UIT RUSLAND. Te houden Aanbestedingen goed met dit onderwijs. Hot voorstel 'werd z.h.s. aangenomen. Dekking exploitatietekort. Het volgende voorstel was dat tot dekking van het exploitatietekort groot f 1788.83 geleden voor de Algemeene Won iinjgbouwvereeniging voor de huizen op het Bagijnhof over 1928-1929, door een renteloos voorschot. De heer MES zegt dat dit een jaar lijks terugkeerend postje wordt. Hij vreest, dat het door meer onderhoud Scooter zal worden en van terugbetalen komt niets i|n de eerste 30 jaar. Het is een ziek kindje, dat wel steeds ziek zal blijven. De VOORZITTER zegt dat het zeker jammer is, dat het ziek is. De heer MES zegt dat de minister zal moeten ingrijpen. De heer JERONIMUS meent dat het wel een vaste post zal Wijven, juist de jaarlijksche aflossing aan de R'ijklsi- verzekeringsbank maakt het tekort. De gemeente zit voor de rente en aflos sing en het is dan ook' feitelijk toen verkapte huurtoeslag en dat acht s'pr. in principe verkeerd. De heer ONDERDJJK. zou willen, dat de toestand van de woningen in wijk' J.V evenzoo was, omdat voor het Bagijnhof niet betaald is. Er is geen sprakie van dat bij geregeld onderhoud groote kos ten zullen volgen en de tekorten zul len ook -dalen door het steeds aflos sen van 2 pet. aan de R.V.B. De huur is aan den hoogen kant (f 4.50—f 5.— en kan niet worden verhoogd. De heer PAUL blijft nog steeds van meening, dat de gemeente wat moet doen voor het hebben van goede ar- beidswoningen, dat is een hygiënisch belang. De heer Mes kan gerust zijn niet te hebben medegeholpen aan het in het leven brengen van dit zieke kindje. De heer MESlik Vals nog niet fcn den raad. De heer PAUL vraagt hoe de heer Mes zich het ingrijpen van den minister denkt. Spr. vraagt hem den heer Ruijs de groeten te doen en te zeggen, 'dat het Rijk iets meer moet doen. De heer MESi zegt dat het vraag stuk zich in h et igeheele land voordoet. De heer v. d. EELTZ vraagt of de wethouder van meening is dat de huren niet lager zijln dan van andere soort- lijke woningen. De heer ONDERDIJK zegt dal zij juist aan den hoogen kant zijln. De heer STREEFKERK vraagt of er geen kans is van de hooge rente ajf te komen. De VOORZITTER zegt dat de vereeni- jging nog 40 jaar aan de R. V|. Bi. vast zit. De heer ONDERDIJK zegt dat con- verteeren van die leening niet mag. Hel voorstel wordt z. h. s. aangenomen waarbij de heer Wondergem als zijnde bestuurslid wordt geacht, niet aanwe zig te zijn. Wijziging gemeente-begrooting. Thans kwam ter ia der gemeente-begrooting 1929. De heer PAUL vroeg of de f 986.25 als bijdrage van de Provincie in de kos ten van onderhoud van op het Prov. wegenplan voorkomende wegen reeds slaat op den Nieuwen Vlissingschen weg. De VOORZITTER zegt, dat het geldt de verbreeding aan het begin van dien weg, die reeds verleden jaar werd aan gebracht. De heer PAUL vraagt of het niet mo gelijk is bij-de termijnbetaling ook direct de evenredige bijdrage der provincie te innen, dit spaart rente. De VOORZITTER zal dit onderzoeken. De heer JERONIMUS vraagt in ver band met den post voor kosten van re organisatie der administratie van den dienst der gemeentewerken ad f 250 of het de bedoeling is, evenmin als van de bedrijven, in het vervolg Van dezen tak van dieust de bescheiden aan den raad over te leggen. Ds VOORZITTER zegt dat nog een voorstel aan den raad komt, het zal wel alleen gaan over een nieuwe boekhou ding. De heer ONDERDIJK zegt dat de be zwaren van den heer Jeronimus wellicht te ondervangen zijn. De raad krijgt de zaak nog ten volle te overzien. De VOORZITTER meent dat het niet de bedoeling is de zaak te regelen als bij de bedrijven. De heer STREEFKERK ziet er ook alleen een administratieven maatregel in. Mevr. WEIJL zegt dat de stukken van de bedrijven toch ook ten inzage komen. De VOORZITTER: ja bij de commissie van financiën, maar meln zal den beer - Jeronimus de bescheiden der electrici- teit ook eens lateü zien. De