TWEEDE BLAD
DE SIGAAR
VAR ALLES WAT
BINNENLAND
l.L
TAM DB
Mi. i i mta
Zaterdag 13 Juli 1929 No, 163,
PAUL KRUGER.
14 Juli 1904.
Een gevleugeld woord luidt:: „die
Zeit eilt, theilt, heilt".
Hoe voelt men de waarheid er van,
wanneer men denkt aan den man, dein
groote, die den 14en Juli 1904 te Ola-
renS stierf, haast een banneling op
füwitserschen bodem.
Ja, de vrede van Vereeniging was
'den Slen Mei 1902 geteekend. Lord Kit
chener had gezegd: „we are good friends
now", toen hij en lord Milner hunne
tmndteekjenin gen hadden gezet onder 't
slotstuk der tragedie, dat de „regeeriügs-
leden" der twee Zuid-Afrikaansche re
publieken én ..de krijgsofficieren en af
gevaardigden" van beide met rouw eD
.verslagenheid in het hart van hun na
men hadden voorzien. Maar Zuid-Afrika,
het oude^ het met hun bloed gekocM'e,
■was het oude Zuid-Afrika niet meer voor
den man, die als negenjarige jongen
met de „voortrekkers" het land der vrij
heid had gezocht, die al de verwachtin
gen had gedeeld, al de teleurstellingen
geproefd, al de verbroken beloften en 't
raad van Engeland had doorleefd en
doorleden en die, in een lang leven
opgeklommen tot die hoogste waardigheid
in rijn land, en tot de hoogste moreele
waardeering door zijn volk tevens, toch
in den vreemde (moest gaan als eelni
levende getuigenis van het tot onrecht
verwrongen recht van den sterkste.
De tijd ijlt. Al vijf en twintig janenlJ
sedert hij stierf. Eu ruim dertig jaren se
dert de ongehoorde Jameson-raid plaats
had, de inval van 800 man der Char
tered Company met geweren en kanon
nen in het bevriende gebied van
Transvaal, die hoewel in een handom
draaien door de Boeren gestuit, toch
de fatale inleiding zou zijn tot de Brit-
sche politiek der overweldiging, in den
daarop volgenden oorlog met ergerend
succes bekroond. Bijna dertig jaar, dat
niet te vergeten, blijde verwachtingen
wekkend telegram van den Duitschen
keizfer aan Paul Krüger, dezen geluk-
wenschend met de snelle victorie zijner
mannen, en bijna dertig jaar óók de
diepe krenking, door dienzelfden mo
narch hem aangedaan, toen hij, de ge
vallen reus, omringd door den eerhied
van vple volken, smadelijk werd lerug-
igewezen aan de D-uitsche grens.
Maar de tijd, die ijlt en die verdeelt,
heelt ook. De jaren zijn voorbijgegaan,
groote catastrophes zijn voorgevallen; 'n
wereldoorlog heeft de smartelijke her
inneringen van daarvoor verdoezeld. Uit
den „worstelstrijd der Transvalers" is,
dank zij dezelfde kracht, die de vroegere
republiekeinen bezielde, een Zuid-Afri
ka opgebloeid, dat, zij het dan ook be
trokken binnen. Groot-Brittannië's we
reldimperium, een zelfstandig Zuid-
Afrika is geworden, waar de geest van
den Boer, van den maxi van Nederland-
schen stam, zijn krachtig woord spreekt.
Over de oude wonden legde de tijd zijn
genezende hand en bracht rust en vre
de, waar dit een kwart eeuw geleden
onmogelijk scheen.
Heeft Paul Krüger, met zijn groot ge
loofsvertrouwen, dit nog vóór zijn dood
kunnen vermoeden? Hij eindigt zijn „Ge
denkschriften" met de gedachte uit te
spreken, die hem. zoo lang hjj leefde,
heeft vervuld liet hem behoedde voor
zelfoverschatting, die hem schraagde in
dé oogenblikken van verplettering. Hij
zegt: „God is de Beer:: hij heeft alle
harten in zijn hand en bestuurt ze naar
zijn wil."
Wie zoo denkt, legt ook het lot dér
natiën in hooger hand en den ouden
zwerver zal het goed zijn geweest in
die berusting te sterven.
Negen jaar oud! De latere Staatspre
sident, die als een aartsvader voortleeft
in de herinnering, dien het gansche volk
„Oom Paul" noemde, die de scheidsrech
ter was in duizend gevallen van hoog-
politieken of klein-huishoudelijken aard,
de kleine negen-jarige Paul trekt uit,
ver over de grenzen van de Kaapkolonie*
waar de Engelschen het leven van de
vrije Boeren onmogelijk maakten.
