TWEEDE BLAD
cov-mtant
het hoogmoedige stuivertje
IHwplie M
ïïr\INDET\DLADÏÏ
D@ Man in het kastje.
I VAN DE
VAN
Zaterdag 5 Oct. 1929 No. 235
HAAGSCHE BRIEVEN.
BINNENLAND
MDDCLBVBC*"^
(Van onzen bijzonderen correspondent.)
1 Ken uw stad en krijg haar
lief Per autocar door
Nieuw-Den Haag Op de
mooie buitens van freule
Van Bylandt Een nieuwe
vorm om liefdadigheid te
plegen: bridge-drives ko
men in de mode.
Zooals iedere staatsburger geacht
wordt de wet te kennen, mag men van
ieder inwoner eener stad redelijkerwijze
verwachten, dat hij zijn stad kent, ten
minste als 'hij er zoo lang woont, dat hij
als burger van die stad aangemerkt mag
worden.
Maar wie in een stad woont, die zich
uitbreidt en blijft uitbreiden met een
snelheid als onze residentie, heeft moeite
om behoorlijk op de hoogte te blijven
van al wat er aan nieuwe straten en
pleinen aan de buitenkanten wordt bij
gebouwd. Een ritje met verschillende
tramlijnen zoo nu en dan, van het eene
eindpunt naar het andere, kan een hee-
leboel helpen maar alle nieuw-aange-
bouwde uithoeken zijn niet maar zoo
dadelijk per tram te bereiken en af
doende is dat dus niet.
Onder het motto: ,,ken uw stad" heeft
nu de H.T.M., als ik me niet vergis in
samenwerking met één van de gemeen
tebedrijven, die daarvoor in aanmerking
kunnen komen, iets als stadsuitbreiding
of zoo, wekelijksche rondritten georgani
seerd in één van de reusachtige sight-
seeing-cars, waarover zij beschikt en die
een tocht maken door allerlei buiten
wijken en nieuwe gedeelten, waar een
gewoon sterveling geen voet zou zetten,
als hij er niet speciaal te maken had.
Intusschen is de uitbreiding van onze
stad zoo geweldig, dat het niet mogelijk
is op één rit, die toch twee a twee en
een half uur duurt, al het nieuwe aan alle
kanten te zien en daarom zijn er twee
routes, de eene week de eene, de an
dere week de andere.
Het is klaarblijkelijk een zeer goede
gedachte geweest, want er bestaat iede-
ren Zaterdag voor deze ritten zeer veel
animo, ook voor de route, die de niet zoo
zeer mooie als wel interessante gedeelten
van de stad bestrijkt, nieuwe arbeiders
buurten, die de moeite van het bekijken
waard zijn, hoewel ze niet tot het fraai
ste gedeelte van iDen 'Haag en omstreken
behooren, terwijl het deel van den tocht,
dat door wijken gaat als het villapark
Zorgvliet en langs een stuk Ouden Sc'he-
veningschen Weg, natuurlijk voor geen
enkelen Hagenaar terra incognita is.
De tweede route, die de nieuwgebouw
de wijken van Marlot, Waalsdorp en 't
Westbroekpark bestrijkt, "heeft meer
aantrekkelijkheid voor wie al rondrij
dende en zijn stad leerende kennen ook
nog graag eenig natuurschoon geniet en
al vergelijkende zou men geneigd zijn
tot de conclusie te komen, dat er bij
het indeelen van de beide routes een
nogal groot verschil is ontstaan en dat
de eene veel mooier is om te rijden dan
de andere. Een tochtje door Marlot en de
nieuwe wijken langs den Waaldorp-
schen weg en door het Westbroekpark
is inderdaad een genot op zichzelf.
Wat intusschen niet wegneemt, dat er
ook voor de minder gunstig bedeelde
route 'heel wat liefhebbers zijn, die een
ritje in de geriefelijke luxe-bus willen
maken. Onderweg wordt gelegenheid
gegeven om ergens thee te drinken en
de zitplaatsen zijn ruim en gemakkelijk,
zoodat het niet behoeft te verwonderen
als er geen plaatsje onbezet blijft.
Het publiek is van allerlei slag; er zijn
burgerjuffrouwen, op een uitgangetje be
lust en onderwijzers, die aan hun eigen
ontwikkeling minstens even hard wer
ken als aan die der jeugd en vaders,
die hun kinderen graag een prettigen
en tegelijk leerzamen middag gunnen. En
wat is er nu voor een kleinen school
jongen prettiger dan een halven middag
in een auto te zitten!
