UIT RUSLAND.
Te houden Aanbestedingen
goed met dit onderwijs. Hot voorstel
'werd z.h.s. aangenomen.
Dekking exploitatietekort.
Het volgende voorstel was dat tot
dekking van het exploitatietekort groot
f 1788.83 geleden voor de Algemeene
Won iinjgbouwvereeniging voor de huizen
op het Bagijnhof over 1928-1929, door
een renteloos voorschot.
De heer MES zegt dat dit een jaar
lijks terugkeerend postje wordt. Hij
vreest, dat het door meer onderhoud
Scooter zal worden en van terugbetalen
komt niets i|n de eerste 30 jaar.
Het is een ziek kindje, dat wel steeds
ziek zal blijven.
De VOORZITTER zegt dat het zeker
jammer is, dat het ziek is.
De heer MES zegt dat de minister
zal moeten ingrijpen.
De heer JERONIMUS meent dat het
wel een vaste post zal Wijven, juist
de jaarlijksche aflossing aan de R'ijklsi-
verzekeringsbank maakt het tekort. De
gemeente zit voor de rente en aflos
sing en het is dan ook' feitelijk toen
verkapte huurtoeslag en dat acht s'pr.
in principe verkeerd.
De heer ONDERDJJK. zou willen, dat
de toestand van de woningen in wijk' J.V
evenzoo was, omdat voor het Bagijnhof
niet betaald is. Er is geen sprakie van
dat bij geregeld onderhoud groote kos
ten zullen volgen en de tekorten zul
len ook -dalen door het steeds aflos
sen van 2 pet. aan de R.V.B. De huur
is aan den hoogen kant (f 4.50—f 5.—
en kan niet worden verhoogd.
De heer PAUL blijft nog steeds van
meening, dat de gemeente wat moet
doen voor het hebben van goede ar-
beidswoningen, dat is een hygiënisch
belang. De heer Mes kan gerust zijn
niet te hebben medegeholpen aan het
in het leven brengen van dit zieke
kindje.
De heer MESlik Vals nog niet fcn den
raad.
De heer PAUL vraagt hoe de heer
Mes zich het ingrijpen van den minister
denkt.
Spr. vraagt hem den heer Ruijs de
groeten te doen en te zeggen, 'dat het
Rijk iets meer moet doen.
De heer MESi zegt dat het vraag
stuk zich in h et igeheele land voordoet.
De heer v. d. EELTZ vraagt of de
wethouder van meening is dat de huren
niet lager zijln dan van andere soort-
lijke woningen.
De heer ONDERDIJK zegt dal zij juist
aan den hoogen kant zijln.
De heer STREEFKERK vraagt of er
geen kans is van de hooge rente ajf te
komen.
De VOORZITTER zegt dat de vereeni-
jging nog 40 jaar aan de R. V|. Bi. vast
zit.
De heer ONDERDIJK zegt dat con-
verteeren van die leening niet mag.
Hel voorstel wordt z. h. s. aangenomen
waarbij de heer Wondergem als zijnde
bestuurslid wordt geacht, niet aanwe
zig te zijn.
Wijziging gemeente-begrooting.
Thans kwam ter ia
der gemeente-begrooting 1929.
De heer PAUL vroeg of de f 986.25
als bijdrage van de Provincie in de kos
ten van onderhoud van op het Prov.
wegenplan voorkomende wegen reeds
slaat op den Nieuwen Vlissingschen weg.
De VOORZITTER zegt, dat het geldt
de verbreeding aan het begin van dien
weg, die reeds verleden jaar werd aan
gebracht.
De heer PAUL vraagt of het niet mo
gelijk is bij-de termijnbetaling ook direct
de evenredige bijdrage der provincie te
innen, dit spaart rente.
De VOORZITTER zal dit onderzoeken.
De heer JERONIMUS vraagt in ver
band met den post voor kosten van re
organisatie der administratie van den
dienst der gemeentewerken ad f 250
of het de bedoeling is, evenmin als van
de bedrijven, in het vervolg Van dezen
tak van dieust de bescheiden aan den
raad over te leggen.
