TWEEDE BLAD
iiihiSÉ W
OE STERRENHEMEL IN NEDERLAND
IN BE WEEK VAN 13-20 NOV.
ZUID
VAN DE
VAN
WoeRSdag 13 Nov. 1929 No. 268
FËUILLETON
HET VONNIS
13
0EERSTE KW.
©VOLLE MAAN
0 LAATSTE KWARTIER
0N8EUWE MAAN
VENUS
MARS
JUPITER
SATURNUS
PROVINCIALE STATEN VAN
ZEELAND.
(Vervolg vergadering van Dinsdag.)
Provinciale Begrooting.
De heer WELLEMAN (v. d.) consta
teerde met genoegen, dat hij en zijn vrien
den zich dit jaar meermalen con amore
achter Ged. Staten konden scharen en
dat uit het begeleidend schrijven een ge
luid klinkt, dat hun welgevallig is. Met
genoegen vernam spr,, dat Ged. Staten
een tweede motorveerboot in uitzicht
stellen. Als men daarbij rekening houdt
met de wenschen om ook spoorwegwa
gons te kunnen overbrengen, dan zal dit
stellig een ruggesteun zijn voor land
bouw, handel en nijverheid. Wellicht zou
op breed en smal spoor gerekend kunnen
worden, opdat èn in Vlissingen èn in
Breskens zou kunnen worden geladen.
Spr. wijst op de hooge waarde van goede
verkeerswegen, speciaal voor Zeeland uit
hoofde van haar geïsoleerde ligging en
het bestaan uit meerdere eilanden, die
ieder een meer of minder afgesloten ge
heel vormen. Men kan dan ook ten deze
niet bij anderen in de leer gaan. Daarom
heeft spr. ook meermalen getracht te ko
men tot een Zeeuwsche verkeerscommis-
sie. te meer daar de vergaderingen met de
langhebbenden nog niet tot een gemeen
schappelijke lijn in het verkeerswezen
hebben geleid. Spr. becritiseert de be
voegdheid der bootcommissie, al begrijpt
hij dat Ged. Staten een zekere arbeids-
verdeeling moet toepassen, maar zij zijn
in hun geheel verantwoordelijk tegenover
de Staten. De bootcommissie is z. i. thans
een staatje in den staat: Spr, komt daar
tegen op, want dit moet noodwendig me
debrengen, dat andere leden van Ged.
Staten, die niet in de commissie zitten,
ook heelemaal niet trachten wegwijs te
worden op dit terrein. De bootcommissie
schijnt een heilig huisje te zijn en spr.
meent, dat de regeling van 1904 dringend
aan een herziening moet worden onder
worpen. Al kan het college op den steun
der V. D.-ers rekenen, als het verkeers-
verbeteringen betreft, dan zal het hen
tegenover zich vinden als h. i. de omge
keerde richting wordt ingeslagen. De mo-
tie-Adriaanse getuigt daarvan. Spr. wijst
er in verband met die motie op, dat Ged.
Staten zelf de toename van het vervoer
op de lijn BreskensVlissingen toeschrij
ven aan het in de vaart brengen der veer
boot „Koningin Wilhelmina". Daarbij
komt dat dit veer is een onderdeel van
een internationalen verkeersweg, waarop
Ged, St. ook zeker doelden, toen zij
schreven dat het vervoer zeker nog zal
toenemen, als dit vervoermiddel in het
buitenland wordt gekend. Men zal dan
meer aan uitbreiding dan/ aan beperking
van den dienst moeten denken. Dit er
kent eigenlijk ieder, doch de struikelblok
is de Zondagsdienst en de wijze waarop
men den Zondag al dan niet zal besteden,
vieren, heiligen. Want over Zondags
rust zal men het wel eens worden, maar
niet over 't gebruik van den Zondag, over
Zondagsheiliging. Spr. schaart tzich bij
hen, die in den Zondag zien 'n telkens te
rugkeerenden Chr. feestdag, ter herinne
ring aan den dag, waarop de geest van
Christus levend is geworden, en ook dien
dag zooveel mogelijk willen bestemmen
tot rustdag en heiligen dag. Diat dit ge-
door mevrouw Belloc Lowndes.