Inderdaad, het is een uiterst aantrek
kelijke manier om je stad te leeren ken
nen en het is toch ook wel heel aange
naam om nu eindelijk eens te weten,
waar b.v. het Stieltjesplein of de Hilde-
brandtstraat of de Gooilaan of de Schel-
visch- of Tong- of Zalm- of andere
vischachtige straat is.
Wie er wat meer moeite voor over
heeft om iets van de onmiddelijke om
trek van Den Haag te zien, zal gebruik
gemaakt hebben van een andere gele
genheid en wel die, welke gedurende de
zomermaanden tweemaal in de week
gegeven is om de prachtige buitens aan
het begin van den Benoordenhoutschen-
weg, Ardensburg en Oostduin te gaan
zien en er rond te wandelen. De eigena
resse, freule van Bylandt, heeft daar
voor de gelegenheid opengesteld, men
kan er wandelen onder geleide van één
der tuinlui, die allerlei wetenswaardigs
vertelt over de boomen en planten en
struiken, die er op deze prachtig aange
legde en schitterend onderhouden bui
tens te zien zijn. Naar men zegt moeten
zelfs de beide buitenplaatsen van de
Koningin, aan den Leidschen straatweg
gelegen, niet beter onderhouden zijn en
het is trouwens ook duidelijk te bespeu
ren, dat er geen moeite aan gespaard
wordt.
Een sympathieke gedachte is het van
de eigenares geweest om een entree te
heffen, dat aan den eenen kant waarborg
geeft, dat niet Jan en alleman er komt
oploopen en aan den anderen kant een
flinke bate geeft in de kas der Vereeni-
ging Nationale Dierenzorg, voor wie de
opbrengst bestemd is. En gezien de om
standigheid, dat voor dit toch al matig
entree nog een thé complet geserveerd
werd na de wandeling, behoefde het voor
niemand een "bezwaar te zijn.
Bovendien, wij Hagenaars gaan graag
uit in het prettige bewustzijn, dat we al
uitgaande bezig zijn liefdadigheid te ple
gen, Een sprekend bewijs daarvan waren
de tjokvolle salons van Huize Voorhout,
toen daar de eerste liefdadigheids-bridge
drive van het seizoen gegeven werd.
Huize Voorhout is één der grootste pa
tricische huizen aan het Lange Voor
hout, dat vroeger aan de -familie Ben-
tinck behoorde en dat, toen het ver
kocht werd, door den nieuwen eigenaar
werd gelaten zooals het was, met de be
doeling er particuliere feesten en par
tijen te geven.
De prachtige ruime ontvangsalons lee-
nen zich bij uitstek voor dat doel en
voor het houden van een bridge-con-
cours zijn ze werkelijk ideaal. Men kan
er bij wijze van spreken zooveel speel
tafeltjes plaats als men wil. Dezen avond
werden de kinderen, die jaarlijks naar
buiten worden gezonden door de vereen,
voor het zenden van kinderen naar bui
ten, door de liefdadigheid gebaat. Het
plaatselijk comité dezer vereenxging, dat
de bridge-drive organiseerde, had in
alle opzichten eer van zijn werk en moet,
dunkt me, over de resultaten dat is
de opbrengst in de kas ook tevreden
hebben kunnen zijn.
De liefdadigheids-bridge-avondjes be
ginnen hier sterk in de mode te komen
en vervangen op allergunstigste wijze
de fancy-fairs en liefdadigheidssoirées,
waar de aardigheid langzamerhand wel
wat begon af te raken en dat niet hee-
iemaal ten onrechte. Op een fancy-fair of
een bazar of hoe men dat nu verder noe
men wil, bestaat er een groote kans, dat
zoowel de verkoopster als de bezoek
ster zich lichtelijk gaan vervelen. Want
met den allerbesten wil van de wereld
is er maar weinig variatie in te brengen.
Waarzegster, zigeuners, muzikanten,
tentjes, waar van alles ei, nog wat te
koop is, prijzige buffetten en daarmee
is het afgeloopen. Geen oogenblik is hét
voor de bezoekers mogelijk te vergeten,
dat ze door hun aanwezigheid -liefdadig
heid plegen, integendeel, ze worden er
voortdurend op zeer duidelijke wijze
aan herinnerd. En als er onophoudelijk
een hand, al is het dan ook nog zoo'n
lief of nog zoo'n klein handje bezig is in
uw zak te tasten of op uw portemon-
naie te kloppen, dan is er veel kans,
dat ge eindigt met het geheel wat min
der amusant te vinden.