Ds VOORZITTER zegt dat nog een
voorstel aan den raad komt, het zal wel
alleen gaan over een nieuwe boekhou
ding.
De heer ONDERDIJK zegt dat de be
zwaren van den heer Jeronimus wellicht
te ondervangen zijn. De raad krijgt de
zaak nog ten volle te overzien.
De VOORZITTER meent dat het niet
de bedoeling is de zaak te regelen als bij
de bedrijven.
De heer STREEFKERK ziet er ook
alleen een administratieven maatregel in.
Mevr. WEIJL zegt dat de stukken van
de bedrijven toch ook ten inzage komen.
De VOORZITTER: ja bij de commissie
van financiën, maar meln zal den beer
- Jeronimus de bescheiden der electrici-
teit ook eens lateü zien.
De heer JERONIMUS: ik houd meer
van gas.
De heer STREEFKERK: hij doet in
#»S. j - j f[f§
De heer ONDERDIJK zegt dat het rap
port van het accountantsbureau, waar
voor de post bestemd1 is, tevens een plan
tot reorganisatie zal inhouden.
De begrotingswijziging wordt z. h. s.
aangenomen.
Bezwaarschriften,
Beschikt wordt op een bezwaarschrift
tegen een aanslag in de hondenbelas
ting en tegen een in de straatbelasling
J 929.
Rondvraag.
De heer HONDIUS wijst op den stank
in de Vesten en heeft tot zijn grocite
verbazing gezien, dat ook bij hlet pomp
station het riool nog loost in de Vest
en hij vraagt hoe dat komt.
De heer ONDERDJJK zegt dat de
grootste oorzaak is de lage stand in dje
Vest.
In het pompgebouwtje moesten nieuwe
bussen rond de zuigers worden aange-
braclit en daarom sltaat het drie wieken
stil, deze welek komt het gereed.
De heer JERONIMUS vraagt of die
slijtage dan niet erg vlug is opgetreden,
er gaat toch alleen dunne stof door.
De heer ONDERDIJK zegt maar ook
nog wel' eens wat anders, men möest
eens wetien wat er alzoo in een riool
terecht komt.
De heer PAUL m|ecnt dat het hoogtijd
wordt, dat de Vest wordt uitgebaggerd,
al zal dit zeker veel geld kosten. Het
is nu reeds 35 jaar geileden. Men kan
tegenwoordig uiteenneembare baggerma
chines huuren. Heeft de polder geen
belang er bij voor de situatie F
De VOORZITTER deelt mede, dat de
ingenieur van den Polder gezegd heeft,
dat <ie Polder er niets mee te maken
heeft. Zekjer zal: door het gemaal het
peil van den waterstand verlagen en dan
komt de Vest nog spoediger bijna droog.
De heer v. d. WEEL, vraagt of hiet niet
mogelijk is hetglefen uit de riolen nog in
de Vest wordlen geloosd weg te werkten.
De VOORZITTER zegt dal d'it alles
nog eens worden overwogen..
De heer HONDIUS komt nu op een:
heel ander piunjtl en wijst er op dat in
het verslag over 1928 staat dat in 1927
de restauratie van het Raadhuis gereed
kwam. Z.i. is echter nog heel wat te
doen aaln den Westelijkten gevel aian de
zijde van dein Helm. Spr. twijfelt niet of
de m on ujmte|njten - co min i s s ie zal' daar wel
aan mede willein wierken.
De heer ONDERDIJK zegt dat het
beeld vam Karei de Stoute nog op zijln
plaats moet komen. Dit zal binnenkort
wel kunnen geschieden. Wat betreft de
zijde vain den Helm, het rijk1 heeft be-f
paald voorloopig geem gelden meer be
schikbaar te stellen voor het Raadhuis.
De VOORZITTER zegt dat de heeren
van de monumentencommissie wel weer
eenis' hier komen en dan zal er met hen
over worden gesproken.
