ESTE.VAEI m In het brandpu TWEEDE BLAD DE OUDE TUINBAAS. VAN ALLES WAT Zaterdag 23 Maart 1929 No. 70 BINNENLAND HAAGSCHE BRIEVEN. KERKNIEUWS tniNDCrVDLADi MIDDCLDVf\C3C=ME COVJWRANL VAN DB N t VAN Beta Haag, zooais het leeft en zich be weegt, doet me soms aan een transforma tie-kunstenaar denken, zoo snel zijn de •wisselingen die 't ondergaat. Nog maar faörï liggen de laatste koude dagen ach ter ons, was alles wit en wintersch. Maar nauw breekt het eerste lentezon- petje door of heel den Haag toont zich Ml Tieiorjaarsstemming en we worden overstroomd door allerlei lentever- sdh Ranselen. Onze residentie is wel bij uitstek de de geschikte stad om' het voorjaar uit bundig te genieten. Niet alleen de om streken. maar ook de plantsoenen mid den in de stad schijnen altijd een tem po eerder de lente aan te kondigen dan op andere plaatsen. En de Hagenaars Wijven niet achter, ook zij verfcoonen een sneller tempo hij het lanceeren der roorjaalrsverschij nselen 3>e eerste lenteboden in onze ,modi- entsfe stad zijn ze hebben echter niets met de natuur uitstaande, de ontel bare modeshows, die over ons uitgego ten worden met een overvloedigheid, die .iemand den adem benemen kan. Vrouwelijke collelga's, die uiteraard meer last van dit verschijnsel hebben dan wij fofoor&e ik steen en .been klagen, dat het het bier niet bij te houden was en dat ze groen en geel' voor de dogen werd, precies zooals jeugdige H.B.S.'ers mop peren, wanneer ze drie repetities op één ochtend krijgen. Zoo iets is het met de modeshows ook. Een van de merk waardigste dingen daarbij is niet zoo zeer de talie uwe creaties die door de mannequins gelanceerd worden, als wel de keurige voorjaarstoiletten, welke ge dragen worden door de dames, die de modeshows komen zien. Fleurige toilet jes, nieuwe hpedjes, de laatste snufjes in schoentjes, tasch en andere toilet-ac cessoires, waarvan de finesse voor ons mannen wel altijd een diep geheim zal blijven, ze zijn even keurig in orde als de robes, die door de mannequins worden getoond. Hoe ze zoo snel mogelijk is, deze me tamorfose, begrijp je eenvoudig niet. Op hetzelfde oogenblik, dat in de kranten de modeshows worden aangekondigd, met allerlei attracties en gecamoufleerd op allerlei wijzen of eerlijk als zoodanig gp dat zelfde oogenblik vertoonen zich de Haagsche dames, die den dag te vo ren zich nog in de wintersche bontman tels hulden, in de meest exquise en en verleidelijke voorjaarstoiletjes, en- sembltes, trois pièces of hoe die nog meer heeten mogen. Het is alsof er too ver ij achter schuilt. Maar dat is dan toch een heel aangename tooverij, want het geeft aan onze stad dat vroolijke, modi- euse cachet, dat haar voor den vreem deling zoo verleidelijk maakt. De Vijverberg en het Voorhout op een mooien lentedag, de lanen van het Haag sche Bosch, de breede wegen van Zorg vliet, ze behoeven voor beroemde pro menades in vele buitenlandsche steden niet onder te doen, niet wat aanlfeg en niet wat stoffage betreft. Het spreekt van zelf, dat de vreemde ling meer onder den indruk van de aan trekkelijkheden onzer stad komt dan wij zelf. Een Hagenaar is in het algemeen niet chauvinistisch van natuur en ver schilt wat dat betreft aanmerkelijk van den Amsterdammer. Hjj staart zich gaar ne blind op wat van over de grenzen komt en maakt vergelijkingen met wat hjj in het buitenland zag en ondervond, wat in zijn oogen meestal' beter is. Daar uit volgt vanzelf, dat hij vaak critisoh gestemd is tegenover datgene, wat