Zijn ouders en eenige andere gaan
noordwaartszij drijven hun vee en
hun paarden voor zich u,it en de kleine
Paul zorgt mede, dat alles bijeen blijft.
Aan den overkant van de Oranjerivier,
hun Jordaan zal het zijn, het land dei-
rust. Wanneer zij zich daar hebben ge
nesteld en het land den Engelschen be
geerlijk toeschijnt, werden zij weer ver
dreven. Ze gaan weer hoogerop, weer
wordt een rivier overschreden, de Vaal.
den overkant, trans-Vaal, zullen zij veilig
zijn. Maar daar, in het door hen bloeien
de „Transvaal", is de bodem rijk aan
kostbare stoffen en steenen. De hebzucht
volgt achter hen en wapent zich te hun
nen koste. Dat Is de korte geschiedenis
van Boer en Brit in Zuid-Afrika; dat is
de beknopte samenvatting van wat het
volk beleefde, dat in een onvergeetelij'k
lied van Catharina Van Rees, door Zuid-
Afrika en Nederland zoo vroom en zoo
enthousiast gezongen, terecht werd ge
kenschetst als een „volk vol heldenmoed
en toch zoo lang geknecht", een volk, dat
voor vrijheid en recht, goed en biped had
geofferd.
Paul Krüger heeft dat alles gezien,
beleefd, van zijn jonge jeugd af. Dat
heeft hem gestaald en gesterkt en tot een
l'orschen man gemaakt, die, lichamelijk
krachtig, een geestelijk evenwicht bezat,
dat hem voorbestemde een „leider dei-
volkeren," te zijn.
Hij is vroeg een man; op zijn zestien
de „eigen" boer, bezitter van twee plaat
sen in de buurt van het latere Pretoria
Op zijn zeventiende getrouwd. In de
dagen van den „trek" geoefend in alie
kennis, die den verdediger van zijn erf
past, wordt hij spoedig een verdediger
van zijn land, doorloopt hij ras allerlei
graden, van oriderveldkornet tot com
mandant-generaal toe; zijn ernst, zijn na
tuurlijk schranderheid, zijn wijs oordeel
geven hem het vertrouwen van velen.
Meer nog dan „generaal" is hij staatistnan
en daar hij een oprecht en in allen blij-
moedigën eenvoud geloovig Christen is,
is hij bij uitstek een man naar het hart
van zijn volk. Hij groeit in gezag, niet
door intrigues van eenzucht of heersch-
zucht, maar door zijn rustige persoon
lijkheid zelf. Hij behoort tot de voorsten
van de voormannen. In den Volksraad
is zijn stem van grooten invloed. Zijn be
toogtrant is eenvoudig, duidelijk, recht
op den man af. Zijn gedrag toetst hij
steeds aan de goddelijke wët, maar
fiy wil ook, dat anderen daarnaar
hun doen en laten regelen. Zoo hij ver
raad bij de Engelschen afkeurt, wil hij
evenmin te hunnen opzichte daden, doen,
die met loyauteit in botsing komen. Er
is in hem iets van den ouden aartsMader,
de gemoedelijkheid van een rijk, gezegend
stamhoofd, en daarbij een neiging om ip
woorden te getuigen wan het geloof,
waarvan zijn hart vol is. In de Boerenre
publiek is hij de ideale chef. Bij de
eerste de beste gelegenheid wordt hij
vice-president, spoedig daarop Staatspre
sident; Staatspresident van de Zuid-Afri-
kaansche Republiek.
Als zoodanig heeft hij de smart ge
kénd van de vertrapping der vrijheid,
die hij' en zijn daper volk met zooveel
inspanning herhaaldelijk' haddten ver
kregen en weer verloren. Toch scheen
het,, ha/tj eindelijk de Boerenrepublieken
met rust gelaten zouden worden. Maar
de lijn van Cairo tot Kaapstad, -het
EngeLsch gebied van Middellandsche Zee
tot Oceaan, mocht niet onderbroken wor
den door twee zelfstandige krachtige
staten. De rijkdom van hun bodem
mocht niet in andere handen zijn dan
die van de groote gecharterde onder
nemingen, welke Groot-Brittauniës on
metelijke rijkdommen nog doen toe
nemen. Toen kwam, na den Jameson-
raid, de laatste Boerenoorlog. Hij ein
digde in Vereeniging, den 31en Mei
1902 They wSre friends now", "Brit en
B_oer. „Friends" na een gruwelijken krijg,
die destijds Europa, nog niet vertrouwd
met de hel der prikkelkampen, met ont
zetting vervulde. Toen met 54 tegen 6
stemmen door de leiders der heide Re
publieken besloten was het vredesver
drag te teekenen, was het lot dier twee
beslist. President Schalk Burger sprak
over ..het graf der twee Republieken".
