jurisprudentie en
de wetenschap. Er zijn begimels, die
beven de souvereiniteit der Stalen gaan,
ofschoon zij niet worden opgelegd door
een aardschen oppermacht.
De Souvereiniteit brengt geen wille
keur mee en laat haar evenmin toe.
Indien men de Codificatie van het
Intern. Recht ter hand wil nemen vol
gens een algemeen en sy-nthetiisch plan,
zou men zonder twijfel een ruime plaats
aan deze 'beginselen moeten Inruimen
Maar er is thans meer bescheiden!
werk van geleidelijke Codificatie onder
nomen en wij moeten ons bepalen, naar
het schijnt, met ons te laten leidendoor
de beginselen van het bestaande Intern.
Recht.
De aan de Conferentie voorgelegde
Vraagstukken zijn genoeg gecompliceerd
en hebben aanleiding gegeven tot aan
zienlijke meeningsverschiillen, die uit de
antwoorden van de Regeeringen aan het
voorbereidend comité blijken. Daarenle-
igen geven de zeer ernstige voorberei
ding van deze conferentie en in het 'bij
zonder de groote zorg, waarmede de Re
geeringen in de verschillende phases ge
raadpleegd, de hóóp, dat onze beraad
slagingen vrucht zullen dragen, en een
wezenlijken vooruitgang van het Intern.
Recht zullen toestaan.
geleden haar engagementsdag voorge
steld. Thuis sprak haar moeder over
niets anders dan de nalatenschap en of
de telegrammen, die het bedrag daarvan
meldden, niet op een vergissing berust
ten.
Het meisje wist nog niet, dat de bank
directeur inmiddels was aangekomen en
met haar moeder een onderhoud had ge
had. Maar pi.uweljjk's was ze thuis, of
'Maurer fluisterde haar toe, dat mevrouw
al een paar malen naar had gevraagd.
Else trof haar moeder aan "haar
schrijftafel, bezig met adressen schrijven.
„Voor de engagements'kaarten", zei ze,
wijzende naar een "hoopje reeds van adres
voorziene enveloppen. „Maar waai- ben
(je zoolang gebleven, Else? Mijnheer Pohl
was hier en ik heb je gezocht."
„,Dat spijt me moeder", antwoordde
Else „ik wist niet. (lat u me noodig hadt„
«anders had ik' laten weten waar Tic heen
ging. Ik' was naar het museum, bij 'va-
der's portret."
Mevrouw Berner toonde zich geprik
keld.
„En je bent daar pas gisterenochtend
met Zernikow geweest!"
„Zeker moeder, maai- het is me of ik
het portret niet dikwijls genoeg lean zien",
zei ze, als in gepeins verzonken. (Va
der is zoo prachtig, zoo natuurlijk getrof
fen en ik' krijg de heerlijke illusie -hem1
in werkelijkheid voor me te zien."
Met een driftige beweging draaide de
Vergadering van Donderdag 13 Blaart,
Voorzitter de Commissaris der Konin
gin.
Afwezig de heeren: De Baare en Boen
der.
Het kolenladen.
De heer DE PAUW kreeg gelegenheid
opmerkingen te maken inzake het kolen-
laden te Hansweert.
Gevraagd werd wie order heeft gege
ven de boot van Hansweert des middags
naar Vlissingen te laten doorvaren, of
het niet beter ware geweest de beslis
sing der Staten over open maken af te
wachten of er extra voor moet worden
betaald de kolen te Vlissingen te laden
en of 16% uur werktijd wel goed is in
het belang van den dienst en in het bij
zonder voor bet reizend publiek.
De heer VAN ROMPU zeide, dat een
en ander geschied is, in verband met
klachten van den P. T. T. ovér het veel
missen van aansluitingen te Terneuzen.
De heer DE PAUW herhaalde de
vraag in zake een arbeidsdag van 16%
uur. Spr. blijft er bij, dat men beter het
kolenladen te Hansweert kan laten plaats
hebben.
De heer VAN ROMPU meent dat de
vaartijd niet grooter is dan voor het
andere personeel.
Zaak Reuvers.
In verband met de inlichtingen van
Ged. Staten merkt de heer ADRIAAN
SE op, dat deze niet kloppen met de le
zing destijds in de dagbladen gegeven.
Het gaat niet om het bedrag, maaf om
de zaak zelf. De P.Z.E.M. is slechts in
theorie een Vennootschap en de Staten
hebben het recht op de hoogte te worden
gesteld. Spr. meent dan ook wel dege
lijk dat Ged. Staten verantwoordelijk zijn
ten deze.