hij in zijn eigen stad vindt. Een van de meest geliefde onderwer pen van critiek is onze tram, waarover zoo wat iedereen dagelijks zijn op- en aan merkingen heeft. De eene lijn is een trekschuit, de andere rijdt te veel om, de derde rijdt te hard, de vierde heeft geen haltes genoeg, en zoo is op alles wat aan te merken. Nu zou ik niet graag beweren, dat alle cribjek ongegrond of overdreven is en wat bijvoorbeeld de tijd betreft, die verschillende lijnen noodüg hebben om: hun traject van het eene eindpunt naar 't andere af te leggen, die is inderdaad in de meeste gevallen nogal lang. Lijn elf, de tram, die van Scheve- Dingen naar het station rijdt qp de lijn, die vroeger een hijgend en puffend stoomtrammetje was, maakt een gunstige uitzondering. Maar de andere staan daar- daarbij ver achter. Een van de voor naamste factoren daarbij is, behalve het feit, dat de motorwagens der andere lij nen veel minder capaciteit hebben, de omstandigheid, dat liet publiek zich met in- en uitstappen niet graag haast, al wordt daarop door de maatschappij ook nog zoo vriendelijk aangedrongen door middel van bordjes in de Wagens. Me,n stapt graag op zijn gemak in öb uit, ver wacht dan bovendien nog, dat de tram nog even wachten zal voor een oude dame, dié niet mee wil, voor een mijn heer, die net om den hoek komt aanzet ten op het oogenblik, dat de bestuurder wil afrijden of voor een mofeder, dtie gauw haar kindje onder den arm neemt en er mee komt aanhollen op zoo'n roerende, dat je wel een steenen hart zoudt moeten hebben om dan tocli door te rijden. Het is alles heel goed en aardig en het pleit zeer zeker voor de beleefdheid der trambestuurders en der conducteurs, maar het snelle rijden wordt er niet door bevorderd. Wil men nu toch aan de trams een korteren rijtijd geven, dan kan dat alleen door met de eigenaar digheden van het publiek rekening te houden en daar maar niet aan te tornen, doch door de rijcapaciteit van de motor wagens te verba ogen. Dat heeft de II. T. M. nu ook gedaan en zij heeft eenigen tijd geleden ai, het groote besluit genomen tot verbouwing van de bestaande motorwagens, waarvan er thans één klaar is, die nu als proei- konijntje kan dienen. Er zijn in het ge heel 168 motorwagens, die op de ver schillende lijnen in de stad rijden en die van het zoogenaamde oude type zijn. Dan jpjn er nog de motorwagens van lijn 11 en 9, die een veel sterker motor hebben. Men wil -nu die ouüe wagens ■zoodanig verbouwen, dat ze ook veel sneller kunnen rijden en omdat men dan toch eenmaal aan den gang is, wil men tevens het inwendige verbouwen, zoodat de wagens geriefelijker worden. De eerste verbouwde wagen werd in de ei-gen werk plaatsen opgeknapt, maar de andere zul len bij aanbesteding worden verbouwd. Men heeft berekend, dat dit toch nog al tijd aanzienlijk veel goedkooper uitkomt dan nieuwe wagens te laten aanrukken. Dat zou trouwens een beetje zonde zijn ook, want de oude wagens zijn nog niet op en kunnen nog heel goed verbouwd en moderniseerd worden. Behalve dien verbouwden motorwagen waarmee nu proef gereden wordt, heb ben we, sedert een poosje al, nog een proefkonijntje van de tram» in dienst gehad. Dat was een eenmanswagen, die reea op één bepaalde lijn. Het heet,. dat de proeven met dien wagen uitne mend zijn verloopen en er zullen er nu ook meer komen. Op elke vee -tig wa gens, die verbouwd worden, komen er tien eenmanswagens bij. Dat worat dus wel min of meer de moeite waard en dan zal ook beter