„(Laat ons onze hand niet terugtrekken
van te doen, wat onze plicht is. Laat
ons God bidden ons te leiden en ons
te wijzen hoe wij ons volk bij elkander
kunnen houden."
Die President was echter niet Paul
Krüger, Hem, Paul Krüger, is de smart
bespaard de onmiddellijke getuige te zijn
van de laatste phase van den oorlog.
Toen de krijgskans keerde, toen Enge
land al zijn kracht liad gezet op de ver
nietiging van den tegenstand der Boe
ren,, was hij naar Louren^o Marques,.1
op Portugeeseh grondgebied, gegaan.
Ware dit niet geschied, dan zou hoogst
waarschijnlijk een zeer smadelijke ge
vangenschap zijn gevolgd. De haat der
Engelsehen was groot en in die dagen
kon men alles van hen verwachten. Is
er niet een sir Hudson Lowe geweest,
die den gevallen Napoleon martelde!
Toen en wie zich dat feit herinne
ren zullen opnieuw de ontroering ge
voelen, die destijds over hen kwam
toen bracht onze Koningin uitredding.
iZij toonde Zich naar een Fransch jour
nalist met bewondering zeide, „de eenige
man in Europa". Zij strekte de hand uit
naar den beproefden grijsaard, zond een
(oorlogsschip om hem een veiligen, hem
waardigen uittocht uit Zuid-Afrika te
verzekeren. Op <£0 „'Gelderland" was hij
op Nederlandschen bodem, op den iho-
fdem van het land zijner voorvaderen.
Maar zijn taak was ten einde. Zijn
(persoonlijke bemiddeling bij de regeje-
ringen van 'Europa werd na den triomf
tocht in Frankrijk gestuit door den on-
wïi en de onbescheid van Wilhelm II.
rtoch de hartelijke ontvangst in Neder
land; noch de uitingen vol sympathie
van andere landen. Duitschland' Inbe
grepen konden het ernstige feit des kei-
(zers houding verzachten. Die houding
bepaalde de houding van Europa buiten
(Engeland. Er was eenheid noodig ge
weest voor een ingrijpen ten gunste der
Boeren. De Duitsche keizer, van andere
gezindheid dan toen hij het telegram
na den Jameson-raid samenstelde, koos
de Engelsche zijde en daarmede was de
zaak der Zuid-Afrikaansche Republiek
Verloren.
Korten tijd .bleef Paul Krüger in ons
land. De slagen vielen snel op elkaar.
Zijn land geknecht, zijn' vrouw in Zuid-
Afrika gestorven. En zijn jaren waren
geklommen tot den leeftijd, waarop meni
geen zegt, dat hij „geen lust in dezelve"
heeft „(de moeite en het verdriet",
welke ook,, naar 't woord van den bijbel
die zijn steun was geweest,, de basis
van zijn geestelijk leven,, het kenmerk (zijn
van „de uitnemendste" onder de jaren
van eens menschen bestaan, waren niet
ongemerkt aan helm voorbijgegaan. Den
14den Juli 1904 stierf hij, elen patriarch
aan 't eind van een langen tocht naar
vrijheid, vrede en rust, machtig in zijn
stille zelfbeheersching, in zijn liefde voor
zijn land en volk en in zijn vroom en
kinderlijk geloof aan God.
De lijd, de ijlende, heeft na de (beproe
vingen voor zijn land geneizing gebracht
en een nieuwe, lichtende toekomst ge
opend. Doch in de historieboeken van
Zuid-Afrika zal naast de namen der
eerste groote trekkers, die van Paul
Krüger staan als de naam van één groot
landsvader* van wien men in zedelijk
opzicht van Saul zou kunnen getuigen
„Van zijne schouderen en opwaarts was
hij hooger dan af het Voilk.''
A. J. BOTHENIUS BROUWER.
IIAAGSCIIE BRIEVEN.
Er wordt van de Hagenaars vaak be
weerd, dat ze zoo moeilijk tot enthousi
asme te brengen zijn, niet yvarm loopen
voor iets of iemand en omdat er nu een
maal geen koe bont genoemd wordt, zon
der dat er een vlekje aan is, moet ik be
kennen, dat de bewering niet gansch en
al uit de lucht is gegrepen.