De heer v. d. FELTZ wil in! de eerste
plaats wijzen op het gebouw, dat ge
zet is bij den s poorwegovergang bij Üen
Ouden Vlissingschen weg, hij meent, dat
dit het verkeer belemmert en dat in
een ,tijd waarin men alles doet dit te
verbeteren.
De VOORZITTER is gaan kijken en
het is hem zeer medegevallen, als men
rechts houdt heeft mem er geen last van.
Het is de stal voor de veilingsvereeniging
en de ruimte tusschen het veilingsge,-
igehouw en den stal moest worden giej-f
houden voor uitbreiding, terwijl het min
der gewenischt leek den stal zoo dicht
hij te zetten.
Mevrouw DE GRAAF meent, dat het
uitzicht toch wel degelijk "belemmerd!-
wordt door het gebouw.
De heer v. d. FELTZ komt than's terug
op de kwestie der verkiezingsr e cl a mef,
waarover hij in Juni vragen stelde, die
door B. en W. werden beantwoord. Spr.
brengt eerst dank voor het lesje van Bi
en W. daar hij zich met^zijn vragen
niet precies aan h et reglement van orde
had gehouden. Toch hoopt spr. dat B>. en
W. jin dergelijke gevallen bereid! zullen
(blijven om te antwoorden. Spr. heeft
veel instemming gekregen van verschil
lende partijen zelfs indirect van de S.
D.A.P. voor zijn' protest tegen de re
clameborden op Dam en Loskade.
Spr. meent, dat men geen onderscheid
moet maken. Toen vóór 1923 alom ge
plakt werd, is besloten vaste pla|a|ts'elQ'
gratis ter beschikking te stteHeln, maar
daaraan hebben burg. en weth. zich nu
niet gehouden.
Ten tweede begrijpt spr. niet, hoe de
burgemeester op den laatsten avond vóór
de verkiezing aan de S.D.A.P. toestem
ming gaf voor muziek en vuurwerk, en
wijst er op, dat de S.D.A.P. heï meeste
kapitaal heeft gebruikt in die dagen. Als
nu andere partijen hetzelfde hadden aan
gevraagd, dan zou de burgemeester op
die wijze relletjes hebben kunnen uit
lokken.
De Ghr. Hist, zijn vredeüievenld en ga
ven de mannen, die met borden voor hun
partij liepen, order, al zij den optocht
der S.D.A.P. tegen kwamen, een anderen
weg in te slaan.
De VOORZITTER zegt dat in 1923 een
einde is gemaakt aan het alom plakken
en de plaatsen zijn aangewezen waar
gratis kon worden geplakt. Hier geldt
het tegenbetaling innemen van gemeen
tegrond en welke partij dat ook vraagt,
krijgt het.
Op de tweede opmerking behoeft spr.
niet te antwoorden, maar hij protesteert
er tegen al zou hij relletjes uitlokken.
Welke partij ook toestemming voor een
optocht gevraagd had, had het gekregen,
en waren reeds plannen voor de routes,
en zij zouden elkaar niet gekruist heb
ben.
Als de heer PAUL het woord vraagt,
dringt de VOORZITTER er op aan nu
geen politiek debat in den raad te gaan
voeren, maar de heer Paul zegt iets te
moeten antwoorden nu de heer v. d.
Eeltz begoöinjen is. Nu er geen ruimte ge
noeg bleek op de borden en de andere
aangewezen plaatsen, is een der leden
op dit idee gekomen en er is gezorgd de
borden er netjes uitzagen.
Als de heer v. d. Feltz meent, dat de
S.D.A.P. geen succes had van muziek
en vuurwerk, dan zegt spr dat zijn partij
nooit zulk een groot aantal stemmen en
zulk een groot percentage der stemmen
té Middelburg heeft behaald.
Wat betreft de uitgegeven kapitalen,
die zijn met kleine giften bijeen gekomen,
de grootste gift in de partij was f 100.
Daarbij wordt veel zelf vervaardigd.
