DE OUDE THOMAS Tweede blad van da PROVINCIALE ZEEUWSCHE van Vrijdag 14 Maart 1930 No. 62. BINNENLAND de codificatie van het internationaal recht. provinciale staten van zeeland. In de gister door den voorzitter der conferentie betreffenjde de Codificatie van het internationaal Recht, inr. Th. Heemskerk gehouden rede ontleenen wij nog het volgende: Mr. Heemskerk ging eerst na wat vroe ger reeds op dit gebeid is verricht, en memoreerde de benoeming van een Co mité van Experts door de Volkenbonds- ▼ergadering van 24 Sept. 1924 om een voorloopige lijst te vervaardigen van on derwerpen van internationaal Recht, waarvan de regeling door middal van Internationale overeenstemming wen- sehetijk en op het huidige oogenblik mo- gaüjk scheen. In de Volkenbondsresoïutie van 72 Sept. 1927 werd besloten, dat de eerste Conferentie 3 reeds gister genoemde on derwerpen zou behandelen. Hierop heeft een voorbereidings-commissie de ant woorden van verschilllende regeerlngen over deze kwesties onderzocht en een rapport samengesteld. Ee Codificatie van het Internationaal Recht kan op twee manieren opgevat worden. Verstaan in breeden zin, bestaat die codificatie in het vereenigten van al <le grondslagen en al de regels van het Internationaal Recht, geclassificeerd in ©en algemeene en synthetische volgorde. De Codificatie van het Internationaal Recht, die -wij gaan ter hand nemen heeft een meer beperkt doel. De Staten zul len rich er toe bepalen, gemeenschappe lijk zekere regelen van Intern. Recht, be treffende zuiver afgebakende onderwer pen aan le nemen. Zij zullen deze re gelen hereenigen in Conventies, die hun gedragslijn zullen beheerschen. De verza meling van deze verdragen zal eindigen met een Code van Intern. Recht uit te maken, een Code die zeker incompleet is, omdat hij zekere terreinen van de prak tijk, van de jurisprudentie van de weten schap terzijde zal laten, maar die een hoe langer hoe grootere uitbreiding zal' nemen. Ongetwijfeld vormen de grondslagen der bespreking geen outwerp-verdrageu, maar wij zijn niet samengekomen om ons in onvruchtbare debatten te verlie zen. Wij willen tot resultaten, geraken, tot het stuitten van verdragen, indien mo gelijk met algemeene stemmen aangeno men. en hij gebrek aan eenstemmigheid, bij meerderheid van stemmen. De verdragen zullen algemeene regelen moeten 'bevatten, geldig voor alle con- tracteerende Staten, echter is er in deze igedaehtengang een onderscheid tusschen het eerste (te behandelen) vraagstuk n.l. )dat der nationaliteit, en de twee andere vraagstukken inzake de territoriale wa teren en de aansprakelijkheid van Staten. Deze twee laatste vraagstukken raken meer direct de betrekkingen tusschen de Staten onderling, maai- het vraagstuk der nationaliteit 'brengt onmiddellijk de belangen van particulieren in het geding. SDez» vraag hangt in de eerste plaats af van de souvereiniteit van eiken Staat. Zij grenst aan het terrein van het Intern Privaatrecht, en in vele gevallen zal het zonder twijfel onmogelijk zijn, algemeen fundamenteele regels aan te nemen; door: anny von panhuys. 47 Vandaag zou het haar vaders jubileum- üag zijn geweest, maar nu was alles zoo naargeestig stil en de man, dien men had willen huldigen, rustte voor eeuwig in zijn graf. Vandaag zou ook' haar engagement pu bliek zijn ,geworden. Wat een heerlijk, dubbel feest zou dat ge worden zijn! Nu zou de publiekmaking morgen 'Zond a11 plaats hebben, maar niemand zou ko men feiiciteeren en alleen de gedrukte aankondigingen, die de villa in de Allee- straat, waar rouw heerschte, verlieten, zouden vrienden en bekenden en ande re mensdhen, die meenden bevoegd te rijn tot