Wij hebben werkelijk de gewoonte, om
de dingen aan te kijken met een zekere
geamuseerde—onverschilligheid, met een
soort hautaine belangstelling, gemengd
met een tikje spot. Er behoort werkelijk;
iets toe, om ons te winnen, maar wie het
zoover brengt, heeft ons dan ook heele-
maal gewonnen, dan geven we ons zon
der reserve, dan kunnen we in geest
drift raken en warm loopen zoo goéd
als de beste, er moet wat zijn, dat dé
moeite waard is, om het zoover te krij
gen, we aanvaarden niet critiekloos of
alleen op het hooren zeggen van Ande
ren en zoo kan het gebeuren, dat iets
wat elders een groot succes bleek, bij
Ons, Hagenaars, op den rand raakt van
een fiasco. i
En dan, we hebben natuurlijk onze
lievelingen, onze bevoorrechten, die we
onze genegenheid schenken atlet alleen
les enfants chéris des dames, zooals
bijvoorbeeld Marcoux was in lang ver
vlogen jaren, maar algemeen gewaar-
deerden.
Tot hen behoorde indertijd ook Rhéné
Baton, die jaren achtereen de Kurhaus-
concerten heeft gedirigeerd, toen het
philharmoniseh orkest uit Berlijn hier 's
zomers speelde. Wat lijkt dat ook; .al' weer
enorm lang geleden, veel langer dan het
in werkelijkheid is.
Of hij, nadat hij heenging als leider
der Kurhausconcerten, geheel in het ver
geetboek is geraakt bij de muziekliefheb
bers, zou ik niet mét zekerheid durven
zeggen, wel weet ik, dat de trouwe be
zoekers van de concertzaal te Sche-
veningen de omstandigheden dankbaar
geweest zijn, die er toe leidden "hem
weer voor enkele concerten terug te
brengen.
Het noodlot schijnt zich tegen de
komst van Schuricht in Scheveningen
met hardnekkigheid te verzetten. Nadat
hij het auto-ongeluk kreeg, wisten we
wel, dat het een weekje of wat langer
„Mag 'k achter op je hollander, Job?"
vroeg Benend, terwijl hij probeerde het
voertuig tegen te houden, dat in een
vaartje over het trottoir reed.
Job hield zijn vaart in.
„Moet je achterop? Dan moet je eerst
een cent voor een toffee gaan halen"
zei Job.
Berend had zelf geen hollander. En
Rij vond 't toch zoo fijn om er op ite
rjjden. Dikwijls mocht hij bij den een of
anderen jongen achterop. Nu zag hij
alleen Job buiten met zijn vierwieler
Maar 't was als gewoonlijk: Job eischïe
"Wat in ruil voor het meerijden.
Dus liep Berend hard naar huis om
aan Moeder een cent te vragen. Maar
Moeder gaf geen cent.
„Ik houd niet van dat gesnofep", zei
ze.
~'t Is niet eens om te snoepen", zei
Berend half huiLend. „Job moet een
ceqt hebben, anders mag ik niet op
zijn hollander."
„Wel", hernam Moeder „ik zou niet
eens willen, als ik jou was. Ga wpt
anders spelen."
,,'k Heb juist zoo'n zin om te rijdjén.
Geef me dan maar een koekje voor
Job. Ban mag ik er misschien ook w|el
op," zeurde hij.
„Ga je mee naar oom Kees?" vroeg
Moeder.
Dat vond Berend prettig. Hij Was
igraag bij Oom Kees, Want die had al
lerlei dingen, waar hij aardig mee spe
len kon. De hollander van Job Was hee-
lemaal vergeten en Weldra waren Moe
der en Berend samen op weg.
Berend genoot bij Oom Kees. Oom was
aan hef timmeren en Berend mocht ook
spijkers in een oude plank slaan. Ze
speelden, dat ze twee timmerlui wa
ren. En ze werkten beiden hard door.
Toen Tante hen een kopje thee kwam
brengen, liet Oom het werk een poosje
liggen om zijn pijp te stoppen.
„Hebt u voor mij soms ook een pijp?"
vroeg Berend in allen ernst.
Oom begon smakelijk te lachen.
„Jij een pijp?"
„Ja, maar niet met tabak natuurlijk"
zei Berend. „Ik moet toch ook roolïen,
net als een echte timmerman."
„Dus je bedoelt een oude pijp?" zei
Oom. „Wacht ik zal eens zoeken."
Oom ging naar binnen om in de kast
naar een andere pijp te kijken. En Be
rend liep vol verwachting achter hem
aan.
Maar Oom vond geen pijp.