De VOORZITTER legt er den klem
toon op, dat het geheele college unaniem
voor het verleenen der vergunning voor
het plaatsen der bordeln was en ook' an
dere partijen zouden toestemming krij
gen.
De heer JERONIMUS meent, dat het
nu duidelijker is gezegd als in het schrif
telijk antwoord, waar staat in dergelijke
gevallen zal naar omstandigheden wor
den gehandeld.
De VOORZITTER zegt dat bedoeld is,
dat bijv. geen toestemming wordt ver
leend als de politieke hartstochten zijn
opgezweept. Er wordt natuurlijk voor
geschreven waar de borden mogen staan.
De heer VAN DER FELTZ vraagt nu
hoe het staat met kinderverlamming al
hier.
De VOORZITTER zegt dat hem inder
tijd een geval in de Spanjaardstraat ter
kennis is gekomen, nu weet hij niet of
er nog meer zijn geweest.
Mevrouw WEIJL zegt dat er na 24
Juni geen gevallen meer voorkwamen,
alleen een bij een meisje, die het waar
schijnlijk uit Limburg had medegebracht.
Nu zijn er in geheel Zeeland geen meer.
De heer PAUL vraagt hoe het nu staat
met de waterlevering aan 't Zand.
De heer DE VEER zegt dat goedkeu
ring door Koudekerke pas is ontvangen
en den hoofddirecteur der bedrijven
daarmede in kennis is gesteld.
De heer PAUL vraagt hoe in de cou
rant kan staan, dat bij het sproeien van
de straat gewoon uit de waterleiding
deze zal worden afgesneden, en of dat
zoo maar kan.
De VOORZITTER zegt alleen met
machtiging van burg. en weth.
De heer DE VEER zegt dat de waar
schuwing zeer noodig was.
De heer PAUL vraagt hoe het staat
met het ambtenarenreglement, dat reeds
in April in het georganiseerd overleg is
geweest.
Nog vraagt deze spreker of het te ver
hinderen is, dat een patroon na het slui
ten van den winkel het personeel naar
het pakhuis zendt en daar laat werken.
De VOORZITTER zegt dat burg. en
weth. bezig zijn het reglement goed te
formuleeren, het moeilijke is de oude en
nieuwe bepalingen naast elkaar te plaat
sen ter vergelijking. Aan de kwestie van
het werken in pakhuizen na den winkel
sluitingstijd zal spr. aandacht schenken.
De heer MES zegt dat men moet wach
ten op de invoering van het werktijden
besluit. Het werken in een pakhuis
heeft niets met de winkelsluiting te ma
ken.
De heer WONDERGEM wijst er op,
dat enkele brandmeesters buiten de ge
meente wonen en vraagt of dat mag.
De VOORZITTER zegt dat het toch
maar kort zal duren (hilariteit), hij zal
vragen aan het bestuur van de brand
weer of er bezwaren tegen zijn.
De heer VAN DER WEEL vraagt hoe
het staat met de annexatie van 't Zand.
De VOORZITTER zegt dat inzake de
grenswijziging met Koudekerke burg. en
weth. bezig zijn een antwoord op te stel
len op een schrijven van Ged, Staten
over deze kwestie. Het antwoord zal
tegen de volgende vergadering in de
trommel voor de leden vertrouwelijk ter
inzage worden verstrekt.
Hierna werd de vergadering te 5 uur
gesloten.
(Nadruk verboden).
De oude Russische intelligent-
sieja, En de nieuwe intel-
lectueelen met Amerikaan-
schen geest. De mannen
van de duizend vrije plaatsen.
Cultureel staat Rusland's
toekomst er niet zoo heel ho
peloos voor.
Elke revolutie is voor alles een gewel
dige verschuiving op sociaal en cultureel
gebied. Sociale groepen, die vóór de re
volutie de leiding van het maatschappe
lijke leven in handen hadden, worden
verpletterd, terwijl de resten er van,
voor zoover zij zich niet bij de overwin
naars hebben aangepast (hetgeen in den
regel slechts in zeer geringe mate plaats
vindt), tot den laagsten trap van de
maatschappij worden teruggedrongen. De
bovenstre treden van de maatschappelij
ke ladder nemen groepen in die uit de
heffe des volks zijn voortgekomen.