28)
Toen zij na (de lunch Dij de afvioer-
plaats, kwamen, merkte Eva met vreugde
op, dat de bootenknecht, waarschijnlijk
gewaarschuwd door den oberkéllner,
blijkbaar de Desle boot voor kolonel
Mintaw en haar had vrijgehouden. Het
was een aardige, pas geverfde kleine
wherry, rijk voorzien van kussens in den
stuurstoel en E,va maakte zich vroolijk
meester van het roer, waarvan zij de
Louwen onder de 'armeh nam met een
bekoorlijke, vrijmoedige gemakkelijkheid,
die volkomen kennis van zaken en rou
tine verried.
Mintlaw nam vlug plaats tegenover
haar, in de zalige zekerheid, dat hij twee
of drie uren tang zijn oogen kon vergas-
ten aan haat* hief, opgewekt gezichtje.
Zij voi inden ongetwijfeld een mooi paar
tje en zelfs de nuchtere, oude booten-
knecht, die hel vaartuigje zachtjjens van
den kant had afgeduwd, met zijn haak
stok', toen Mintlaw de riemen had geno
men, dacht, dat Verliefde menschen toch
(misschien niet altijd zoo mal waren als
hij gewoonlijk' geloofde.
paard kan gaan met ,,een gepaste, in haar
doel juiste en naar omstandigheden nut
tige ontspanning" zegt spr. den heer Vie-
nings gaarne na, omdat daarin naar zijn
meening meer belichaamd wordt het
Meesterwoord: ,,De mensch is er niet om
den Sabbath, maar de Sabbath is er voor
den mensch." Spr, respecteert gaarne het
standpunt van anderen. Spr. zou er niet
aan denken, al had hij er de macht toe,
iemand te dwingen den Zondag anders te
vieren dan hij meent, dat goed is. Maar
spr. meent dat ook zijn geestverwanten
recht hebben om op hun wijze den Zon
dag te besteden als men daarbij anders
denkenden niet hindert. Spr, wijst er op
hoe met de veranderde wereldbeschou-
wingt samen hangt de gewijzigde bijbel
beschouwing. Maar men eerbiedigt allen
hetzelfde Opperwezen, mjè;a eert den
zelfden grooten Meester. En als men el
kaar hierin vrij laat, wordt ten slotte toch
geëerbiedigd en toch geëerd, meer dan
wanneer beproefd wordt de wijze waar
op aan elkander op te dringen. De over
heid heeft hier zeker een taak, maar dit
mag niet leiden tot een volledig geven
aan den een en een totale onthouding
aan den ander. De motie-Adriaanse geeft
den gulden middenweg aan,
Spr. kan niet in het algemeen onder
schrijven, dat het college te langzaam
werkt. Dit is echter wel het geval op het
gebied van den waterstaat en spr. vraagt
het college eens na te gaan of door eeni-
ge reorganisatie het afdoen van zaken op
dit terrein niet bespoedigd kan worden.
Ten slotte behandelde spr. den finan-
tieelen toestand en zeide dat men uit het
behandelde in ,'de afdeelliug niet veel
wijzer is geworden, maar dat men ver
heugd is over het gegeven overzicht over
de jaren 1921 tot en met 1930, waardoor
nu gebleken is, dat terwijl de rekeningen
sloten met groote nadeelige saldi, de ge
wone diensten op de laatste 7 vastge
stelde rekeningen gemiddeld 272.463
goed slot opleverden. Dus ruim het vier
de deel van het totale bedrag dat aan op
centen wordt ontvangen. Zeker kan men
spreken van een spaarzaam finantieele
politiek, waardoor, zooals Ged. Staten
zeggen, veel schuld kan worden afgelost.
Dit verhoogt de credietvaardiig|heid dei-
provincie, maar er zijn op het huidige ge
slacht lasten gelegd, welke voor 'n groot
gedeelte op jde toekomst konden zijn
geschoven. Spr, kan niet goedkeuren, dat
men nu veel betaalt voor zaken, waarvan
het nageslacht veel meer zal profiteeren
en in een tijd, dat de landbouwbevolking
zeer den druk ondervindt van d|e |fftge
prijzen, die voor bijna alle landbouwpro
ducten gelden. Op de begrooting 1930
komt een uitgaafpost voor van 249.455
als nadeelig saldo 1927, terwijl de gewone
dienst een overschot gaf van 353.982,
zoodat voor 6 ton verschil dekking moet
worden gezocht.