Maar de menschen, die ter wille van
de liefdadigheid komen bridgen, verve
len zich nooit. Ze zijn zich aan 't speel
tafeltje thuis, ze voelen zich met de
kaarten in handen „senang", zooals onze
Indischgasten hier 'zeggen, en ze spelen
er niet anders om, of de winst, die ze
maken in hun zak, of in het zilveren
bakje op één der hoeken van het tafel
tje te land komt. Tegen het inleggeld zal
nooit iemand bezwaar maken, evenmin
als tegen het koopen van kaarten voor
een fancy-fair of soirée, alleen, wat er
na komt is voor hen veel aangenamer.
En dan wordt er gewoonlijk fanatiek ge
speeld om een prijs te bemachtigen, min
der om die prijs, dan wel om de eer het
hoogste aantal punten te hebben kun
nen behalen.
Bridge-drives zijn nu in de mode, ieder
een doet er graag aan mee en het is wel
één van de aangenaamste liefdadigheids-
vormen-met-amusement, die er de laat
ste paar jaren zijn verzonnen. Zóó is het
heelemaal geen opoffering.
y. T.
BESMETTELIJKE ZIEKTENWET-
De minister van A., H. en N. heeft het
in artikel 3, vierde lid, van de Besmette
lijke Ziektenwet bedoelde kenmerk als
volgt vastgesteld:
Op het kenmerk zullen bovenaan ge
drukt worden met letters van 5 m.M.
hoogte en 3 m.M. breedte de woorden:
„Kenmerk, bedoeld in artikel 3, vierde
lid, der wet van 20 Juli 1928, Staatsblad
no, 265, houdende voorziening tegen be
smettelijke ziekten,"
Vervolgens daar beneden, met vol
doende tusschenruimte en met letters
van 3K c.M. hoogte, 1% c.M. bi-eedte,
'de samenstellende lijnen 5 m.M. dik, de
woorden: Besmettelijke ziekte, welke
woorden moeten zijn onderstreept met
eene lijn, ter dikte van 3 m.M.
Met voldoende ruimte onder deze laat
ste woorden volgt de naam van de be
treffende ziekte. De letters van deze
naamsaanduiding moeten eéne hoogte
hebben van 2% c.M. en eene breedte van
12 m.M., terwijl de samenstellende lijnen
3 m.M. dik zijn, een en ander overeen
komstig het bij de beschikking behoo-
rend voorbeeld.
Voorts heeft dezelfde minister, gelet
op artikel 8, 2de en 5de lid, van de Be-
smettelijke-Ziektenwet vastgesteld, dat
het tijdperk, bedoeld in bovengenoemde
leden van dat artikel, voor de navolgen
de ziekten bedraagt:
voor febris typhoidea 14 dagen
paratyphus 1 (typheuze
vorm) 8
paratyphus 2 (gastro-en-
teritische vorm) 6
variola minor falastrim).. 14
dysenteria bacillaris 8
roodvonk 8
diphtherie 8
meningitis cerebrospinal
epidemica 14
poliomyelitis anterior
acuta 14
encephalitis lethargies 14
(Stct.)
DE NED. MIJ. VOOR NIJVERHEID
EN HANDEL EN DE BEZUINIGING.
De Centrale Commissie voor Bezui
niging der Ned. Mij. voor Nijverheid, en
Handel heeft, evenals vorige jaren, aan
de Tweede Kamer der Staten Generaal
de opmerkingen niet onthouden, waartoe
kennisneming der begrooting-1930 haar
aanleiding heeft gegeven. De commissie
is tot de slotsom gekomen, dat inderdaad
de financieele vooruitzichten voor de'
eerstvolgende jaren van die aard zijn,
dat groote zorg vereischt blijft ten einde
niet alleen de noodige middelen te vin
den tot dekking vair de in die jaren te
verwachten nieuwe en verhoogde uitga
ven zonder helasiingverhooging, maar
ook een verdere i-ecds zoo vaak als nood
zakelijk bepleite hclastingjverLaging mo
gelijk te maken.
Het heeft de commissie bepaald te
leurgesteld, in de financieele nota van
den minister niet meer terug te vinden
het in vorige jaren door hem vooropge
stelde beginsel: opvangen van het nor
male accres der uitgaven door bezuini
ging en bestemming van het accres der
inkomsten voor belastingverlaging.