critiseeren, vertellen, dat pro fessor Berner's dochter geëngageerd was met n man, dien niemand in Schnedditz kende. Morgen, in den laten avond, zou Walter weer naar Berlijn vertrekken, waar zijn werk hem weer riep. Treurig liet Else het kopje hangen. Ho© heel anders had ze zich nog kort men zal zich tot de regeling van W(ets- conflicten moeten beperken. Maar zal men zich moeten toeleggen op het ontwerpen van eigenlijke conven ties, of bovendien op het opstellen van verklaringen, dié regels inhouden, die de onderleekende Staten beschouwen als het bestaande recht te vertegenwoordi gen? Dit punt zal een nauwkeurig on derzoek eischen. Spr. haalde aan hel rapport van het Voorbereidingscomité „Het comité is van ooi-deel, dat de Conferentie alle pogingen moet aanwen den voor de vaststelling van een een parige overeenkomst en dat men waar deze bereikt wordt, haai- als zoodanig moet bevestigen. Anderzijds laat het ont- werp-regiement, o eree liko m si tg de re solutie van de Volkeribondsvergadering.. als daad van de Conferentie een door de meerderheid der vertegenwoordigde Staten aangegane conventie toe. Het be oogt ter laatste een ook uit de meerder heid voortvloeiende verklaring welke aan geeft, hetgeen de Staten, die haar onder teekenen, als Internationaal Recht zul len beschouwen. Het Comité stond hier voor hel probleem wel'ke plaats, in het werk van de Codificatie ingeruimd moest worden aan de stuiting van overeenkom sten, die aan de regels, die zij bevatten, het karakter van oonventioneel recht ver- leenen alsmede aan de onderteekening van verklaringen waar-van het doel zou zijn het bestaande recht te erkennen. De mogelijkheid 'bestaat, dat een Re- geering, die genegen is een dergelijke be paling als Verdragsbepaling te onder- teekeneu, zal weigeren, haar te erkennen als uitdrukking van reeds bestaand recht, terwijl een andere Regeering, die dézé bepaling als zoodanig erkent er niet hel voorwerp van een Verdragsbepaling van wenscht te maken, uit vrees de waarde er van te verzwakken. Het is niet moge lijk gebleken, zich hierover uit le spre ken in het ontwerp-reglementDit is een vraagstuk, dat het 'best door de conferentie kan worden opgelost, wan neer zij concrete bepalingen voor zich heeft. De aandacht van de regeeringjen dient op de belangrijkheid er van ge vestigd te worden. De oplossing die aan dit probleem zal gegeven worden, brengt zekere ge volgen mee aangaande den duur wel ke aan de aangenomen bepalingen moe ten worden loe^kend en aangaande de bevoegdheid om deze bepalingen op te zeggen. Men denkt zich deze bevoegdheid gemakkelijk t.a.v. een oonventie en min der gemakkelijk voor een declaratie, die den inhoud van het algemeen Internatio naal Recht aangeeft." Zooals het voorbereidend Comité ge zegd neeft, is het probleem zeer déli caat en men 'mag zich afvragen of de onderscheidini' tusschen conventie en de- Cjaratie altijd gemakkelijk zal zijn; in ieder gevai zal om deze punten te (rege len veel vaardigheid noodig zijn. 7e'ker, er i. eer, Intern. Recht, dat bestaat en dat aan. Codificatie en Con ventie voorafgaat Het is uitgedrukt in het gewoonterecht, de jurisprudentie en de wetenschap. Er zijn begimels, die beven de souvereiniteit der Stalen gaan, ofschoon zij niet worden opgelegd door een aardschen oppermacht. De Souvereiniteit brengt geen wille keur mee en laat haar evenmin toe. Indien men de Codificatie van het Intern. Recht ter hand wil nemen vol gens een algemeen en sy-nthetiisch plan, zou men zonder twijfel een ruime plaats aan deze 'beginselen moeten Inruimen Maar er is thans meer bescheiden! werk van geleidelijke Codificatie onder nomen en wij moeten ons bepalen, naar