MANT*.
&0-
M
W
w
"I
ft
1
J.|
VAN DC
M!DDCLDVr\Gs«
ZOO'N GOEDE SINTERKLAAS TOCH
St. NICOLAASPRIJSVRAAG van de
Middelburgsche Courant
voor alle Zeeuwsche jongens en meisjes.
RAADSELHOEKJE.
N
X
X
X
X
X
XXXXXXXXXXX
X
x
X
X
I
ru
of
A
dc
w
re
G.
aa
M
be
ou
rij
uu
ba
C.
iei
be
sc
rei
oo
be*
G.
d.
op
M.
uit
loc
de
o,.
Re
be>
lar
diji
dai
gei
,te
j
als
5
ve:
bo
de
dei
aai
blq
eri
ov<,
wu
yeii
In
gri.
"dei
vo!
gel
scl
gel
dai
die
te,
zij'
tot
gel
wo
gel
i
▼ei
wo
an
inj
i
de<
P.
ziji
00|
wo
hu
in
Elii
voJ
te
ten
a
oips
jan
an.
H<*
da
oo
▼e
de®
't Liep legen Sinterklaas en het was
gezellig druk in de stad. Die winkels
hadden zulke mooie uitstallingen en bij,
vele was wel iets aardigs vóór de kin
deren te zien.
Loes genoot, toen ze aan den artu
van haar tante door de drukke straten
liep. Ze mocht mee boodschappen doen.
Dal vond ze heerlijk. Moeder hield niet,
van die drukte. Maar zij, Loes, wèl.
Toen ze alles aan het bekijken was
bij den groolen speelgoedwinkel op den
Steenweg, werd ze op eens zachtjes in,
haar arm geknepen, Loes keek om), 't.
Was haar buurmeisje van school.
„Dag Loes," zei die. „Kijk eens w,aL
een mooie ballon". En ze haalde het,
touwtje wat omlaag om hem beter te:
laten zien. Maar Loes had hem al da
delijk gezien. Zoo één had ze altijd zoo
graag willen hebben, 't Was een lucht
schip met aan beide zijden een vlaggetje.
.„Galeries Modernes" stond er op.
Het meisje liep door met haar moeder
en bewonderend keek Loes den ballon,
na.
„Heb u geen boodschappen in de Ga
leries Modernes?" vroeg Loes aarzelend.
,,'t Moet kousen hebben," zei tanle.
„Die kan ik daar allicht net zoo goed
koopen als ergens anders."
Dus stapten ze beiden naar genoem
den winkel en deden d(aar hun inkoopen.
Aan de oassa kreeg Loes inderdaad een.
mooi, groot luchtschip.
Het winkelmeisje, dat den ballon over
reikte, zag hoe blij Loes was.
„Hij blijft wel drie dagen goed", zei
ze, „maar dan moet je hem niet in de
warme kamer houden."
Verrukt ging iLoes met den ballon
na,ar huis. Gelukkig, dat Tante klaar was
met haar inkoopen, want Loes had niets
geen zin meer om1 in de stad te blijven.
Tanle bracht haar thuis en Moeder was
vol bewondering over het mooie lucht
schip.
„Waar is Broer?" vroeg Loes. Ze wou
hem ook graag haar schat laten zien.
„Die is nog niet thuis", zei Moeder. ,,'l
Is een lange verjaarspartij."
Meieen werd er gebeld en even later
kwam Broer de kamer in.
„O, wat een mooie!" zei hij dadelijk.
„Die is voor mij, hè!" En hij greep al
naar het touwtje.
„Kun je denken!" zei Loes. „Die is
van mij."
„Ik moet ook een ballon, oo!k zoo'n
ballon," riep Broer en begon te huilen.
„Flauwerd!" heet Loes hem toe. „Jij
moet altijd dadelijk huilen. Maar je krijgt
hem toch niet, al huil je nog zoo!" En
Loes ging met haar ballon de kamer
uit en naar boven. Daar bond ze hem
aan een spijl van haar bed vast. Het
meisje had immers gezegd, diat hij niet
in de warmte mocht.
Beneden had Moeder Broer getroost.
Hij was zes jaar en pas op school
Doordat hij de jongste was, was hij
wel een klein beetje verwend. Daar liad
trouwens Loes zelf ook aan mee gedaan,
want als ze iets leuks of aardigs had,
was het al gauw voor Broer. Maar
dien Ballon, neen, dien wou ze nu juist
zoo graag zelf hebben.
„En dan vraag ik net zoo'n balI|#H aan
Sinterklaas, zei Brew getreest.
„M«ar «Sinterklaas heeft geen ballons,'
zei Moeder. „Zou je niet liever een
kruiwagen vragen?"
„Neen, 'k vraag een ballon," hield
Broer vol.