De mededeeling werd voor kennisge
ving aangenomen.
Tarieven Provinciale
Stoombootdienst,
Thans werd met 30 tegen 10 stemmen
verworpen het voorstel om de mededee
ling in zake de tarieven van den Prov.
Stoombootdienst op de Westerschelde
naar de afdeeling te verwijzen, waarvan
op 18 Februari de stemmen staakten.
De heer VAN DIXHOORN verdedigde
daarop een motie waarin het nut van be
houd van alle vier verbindingen over de
Westerschelde wordt betoogd en dit met
krachtigen steun uit 's Rijks kas, dus ook
het veer TerneuzenVlissingen.
De heer VAN ROMPU zegt, dat Ged.
Staten zich met de motie vereenigen.
De heer WELLEMAN meent, dat het
nimmer de bedoeling is geweest dat het
Rijk een vaste som als maximum zal be
talen en nu komt alles op losse schroe
ven te staan, omdat de minister zich zelf
alles voorbehoudt als er een nieuwe fer
ryboot komt.
De heer VAN DER WART kan de mo
tie niet overzien en stelt voor te wach
ten tot de zomerzitting en Ged. Staten
prae-advies te vragen.
De heer ONDERDIJK meent ook dat
men de lange motie niet voldoende kan
overzien.
De heer WALLIEN wijst op de artike
len in het Handelsblad, waarop betere en
gratis verbindingen worden bepleit met
Zeeuwsch-Vlaanderen, Spr. meent ook,
dat men de motie moet aanhouden tot de
volgende zitting.
De heer KODDE is ook voor uitstel
en heeft bezwaar tegen de redactie.
De heer VIENINGS wijst op de plan
nen van Ged. Staten om zich nader met
den minister te verstaan. Als dit gebeurd
is, is het nog tijd voor de motie.
De heer ADRIAANSE heeft de motie
blonde vrouw zich op haar stoel om.
„Ilf wou dal ik hem in werkelijkheid
voor me zag', om hem te vragen waar dat
geld, dat vele gela is gebleven", haar
.oogen bliksemden en haar gezicht zag
Cr bijna vertrekken uit.
„Wat heeft mijnheer Pohl gezegd?"
vroeg Else rustig.
„Wat hij zei?" en honend lachte ze.
„Wel precies hetzelfde als zijn telegram
men, hij zei, dat er nog maar honderd
duizend mark op de bank lagen en dat
je vader er verleden week 'n som van
honderd vijftigduizend mark had afgeno
men."
„Dat was dus toen vader de laatste
maal in Berlijn was?" Else schudde het
hoofd, als rees er twijfel bij haar.
„Ja", zei de moeder, en toen vertelde
ze alles wat de bankdirecteur haar had
meegedeeld eu wat zij van Maurer had
vernomen. „Dezaak wordt steeds inge
wikkelder", besloot zij, terwijl een rim
pel zich in haar voorhoofd groefde.
Het jonge meisje had met de meeste
aandacht naar de mededeelingen harer
moeder gemisterd, zonder die zelfs met
een enkel wcord te onderbreken. Nu
ïiam zij echter zelf het woord. .„Ik be
grijp evenmin wat va dèr aanleiding gal
tot die zonderlinge naad, het geld zoo
heimelijk' van de bank af te nemen, tnaar
dat het niets 'kwaads of Ieelijks was, dat
hein daartoe dreef, staat zoo vast als een
rots", zei ze vol overtuiging.
ook niet kunnen verwerken en wil haar
naar de afdeelingen of naar Ged, Staten
verwijzen.
De heer ERASMUS wijst op bet toe
nemen van het verkeer, hoe meer be
kendheid de ferryboot krijgt, en spr. be
treurt de eischen door den minister ge
steld.
De VOORZITTER stelt nu voor de mo
tie aan te houden, opdat Ged. Staten
er in de zomerzitting een gedrukt advies
uit kunnen brengen.
De heer VAN DIXHOORN wees nog
eens op de wenschelijkheid dat het ver
keer voor Z. VI. niet achter-, doch voor
uit gaat.
De motie werd aangehouden.
