TWEEDE BLAD
Kees en de Ballonnenman
VAK
Zaterdag 1 Juni 1929 Ne. 127,
BINNENLAND.
KERKNIEUWS.
KUNST EN WETENSCHAP
KLEUR- EN KNIPPLAATJE
ONDERWIJS.
m
I
VAK DB
HAAGSCHE BRIEVEN.
!Mel de Pinksterdagen is het Scheve-
bingsche voorseizoen ingezet, tegelijk met
de mooie lentedagen en aan dit laatste
is het waarschijnlijk wel voor het groot
ste deel te danken, dat we geleidelijk van
het voorseizoen in het zomerseizoen glij
den, zonder dat er een merkbare periode
van doode rust komt, die voor de kleine
belanghebbenden in het badgastensei
zoen zoo fnuikend kan zijn.
Op de Pinksterdagen zelf was het niet
200 hijzonaer warm, er woei zelfs een
frissche wind, maar in het zonnetje
achter het windscherm van de Pier en
in de café's op den boulevard was het
waarlijk zomersch en daar trok dan ook
begrijpelijkerwijze de groote drukte zich
samen. En dan was er in het Kurhaus
de Radiosalon, die zoowel voor radio
amateurs als voor hen, die alleen maar
ergens heengaan, omdat er wat te zien
As, zonder attractie was.
Op hel strand stonden de badstoelen
uitgezet, maar op de dagen na Pinkste
ren, toen het zomersch warm was, zag
men daar nog groolere stranddrukte dan
op de feestdagen. Het scheen toen al
wel het volle zomerseizoen. Er liepen
Veel kleine kindertjes in badpakjes en
groote menschen, óók in badpakjes, er
werden kuilen gegraven, en werd ge
varen in de kleine visschersbooten, die
je voor een luttel sommetje op een
vaartje langs de kust de illusie geven
Van een echte zeeziekte, er werd in de
tentjes langs de plank koffie en limo-
nao.e gedronken, kortom er werd alles
gedaan precies alsof het volle zomer
.was.
Een enkel verschijnsel wees er maar
op, dat het in werkelijkheid nog vroeg
in het seizoen is. Dat waren de talrijke
ruiters, die langs het strand galoppeereen,
aoo lang dc stranddrukte nog niet zoo
groot is, dat.de paarden bij iederen stap
een paar luierende badgasten of spelen
de kinaeren zouden kunnen verpletteren,
zooals in den vollen zomer het geval
is. Zoo erg is het nu nog niet. Er blijft
nog ruimte genoeg voor de paarden over
aan het ruime strand en de ruiters gfc-
ven een aardige en wel heel mondaine
sloffeering. Vooral 's avonds, als ze te
rugvoerend van een rit door de duinen
langs het strand huistoe gaan en hun
gestalten zich afteekenen als fijne sil
houetten tegen een parelgrijze zee en
een opalen lucht, is het een mooi g|?.
zicht.
Er waren deze eerste mooie dagen
ook al aardig wat vreemdelingen. Veel
Duitsch werd er gesproken en hier en
daar ook een beetje Fransch, wascli-
echt Fransch, dat den toets der critiek
kon doorstaan. "Wat Engelsch opk, maar
Sebeviningen is toch de badplaats, waar
je Duitsch verreweg in de meerderheid
hoort.
Eigenlijk zijn we allemaal zoo gewend
om Scüeveningen alleen maar als bad
plaats te beschouwen, dat we wel eens
vergeten, dat het ook nog een visschers-
plaats van beteekenis is. Zelfs, als je,
wat verder langs het strand loopende,
den kant van Katwijk op, de schelpen-
visschers aan het werk ziet, geef je je
daar maar nauwelijks rekenschap -van.
Om Scheveningen als visschersdorp te
bekijken moet men den kant van de ha
ven opgaan, achter den vuurtoresn langs.