heer JERONIMUS: ik houd meer van gas. De heer STREEFKERK: hij doet in #»S. j - j f[f§ De heer ONDERDIJK zegt dat het rap port van het accountantsbureau, waar voor de post bestemd1 is, tevens een plan tot reorganisatie zal inhouden. De begrotingswijziging wordt z. h. s. aangenomen. Bezwaarschriften, Beschikt wordt op een bezwaarschrift tegen een aanslag in de hondenbelas ting en tegen een in de straatbelasling J 929. Rondvraag. De heer HONDIUS wijst op den stank in de Vesten en heeft tot zijn grocite verbazing gezien, dat ook bij hlet pomp station het riool nog loost in de Vest en hij vraagt hoe dat komt. De heer ONDERDJJK zegt dat de grootste oorzaak is de lage stand in dje Vest. In het pompgebouwtje moesten nieuwe bussen rond de zuigers worden aange- braclit en daarom sltaat het drie wieken stil, deze welek komt het gereed. De heer JERONIMUS vraagt of die slijtage dan niet erg vlug is opgetreden, er gaat toch alleen dunne stof door. De heer ONDERDIJK zegt maar ook nog wel' eens wat anders, men möest eens wetien wat er alzoo in een riool terecht komt. De heer PAUL m|ecnt dat het hoogtijd wordt, dat de Vest wordt uitgebaggerd, al zal dit zeker veel geld kosten. Het is nu reeds 35 jaar geileden. Men kan tegenwoordig uiteenneembare baggerma chines huuren. Heeft de polder geen belang er bij voor de situatie F De VOORZITTER deelt mede, dat de ingenieur van den Polder gezegd heeft, dat <ie Polder er niets mee te maken heeft. Zekjer zal: door het gemaal het peil van den waterstand verlagen en dan komt de Vest nog spoediger bijna droog. De heer v. d. WEEL, vraagt of hiet niet mogelijk is hetglefen uit de riolen nog in de Vest wordlen geloosd weg te werkten. De VOORZITTER zegt dal d'it alles nog eens worden overwogen.. De heer HONDIUS komt nu op een: heel ander piunjtl en wijst er op dat in het verslag over 1928 staat dat in 1927 de restauratie van het Raadhuis gereed kwam. Z.i. is echter nog heel wat te doen aaln den Westelijkten gevel aian de zijde van dein Helm. Spr. twijfelt niet of de m on ujmte|njten - co min i s s ie zal' daar wel aan mede willein wierken. De heer ONDERDIJK zegt dat het beeld vam Karei de Stoute nog op zijln plaats moet komen. Dit zal binnenkort wel kunnen geschieden. Wat betreft de zijde vain den Helm, het rijk1 heeft be-f paald voorloopig geem gelden meer be schikbaar te stellen voor het Raadhuis. De VOORZITTER zegt dat de heeren van de monumentencommissie wel weer eenis' hier komen en dan zal er met hen over worden gesproken. De heer v. d. FELTZ wil in! de eerste plaats wijzen op het gebouw, dat ge zet is bij den s poorwegovergang bij Üen Ouden Vlissingschen weg, hij meent, dat dit het verkeer belemmert en dat in een ,tijd waarin men alles doet dit te verbeteren. De VOORZITTER is gaan kijken en het is hem zeer medegevallen, als men rechts houdt heeft mem er geen last van. Het is de stal voor de veilingsvereeniging en de ruimte tusschen het veilingsge,- igehouw en den stal moest worden giej-f houden voor uitbreiding, terwijl het min der gewenischt leek den stal zoo dicht hij te zetten. Mevrouw DE GRAAF meent, dat het uitzicht toch wel degelijk "belemmerd!- wordt door het gebouw. De heer v. d. FELTZ komt than's terug op de kwestie der verkiezingsr e cl a mef, waarover hij in Juni vragen stelde, die door B. en W. werden beantwoord. Spr. brengt eerst dank voor het lesje van Bi en W. daar hij zich met^zijn vragen niet precies aan h et reglement van orde had gehouden. Toch hoopt spr. dat B>. en W. jin dergelijke gevallen bereid! zullen (blijven om te antwoorden. Spr. heeft veel instemming gekregen van verschil lende partijen zelfs indirect van de S. D.A.P. voor zijn' protest tegen de re clameborden op Dam en Loskade. Spr. meent, dat men geen onderscheid moet maken. Toen vóór 1923 alom ge plakt werd, is besloten vaste pla|a|ts'elQ' gratis ter beschikking te stteHeln, maar daaraan hebben burg. en weth. zich nu niet gehouden. Ten