het schijnt, met ons te laten leidendoor de beginselen van het bestaande Intern. Recht. De aan de Conferentie voorgelegde Vraagstukken zijn genoeg gecompliceerd en hebben aanleiding gegeven tot aan zienlijke meeningsverschiillen, die uit de antwoorden van de Regeeringen aan het voorbereidend comité blijken. Daarenle- igen geven de zeer ernstige voorberei ding van deze conferentie en in het 'bij zonder de groote zorg, waarmede de Re geeringen in de verschillende phases ge raadpleegd, de hóóp, dat onze beraad slagingen vrucht zullen dragen, en een wezenlijken vooruitgang van het Intern. Recht zullen toestaan. geleden haar engagementsdag voorge steld. Thuis sprak haar moeder over niets anders dan de nalatenschap en of de telegrammen, die het bedrag daarvan meldden, niet op een vergissing berust ten. Het meisje wist nog niet, dat de bank directeur inmiddels was aangekomen en met haar moeder een onderhoud had ge had. Maar pi.uweljjk's was ze thuis, of 'Maurer fluisterde haar toe, dat mevrouw al een paar malen naar had gevraagd. Else trof haar moeder aan "haar schrijftafel, bezig met adressen schrijven. „Voor de engagements'kaarten", zei ze, wijzende naar een "hoopje reeds van adres voorziene enveloppen. „Maar waai- ben (je zoolang gebleven, Else? Mijnheer Pohl was hier en ik heb je gezocht." „,Dat spijt me moeder", antwoordde Else „ik wist niet. (lat u me noodig hadt„ «anders had ik' laten weten waar Tic heen ging. Ik' was naar het museum, bij 'va- der's portret." Mevrouw Berner toonde zich geprik keld. „En je bent daar pas gisterenochtend met Zernikow geweest!" „Zeker moeder, maai- het is me of ik het portret niet dikwijls genoeg lean zien", zei ze, als in gepeins verzonken. (Va der is zoo prachtig, zoo natuurlijk getrof fen en ik' krijg de heerlijke illusie -hem1 in werkelijkheid voor me te zien." Met een driftige beweging draaide de Vergadering van Donderdag 13 Blaart, Voorzitter de Commissaris der Konin gin. Afwezig de heeren: De Baare en Boen der. Het kolenladen. De heer DE PAUW kreeg gelegenheid opmerkingen te maken inzake het kolen- laden te Hansweert. Gevraagd werd wie order heeft gege ven de boot van Hansweert des middags naar Vlissingen te laten doorvaren, of het niet beter ware geweest de beslis sing der Staten over open maken af te wachten of er extra voor moet worden betaald de kolen te Vlissingen te laden en of 16% uur werktijd wel goed is in het belang van den dienst en in het bij zonder voor bet reizend publiek. De heer VAN ROMPU zeide, dat een en ander geschied is, in verband met klachten van den P. T. T. ovér het veel missen van aansluitingen te Terneuzen. De heer DE PAUW herhaalde de vraag in zake een arbeidsdag van 16% uur. Spr. blijft er bij, dat men beter het kolenladen te Hansweert kan laten plaats hebben. De heer VAN ROMPU meent dat de vaartijd niet grooter is dan voor het andere personeel. Zaak Reuvers. In verband met de inlichtingen van Ged. Staten merkt de heer ADRIAAN SE op, dat deze niet kloppen met de le zing destijds in de dagbladen gegeven. Het gaat niet om het bedrag, maaf om de zaak zelf. De P.Z.E.M. is slechts in theorie een Vennootschap en de Staten hebben het recht op de hoogte te worden gesteld. Spr. meent dan ook wel dege lijk dat Ged. Staten verantwoordelijk zijn ten deze. De mededeeling werd voor kennisge ving aangenomen. Tarieven Provinciale Stoombootdienst, Thans werd met 30 tegen 10 stemmen verworpen het voorstel om de mededee ling in zake de tarieven van den Prov. Stoombootdienst op de Westerschelde naar de afdeeling te verwijzen, waarvan op 18 Februari de stemmen staakten. De heer VAN DIXHOORN verdedigde daarop een motie waarin het nut