Gewoonlijk is het aan de binnenhaven
vol leven en bedrijvigheid, maar nu de
staking der haringvisschers aan den gang
is, ligt het groote havenbassin vol sche
pen, die, langs den kant gemeerd, den
indruk maken van pleziervaartuigjes,
waarvoor zich geen liefhebber aan
meldt.
Het lijkt er wel voortdurend Zondag.
Aan, den walkant hangen de vissehers
rond en loopen wat heen en weer en
praten wat en kijken naar de schepen,
die bewegingsloos liggen, netjes aan rijen
naast elkaar. Ze vervelen zich, dat staat
duidelijk op de bruine gezichten te lezen.
Wat er rondhanjgt zijn allemaal jonge
kerels, aie je je beter kunt voorstel
len uitzeilend op hun schuit, dan lan
terfantend om en bij de haven.
Maar het is er heel rustig, men krijgt
geen indruk van hevige vijandigheid, zoo
als soms bij takingen wel het geval kan
zijn. De omstandigheden wilden, dat ik
toevallig een paar dagen achtereen eeni
ge malen de haven moest passeeren,
maar altijd was er dezelfde loome, lan
derige rust.
De visSch'ers willen meer loon, veel
meer dan de reeders weoschen toe te
staan, kunnen toestaan misschien; ik
weet het niet, want het is' voor buiten
staanders altijd buitengewoon moeilijk
om loonkwesties te beoordeelen. Als je
de cijfers hoort van den kant der vis
sehers, die zeggen, dat ze gemiddeld zes
tien of zeventien gulden per week ver
dienen en dat een loon van vijf en
twintig gulden een uitzondering is^ dan
lijkt dat inderdaad wel heel weinig om
in den tegenwoordigen tijd van te leven
Maar als je dan weer de reeders hoort,
die beweren, dat vijf en twintig gulden
volstrekt niet zoo'n uitzondering is en
dat er zelfs loonen van vijf en dertig en
veertig gulden worden verdiend, dan
vindt je weer, dat dit niet zoo heel
karig is en ben je geneigd om de eischen
van de vissehers overdreen te vinden.
De rijksbemiddeling heeft ook niets
uitgewerkt, want de vissehers zijn niet
tevreden met wat de reeders willen toe
geven en dus blijven de schuilen rustig,
als een rijtje kinderen in hun Zofndag-
sche pakje, in de haven liggen.
En de haring blijft zwemmen in de
zee en wordt niet gevangen. Wat niet
wegneemt, dat we toch nieuwe haring
eten. We verbeelden het ons tenminste.
Misschien is het ook wel echte nieuwe
haring, Schotsche dan waarschijnlijk,
want de eerste Hollandsche haring is
enkele dagen geleden pas aangevoerd
en per vliegtuig naar Zwitserland ge
transporteerd, waar ze, volgens een goed
oud gebruik, aan de koningin is aan
geboden. Ze zal dus nog nauwelijks in
de winkels zijn. Ik heb trouwens ook
wel een flauw vermoeden dat de ha
ring, die we nu als nieuwe ha
ring op tafel krijgen, wel eens ha
ring zou kunnen zijn, die een verjon
gingskuur heeft ondergaan en nu de
illusie geeft, die je op straat ook v'el
eens krijgt van een aardige jonge dame,
in de fleur vau haar bloeiende, lente
jaren..,. zoolang je ze niet te veel op
den keper beschouwt. Handige visch-
verkoopers schijnen haringen van ver
leden jaar nog beter te kunnen opwer
ken dan een schoonheidsinstituut een
-vrouw, die de eerste jeugd gepasseerd
is, zoodat ze de haringen volsla
gen den uiterlijken indruk maken van
versch zeebanket en die illusie doet
ontzaglijk veel, zoo veel, dat ze zelfs
den smaak hein vloeden, kan. En zulke
buitengewone fijnproevers zijn de mees
te menschen niet. Hoofdzaak is, dat de
illusie je gelaten wordt. Dat geldt ove
rigens niet alleen voor nieuwe haring,
maar voor heel veel dingen in het leven.