kunnen blijken of het publiek er werkelijk mee ingenomen is én er aan wennen kan. Want met dien eenen, enkelen wagen van dat type kregen de menschen te weinig gelegen heid o m zich aan te passen aan de ei- schen, die een eenmanswagen nu een maal stelt en er waren altijd controleurs noodig 'bij het beginpunt om hel pu blier in te lichten en raad en aanwijzigin- gen te geven en dat alles kostte tijd aan het publiek en indirect geld aan de maatschappij in den vorm van contro leurs. Het is dan ook een goede maat regel om dien proeï-eenmanswagen maar zoolang uit Oen dienst te nemen totdat ae andere ook gereed zijn, zoodat er dan mee op groote schaal gereden kan wor den. Wel schijnt het in 't voornemen te liggen om deze eenmanswagens toch maar op één bepaalde lijn te laten rij den en niet overal door de stad te ver spreiden. Met al deze veranderingen en mo derniseeringen is natuurlijk toch nogal wat tijd gemoeid, 't Moet geleidelijk gaan en dan rekent men, dat in eenige jaren alles gereed zal zijn. Dan zal ons tramnet geheel up to date en naar de eischen van het snelverkeer zijn ingericht, maar wie weet wat de cntiscne geesten .dan weer te wenscnen zullen hebben, want niet alleen de tijden veranderen, maar wij met hen. v. T. Het kerkorgel der Luth. Gemeente. De Evang.-Luthersche Gemeente a 1|- h i e r heeft een zeer fraai kerkorgel, jdateerend van 1707, een belangrijke [merkwaardigheid onzer oude stad Mid delburg. Alles aan d at orgel is nog hand werk. Iedere pijp heeft, om zoo te zeg gen, leeren zingen. Het zou jammer zijn, indien dit orgei zou moeten verdwijnen. Nu is echter een groote reparatie noo dig om het orgel in stand te houden. Ten einde in de kosten, door deze repa ratie benoodigd te voorzien, heeft zich een commissie gevormd, die o.a. een ver loting van 4000 loten a 25 cents op touw heeft gezet. Zeer veel medewerking mocht de commissie tot dusver ondervinden Talrijke particulieren en zaken onzer stad (Sen heerlijk zachte <?euriqemelanc saam^esteld aan de hand van ee ruim nonderdjamae marinesme verwerking van uitsluitend volryj tabakken. Av.D.BiaaELAAR7un^kOQ5EKDAAi pep Va pond. «r> (Ingez. Med stuurden reeds artikelen als prijzen voo deze verloting in, o.a. sieraden, schildf rijen, platen, viool, pianotabouret, scht merlampen, kistjes sigaren, gaskach fietslantaarns, hooikist, wandelstokkei parasols, boeken, vazen, fraaie handwei ken en nog zeer vele voorwerpen va kunst en smaak, te veel om alles op t noemen. Loten a 25 cents zijn verkrijgbaar o.£ in den sigarenwinkel' van den heer 'Rog ge in de Noordstriaat; bij den heer Wiess ner, Noordweg 36; aan de jfosterij e aan de pastorie der Luthersche Gemeer te op de Bree. Wij wekken de ingezetenen der sta S VAN DE E3 S3. Een vertelling uit Zuid-Limburg. E3 Godard, de Ambachtsheer van .Uaai-dorp, %vas gestorven; en op het eeuwe2K>u<te kasteel', dat, op een terras- heuvel midden in een lïitge- 1 lag, heerschte groote droef- X. aren de bedienden, die hun ■goede® heer betreurden, want de aravin was- reeds lang geleden gestorven en er waren geen kindereu. Ongeveer eeu maand nadat graaf Godard gestorven was, kwami graaf Leo, neef en erfgenaam van den Ambachts heer, het kasteel bewonen. Reeds kort na zijb aankomst bemerkten de bedien den, dat de jonge graaf niet tevreden was met hetgeen hijl in en buiten het kasteel zag. Alles vond hij ouderwetsch, de zaaien de stellen, ja, zelfs den tuin en het pari wilde hij anders hebben. Doch de gravin vond alles heel