Spr. meent dan ook dat de tijd voor
belastingverlaging is aangebroken, als
Ged. Staten hun finantieele politiek zou
den willen wijzigen. Dit kan na ernstig
beraad alleen geschieden en het geheele
finantieele terrein zal moeten worden be
keken. Spr. zal dan ook geen bepaalde
voorstellen doen, herinnert alleen aan fi-
nintieele voorstellen eerder door zijn
fractie ingediend en laat de leiding van
het omvangrijke werk gaarne aan Ged.
Staten over, maar dringt wel op spoed
aan, opdat de eerstvolgende b'egrooting
een beeld zal kunnen geven van het wer
ken in die richting.
De heer VAN DUSSELDORP (Ged. St.)
heeft over de kwestie der Zondagsrust en
Zondagsheiliging de notulen dar Ia,atste
vergaderingen eens nagelezen. Er zijn
twee uitersten te ontdekken, mlaar er
zijn ook personen daar tusschen in en
de spr. en meerdere Christ. Hist, willen
medewerken aan beperking van den
Zondagsdienst, doch spr. wil niet
dringend optreden. ,Spr. meent echter,
diat 3 booten per Zondag voldoende is.
De heer ONDERDIJK (s.d.a.p.) acht
het afdeelingsverslag te beknopt, maar
ook onvolledig, ,en daarom' zal spreker
nog een en ander n;aar voren moeten
brengen.
Spr. vindt het al reeds typisch dat
Ged. Stalen de leden van het college ver-
Het was een prachtige dag een van
die dagen zooais zij enkel in Zuid-Enj-
geland voorkomen. De herfsttinten had
den nog pas weinig het volle rijke loof
gekleurd van de bosschen, die de heu
vels kroonden, en verscheidene andere
plekken sierden op' de sappige weiden
langs de rivier. Nu de boot regelmatig
voertgieed, kabbelden de kleine golfjes
opgestuwd door een koel briesje, legen
de o oord en en eik volgend gedeelte van
de waardige, oude rivier ontplooide weer
een nieuw gezicht op het Iachgnde, En-
igelsche landschap.
Door het diepe klare water,, waren
heele Dosschen planten zichtbaar, het
verblijf van niyrialden kleine dartele
vischjes, en langs de oevers verhieven
zich hier en daar ware wouden van riet
en biezen, waaruit een enkele keer het
geheimzinnig geroep van watervogels' op'-
kïonk. In de weiden was het welgedane
vee rustig aan het grazen.
Heel de omgeving, gekoesterd door
de warme, gouden zon, was als een
goed, geneeskrachtige gave der natuur,
een zachte balsem 'van geest en ze
nuwen, van den [man, wie'n het leven
een reeks van wonderbaarlijke avonturen
had 'gebracht, maar die nu gevoelde, dat
hij hét (grootste, (Wet hoogste van alles had
gemist.
Zij legden (aan, om thee te drinken, bij
een buitentuin, waar tzijzoo Mintlaw ver
loochenen, maar 'nimmer heeft spr. ge
dacht, wat fn de af deelingen geantwoord
wordt de meening is van het geheele
college.
Wat betreft de financiën gaat spr.
grootendeels mede met den heer Welle-
man, en wijst er op, dat men kwade
sloten gebruikte om nieuw'e uitgaven le
gen te houden, terw'ijl er op den gewonen
dienst overschot was.
Het gaat er om, of men zulkeen over
schot moet gebruiken voor de sociale
taak der provincie, voor belastingverla
ging of voor buitengewone uitgaven.
Wat betreft de sociale taak, meent spr.
dat Zeeland achteraan komt ten deze.
Als men dit niet wil aanpakken, dan het
liefst belastingverlaging, daar profiteerën
ook de arbeiders van. Maar spr. weet ook
wat nog te wachten staat: nieuwe boo
ten, wegenaanleg, enz. Verhooging van
de belasting is niet meer mogelijk voor
1930 en spr. meent, dat er verlaging moet
komen. Spr. is dankbaar voor den staat,
waaruit een goed overzicht kon worden
gekregen. Er is nu geen sprake meer, dat
men zich tegen sociale maatregelen zal
kunnen verzetten met beroep op den fi-
nancieelen toestand..
Spr. wijst dan op de nieuwe financieele
verhouding tusschen rijk en gemeenten,
en vraagt of er niet op aangedrongen kan
worden dit ook voor de provincies zal
gelden, namelijk gelijk aandeel in de op
brengst. Dit is nog iets anders dan des
tijds de heer Van Niftrik wilde, die wilde
dat beter gesitueerde provincies minder
krachtige zouden steunen.