Een mooie Meimaand, die, in de twee
de helft althans, zijn naam van bloei
maand zoo ten volle rechtvaardigt, is
wel' de geschikste tijd om velerlei illu
sies te wekken en levendig te houden.
Het is' een tijd van zoo ujtbqndig bloei
ende lenteweelde, die. ons zoowel in
bosct en duinep als |n dó parken van
plantsoenen, waaraan we hier rijk zijn,
zoo overvloedig geschonken wordt, dat
men al een verstokt philister zou moeten
zijn, om er ontvankelijk voor te blijven.
Eu van de jeugd mag men dat in het
geheel niet verwachten. Die moet haar
lente-illusie maar uitleven, al blijkt het
ook later slechts een illusie geweesl le
zijn.
Er wordt wel eens gezegd, dat 'de
Haagsche jeugd, het opgroeiende ge
slacht, zoo lichtzinnig, zoo weinig se
rieus is, zoo veel, veel minder serieus!
dan in andere groote plaatsen. Misschien
is het waar, helt is mogelijk; maar ik'
voor mij geloof veel meer, dat de poëzie
van bloeiende boomen en heesters, van
jnooie zonsondergangen aan zee, van
blonde duinen en groene bossehen, van
teer groen in schemerige lanen, als de
avond begint te vallen, van zon aa|n
het strand, van al het lenteschoon, op-
haar inwerkt als een mousseerende wijn
en haar daarom uitbundiger, opbruisen-
der maakt, dan de jongens en meisjes,
die alleen maar opgroeien tusschen de
muren van hooge stadshuizen, maar
daarom niet. slechter. v. T.
Woensdag deed Dr. N. D. van
Leeuwen zijn intrede in de Geref. Kerk
in H. V. van Leeuwarden met een pre
dikatie over Psalm 121 1 en 2. Hij werd
toegesproken door Ds, S. P. Vermeer,
van Nijemirdum, die sprak namens de
Friesche Kerken en de Kerk van Leeu
warden in het bijzonder en verzocht toe
te zingen Psalm 134 1 en 3. Ook werd
het woord gevoerd door Ds. T. Kloos
terman namens de Ned. Herv. Gem., Ds.
J. Bergman namens de Evang. Luth.
Gem. en Ds. D. W. Veldkamp namens de
Vrij Evang. Gem., terwijl eveneens de
beste wenschen werden overgebracht
door vertegenwoordigers der Baptisten
Gem. en van de kerken in Amsterdam
Zuid en West.
Sporen Van oude Eskimo-
nederzettingen.
Uit Kopenhagen wordt geseind, dat
een telegram uit Scoresby-sond, Oost-
Groenland, melding maakt vam het vrinden
van een uitgestrektheid ijis-vrij: land, dat
men vond. hij den Nordvest-fjofd- Er
jbleken daar oé|k vrjj wat overblijfselen
te zijn van Eskimo-ïjei$èi"zettmg!©n. De
streek is rijk aan wild; vossen, muskus
ossen en 'bgïéjJ. De Pggnsche Groenland-
vorscher dr. Lauge Koch is vol belang
slelliDg voor dit nieuws. De ontdekkin
zal wellicht van belang zijn voor d
geschiedenis van den trek dei- Eskimo's
Na admissie-examen op Woensdag
29 Mei j.l. konden tot den Cursus ter Op
leiding van Fröbelonderwijzeressen fa
Vlissingen toegelaten worden
de damens H. M. Baveco te Kruiningen
C. J. de Bert te Aardenburg, H. J. vai
Beusekom te Ierseke, S. M. Brand fa
Breskens, C. de Bruyne te Cadzand, E
S. Bruijnooge te Schoondijke, M. di
Jonge te Goes, A. Minderhoud te Mid
delburg, P. Vreeke te Domburg, L. A. M
Weeda te Middelburg, I. van Wijk fa
Wolfaartsdijk, J. v. d. Woestijne te Vlis
singen en J. C. Wuijckhuize te Wol
faartsdijk.