©ij de beschouwing der baLiige saldi
over de afgeloopen jaren moet men ook
in achl nemen ,dat het Rijk hier te lande
nog steeds de fout begaat om" 'de op
brengst der Successierechten, welke ais
een zuivere kapitaalheffing beschouwd
kunnen worden, te gebruiken voor dek
king van uitgaven op den gewonen dien st
terwijl die bestemd zoucj|en moeten Wor
den voor aflossing van schuld of voor
'Q VAN De
c
£3.
E3
door
HETTY BOREL.
ZOEKPRENTJE.
Waar is de hond, die den emmer om gooide?
(Slot).
Buiten was het koud en door die kou
de werd het brood afgekoeld en kwam
het stuivertje weer een beetje op zijn
verhaal.
Hij hoorde, hoe de knecht met een
flinken ruk aan de bel trok en toen vroo-
lijk met het dienstmeisje sprak. Deze nam
het brood aan en bracht het naar de
huiskamer.
„Zoo, Betje, is daar het krentenbrood?
Breng het nu maar gauw weg, want je
weet wel, Jaantje is vandaag jarig."
Voordat Betje bij Mevrouw diende,
"was Jaantje er jaren lang geweest. Nu
was Jaantje met een zeeman getrouwd.
Het brood werd in een mandje gedaan
en Betje begaf zich naar het huisje, waar
viouw Jaantje met haar beide kinderen
woonde. Dat gaf een vreugde, toen het
brood werd uitgepakt.
„Bedank mevrouw 'hartelijk hoor! De
kinderen hebben reuze-honger en het zal
ons dus heerlijk smaken!" Vrouw Jaan
tje begon het brood te snijden Het mes
ging er grif doorheen en zij legde de kk-
kere krenten-boterhammen op de bor
den van de kinderen. Op eens daar
wilde het mes niet verder. Het stuitte
tegen iets hards en het stuivertje rolde
over de tafel.
„Hoera," riepen de kinderen. „Dat is
een stuivertje. Het blinkt niet erg meer;
er zitten donkere vlekken op!"
„De glans doet er niets toe," sprak de
moeder. „Het stuivertje blijft nu toch
dezelfde waarde behouden."
Het mes sneed weer door. Achtereen
volgens kwamen nu ook het dubbeltje
het kwartje, de gulden en de rijksdaalder
te voorschijn. Wat een vreugde gaf ;dat!
De vreugde werd evenwel nog grooter,
toen onverwachts de vader binnentrad in
zijn net Honker matrozenpak. De boot
was eerder binnengeloopen, dan men
verwacht had.
Hij breidde zijn armen uit en omhelsde
zijn vrouw hartelijk. De kinderen klom
men langs zijn beenen omhoog. Dat was
me een pret! Toen werd het geheele ver
haal gedaan over het krentenbrood en
de verrassing daarin gevonden.
„En hier heb ik ook nog geld, dat ik
verdiend heb," sprak de matroos en leg
de zijn beurs op tafel.
Het oudste jongetje ging in de buurt
allerlei lekkers koopen en toen werd het
smullen!
Vader, nu vertellen van de reis", vilei-
de de jongste en klauterde op zijn knie.
De matroos lachte en begon zijn ver
haal. De oogen der kinderen werden hoe
langer hoe grooter en hun mondjes gin
gen van verbazing open.
„Hoe lang blijft u nu thuis, vader?"
vroeg de jongen.
„Nu, misschien wel drie weken."
„Heerlijk!"
„Zeg eens, vrouw, ik zie daar een stui
vertje op de tafel. Dat moest je mij ge
ven. Er zijn zooveel stuivertjes niet meer
en men zegt, dat ze geluk aanbrengen,"
Hij stak het stuivertje in zijn broek
zak en verder dacht niemand er meer
aan.
Hoe lang hij daar in dien donkeren
broekzak gezeten had, zou hij niet kun
nen zeggen, maar op een goeden dag
hoorde hij, hoe de matroos afscheid nam
van vrouw en kinderen. De vrouw huilde
en de kinderen klemden zich aan hun
vader vast. Ook de matroos had moeite
zich goed te houden. Hij rukte zich plot
seling los, een laatst vaarwel en spoedig
was hij om den hoek der straat verdwe
nen.