Aan de hand van cijfers toont spr. aan
het verschil in opcenten, dat zou kunnen
genivelleerd worden en dan zou slechts
een zeer klein aantal opcenten moeten
worden geheven.
Zeeland zal ook bij de nieuwe regeling
aan het maximum der opcenten g'ekomen
zijn en veel hooger dan bij algemeene
verdeeling. Op de inkomsten en vermo
gensbelastingen zou dit verschelen van
40 tot 12 opcenten.
Daarbij komt, dat ieder Nederlander
belang heeft bij goede verkeersmiddelen
in het geheele land, en ook bij de uitga
ven voor oeververdediging en calamiteu-
ze polders, De kosten van dit alles moe
ten door alle Nederlanders worden ge
dragen. Spr. weet heel goed, dat dit al
les nader moet worden overwogen en
uitgewerkt, maar men moet het in begin
sel eens worden ten deze.
Spr. meent dat Zeeland in deze een
stoot kan geven. Hij weet wel, dat dit
lang zal duren en wil in dezen tijd be
ginnen te trachten het Rijk de zorg van
de calamiteuze polders .op zich te doen
nemen.
De heer Onderdijk dient de volgende
motie in:
,,De Staten der Provincie Zeeland noo-
digen Ged. Staten uit de Rijksregeering
te verzoeken een nivelleeringssysteem te
ontwerpen ten opzichte der Provinciale
belastingen, wat tot gevolg heeft dat een
meer gelijkmatige belastingheffing over
de verschillende Provincies worde ver
kregen."
Hierna werd gepauzeerd.
Na de pauze zette de heer ONDER-
DIJK zijn rede voort en begon met de
wegenkwestie. Spr. stelde de vraag of
men voor de wegen leenen wil of niet.
Spr. is voor leenen en dan spoedige ver
betering. Hij ontkent dat zijn fractie zich
ooit gemoeid heeft met de kwestie
der Zondagsheiliging, maar alleen over
den booldiensl Rreskens-Vlissing'en is ge
sproken uit het oogpunt van verkeersbe-
lang. Door het onderling gevecht over
de booten lijkt het wel op het slaan op
den kop van Jut. Drie leden van Ged.
Staten stemden vóór en 3 tegen een vier
de boot, dus moet de voorzitter den door
slag hebben gegeven.
(De voorzitter knikt van neen).
De onzekerheid van Ged. Staten
maakt, dat telkens de kwestie naar voren
komt. Spr. is met den heer Kodde voor
Zondagsrust, en meent dat het personeel
zeker nimmer de dupe behoeft en
mag worden. Het is kinderspel steeds te
vragen hoeveel er met iederen dienst zijn
overgezet. Men moet niet schromen ach
ter een plan te staan, als het gaat om
klaarde al eens géwefüst, vijf of waren
'het zes? Izomers' géleden. Eva herken
de de plaats jen zij herinnerde zich ook
onder een heimelijk' (zuchtje, dat zij er
niet alleen met haar tegenwoordige ca
valier 'geweest was, 'maar ook' met heel
iemand anders een donkeren, half
Spaanschen jongeman, die haar harts
tochtelijk' liet hof maakte en die bin
nen veertien dagen na dien J unimiddag»
in 191'6, welke 'zij samen op de rivier
hadden doorgeur acht:., was gesneuveld.
Zij hield zich telkens en telkens voor,
wat een zeldzamen en waarlijk' zaligen
dag zij nu had 1 Heerlijke oogenblikken,
minuten, uren als 't ware teruggeroe
pen uit liet nu zoo ver terugliggendej
zorgel oze verleden. Hoewel zij volko
men gelukkig was met 'haar echtgenoot,
was het „dolletjes" weer eens in gezel
schap te zijn van een man» die va(n jhaar
hield als van een speelgenootje die
alles gaf en niets in ruil verlangde.
Want Jack Mintlaw repte geen woord
van genegenheid dien iheelen middag wel
ke hij met Eva Raydon aU'een door
bracht; maar elke (blik op haar,, zelfs
'elke intonatie van zijn stem» zou aam
elke vrouw, veel minder ervaren op dat
terrein dan Eva Raydon,, verraden heb
ben dat (hij haar geheel toebehoorde
en zij had schhik in het besef» dat lij tijn
onuitgesproken gevoelens begreep
Toen zij eindelijk weer in de boot !za|-
verkeersbelang. Met een tweede boot
moet ook op Zondag gelegenheid gegeven
worden voor goede verbinding, en spr.
kan begrijpen men anders zegt, laat het
Rijk de booten maar overnemen. Beter
is het zelf te exploiteeren, maar dan moe
ten Ged. Staten niet steeds zweven tus
schen de stroomingen in de Staten.