van be houd van alle vier verbindingen over de Westerschelde wordt betoogd en dit met krachtigen steun uit 's Rijks kas, dus ook het veer TerneuzenVlissingen. De heer VAN ROMPU zegt, dat Ged. Staten zich met de motie vereenigen. De heer WELLEMAN meent, dat het nimmer de bedoeling is geweest dat het Rijk een vaste som als maximum zal be talen en nu komt alles op losse schroe ven te staan, omdat de minister zich zelf alles voorbehoudt als er een nieuwe fer ryboot komt. De heer VAN DER WART kan de mo tie niet overzien en stelt voor te wach ten tot de zomerzitting en Ged. Staten prae-advies te vragen. De heer ONDERDIJK meent ook dat men de lange motie niet voldoende kan overzien. De heer WALLIEN wijst op de artike len in het Handelsblad, waarop betere en gratis verbindingen worden bepleit met Zeeuwsch-Vlaanderen, Spr. meent ook, dat men de motie moet aanhouden tot de volgende zitting. De heer KODDE is ook voor uitstel en heeft bezwaar tegen de redactie. De heer VIENINGS wijst op de plan nen van Ged. Staten om zich nader met den minister te verstaan. Als dit gebeurd is, is het nog tijd voor de motie. De heer ADRIAANSE heeft de motie blonde vrouw zich op haar stoel om. „Ilf wou dal ik hem in werkelijkheid voor me zag', om hem te vragen waar dat geld, dat vele gela is gebleven", haar .oogen bliksemden en haar gezicht zag Cr bijna vertrekken uit. „Wat heeft mijnheer Pohl gezegd?" vroeg Else rustig. „Wat hij zei?" en honend lachte ze. „Wel precies hetzelfde als zijn telegram men, hij zei, dat er nog maar honderd duizend mark op de bank lagen en dat je vader er verleden week 'n som van honderd vijftigduizend mark had afgeno men." „Dat was dus toen vader de laatste maal in Berlijn was?" Else schudde het hoofd, als rees er twijfel bij haar. „Ja", zei de moeder, en toen vertelde ze alles wat de bankdirecteur haar had meegedeeld eu wat zij van Maurer had vernomen. „Dezaak wordt steeds inge wikkelder", besloot zij, terwijl een rim pel zich in haar voorhoofd groefde. Het jonge meisje had met de meeste aandacht naar de mededeelingen harer moeder gemisterd, zonder die zelfs met een enkel wcord te onderbreken. Nu ïiam zij echter zelf het woord. .„Ik be grijp evenmin wat va dèr aanleiding gal tot die zonderlinge naad, het geld zoo heimelijk' van de bank af te nemen, tnaar dat het niets 'kwaads of Ieelijks was, dat hein daartoe dreef, staat zoo vast als een rots", zei ze vol overtuiging. ook niet kunnen verwerken en wil haar naar de afdeelingen of naar Ged, Staten verwijzen. De heer ERASMUS wijst op bet toe nemen van het verkeer, hoe meer be kendheid de ferryboot krijgt, en spr. be treurt de eischen door den minister ge steld. De VOORZITTER stelt nu voor de mo tie aan te houden, opdat Ged. Staten er in de zomerzitting een gedrukt advies uit kunnen brengen. De heer VAN DIXHOORN wees nog eens op de wenschelijkheid dat het ver keer voor Z. VI. niet achter-, doch voor uit gaat. De motie werd aangehouden. Directorium Provinciale Stoombootdiensten, Bij de behandeling van de mededeeling van Ged. Staten naar aanleiding van de motie-Wallien werd in twee afdeelingen naast waardeering voor het feit, dat reeds deze mededeeling kon worden gedaan, leedwezen uitgesproken, dat dit niet het geval is met de moties-De Pauw inzake het kolenladen te Hansweert en Over- hoff inzake de exploitatie door de pro vincie van het veer KortgeneWol phaartsdijk. Wat het eerste betreft te meer,, omdat reeds een regeling voor de lijn NeuzenHansweert is getroffen, Hierbij werd er op gewezen, dat het lid buiten de orde was. In alle afdeelingen werd instemming betuigd met de getrof fen regeling, een lid meende dat het be heer meer in