Vóór ze naar fcfed gingen, zongen Loes
en Broer nog een versje bij den schoor
steen. En izooals reeds vele .avonden
gebeurd was, zetten ze hun schoen neer
met een stukje roggebrood er in.
Eén morgen was het brood uit de
schoenen weg geweest en lag er een
chocoladeletter in. Dat was een vreugde
Want het was het bewijs, dat Sint al in 't
land w.as.
Nu lagen ze weldra in bed. Broer sliep
gauw. Maar Loes niet. Door het schijnsel
van de gaslamp kon ze duidelijk d.en
ballon zien. Gek, dat ze er lang zoo
blij niet meer mee was als vanmiddag.
Telkens zag ze Broers teleurgestelde
snoetje voor zich. Wat had ze hem afge
snauwd! Op eens moest ze denken aan
den laatsten Zondag. Toen had Broer van
Oom Johan een doosje chocolade-sigaret
ten gekregen, 't Leek net een doosje
echte. Hij was er zoo trotsch op geweest.
Steeds weer liet hij de heejfe fami
lie opsteken. Vader nam er telkens een,
maar deed die later weer stilletjes in
het doosje. Moeder bedankte. Die rook
te niet, zei ze. Maar zij Loes, had er
eiken keer een genomen ein opgerookt
ook. Ze had er vast meer gehad dan
Broer zelf. Zoo was Broer. Alles zou
hij weggeven. "Maai' zij deelde Broer
toch ook altijd van alles mee. Alleen
dje ballon. Op eens bedacht ze, hoe blij
het ventje zou zijn, als hij ook een bal
lon had.
Ze.stond al naast haar bed en knipte
het licht aan. Voorzichtig maakte ze
het touwtje los en liep met den balljon
over het schemerige portaal naar Broers
kamertje. Hij sliep als een roos! Toen
bond Loes vlug den bajQom aan zijn
bedje vast.
Even later lag ze weer in bed ein
sliep dadelijk in.
Toen Moeder den volgenden morgen
boven kwam, werd Broer waklker.
„O, Moeder!" riep hij, „kom toch eess
gauw. Sinterklaas heeft wèl ballons. Bij
heeft er een bij mijn bed gehangen."
Moeder kwam aangeloopen, Loes kwam
er ook bij. Nu was ze toch wel weer echt
blij met den ballon.
„Haal gauw den jouwe", zei Broer te
gen Loes. „Dan gaan we er samen mee
spelen".
„De mijne is weg," zei Loes.
„Nü al?" vroeg Broer. Hij wist wei,
dat dit 't lot van alle baljlohs Was ern
dacht er verder niet over na. Hij werd
heelemaal in beslag genomen doof zijn
eigen ballon.
„Dan mag jij ook met den mijne mee
spelen," troostte hij haai'.
Dat deden ze. Loes mankte er een
papieren 'schuitje .onderaan met pop
petjes erin. En ze padden samen meer
pret dan Loes er alleen mee gehad zou
hebben.
„Zoo'n goeie Sinterklaas toch!" zei
Broer.
„Zóo'n lieve Loes toch!" zei Moeder
en streek haar kind eens ever haar
Bleette* jongenskop.
J. H.
Beste jongens!
Beste meisjes!
Dat is me een verdriet op het bureau
van ons blad geweest!
Daar brengt de post een brief voor
ons, ergens uit Zeeland vandaan. Wij ma
ten de enveloppe open, en zullen den
irief lezen, maar: er komt iemand ons
wegroepen. Wij laten den brief open op
tafel liggen, en daar komt de jongste
tlerke Mina, die blijkbaar in een speel-
sche bui is, zij neemt de schaar ter hand
en knipt den heelen brief in flarden!
Hierboven vinden jullie nu de restjes,
zorgvuldig bijeengegaard en netjes opge
plakt. Je begrijpt al, wat er van je ver-
angd wordt: knip al deze stukjes voor
zichtig uit, en plak ze op een stevig stuk
je papier weer zóó bij elkaar, dat alles
sluit als een bus! Dan kunnen we den
jrief weer lezen enjullie dingt, als
je oplossing goed is, mêe naar een 5-tal
fraaie prijzen, die wij onder jullie zullen
verdeelen.
Dus opgepast:
1. Uitknippen, aaneenpassen, netjes
opplakken.
2. Naam, voornamen, leeftijd en vol
ledig adres er bij zetten (jongen of
meisje!)
3. Met voldoende postzegels er op
adresseeren aan: de Redactie van
de Kindercourant der Middelburg-
sche Courant, St. Pieterstraat, MID
DELBURG.
Uiterlijk Woensdagmorgen met de
eerste post moeten de brieven er
zijn hoor!
4. Afwachten of je een prijsje krijgt.
St. Nicolaasavond staan de namen
der jongens en meisjes, die zoo ge
lukkig zijn, in de krant!