Zoo is het ook nu in Rusland gebeurd.
In economisch opzicht zijn de vroegere
bovenste lagen van de Russische maat
schappij (de adel en de bourgeoisie) vol
komen geruïneerd door de nationalisatie
van alle bezittingen en de agrarische re
volutie, de kern en hoofdoorzaak der
groote Russische revolutie.
In cultureel opzicht behoorde in het
Rusland van vóór de revolutie de lei
ding niet aan deze twee groepen, maar
aan de intellectueelen, de „intelligentsie-
ja", zooals deze eigenaardige groep in
Rusland werd genoemd. Typisch is de
volgende bijzonderheid, waarop, voor
zoover mij bekend, in Nederland nog nie
mand heeft gewezen: in Amerika, dat nu
een proces doormaakt, dat in vele op
zichten merkwaardige overeenkomsten
vertoont met hetgeen in Rusland vóór
den oorlog waar te nemen was, is ont
staan een maatschappelijke groep, die
bijna als een tweelingbroeder van de
Russische ,,intelligentsieja" beschouwd
kan worden en die door de Amerikanen
met het Russische woord zij schrijven
het „intelligentsia" aangeduid wordt.
De Russische „intelligentsieja", over het
wezen waarvan in het Westen, voor zoo
ver men het ontstaan er van kent, ver
keerde voorstellingen heerschen, was in
de volle beteekenis een maatschappelijke
klasse op zich zelf, een eigenaardige so
ciale groep, die bij geen der toen be
staande sociale groepen in te deelen was.
Het was deze „intelligentsieja", die de
Russische beschaving geschapen heeft,
die in Rusland den strijd voor politieke
vrijheid, voor een parlement voerde.
Deze groep leverde ook de meest verbit
terde tegenstanders der bolsjewiki op en
de nieuwe heerschers haten de „intelli
gentsieja" feller dan de ergste reaction-
nairen. Duizenden en duizenden leden
dezer intelligentsieja vonden den dood in
de slachtkelders van de Tsje-Ka. Nu is
die maatschappelijke groep vrijwel ge
heel vernietigd, van den aardbodem ver
dwenen.
De intellegentsieja was de zeer dunne
beschaafde laag van Rusland. Met haar
verdwijning kreeg de onwetende, ruwe,
uiterst primitieve massa de overhand.
Rusland verviel in den loop van eenige
jaren in cultureel opzicht in een toe
stand, die overeenkomt met een paar
eeuwen terug. Dit wekte bij zeer velen
in Rusland angst voor de toekomst van
de Russische beschaving. Sommigen
dachten, dat Rusland dezen slag nooit te
boven zou komen.
De pessimistische voorspellingen ble
ken ongegrond te zijn.
Het is waar, het cultureele peil van de
Russische maatschappij is sterk gedaald
en het zal nog lang duren (een paar
generaties zeker) voordat het land het
vooroorlogsche peil (dat ook niet bij
zonder hoog was) zal hebben bereikt,
maar er zijn geen redenen om wanhopig
te worden. De depressie is reeds voorbij,
de opbouw is begonnen, en dat niet al
leen op economisch, maar ook op cul
tureel gebied.