tweede begrijpt spr. niet, hoe de burgemeester op den laatsten avond vóór de verkiezing aan de S.D.A.P. toestem ming gaf voor muziek en vuurwerk, en wijst er op, dat de S.D.A.P. heï meeste kapitaal heeft gebruikt in die dagen. Als nu andere partijen hetzelfde hadden aan gevraagd, dan zou de burgemeester op die wijze relletjes hebben kunnen uit lokken. De Ghr. Hist, zijn vredeüievenld en ga ven de mannen, die met borden voor hun partij liepen, order, al zij den optocht der S.D.A.P. tegen kwamen, een anderen weg in te slaan. De VOORZITTER zegt dat in 1923 een einde is gemaakt aan het alom plakken en de plaatsen zijn aangewezen waar gratis kon worden geplakt. Hier geldt het tegenbetaling innemen van gemeen tegrond en welke partij dat ook vraagt, krijgt het. Op de tweede opmerking behoeft spr. niet te antwoorden, maar hij protesteert er tegen al zou hij relletjes uitlokken. Welke partij ook toestemming voor een optocht gevraagd had, had het gekregen, en waren reeds plannen voor de routes, en zij zouden elkaar niet gekruist heb ben. Als de heer PAUL het woord vraagt, dringt de VOORZITTER er op aan nu geen politiek debat in den raad te gaan voeren, maar de heer Paul zegt iets te moeten antwoorden nu de heer v. d. Eeltz begoöinjen is. Nu er geen ruimte ge noeg bleek op de borden en de andere aangewezen plaatsen, is een der leden op dit idee gekomen en er is gezorgd de borden er netjes uitzagen. Als de heer v. d. Feltz meent, dat de S.D.A.P. geen succes had van muziek en vuurwerk, dan zegt spr dat zijn partij nooit zulk een groot aantal stemmen en zulk een groot percentage der stemmen té Middelburg heeft behaald. Wat betreft de uitgegeven kapitalen, die zijn met kleine giften bijeen gekomen, de grootste gift in de partij was f 100. Daarbij wordt veel zelf vervaardigd. De VOORZITTER legt er den klem toon op, dat het geheele college unaniem voor het verleenen der vergunning voor het plaatsen der bordeln was en ook' an dere partijen zouden toestemming krij gen. De heer JERONIMUS meent, dat het nu duidelijker is gezegd als in het schrif telijk antwoord, waar staat in dergelijke gevallen zal naar omstandigheden wor den gehandeld. De VOORZITTER zegt dat bedoeld is, dat bijv. geen toestemming wordt ver leend als de politieke hartstochten zijn opgezweept. Er wordt natuurlijk voor geschreven waar de borden mogen staan. De heer VAN DER FELTZ vraagt nu hoe het staat met kinderverlamming al hier. De VOORZITTER zegt dat hem inder tijd een geval in de Spanjaardstraat ter kennis is gekomen, nu weet hij niet of er nog meer zijn geweest. Mevrouw WEIJL zegt dat er na 24 Juni geen gevallen meer voorkwamen, alleen een bij een meisje, die het waar schijnlijk uit Limburg had medegebracht. Nu zijn er in geheel Zeeland geen meer. De heer PAUL vraagt hoe het nu staat met de waterlevering aan 't Zand. De heer DE VEER zegt dat goedkeu ring door Koudekerke pas is ontvangen en den hoofddirecteur der bedrijven daarmede in kennis is gesteld. De heer PAUL vraagt hoe in de cou rant kan staan, dat bij het sproeien van de straat gewoon uit de waterleiding deze zal worden afgesneden, en of dat zoo maar kan. De VOORZITTER zegt alleen met machtiging van burg. en weth. De heer DE VEER zegt dat de waar schuwing zeer noodig was. De heer PAUL vraagt hoe het staat met het ambtenarenreglement, dat reeds in April in het georganiseerd overleg is geweest. Nog vraagt deze spreker of het te ver hinderen is, dat een patroon na het slui ten van den winkel het personeel naar het pakhuis zendt en daar laat werken. De VOORZITTER zegt dat burg. en weth. bezig zijn het reglement goed te formuleeren, het moeilijke is de oude en nieuwe bepalingen naast elkaar te plaat sen ter vergelijking. Aan de kwestie van het werken in pakhuizen na den winkel sluitingstijd zal spr. aandacht schenken. De heer MES zegt dat men moet wach ten op de invoering van het werktijden besluit. Het werken in een pakhuis heeft niets met de