„Wacht", zei hij, ,,'k weet wa,t an
ders". Hij nam een doosje van de bo
venste plank, deed dat open en daar
lag een sigaar in.
„O, een chocolade-sigaar", zei Berend,
toen Oom hém de sigaar overreikte.
„Ja, nu kan je rooken", zei Oom met
een effen gezicht.
Berend stak de punt van de sigaar in
zijn mond, maar haalde die er diie'ct
weer uit en trok een allerviest gezicht.
,,'t Is zeep", zei hij en legde meteen
de sigaar op tafel.
Oom had de grootste pret, maar Be
rend zei, dat hij het flauw vond.
Toch nam hij de sigaar mee, toen Rij
naar huis ging. En thuis legde hij die
in een leeg doosje, dat hij met zij'n
verjaardag vol chocolade-sigaren gekre
gen had.
Een van de volgende dagen wilde hij
weer graag op Job's hollander.
„Ga eerst wat lekkers thuis halen",
zei Job als naar gewoonte.
„Heb ik soms jiog lekkers van mijn
verjaardag?" zei Berend bij zichzelf.
Toen dacht hij opeens aan de sigaar van
Oom Kees.
Berend ging naar binnen en haalde
het dioosje.
„'k Heb er nog net één", zei Rerelnd,
terwijl hij Job het geopende doosje voor
hield.
Begeerig greep Job de chocolade-si
gaar. Hij had juist zoo'n trek in choco
la. En 't was nog Wél zoo'n dikikje!
Hij pakte de sigaar uit het doosje'
brak het in twééën en duwde de eejne
helft in zijn mond om' er meteen' gul
zig op te gaan kauwen.
Maar, o, wee! Wat een smaak! Hij
probeerde alles uit te spuwen, maar 't
bleef aan zijn kiezen zitten. Bah! Hij
"wist niet, wat hij doen moest. Zijn mond
kwAm vol schuim.
Nu had Berend toch wél spijt van zijn
grapje. „Ga gauw mee naar Moeder",
zei hij angstig. „Die Zal 't w£ï bétier
maken."
Hij nam Job bij dé hand mée Jnajar
zijn huis en Moeder begreep den toe
stand dadelijk.
Ze veegde met een schoonen zakdoek
de restjes zeep van zijn kiezen en liet
hem toen terdege zijn mond spoelen.
Moeder vertelde hem intus'schen, dat
Oom Kees, Berend ook zoo gefopt had.
Zoo was alle narigheid gauw vergeten.
t.Nu een pepermuntje toe voor den
naren smaak" zei Moeder.
„En dan maar weer aan het rijdén!"
Als Job een volgende maal weer wat
lekkers féischte, zei Berend lachend:
„Zal 'k even een sigaar voor je hja-
len?"
„Stap maar op!" zei Job dan lachend
en op 't laatst vroeg hij niets meer, als
Berend mee wou rijden.
J. II. BRINKGREVE-ENTROP.
SPELLETJE*
B ij den dokter.
Eén der spelers vervult de rol van
patiënt en gaat op een stoel zitten. Een
ander is dokter. De laatste vraagt dan
aan alle medespelenden
„Mijn patiënt is ziek. Wat Zoudt gij
hem voorschrijven
Ce spelers fluisteren den dokter nu
om beurten een voorschrift in het oor,
dat hij onthouden moét.
B.v. A. zegt: „Ik zou "hem een voet*
bad met mosterd voorschrijven."
B: „Ik zou hem een lepel levertraan
geven-
C: „Ik zou hem zijn schoenen uit
trekken."
D>: „Ik zou hem een gedicht laten op
zeggen."
E: „Ik zou hem de kamer laten rond-
hinken".
E: „Ik zou "hem een haar uittrekken,
tenz. enz.
De dokter wendt zich nu tot den pa
tient en noemt hem alle voorschriften
op, echter in een andere volgorde dan
hij ze aangehoord heeft. De patient moet
dan bij elk voorschrift raden, wie het
voorgeschreven heeft.
Slaagt hij er in, één goed aan té 1 wij
zen, dan wordt deze op zijn beurt pa
tient en de vorige is nu patient af, zoo
dat hij gewoon medespeler wordt en het
(spel doorgaat.
Slaagt hij er echter, na drie keer ge
raden te hebben niet in, dan wordt hij!
door den dokter veroordeeld één der
voorschriften op te volgen. Hij mag ech
ter zelf kiezen, welk hem het méést
aanstaat. Zoodra hij het opgevolgd heeft,
gaat het spel weer door. Degene, wiens
"voorschrift opgevolgd werd, Is nu pa
tient.