Nog nooit was in Rusland de drang
naar beschaving (hoofdzakelijk: naar
meer weten) zoo groot als nu; verheu
gend is daarbij het feit, dat deze drang
nu niet alleen bij de beschaafde kringen
(die nu ook vrijwel niet meer bestaan)
te constateeren valt, maar in alle krin
gen en vooral onder de boeren en arbei
ders, bij de laagste maatschappelijke groe
pen. De universiteiten worden bestormd
en er spelen zich daarbij ontroerende
tafereelen af. De jongelui zijn bereid hon
ger te lijden, een leven vol ontberingen
te leiden om maar in staat te zijn wat
te leeren. En deze studenten uit de lagere
klassen hebben het veel moeilijker dan
de vroegere studenten, die hoofdzakelijk
door de bevoorrechte groepen werden
geleverd. De moeilijkheden zijn niet al
leen van economischen aard (de Russi
sche studenten waren steeds arm, had
den het steeds zwaar te verantwoorden),
maar in nog sterkere mate van culturee-
len aard: zij missen elke beschaving, zij
weiten de eenvoudigste dingen niet, die
de zoons en dochters van de oude intel
ligentsieja thuis leerden. En ondanks al
deze groote moeilijkheden blijft de te
genwoordige jeugd volharden en slaat
zich op bewonderenswaardige wijze door
het leven heen, geeft haar studie niet op.
Deze jongelui zullen de nieuwe intellec
tueel en vorm en (de oude „intelligentsie
ja" als sociaal verschijnsel zal nooit meer
terugkeeren). De typische eigenschappen
van de nieuwe intellectueelen zijn een
soort „Amerikanisme", practische geest,
vrijwel volkomen afwezigheid van de
idealistische dweepzucht, die de oude
intelligentsieja eigen was. Het „weten"
is nu grootendeels slechts een middel
om verder te komen, om meer te zijn,
meer te kunnen, een 'hoogere positie in
het leven in te nemen; het studeeren om
de wettenschap zelf is verdwenen.
Een zeer interessante groep onder de
Studenten van onzen tijd vormen de „ty-
siatsjniki" (de „mannen van de duizend"),
zooals zij genoemd worden, Het zijn com
munisten die op bevel van het Centrale
Comité der Communistische Partij hun
betrekkingen opgeven en student wor
den. Voor deze groep worden elk jaar
duizend plaatsen aan de universiteiten
en andere hoogescholen open gehouden
(daarvandaan de naam). Eigenaardig is
de wijze, waarop deze vreemdsoortige
studenten geworven worden. Zij vormen
geen eenheid, maar bestaan uit eenige
groepen, die onderling sterk verschillen.
De meest interessante groep vormen zij,
die zelf verzocht hebben naar de univer
siteit te mogen gaan. Het zijn in den re
gel mannen, die zeer hooge betrekkingen
bekleeden (zooiets als commissaris der
Koningin in een provincie hier te lande
sommigen zijn zelfs met den gouverneur
van West-Indië te vergelijken). Zij stam
men uit de laagste kringen van de maat
schappij, hebben deel genomen aan den
burgeroorlog, velen hunner zijn ridder
van de bolsjewistische orde van „het
Roode Vaandel". Zij voelen hun gebrek
aan beschaving en verzoeken zelf de par-
tij-overheid (de feitelijke leiding berust
in Rusland niet bij de officieele regee
ring, maar bij de leiding der communis
tische partij) om plaatsing op een hooge-
school. Zij geven dus hun hooge salaris
sen en maatschappelijke positie op en
leiden het leven van arme studenten die
een kleine toelage van den staat ontvan
gen.
Dit bewijst, dat het oude Russische
idealisme niet geheel verdwenen is.
De volgende groep bestaan uit com
munisten, die door de partij-overheid er
van verdacht worden met de oppositie
(de rechtsche of de linksche) te sympa-
thiseeren, maar die zich zoo handig wis
ten te gedragen, dat er geen bewijzen
van hun schuld bestaan. Zij kunnen dus
nielt vervolgd worden en de agenten van
Stalin maken hen onschadelijk door hen
te dwingen student te worden. Deze min
der aantrekkelijke groep vormt, helaas,
de meerderheid onder de tysiatsjniki. Er
zijn nog bovendien andere, min of meer
toevallige, elementen onder de tysiatsjni
ki, maar zij zijn van minder belang.
De mannen van de eerste groep wer
ken hard en worden door alle professo
ren zeer op prijs gesteld. Onder de twee
de groep zijn er veel, die zich niet met
hun „achteruitzetting" kunnen verzoenen
en die dus voor de universiteiten slechts
een onverteerbaren last opleveren; er
zijn echter ook onder hen menschen, die
weten van aanpakken en zeer bruikbare
studenten opleveren.