Directie Middelburgsche Courant.
1 1 l J i
De klok slaat elf, daar wordt geklopt!
Ja, Juf had 't al gezegd!
De Sint komt aanstonds op bezoek.
Elk kind zit eensklaps recht!
En ieder kind kijkt naar de dpur,
Die Juf vlug opendoet.
Wie treden binnen? Simt en Piet.
Piet is zoo zwart als roet!
„Wel Juf", vraagt Sint met zwaren
stem,
„Hoe ging 't van 't jaar met Jaap??
U weet toch nog, liet vorig jaar
Was hij een stoute knaap
Jaap, op de voorste bank der klas,
Je ziet hem zitten toch?
Buigt erg verschrikt zijn hoofd en denkt:
„Hoe weet de man het nog!"
Hij had toen nooit zijn les gekend
En speelde thuis de baas!
Zeg, weet je wat toen 't einde was?
Juf schreef 't aan Sinterklaas!
Hij had er toen van langs gehad!
Ja, 't scheelde maar een haar,
Of Jaap was in den zak gestopt -
Piel hield dien heusch al klaar!
Gelukkig was 't nog goed geg|aan.
Want Jaap je had beloofd,
Voortaan wat meer zijn best te dóen!
En Sint had hem geloofd'.
Wat Juf voor antwoord geven zal?
Jaap kijkt haar angstig aan!
Maar Juf zegt met een blij gezicht
„Dat 's werk'lijk best gegaan!"
„Mooi, mooi!" prijst Sint, „en verder juf?
Hoe ging 't met Pirn en Frans?
Die waren vaak brutaal, niet waar?
Is dat veranderd thans?
En Henkie, die zoo slordig is,
En steeds zijn schrift vergeet!?
U merkt, hoe 'k op de hoogte hen,
Van ieder kind wiat weet!"
Er buigt zich menig schuldig hoofd.
En menig lipje beeft!
Hoera! Juf zegt tot aller vreugd,
Dat zij geen klachten heeft!
Dan deelt de Sint presentjes uit:
Elk krijgt een klein geschenkje!
Dat geeft m' een pret in 't schoollokaal
En 't slot is.... nu, wat denk je?
Juf gaat met heel de kinderschaar
Een aardig leidje zingen
En Piet uit dankbaarheid daarvoor
Trakteert op krakelingen
„Dag Juf," zegt 'Sint, „dag kind'renlief
'k Moet verder! 'k ga dus vlug.
Gegroet hoor, tot een volgend jaar!
'k Kom stellig weer terug!"
OPLOSSINGEN DER RAADSELS UIT
HET VORIGE NUMMER.
VOOR GROOTEREN.
1. Hoe dikwijls moet je nog bij den tand
arts terugkomen? Nog éénmaal,
Vader! (Alva)«
Laat Koen er over schrijven, ik heb
geen tijd. (Nero).
Dat onthield je knap. O Leo, neem
toch geen nieuw schrift voor je
kladwerk! (Napoleon).
Ik had het sprookjesboek van Els on
gemerkt van een mooien bladwijzer
voorzien. (Nelson).
Bretagne. Beer, Taag, graten, neger,
berg.
3. Dienstweigeraar.
KaZan Zeppelin.
Breda
koper
peper
breed
halma
griep
linde
VOOR KLEINEREN.
1. Een herfstdraad.»
2. Hek, bek, Lek, spek, vrek.
3. Pluim, luim, muil, ui, uil.
4. Een muis.
OM OP TE LOSSEN.
VOOR GROOTEREN.
1. Ik noem een plaats in Groningen en
word met 10 letters geschreven.
Een 3, 1, 6, 7 is een edelknaap.
2, 4, 10 is een verkorte jongensnaam.
Een 10, 1, 9, 6 is een lichaamsdeel.
Een 3, 9, 8 is een dier, dat goed
springen kan.
Een 2, 1, 5 wordt in de keuken ge
bruikt.
2. Kruisraadsel.
Mijn geheel noemt een rijk, reeds uit
de Oudheid bekend.
x
een medeklinker,
een klein eiland.
een Keizerrijk in Azië,
een stad in Gelderland.
een ander woord voor geestige
't gevraagde woord,
een plaats in de Betuwe,
een koninkrijk in Europa,
een Indisch vaartuig,
een gewicht,
een medeklinker.
Ie rij
2e rij
3e rij
4e rij
5e rij
zet.
6e rij
7e rij
8 e rij
9e rij
10e rij
11e rij
3. Mijn eerste is een vloeibaar metaal,
mijn tweede een lichaamsdeel van
een dier en mijn geheel een vogel
tje.
4. De zeelieden zijn bang voor mij en
ontwijken mij. Onthoofdt men mij,
dan heeft ieder mensch mij twee
maal.
De
2.
18
30
Bij ab