winkelsluiting te ma ken. De heer WONDERGEM wijst er op, dat enkele brandmeesters buiten de ge meente wonen en vraagt of dat mag. De VOORZITTER zegt dat het toch maar kort zal duren (hilariteit), hij zal vragen aan het bestuur van de brand weer of er bezwaren tegen zijn. De heer VAN DER WEEL vraagt hoe het staat met de annexatie van 't Zand. De VOORZITTER zegt dat inzake de grenswijziging met Koudekerke burg. en weth. bezig zijn een antwoord op te stel len op een schrijven van Ged, Staten over deze kwestie. Het antwoord zal tegen de volgende vergadering in de trommel voor de leden vertrouwelijk ter inzage worden verstrekt. Hierna werd de vergadering te 5 uur gesloten. (Nadruk verboden). De oude Russische intelligent- sieja, En de nieuwe intel- lectueelen met Amerikaan- schen geest. De mannen van de duizend vrije plaatsen. Cultureel staat Rusland's toekomst er niet zoo heel ho peloos voor. Elke revolutie is voor alles een gewel dige verschuiving op sociaal en cultureel gebied. Sociale groepen, die vóór de re volutie de leiding van het maatschappe lijke leven in handen hadden, worden verpletterd, terwijl de resten er van, voor zoover zij zich niet bij de overwin naars hebben aangepast (hetgeen in den regel slechts in zeer geringe mate plaats vindt), tot den laagsten trap van de maatschappij worden teruggedrongen. De bovenstre treden van de maatschappelij ke ladder nemen groepen in die uit de heffe des volks zijn voortgekomen. Zoo is het ook nu in Rusland gebeurd. In economisch opzicht zijn de vroegere bovenste lagen van de Russische maat schappij (de adel en de bourgeoisie) vol komen geruïneerd door de nationalisatie van alle bezittingen en de agrarische re volutie, de kern en hoofdoorzaak der groote Russische revolutie. In cultureel opzicht behoorde in het Rusland van vóór de revolutie de lei ding niet aan deze twee groepen, maar aan de intellectueelen, de „intelligentsie- ja", zooals deze eigenaardige groep in Rusland werd genoemd. Typisch is de volgende bijzonderheid, waarop, voor zoover mij bekend, in Nederland nog nie mand heeft gewezen: in Amerika, dat nu een proces doormaakt, dat in vele op zichten merkwaardige overeenkomsten vertoont met hetgeen in Rusland vóór den oorlog waar te nemen was, is ont staan een maatschappelijke groep, die bijna als een tweelingbroeder van de Russische ,,intelligentsieja" beschouwd kan worden en die door de Amerikanen met het Russische woord zij schrijven het „intelligentsia" aangeduid wordt. De Russische „intelligentsieja", over het wezen waarvan in het Westen, voor zoo ver men het ontstaan er van kent, ver keerde voorstellingen heerschen, was in de volle beteekenis een maatschappelijke klasse op zich zelf, een eigenaardige so ciale groep, die bij geen der toen be staande sociale groepen in te deelen was. Het was deze „intelligentsieja", die de Russische beschaving geschapen heeft, die in Rusland den strijd voor politieke vrijheid, voor een parlement voerde. Deze groep leverde ook de meest verbit terde tegenstanders der bolsjewiki op en de nieuwe heerschers haten de „intelli gentsieja" feller dan de ergste reaction- nairen. Duizenden en duizenden leden dezer intelligentsieja vonden den dood in de slachtkelders van de Tsje-Ka. Nu is die maatschappelijke groep vrijwel ge heel vernietigd, van den aardbodem ver dwenen. De intellegentsieja was de zeer dunne beschaafde laag van Rusland. Met haar verdwijning kreeg de onwetende, ruwe, uiterst primitieve massa de overhand. Rusland verviel in den loop van eenige jaren in cultureel opzicht in een toe stand, die overeenkomt met een paar eeuwen terug. Dit wekte bij zeer velen in Rusland angst voor de toekomst van de Russische beschaving. Sommigen dachten, dat Rusland dezen slag nooit te boven zou komen. De pessimistische voorspellingen ble ken ongegrond te zijn. Het is waar, het cultureele peil van de Russische maatschappij is sterk gedaald en het zal nog lang duren (een