Spr. komt er tegen op dat men haast
maakte met het directiegebouw te Vlis
singen en den steiger te Stavenisse, er
is nu nog niets gebeurd.
Spr. meent dat er van de trams, die
renlelooze voorschotten hebben, zijn die
kunnen beginnen met aflossing. De Sta
ten moeten op de hoogte worden gehou
den. Spr. wijst er nog op, dat de Z.-
Vlaamsche tram 36.000 en de Zuid-Be-
velandsche 64.000 per jaar aan rente
verlies opleveren voor de provincie.
De VOORZITTER ontkende, dat hij
in Ged. Staten den doorslag heeft gege
ven.
De VOORZITTER stelt nu voor de
kwestie van de belastingen over te bren
gen bij Ged. St., die er in de volgende zit
ting advies over zullen uitbrengen.
Aldus werd besloten.
De heer WALLIEN (c. h.) meent dat
drie booten op Zondag voldoende is,
maar dat de tweede boot verlaat moet
worden. Men moet niet alleen naar trein
verbindingen kijken, want er is ook nog
veel ander doorgaand verkeer. Spr. dient
een motie in, waarin vertrek uit Vlissin
gen op 12 uur en dan terug voor 13.14.
Behalve spr. heeft ook de heer Hendrik-
se als Zeeuwsch-Vlaming de motie onder
teekend.
Aan de wegen is volgens spr. daadwer
kelijk nog niet veel gedaan en dit ligt
z. i. aan den Prov. Waterstaat. Men moet
een groot kapitaal leenen voor dit doel.
Als de Prov. Waterstaat tijdelijk hulp
noodig heeft, moet hij dit hebben.
Het is reeds meermalen voorgekomen,
dat er plannen komen voor verkeersver-
beteringen, doch die ten slotte niet wor
den uitgevoerd. Spr. wijst op de verbe
tering van het veer KortgeneWol-
phaartsdijk. Spr. meent dat veel verbe
terd zou worden door alle booten onder
een directie te brengen, tevens als de ad
viseur van de bootencommissie en van
Ged. Staten.
Het kan zonder den directeur van den
Wesler-Scheldedienst sa arisverhoogingte
geven. Het is z. i. nu het juiste oogenblik.
De deskundige adviezen van zulk een di
recteur moeten dan aan de Staten wor
den overgelegd, evenals dit gebeurt met
die der directie van de PZ.E.M. en met
ten, op den terugtocht, vroeg hij„Denk
jé» dat je 'morgen weer mee kan?"
„Ik weet 't niet zeker...."
En toen zij beiden zwegén, was Eva
zich, een klein Lcerj'e beschaamd, be
wust, dat, hoewel zij zalig had genoten
van dit heimelijk' tochtje, zij niet zeker
wist, of zij er wel zoo spoedig een f.iex
haling van wenschte. Zij dacht er half
en half over, den volgenden dag niaar
Londen te gaan maar natuurlijk' moest
zij vóór aanstaanden Zaterdag telkens
«en telkens» hoe dan ook, Jack nog ziert
Het was haar plan» Mintlaw Zaterdag
aan haar man voor te stellen. Maar zij
voelde, dal als die twee 'kennis met
elkaar hadden gemaakt,, de charme van
'haar nieuwe ontmoeting met haar goer
den ouden vriend, grootendeels verbro
ken zou zij 11
Zij moest toegteven, idat wat Adelaide
Strain haar dien (morgen had gézegd,
maar al te waar was. Birtley Raydon
hield er van, dat zijn vrouw bewonderd
werd; maar hij "was van een zeer ja>-
loersch karakter. En eens of tweemaal
in hun huwelijk was Eva, zooals zij het
zélf noemde, „genoodzaakt pp haar tellen
te passen", en 'dat, terwijl er waarlijk
niets te „tellen" was geweest! Het wais
'een geluk voor beiden, dat zij een opget-
wekt, gemakkelijk tevreden kjarakter had
en een van die vrouwen was» die vain!
hét oolgennlik genieten 'zonder na'be-
die van den hoofdingenieur. Een tweede j
veerboot is hard noodig, want het ver
keer op deze lijn mag niet onderbroken
worden. A
Inzake de financiën meent spr. het
niet goed is steeds maar te leenen, maar
foeter om een deel de buitengewone uit-
gaven te doen uit gewone inkomsten.