De 92sle algem. vergadering va
de Ver. van Onderwijzers in Z.- en N
Beveland zal dit jaar gehouden worde: f
op Vrijdag 14 Juni a.s, te Goes,
Door den heer J. E, Hartlioorn, onder
Wijzèr te Goes zal ingeleid worden he
onderwerp „Onze tegenwoordige jeugd,'
De Inspecteur van het L. 0. in c
inspectie Goes zal spreken over „Zi;
we gereed als straks „De lichamelijk
oefeningen op de L. S. moeien worde
ingevoerd en wat kunnen wij doen oi
het onderwijs in dit nieuwe vak te doe
slagen
In de middaguren zal een excurs!
gemaakt worden naar Vlissingen me
eep bezoek aan de electrische centrale
na een voorafgaande lezing ter toelicl
ting aoor den directeur van het bedri
den heer Ir. J. Slooves.
Bij het Woensdag te Goes gehou
den examen vanwege de Fed. van Ne<
Stenoleeraren Systeem I. Pitman, slaaf
den voor: machineschrijven (vaardig
heidsdiploma) mej. P. M. de Fouw, Cc
lijnsplaat, mej. A. C. v. d. Broecke, Goe
sche Sas, en de he,eren A. C. M. Deurlo
te Nieuwdorp, A. Adriaansen en B. h
M. de Poorter te Goes.
Voor Stenografie Pitman diploma
de dames A. C. Bruggeman, A. C, va
de Broecke en K. Mulder te Goes, e
voor diploma Steno-typiste (snelheid p
m. 80 woorden p, m.j de dames A. Tl
de Vos, J. J. van de Linde, L. A. va
Damme, allen te Kortgene, A. A, Hon
mes en J. Heyboer te Goes.
Evenals in 1928 organiseert de Pre ,j
vinciale Onderwijsraad van Frieslan j
ook nu in het begin van Augustus ee
vacantie-cursus.
door
G. B. DE LILLE HOGERWAARD.
(Slot.)
Ais verstomd van schrik keek de ar
me, oude man zijn ballonnen na, die al
hooger en hooger stegen, steeds kleiner
werden en eindelijk' slechts een verzame
ling stippen vormden om in het volgend
oogenblik geheel te verdwijnen.
„Hoe kon ik toch zoo dom zijn?!" riep
de oude man met een zucht uit.
,,'t Was de wind, haas!" zei de moe
der van het jongetje, dat een ballon
had mogen koojpenj.
,;(J-ja mevrouw! Maai' ik ben mijn
balonnen kwijt. Och, och, wat spijtig!"
jammerde hij. „Geen cent verdiend van
daag en bovendien nog dit groot Verlies!
„Ze zullen nog wel terugkomen", zei
Kees in een behoefte om den man te
troosten.
„Nee, jongeheer, dat zal wel niet ge
beuren!" antwoordde de man verslagen.
„En dat nog wel op den verjaardag
van mijn Jantje!"
,jWie is Jantje?" vroeg de moeder
van Kees nu.
„Dat s mijn kleinzoontje, mevrouw1,"
antwoordde de ballonnenman. „Hij zal
zoowat even oud zijn als deze jonge-
iheeren. k Had zóó gehoopt, dat ik
vandaag veei ballonnen verkoopen zou,
want dan zou ik' van mijd verdienste een
cadeautje voor hem hebben kunnen, koo-
pen. Jantje is bijna altijd ziek en woont
met zijn moeder hij me in; zijn vader
is dood, ziet u."
Jawei, Moeder begreep het welde
oude man trachtte voor zichzelve aan
'deu kost le komen door luchtballonnen
te verkoopen, maar eiken cent, 'dien. hij
missen kon, Werd weggelegd om .Jantje
het een of andere plezier te doen. E,n
zoo heel veel konden dat er nooit zijn;.
Och, och, wat een schadepost toch: jal
'die 'ballonnen nu óp eens weg! Moeder
en de andere omstanders hadden na
tuurlijk vreeselijk medelijden met den ar
men, ouden man.