paar generaties zeker) voordat het land het vooroorlogsche peil (dat ook niet bij zonder hoog was) zal hebben bereikt, maar er zijn geen redenen om wanhopig te worden. De depressie is reeds voorbij, de opbouw is begonnen, en dat niet al leen op economisch, maar ook op cul tureel gebied. Nog nooit was in Rusland de drang naar beschaving (hoofdzakelijk: naar meer weten) zoo groot als nu; verheu gend is daarbij het feit, dat deze drang nu niet alleen bij de beschaafde kringen (die nu ook vrijwel niet meer bestaan) te constateeren valt, maar in alle krin gen en vooral onder de boeren en arbei ders, bij de laagste maatschappelijke groe pen. De universiteiten worden bestormd en er spelen zich daarbij ontroerende tafereelen af. De jongelui zijn bereid hon ger te lijden, een leven vol ontberingen te leiden om maar in staat te zijn wat te leeren. En deze studenten uit de lagere klassen hebben het veel moeilijker dan de vroegere studenten, die hoofdzakelijk door de bevoorrechte groepen werden geleverd. De moeilijkheden zijn niet al leen van economischen aard (de Russi sche studenten waren steeds arm, had den het steeds zwaar te verantwoorden), maar in nog sterkere mate van culturee- len aard: zij missen elke beschaving, zij weiten de eenvoudigste dingen niet, die de zoons en dochters van de oude intel ligentsieja thuis leerden. En ondanks al deze groote moeilijkheden blijft de te genwoordige jeugd volharden en slaat zich op bewonderenswaardige wijze door het leven heen, geeft haar studie niet op. Deze jongelui zullen de nieuwe intellec tueel en vorm en (de oude „intelligentsie ja" als sociaal verschijnsel zal nooit meer terugkeeren). De typische eigenschappen van de nieuwe intellectueelen zijn een soort „Amerikanisme", practische geest, vrijwel volkomen afwezigheid van de idealistische dweepzucht, die de oude intelligentsieja eigen was. Het „weten" is nu grootendeels slechts een middel om verder te komen, om meer te zijn, meer te kunnen, een 'hoogere positie in het leven in te nemen; het studeeren om de wettenschap zelf is verdwenen. Een zeer interessante groep onder de Studenten van onzen tijd vormen de „ty- siatsjniki" (de „mannen van de duizend"), zooals zij genoemd worden, Het zijn com munisten die op bevel van het Centrale Comité der Communistische Partij hun betrekkingen opgeven en student wor den. Voor deze groep worden elk jaar duizend plaatsen aan de universiteiten en andere hoogescholen open gehouden (daarvandaan de naam). Eigenaardig is de wijze, waarop deze vreemdsoortige studenten geworven worden. Zij vormen geen eenheid, maar bestaan uit eenige groepen, die onderling sterk verschillen. De meest interessante groep vormen zij, die zelf verzocht hebben naar de univer siteit te mogen gaan. Het zijn in den re gel mannen, die zeer hooge betrekkingen bekleeden (zooiets als commissaris der Koningin in een provincie hier te lande sommigen zijn zelfs met den gouverneur van West-Indië te vergelijken). Zij stam men uit de laagste kringen van de maat schappij, hebben deel genomen aan den burgeroorlog, velen hunner zijn ridder van de bolsjewistische orde van „het Roode Vaandel". Zij voelen hun gebrek aan beschaving en verzoeken zelf de par- tij-overheid (de feitelijke leiding berust in Rusland niet bij de officieele regee ring, maar bij de leiding der communis tische partij) om plaatsing op een hooge- school. Zij geven dus hun hooge salaris sen en maatschappelijke positie op en leiden het leven van arme studenten die een kleine toelage van den staat ontvan gen. Dit bewijst, dat het oude Russische idealisme niet geheel verdwenen is. De volgende groep bestaan uit com munisten, die door de partij-overheid er van verdacht worden met de oppositie (de rechtsche of de linksche) te sympa- thiseeren, maar die zich zoo handig wis ten te gedragen, dat er geen bewijzen van hun schuld bestaan. Zij kunnen dus nielt vervolgd worden en de agenten van Stalin maken hen