Directorium Provinciale
Stoombootdiensten,
Bij de behandeling van de mededeeling
van Ged. Staten naar aanleiding van de
motie-Wallien werd in twee afdeelingen
naast waardeering voor het feit, dat reeds
deze mededeeling kon worden gedaan,
leedwezen uitgesproken, dat dit niet het
geval is met de moties-De Pauw inzake
het kolenladen te Hansweert en Over-
hoff inzake de exploitatie door de pro
vincie van het veer KortgeneWol
phaartsdijk. Wat het eerste betreft te
meer,, omdat reeds een regeling voor de
lijn NeuzenHansweert is getroffen,
Hierbij werd er op gewezen, dat het lid
buiten de orde was. In alle afdeelingen
werd instemming betuigd met de getrof
fen regeling, een lid meende dat het be
heer meer in handen van den directeur
moet worden gesteld. Een lid van Ged,
St. merkte op, dat de Commissie van
Toezicht toch bestuursbevoegdheden be
zat, doch dat de verantwoordelijkheid
meer op alle leden van Ged, St. behoorde
te drukken. Andere leden in deze afdee
lingen konden zich minder met den gang
van zaken vereenigen, o.a. omdat, terwijl
over de motie-Walilen nog geen voorstel
wordt gedaan, het college een ingrijpen
de verandering mededeelen inzake de
bootcommissie en voorstellen, deze me
dedeeling voor kennisgeving aan te ne
men. Daartegenover werd opgemerkt, dat
reeds meermalen twijfel is uitgesproken
omtrent de bestaansreden der commissie.
Waardeering werd ook uitgesproken
over de moeite eh lasten, die de leden
der commissie zich in het verleden heb
ben willen getroosten, en twijfel uitge
sproken of Ged. St. wel gelegenheid
zullen vinden, de dagelijksche werkzaam
heden der commissie te verrichten en
daardoor deze werkzaamheden naar de
directie zullen worden overgeheveld,
wat een lid verkeerd zou vinden. Een an
der lid onderschrijft dit en acht den di
recteur van den Westerscheldedienst
niet de man, in wiens handen de alge
meene leiding zal moeten worden gelegd.
Een derde lid is van gelijk gevoelen, dat
de leiding niet in handen van één per
soon moet komen. Een ander lid meent,
dat een commissie meer verantwoorde
lijkheid zal gevoelen dan het geheele col
lege. Nog een lid vindt de bestaande
commissie beter en verwacht, dat er nu
een leiding zal komen, waarover de Sta
ten niets hebben te zeggen. Een tweetal
leden meenen echter, dat de verantwoor
delijkheid nu wordt gelegd, waar zij be
hoort, bij het geheele college. Ook de
bestaande commissie ging af op het ad
vies der directie. In deze afdeeling ont
trekt een der leden van Ged. St. zich
aan het prae-advies en erkent dat de ver
„Mij bevalt het volstrekt niet, dat hij
ons niet de ware reden van zijn reis op
gaf," antwoordde de moeder hierop
scherp, „en wat incest die nachtelijke
tocht naar het salon be teektenen, waarbij
hij een bankbiljet van duizend mark
verloor." Weer 'klonk haar hoonlach.
„Ten bate van zijn gezin had hij dat
geld noodig, vertelde hij Pohl en toen is
het geid spoorloos verdwenen. Het tes
tament is geopend, daarin wordt mei
geen woord over dat bedrag gerept 'in
huis is net evenmin dus wij kunnen
aan onze fantasie den vrijen teugel laten
bij hel nadenken waar het zijn kan.
Mevrouw Berner sloeg zich voor het
voorhoofd, ,,'t Is gewoon óm gek te wór
den. De advocaat weet niets, jij en ik
niets, misschien alleen Zemi'klow wel''
k'wam het onnadenkend over haar lippen.
„Maar moeder". Else's stem klonk in
nig verdreitig, „wat u daar zegt is slechts
te verklaren uit uw antipathie tegen Wal
ter."
„Nu ja dan, dat is ook zoo", ze bond
in, gedachtig aan Pohl's woorden. Zij leg
de haar arm pp Else's schouder: „Zie
.eens, ik ben aan alles gaan Iwijfe'en en
weet nu niet meer wat en wien ik' moet
igelooven. Alles is één warboel in mijn
hersens."
„Arme moeder", sprak' ze teeder en
was gauw weer verzoend.
Mevrouw Berner was blij, dat Else
niet terugkwam op hetgeen zij zooevten
andering hem vreemd voorkomt, de tijd
zal leeren, of de thans naar voren ge
brachte bezwaren al dan niet waar zijn.
Hij voor zich is liever voor 1/7 dan voor
V- verantwoordelijk, daar de commissie
meermalen voor zeer moeilijke beslissin
gen kwam te staan.