De gewone studenten stonden in het
begin min of meer vijandig tegenover de
tysiatsjniki, voor het grootste gedeelte
mannen op leeftijd. Spoedig hebben zij
hen echter leeren kennen en de goeden
onder hen waardeeren. De mannen van
de eerste groep, dus zij die uit eigen be
weging hun goede betrekkingen hebben
opgegeven om student te worden, om
meer beschaving op te doen, zijn spoedig
zeer populair geworden. Zij zijn slechts
in naam communisten. In werkelijkheid
zijn het mannen van de daad, die een
hekel hebben aan elk getheoretiseer. Zij
kennen de practijk van het leven, zijn
geen dwepers, staan critisch tegenover
elke verklaring en nemen niets op ge
loof aan. De professoren hebben het dus
met deze studenten niett zoo makkelijk,
maar zij stellen hen, juist om die voor
een student zeer te waardeeren eigen
schappen, zeer op prijs, hoewel de cri-
tische geest van die studenten nu en dan
de eigen liefde der professoren kwetst.
Het gezag van deze studenten stelt hen
in staat de al te heet gebakerde jonge
communisten onder de studenten onder
den duim te houden. En het is aan deze
gewezen gouverneurs en kolonels te
danken, dat de pogingen vai de commu
nistische „theoretici", de professoren
aan de faculteiten voor natuur- en wis
kunde en voor natuurlijke historie te
dwingen alles aan de leerstellingen van
Lenin aan te passen, mislukt waren. De
tysiatsjniki kennen de waarde van al^ het
getheoretiseer van zulke „geleerden als
Deborirt en Pokrowsky (de twee steun
pilaren van de „zuivere, leninistische we
tenschap") en verzetten zich tegen het
opdringen van hun opvattingen aan de
exacte wetenschappen.
Deze tysiatsjniki zullen later, wanneer
de ontwikkeling van Rusland niet meer
in zulke mate belemmerd zal worden als
op het oogenblik het geval is, een zeer
groote rol spelen in het maatschappelijke
leven van het land. Reeds nu zijn zij de
leiders van de realisten onder de com
munisten, die den strijd tegen het dema
gogische stalenisme hebben aangebonden
en die met even grootte felheid ook de
trotskisten bestrijden. Zij doen het ech
ter zonder hysterische redevoeringen te
houden, zonder eigen theorieën te ver
kondigen, maar uitsluitend door hard te
werken, door aan anderen een voorbeeld
te geven, waardoor kaders geschapen
worden voor den opbouw van het land.
Dat alles wijst er op, dat de toekomst
van Rusland, ook op cultureel gebied,
lang niet zoo hopeloos is als sommige
liefhebbers van klaagliederen beweren.
Dr. BORIS RAPTSCHINSKY.
Woensdag 2 October v.m. 11 uur
geb. Prov. bestuur te Middelburg
't maken van een "kaaimuur van
gewapend beton met bijbeh.^
■werken ,ten zuiden van de Stath*
onsloskade te Terneuzen enz.
Raming f 162.000.
Zie Staatscrt. 4 Sept. 1929.
Woensdag 2 October v.m. 11 uur: ge
bouw Prov. bestuur te Middelburg
het verbreeden wegen. en. het ma
ken van nieuwe wegvakken in
de gemeenten Kruiningen en Krab-
btendijke en 't maken verharding
asfaltbeton deklaag boven bedoel
de wegen enz.
Raming f 254.000.
Zie Staats Crt. 30 Augs.
Woensdag 9 October v.m. 11 uur,
geb. Prov. Bestuur te Middelburg,
't onderhoud Nederl. gedeelte ka
naal Sluis iialar Brugge, geduren
de 1930, '31 en '32. Raming f500
per jaar.
Zie Staatscrt. 9 Sept. 1929.
Electrische Drukkerij G. W. den Boer,