onschadelijk door hen te dwingen student te worden. Deze min der aantrekkelijke groep vormt, helaas, de meerderheid onder de tysiatsjniki. Er zijn nog bovendien andere, min of meer toevallige, elementen onder de tysiatsjni ki, maar zij zijn van minder belang. De mannen van de eerste groep wer ken hard en worden door alle professo ren zeer op prijs gesteld. Onder de twee de groep zijn er veel, die zich niet met hun „achteruitzetting" kunnen verzoenen en die dus voor de universiteiten slechts een onverteerbaren last opleveren; er zijn echter ook onder hen menschen, die weten van aanpakken en zeer bruikbare studenten opleveren. De gewone studenten stonden in het begin min of meer vijandig tegenover de tysiatsjniki, voor het grootste gedeelte mannen op leeftijd. Spoedig hebben zij hen echter leeren kennen en de goeden onder hen waardeeren. De mannen van de eerste groep, dus zij die uit eigen be weging hun goede betrekkingen hebben opgegeven om student te worden, om meer beschaving op te doen, zijn spoedig zeer populair geworden. Zij zijn slechts in naam communisten. In werkelijkheid zijn het mannen van de daad, die een hekel hebben aan elk getheoretiseer. Zij kennen de practijk van het leven, zijn geen dwepers, staan critisch tegenover elke verklaring en nemen niets op ge loof aan. De professoren hebben het dus met deze studenten niett zoo makkelijk, maar zij stellen hen, juist om die voor een student zeer te waardeeren eigen schappen, zeer op prijs, hoewel de cri- tische geest van die studenten nu en dan de eigen liefde der professoren kwetst. Het gezag van deze studenten stelt hen in staat de al te heet gebakerde jonge communisten onder de studenten onder den duim te houden. En het is aan deze gewezen gouverneurs en kolonels te danken, dat de pogingen vai de commu nistische „theoretici", de professoren aan de faculteiten voor natuur- en wis kunde en voor natuurlijke historie te dwingen alles aan de leerstellingen van Lenin aan te passen, mislukt waren. De tysiatsjniki kennen de waarde van al^ het getheoretiseer van zulke „geleerden als Deborirt en Pokrowsky (de twee steun pilaren van de „zuivere, leninistische we tenschap") en verzetten zich tegen het opdringen van hun opvattingen aan de exacte wetenschappen. Deze tysiatsjniki zullen later, wanneer de ontwikkeling van Rusland niet meer in zulke mate belemmerd zal worden als op het oogenblik het geval is, een zeer groote rol spelen in het maatschappelijke leven van het land. Reeds nu zijn zij de leiders van de realisten onder de com munisten, die den strijd tegen het dema gogische stalenisme hebben aangebonden en die met even grootte felheid ook de trotskisten bestrijden. Zij doen het ech ter zonder hysterische redevoeringen te houden, zonder eigen theorieën te ver kondigen, maar uitsluitend door hard te werken, door aan anderen een voorbeeld te geven, waardoor kaders geschapen worden voor den opbouw van het land. Dat alles wijst er op, dat de toekomst van Rusland, ook op cultureel gebied, lang niet zoo hopeloos is als sommige liefhebbers van klaagliederen beweren. Dr. BORIS RAPTSCHINSKY. Woensdag 2 October v.m. 11 uur geb. Prov. bestuur te Middelburg 't maken van een "kaaimuur van gewapend beton met bijbeh.^ ■werken ,ten zuiden van de Stath* onsloskade te Terneuzen enz. Raming f 162.000. Zie Staatscrt. 4 Sept. 1929. Woensdag 2 October v.m. 11 uur: ge bouw Prov. bestuur te Middelburg het verbreeden wegen. en. het ma ken van nieuwe wegvakken in de gemeenten Kruiningen en Krab- btendijke en 't maken verharding asfaltbeton deklaag boven bedoel de wegen enz. Raming f 254.000. Zie Staats Crt. 30 Augs. Woensdag 9 October v.m. 11 uur, geb. Prov. Bestuur te Middelburg, 't onderhoud Nederl. gedeelte ka naal Sluis iialar Brugge, geduren de 1930, '31 en '32. Raming f500 per jaar. Zie Staatscrt. 9 Sept. 1929. Electrische Drukkerij G. W. den Boer,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1929 | | pagina 6