Naar aanleiding van opmerkingen zegt
een lid, dat hij zijn oor te luisteren zal
leggen bij technische ervaren personen,
en een ander, dat zij ook zelfstandig de
zaken zal nagaan. Ook in de derde ai-
dceling was er verschil van gevoelen,
terwijl sommige leden eene commissie van
3 inplaats van het college van 7 beter
vonden, juichten andere de afschaffing
der bcotcommissie ten zeerste toe. Een
lid zou een éénhoofdig directorium zeer
ongewenscht achten.
Een lid deed zijn beklag, dat nog geen
nota is genomen van den wensch den di
recteur van den Oosterscheldedienst Zie-
rikzee als standplaats aan te wijzen. Van
de zijde van Ged. St. werd gezegd, dat
de maatregel tot opheffing der bootcom
missie niet alleen genomen is naar aan
leiding van de motie-Wallien en hetgeen
daarbij is gezegd, doch ook naar aanlei
ding van hetgeen bij verschillende vorige
gelegenheden met betrekking tot die
commissie werd opgemerkt. Men erkende
het goede werk, dat de commissie heeft
verricht en in het bijzonder de heer Van
Rompu, doch daardoor gingen andere, le
den van Ged. St. zonder persoonlijk oor
deel met de commissie mede. Dit wordt
gevoeld als in strijd met de verantwoor
delijkheid van het college naar buiten,
Ged. St. willen met de kwestie van het
éénhoofdig dirctorium wachten, totdat
alle leden van Ged. St. de gelegenheid
hebben gehad, zich volledig van alle za
ken op de hoogte te stellen.
In hun officieel antwoord zeggen Ged,
St., dat de wijze, waarop hun college
zijn werkzaamheden regelt, feitelijk van
zuiver internen aard is. Met de motie-
Wallien houdt dit in zooverre slechts ver
band, dat er uit blijkt waarom Ged, St,
daarover nog geen prae-advies kunnen
uitbrengen.
De heer DUMOLEIJN bracht hulde
aan de leden van de opgelegde bootcom
missie en inzonderheid aan den heer VAN
ROMPU. (Applaus).
De mededeeling werd daarop voor
kennisgeving aangenomen.
Overname tram.
De mededeeling inzake overdracht van
de electrische tram VlissingenMiddel
burg werd na vijf kwartier geheime ver
gadering voor kennisgeving aangenomen.
Wijziging Provinciaal Wegenplan-
Bij het voorstel tot wijziging van het
Prov, wegenplan, werd in een afdeeling
door eenige leden aangedrongen op op
neming van eenige wegsgedeelten, voor
al nu het aantal K.M. door de voorge
stelde regeling weer minder wordt. Ge
noemd werd een weg van 's-Gravenpol-
dcr uit in oostelijke richting naar Kapel-
le-Biezelinge. aansluitende op den Rijks
weg, van beteekenis voor de z.g. zak
van Zuid-Beveland. Verder de weg Bres-
kensHoofdplaatBiervliet. Wat de
eerste weg betreft werd van de zijde
van Ged. Staten toegezegd, dit nader on
der de oogen te zullen zien. Betreffende
den laatsten weg, dat belanghebbenden
in die streek hunne medewerking weige
ren, terwijl slechts een kleine bijdrage in
het jaarlijksch onderhoud wordt ge-
zoo onbekookt er uil i^eiiapt had, want
*/.ij zelf geloofde ook' niet sterk meer aan
haar verdenking. Hel verhaal van Mau
rer reet zooveel uileen van wat zïj zoo
ïnroi had in elkaar geknutseld. Had ze
maar het geringste vermoeden waarom
de overledene op zoo'n heimelijke wijze
het geld van de bank had genomen. Een
beetje zonderling en gesloten was hij
eigenlijk' reeds daaelijk na het hofbal
geweest, vond zij en verklaarde dit aan
haar dochter.
Het 'meisge was dit met haar eens en
beiden maakten elkaar nu op verschil
lende 'kleinigheden 'opmerkzaam, die haas
in den laatsten tijd bij den overledene
waren opgevallen.
„Het allermerkwaardigste was wel"
meende Else, „dat vader, die trots zijn
langdurig sukkelen vroeger nooit over
sterven sprak', in den laatsten tijd dikwijls
(aan den dood dacht en daarover sprak.'}
Voordat mevrouw Berner nog haar
meening over deze opmerking kon uit
spreken, diende Maurer den bankdirec
teur aan, die aan de dames echter
slechts kwam berichten wat zij reeds
wisten, namelijk dat ook de advocaat
in de versie verte niet wist waar het
geld kon zijn.
(Wordt vervolgd).