handen van den directeur moet worden gesteld. Een lid van Ged, St. merkte op, dat de Commissie van Toezicht toch bestuursbevoegdheden be zat, doch dat de verantwoordelijkheid meer op alle leden van Ged, St. behoorde te drukken. Andere leden in deze afdee lingen konden zich minder met den gang van zaken vereenigen, o.a. omdat, terwijl over de motie-Walilen nog geen voorstel wordt gedaan, het college een ingrijpen de verandering mededeelen inzake de bootcommissie en voorstellen, deze me dedeeling voor kennisgeving aan te ne men. Daartegenover werd opgemerkt, dat reeds meermalen twijfel is uitgesproken omtrent de bestaansreden der commissie. Waardeering werd ook uitgesproken over de moeite eh lasten, die de leden der commissie zich in het verleden heb ben willen getroosten, en twijfel uitge sproken of Ged. St. wel gelegenheid zullen vinden, de dagelijksche werkzaam heden der commissie te verrichten en daardoor deze werkzaamheden naar de directie zullen worden overgeheveld, wat een lid verkeerd zou vinden. Een an der lid onderschrijft dit en acht den di recteur van den Westerscheldedienst niet de man, in wiens handen de alge meene leiding zal moeten worden gelegd. Een derde lid is van gelijk gevoelen, dat de leiding niet in handen van één per soon moet komen. Een ander lid meent, dat een commissie meer verantwoorde lijkheid zal gevoelen dan het geheele col lege. Nog een lid vindt de bestaande commissie beter en verwacht, dat er nu een leiding zal komen, waarover de Sta ten niets hebben te zeggen. Een tweetal leden meenen echter, dat de verantwoor delijkheid nu wordt gelegd, waar zij be hoort, bij het geheele college. Ook de bestaande commissie ging af op het ad vies der directie. In deze afdeeling ont trekt een der leden van Ged. St. zich aan het prae-advies en erkent dat de ver „Mij bevalt het volstrekt niet, dat hij ons niet de ware reden van zijn reis op gaf," antwoordde de moeder hierop scherp, „en wat incest die nachtelijke tocht naar het salon be teektenen, waarbij hij een bankbiljet van duizend mark verloor." Weer 'klonk haar hoonlach. „Ten bate van zijn gezin had hij dat geld noodig, vertelde hij Pohl en toen is het geid spoorloos verdwenen. Het tes tament is geopend, daarin wordt mei geen woord over dat bedrag gerept 'in huis is net evenmin dus wij kunnen aan onze fantasie den vrijen teugel laten bij hel nadenken waar het zijn kan. Mevrouw Berner sloeg zich voor het voorhoofd, ,,'t Is gewoon óm gek te wór den. De advocaat weet niets, jij en ik niets, misschien alleen Zemi'klow wel'' k'wam het onnadenkend over haar lippen. „Maar moeder". Else's stem klonk in nig verdreitig, „wat u daar zegt is slechts te verklaren uit uw antipathie tegen Wal ter." „Nu ja dan, dat is ook zoo", ze bond in, gedachtig aan Pohl's woorden. Zij leg de haar arm pp Else's schouder: „Zie .eens, ik ben aan alles gaan Iwijfe'en en weet nu niet meer wat en wien ik' moet igelooven. Alles is één warboel in mijn hersens." „Arme moeder", sprak' ze teeder en was gauw weer verzoend. Mevrouw Berner was blij, dat Else niet terugkwam op hetgeen zij zooevten andering hem vreemd voorkomt, de tijd zal leeren, of de thans naar voren ge brachte bezwaren al dan niet waar zijn. Hij voor zich is liever voor 1/7 dan voor V- verantwoordelijk, daar de commissie meermalen voor zeer moeilijke beslissin gen kwam te staan. Naar aanleiding van opmerkingen zegt een lid, dat hij zijn oor te luisteren zal leggen bij technische ervaren personen, en een ander, dat zij ook zelfstandig de zaken zal nagaan. Ook in de derde ai- dceling was er verschil van gevoelen, terwijl sommige leden eene commissie van 3 inplaats van het college