„'Alsjeblieft," zei het joggetje, voor
wien hij juist, vóór het ongeluk gebeurde
een ballon had willen losmaken', en hij
gaf hem het dubbeltje, dat hij reeds
voor den ballon in de hand gehad
had.
„Nee jongeheer, je hoeft niet te beta
len," zei de man nog, maar toen de jon
gen er aan toevoegde: „Jawel, voor
Jantje," nam hij het aangeboden dub
beltje toch dankbaar aan.
Moeder en Kees liepen nu door, maar
Kees, die anders altijd op zijn wandelin
gen met Moeder honderd-uit babbelde
was stil, opvallend stil geworden.
'Moeder begreep wel zoowat, wat er
in hem omging, maar zei niets. Kees
moest zijn strijd ^elf uitstrijden.
Moeder had goecr geraden.
't Was net, alsof Kees plotseling twee
jongetjes samen hoorde praten en, Kees
wel luisteren moest, of hij wilde of
niet.
Het eerste jongetje zei:
„Als je den ballonnen;man eens gaf,
wat er in je spaarpot zat?"
En het tweede antwoordde:
,','Maar dat is veel te veel en dan houd
ik niets meer over:
„Er zit één gulden en vijf-en,-zes tig
cent," heeft Moeder gisteren juist ge
zegd."
,7Dien gulden kan ik toch niet weg
geven; dien mooien, nieuwen gulden
kreeg ik immers verleden Week van
Oom Nico!"
„Jantje zou er zoo blij njee zijn!"
„Ja, maar ik ook en ik kan hem zoo
maar niet weggeven."
„Ook niet aan een arm, ziek jongetje,
dat jarig is?"
„Zou de rest dan niet genoeg zijn? 't
Zijn heel wat dubbeltjes en centen',
hoor!"
„Maar een gulden, zoo'n mooie gul
den, is wel tien dubbeltjes of honderd
centen waard," heeft Vader juist gisteren
nog tegen mij gezegd."
v^,Hij schittert zoo mooi, vooral als je
'm in de zon houdt."
„Wat zou de ballonnenman er veel
voor kunnen koopen voor Jantje!"
Langoor, het Konijn, heeft zijn ge
weer geladen en wil nu eens heel goed
mikken, vóór hij het afschiet. Hij heeft
een keurig jagerspakje aan en zelfs de
groote weitasch, waarin hij zijn buit
hoopt op te bergen en naar zijn holletje
mee te nemen, is in de puntjes. Zou hij
het soms van een echten jagersman heb
ben afgezien? Maar dan heeft hij zijn
oogen toch goed den kost gegeven!
Zwartjas, de Raaf, lacht in zijn vuistje
omdat hij aan den anderen kant en dus
buiten schot zit. Eindelijk moet hij zóó
lachen, dat hij zijn snavel zelfs niet
dicht kan houden.
We zullen het plaatje eens netjes op
zetten.
Eerst plaatje en driehoekje op dun,
doorzichtig papier overtrekken en op
dun carton plakken. Daarna "het plaatje
kleuren.
Langoor
Kop geel.
Oogwit wit.
Jasje blauw.
Kraagje rood.
Broekje oranje.
Staartje wit.
Weitasch geel.
Geweer bruin.
Hek: bruin.
Grond: licht groen.
Nu plaatje en driehoekje uitknippen.
Vervolgens het driehoekje op de stippel
lijnen omvouwen, het smalle reepje met
lijm of gluton bestrijken en tegen het
plaatje aanplakken.
Hoe lang en hoe seeuur Langoor zijn
geweer ook richt, Zwartjas zal er niet
door getroffen worden!
't Was alsof de beide jongetjes 'die
Kees, voortdurend hoorde praten en die
hij toch niet zag, het -samen maar niet
eens konden worden.
Toen hij thuis kwam en giug spelen,
hielden zij zich wel een oogenblik stil
en vergat hij ze zelfs heelemaal, maar
toen hij 's avonds in zijn; bedje lag
en Moeder hem toegedekt had, begonnen
ze opnieuw. Dat kwam zeker, doordat
de ballon aan het voeteneind van zijn
bed hem verwijtend aankeek.