De heer OVERHOFF (s.d.a.p.) spreekt x j
over de werkloozenzorg, en wijst op een
schrijven dat te Goes inkwam'en waar- j
van Ged. Staten de verzenders waren,
en waarin werkloozen naar de armbestu- j|j
ren worden verwezen. Gevolg is reeds
stopzetting in verschillende plaatsen der
werkeloozenzorg. Nu is er wel gezgd, dat
dit schrijven is uitgegaan op aandrang der D
regeering. Dit kan spr. niet gelooven,
omdat er wel tegen steunverleening eer-
der is opgekomen doch niet tegen werk-
verschaffing. Wat is er tegen voor werk- n
verschaffen?
Spr. stelt d evraag of indien een ge-
meente redelijke bedragen uittrekt voor I
de werkverschaffing, Ged. Staten hier- I
tegen geen bezwaar zullen hebben. E I
Spr. meent dat integendeel Ged. Sta- e I
ten moeten aandringen die posten er op
te krijgen. e I
Er is gevraagd voor de werklieden aan
provinciale wegen dezelfde arbeidsvoor- I
waarden als voor hen, die aan Rijkswer
ken werken.
Sor. stelt een vraag in dien geest aan
Ged. Staten. j|
De heer KODDE (s. g.) heeft zich ook c I
de vraag gesteld of de leden van Ged.
Staten in de afdeelingen zitten als Sta- n I
tenleden of lid der Ged. Staten. Spr. 1
meent, dat in de afdeelingen de leden
van Ged. Staten voor zich zelf spreken.
Spr. meent dat de financiën er niet Ll
zoo slecht voorstaan en dankt Ged. Sta-
ten voor hun overzicht,
Spr. wijst op de nog te verwachten
groote uitgaven en meent, dat de nieuwe n
wet het niet makkelijker zal maken. Spr. c
vraagt in het vervolg ook over te leggen I
welke uitgaven te wachten zijn.
Spr. wil niet steeds over de Zondags
kwestie spreken, maar als er over ge- 1
sproken wordt, wil hij zeggen, dat het L
hem gaat om de Zondagsheiliging, zijn be- I
ginsel dwingt hem te leven naar Gods n I
woord. j. I
Wat betreft de motie-Wallien, daar t I
kunnen spr. en zijn fractie mede accoord n I
gaan, omdat zij een vierde boot tegen - f
houdt. Spr. dringt aan op goede voorbe- p
reiding der voorstellen.
De heer ADRIAANSE (v. d.) wil zich -
bepalen tot zijn motie, het komt er niet t I
ii ii n n
tr ach ting te houden. i-1
Gteen wonder, dat zij zich opnieuw n
„dolletjes" jong en uiterst tevreden met [ll
hfet leven voelde, toen zij weer gema'kj-
k'elijli in de prachtige auto zat en de - I
kilometers, die zij nog hadden af te e
leggen tot het dorp Swanmere als het
ware naar hen toe vlogen. I
Geheel anders was' het met Jack' Mint;- r
law gesteld. Weliswaar llrad ook' hij dienj
dag oogenolikken vnn groot ge,not gel-
smaakt, maar zij 'waren afgewisseld door t
minutenlange pijn. Hij' (zag nu duidelijk g
in, dal alle liefae welke Eva's hartje „I
vervulde» haar man gipld en er op was j. I
'gericht hem te olijven boeien. En daar
om zag hij er zwaar tegen op, den get- J
lukkijgen man te ontmoeten» die was s
igteslaag'd, waar hij had gefaald. Ged uren- [-
de die uren, die nu eens voorbijvlogen, ;.f I
dan weer schenen fe kruipen, hield h;ij
zich telkens voor, idat hij lipt verstandigst
deed Swanmere dezen pacht te veria- I
ten en voor altijd uit den gezichtskring 1 I
|van Eva té verdwijnen. Maar hij was een I
van die eigenaardige 'menschen, die eer- 1
lijk' tegenover zich (oelf zijn, en zorgvol Q
hét feit onder 'de oogen zien, dat zij >iict I
verstandig zijn; nog érger, dat zij op het
punt staan, lijdelijk veel onnoodige te- r I
jlejurstellingen en berouw te zullen >o,n- 1
dervinden.
(Wordt vervol'*'.l