van 7 beter vonden, juichten andere de afschaffing der bcotcommissie ten zeerste toe. Een lid zou een éénhoofdig directorium zeer ongewenscht achten. Een lid deed zijn beklag, dat nog geen nota is genomen van den wensch den di recteur van den Oosterscheldedienst Zie- rikzee als standplaats aan te wijzen. Van de zijde van Ged. St. werd gezegd, dat de maatregel tot opheffing der bootcom missie niet alleen genomen is naar aan leiding van de motie-Wallien en hetgeen daarbij is gezegd, doch ook naar aanlei ding van hetgeen bij verschillende vorige gelegenheden met betrekking tot die commissie werd opgemerkt. Men erkende het goede werk, dat de commissie heeft verricht en in het bijzonder de heer Van Rompu, doch daardoor gingen andere, le den van Ged. St. zonder persoonlijk oor deel met de commissie mede. Dit wordt gevoeld als in strijd met de verantwoor delijkheid van het college naar buiten, Ged. St. willen met de kwestie van het éénhoofdig dirctorium wachten, totdat alle leden van Ged. St. de gelegenheid hebben gehad, zich volledig van alle za ken op de hoogte te stellen. In hun officieel antwoord zeggen Ged, St., dat de wijze, waarop hun college zijn werkzaamheden regelt, feitelijk van zuiver internen aard is. Met de motie- Wallien houdt dit in zooverre slechts ver band, dat er uit blijkt waarom Ged, St, daarover nog geen prae-advies kunnen uitbrengen. De heer DUMOLEIJN bracht hulde aan de leden van de opgelegde bootcom missie en inzonderheid aan den heer VAN ROMPU. (Applaus). De mededeeling werd daarop voor kennisgeving aangenomen. Overname tram. De mededeeling inzake overdracht van de electrische tram VlissingenMiddel burg werd na vijf kwartier geheime ver gadering voor kennisgeving aangenomen. Wijziging Provinciaal Wegenplan- Bij het voorstel tot wijziging van het Prov, wegenplan, werd in een afdeeling door eenige leden aangedrongen op op neming van eenige wegsgedeelten, voor al nu het aantal K.M. door de voorge stelde regeling weer minder wordt. Ge noemd werd een weg van 's-Gravenpol- dcr uit in oostelijke richting naar Kapel- le-Biezelinge. aansluitende op den Rijks weg, van beteekenis voor de z.g. zak van Zuid-Beveland. Verder de weg Bres- kensHoofdplaatBiervliet. Wat de eerste weg betreft werd van de zijde van Ged. Staten toegezegd, dit nader on der de oogen te zullen zien. Betreffende den laatsten weg, dat belanghebbenden in die streek hunne medewerking weige ren, terwijl slechts een kleine bijdrage in het jaarlijksch onderhoud wordt ge- zoo onbekookt er uil i^eiiapt had, want */.ij zelf geloofde ook' niet sterk meer aan haar verdenking. Hel verhaal van Mau rer reet zooveel uileen van wat zïj zoo ïnroi had in elkaar geknutseld. Had ze maar het geringste vermoeden waarom de overledene op zoo'n heimelijke wijze het geld van de bank had genomen. Een beetje zonderling en gesloten was hij eigenlijk' reeds daaelijk na het hofbal geweest, vond zij en verklaarde dit aan haar dochter. Het 'meisge was dit met haar eens en beiden maakten elkaar nu op verschil lende 'kleinigheden 'opmerkzaam, die haas in den laatsten tijd bij den overledene waren opgevallen. „Het allermerkwaardigste was wel" meende Else, „dat vader, die trots zijn langdurig sukkelen vroeger nooit over sterven sprak', in den laatsten tijd dikwijls (aan den dood dacht en daarover sprak.'} Voordat mevrouw Berner nog haar meening over deze opmerking kon uit spreken, diende Maurer den bankdirec teur aan, die aan de dames echter slechts kwam berichten wat zij reeds wisten, namelijk dat ook de advocaat in de versie verte niet wist waar het geld kon zijn. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1930 | | pagina 5