Duidelijk meende Kees te verstaan:
„Als ik' Kees was, zou ik mij geen
oogenblik langer bedenken."
„Ik ook niet: ik zou mijn" spaarpot
heel diep in mijn kast wegstoppen."
„O nee, zóó bedoel ik het niet! Ik zou
hem juist al het geld geven. Wat zou
zoo'n arm jongetje als Jantje is, daar
blij mee zijn?"
„Kan wel wezen, maar
„Nee, niets geen_ gemaar. Als Kees
niet zoo gierig was
„Wat?!" dacht Kees nu plotseling.
„Wat zegt hij daar?" en duidelijk hoor
de hij opnieuw:
„Als Kees niet zoo gierig »as..."
„Gierig wil ik niet zijn!" zei Kees op
eens vastbesloten in zichzelf, wipte zijn
bed uit, nam den spaarpot uit zijn kastje
en bekeek den mooien, nieuwen gulden
die schitterde in het heldere maanlicli
„Voor Jantje!" prevelde Kees, terwi
hij den gulden cn alle dubbeltjes e
centen in een leeg doosje glijden lie
Daarna legde hij het doosje onder zij
hoofdkussen en sliep weldra in.
Den volgenden morgen, deelde hij Moe
•'te besluit mee. Moeder vond h€
61 ZlJ~~ u,- ~tc"i en schreef met groot
een prachtig p.„ -
letters op het doosje:
Van Kees voor Jantje.
Dadelijk na het ontbijt gingen zij' m
weer naar de brug. De ballonnen mai
stond er al, maar hij had slechts eei
kleinen voorraad ballonnpn bij zich.
„Al wat verkoht?" vroeg Moeder.
„Nee mevrouw," antwoordde de man
„Maar ik had niet meer geld om nieuvvi
te koopen."
Kees had het doosje, dat hij natuur
ïijk zelf gedragen had, al in zijn banc
geduwd en de man kon zijn eigen oogei
bijna niet gelooven, toen hij. na he
opschrift gelezen te hebben, het doosje
openmaakte en den inhoud zag.
„Wat een hoop geld en nog wel zoo'ij
mooie, nieuwe gulden er bij!" riep hij
uit. ,,'t Is te veel, jongeheer, veel te
veeli
Kees wist hem echter over te haten
dat hij het geschenk voor Jantje in
zijn geheel aannam. Wat keek de oude
man nu blijf
En Kees niet minder in' zijn nopjes.
Nog nooit had hij zoo'n prettig gevoel
over zich gehad! Nu babbelde hij weer
honderduit op de wandeling en toen
hij thuis kwam, keek zijn luchtballon,
die al rimpelig 'begon te worden, hem
toch vriendelijk aan. 't Was zelfs net,
alsof hij hem goedkeurend toeknikte.
Zelfs de leege spaarpot in zijn kastje
zag er niet treurig uit, want toen Kees
naar hem keek, had hij op eensi weer het
gezicht van den ballonnenman vóór zich,
zóó als hij er dien morgen uitgezien had.
Kees en de ballonnenman waren vanaf
dit oogenblik nog grooter vrienden dan
zij geweest waren.
Maar dat kon toch niet anders!
I
EIGEN IiLLP.
Liesje doet dikwijls boodschappen met
Moeder en is dan niet weinig verbaasd,
dat Moeder in één winkel alles, wat je
maar bedenken kunt, koopen kan. Die
winkel heet „Eigen Hulp" en Liesje heeft
den naam van dien merkwaardigen win
kel wat goed onthouden.
Op zekeren dag 't is 'Mei en er zijn
pas weer bladeren aan de boomen
vraagt Liesje heel ernstig, terwijl zij
met Moeder door het plantsoen wandelt:
„Moeder, komen de blaadjes aan de
boomen ook van Eigen Hulp?"