Met groote passen liep hij naar de ha
ven, waar hij hartelijk begroet werd door
de andere matrozen. Met één sprong was
hij in de boot.
„Zeg Jan, je bent me nog een kwartje
schuldig; heb je het soms bij je?"
„Jawel."
De matroos haalde met een forschen
ruk zijn beurs voor den dag, maar o wee!
hij had het stuivertje vergeten, dat nog
steeds los in zijn broekzak zat. Doordat
hij die beurs zoo ruw 'voor den dag haal
de, vloog het stuivertje met een zwaai
er uit en plompte in zee.
Brrrr.... wat was dat koud en nat!
Hij zonk al dieper en dieper en kwam
eindelijk met een schok op den bodem
terecht. Eerst was het stuivertje zoo ver
doofd, dat hij hooren noch zien kon, maar
langzamerhand kwam hij een beetje bij.
Hij lag op den bodem van de zee en
keek verbaasd in het rond. Om hem heen
strekte zich een zee-tuin uit. Boomen van
koraal hieven hun roode takken op in
het doorschijnend blauwe water. Groote
zee-anemonen, rose en blauwe, witte en
gele, spreidden hun kleurige blaadjes uit.
Kleine, bonte vischjes zwommen door de
takken der koraalboomen en speelden
krijgertje met elkaar.
Een paar dikke zeekrabben zaten lui
in een hoekje en babbelden over schelp
jes en vischjes. Een groene zeeslang kron
kelde langzaam vooruit om eten te gaan
zoeken.
Eerst had niemand het kleine stuiver
tje opgemerkt, dat nu bijna al zijn glans
verloren had. Eindelijk kregen de zee
krabben hem in 't oog. Van verbazing
puilden hun stokjes-oogen nog meer naar
voren.
„Wat zou dat voor een gedrochtje
zijn?" vroeg de oudste, die tevens de
dikste was. „Is het een dier, een bloem
of een vrucht?"
„Laten we het hem zelf gaan vragen."
De beide zeekrabben liepen naar het
stuivertje toe. Hij was doodsbang, want
hij had nog nooit zulke beesten gezien.
„Eet me alstjeblieft niet op," smeekte
hij in zijn angst.
De zeekrabben lachten zóó, dat ze
eerst niet meer in staat waren verder te
loopen.
„We zijn niet van plan je op te eten;
we willen alleen maar weten, of je een
dier, een bloem of een vrucht bent."
„Geen van drieën," antwoordde het
stuivertje, „ik ben een geldstuk."
„Daar hebben we nooit van gehoord."
Onderwijl had er zich een heele kring
van zeedieren en visschen om het sui-
vertje heen verzameld.
„Hebben jullie ooit van een geldstuk
gehoord?" vroeg de zeekrab aan de me
nigte.
Men schudde van „neen", doch de zee
slang stak haar spitsen kop naar voren
en sprak: „Ik heb er wel eens van ge
hoord. Dit stuivertje, want zoo heet hij,
is een geldstuk. De menschen, die op het
droge leven, gebruiken hem om er aller
lei voor te koopen. Dit stuivertje is niet
veel waard, maar dat doet er niet toe;
we zullen het vriendelijk in ons midden
opnemen."
„Natuurlijk, dat is dierenplicht," riepen
de anderen.
Allen gingen nu aan bet werk en bouw
den een huisje van bloedkoraal voor het
stuivertje en zijn bedje werd belegd met
anemone-blaadjes.
Het zee-water beroofde het stuivertje
van zijn restje glans, maar nu gaf hij
daar niet meer om. Hij had nu begrepen,
dat het niet alles goud is, wat er blinkt
en deed er zijn voordeel mee.
Eiken dag komen zeedieren hem een
bezoek brengen en vertellen hem won
derlijke geschiedenissen.
En ook het stuivertje vertelt wel eens
van vroeger, toen hij nog dom en hoog
moedig was.
Nu is hij gelukkig en tevreden en zal
wel altijd op den bodem van de zee blij
ven wonen.
Aan den rand der uitgestrekte heide,
vlak bij het bosch, staat de groote
schaapskooi, waarin wel drie honderd
schapen stallen. Het huisje van den her
der is heel wat kleiner dan de schaaps
kooi, maar ze wonen er ook niet met
drie honderd in!
Het gezin bestaat slechts uit Vader,
Moeder, den zeven-jarigen Klaas en zijn
jongere zusjes: Mieke en Dina.
Als Klaas naar school gaat, moet hij