mooi en Elsje bet vierjarige gravinnetje, was dl dade- ï^i 'die lievelinge van alle bedienden én vowal van Jan, den ouden tuinbaas, die bijna veertig jaren tuin en park had verzorgd, zooals |de oude graaf dit wenschte, maar van al dat nieuwe gedoe, (waarover graaf Leo met hem sprak, begreep Jan niet veel, en toch durfde hij zijn nieuwen heer, die nogal driftig was', niet tegenspreken, en zoo deed Ij ij zijn best hem te begrijpen, al be greep hij er niets van. Zoo was het ook op den dag vóór Palm Zondag. De oude tuinman was toen bezig mooie gave palmtakjes af te snijden die den volgenden dag zouden worden meegenomen naar de kerk*). Terwijl hij takje na takje afsneed, kwam de graaf voorbij, die met aandacht naar de in verschillende vormen gesehoren palm boompjes keek en daarna begon met te zeggen: „Luister eens, tuinman, ik wil niet, dat mijn tuin er uitziet als 'n boeren erf. De palmboompjes worden dus voortaan niet meer geschoren in den vorm van schaapjes en eendjes. Goed be grepen?" „Ja, mijnheer de graaf," was het zach te antwoord. „En nu heb ik je nog wat te vertellen" hernam de graaf. „Je begrijpt, dat ik het zeer op prijs stel, een, goed verzorgden tuin te hebben, en daarvoor heb jij altijd trouw je best gedaan, Jan. En als je nu jong genoeg was, om te kunnen leeren, wat er in dezen tijd van een tuinbaas wordt verlangd, dan zou ik er- niet aan denken, een jongen tuinman te .nemen. Maar jij-, op jouw leeftijd, kunt je niet voorstellen, hoe de tuinen tegen woordig worden aangelegd ,,'t Is, zooals de graaf zegt", was weer het antwoord. „Welnu," vervolgde de graaf, „daarom komt er hier tegen Pinksteren een nieu we tuinman, die jonger en dus- beter met het nieuwe systeem van tuinarbeid op de hoogte is dan jij. En van het jaar geld, dat oom op je heeft vastgesteld, kun je best leven, vooral wanneer je het tuinhuisje wilt gaan bewonen, dat achter het park ligt; 't is ruim genpeg voor jou en je vrouw...." „Hoe bedroefd zal mijn vrouw zijji, als ik haar vertel, dat we do 'tuinmans woning moeten verlaten," zuchtte de oude man. „En ze had altijd gedacjht, d'at ze in de tuinmanswoning, wam- we bijna veertig jaren zoo gelukkig waren, mocht blijven wonen tot aan haar dood...." „Ja, dat kan nu eenmaal niet, tuin man," klonk het op beslisten toon. „Maar je kunt hier blijven 'tot Pinksteren, dan eerst verwacht ik je opvolger Toen de graaf even later was heen gegaan, stond oude Jan a'ls versuft hem na te staren, en daarna drupte traan op traan langs zijn gerimpelde wangen cn vandaar op de afgesneden palmtakjes in zijn hand. „Deze zullen dus 'de laatste palmtakjes zijn, die ik van deze zelf gekweekte boompjes snijd", sprak hij met een snik. „Ach, dat deze takjes, als ze morgen zijn gewijd, mij toch het geluk zullen brengen, het geluk dat ik niet het werk behoef neer te leggen, waaraan ik veertig jaren al mijn krachten heb gewijd en dat ik zoo liefheb." Daar luidde de bel voor het middag maal. Ook Jan moest naar de tuinmans woning, waar zijn vrouw hem met het eten wachtte. Hij liet daarom de afgesne den palmtakjes bij de heg liggen, en $ing naar huis. Nóch de graaf, nóch de tuinman had den Elsje opgemerkt, die met twee pop pen en een Teddy-beer achter de palm- heg, op het grasveld, speelde. Doch Elsje kleine wijsneus, had het geheele gesprek gehoord. Maar niemand hoorde 't lieve, nu wat droeve stemmetje van het kind^ dat heel zacht tot het beertje zeide: „Neen, hè, Reri, zoete Janbaas mag niet uit zijn huis gaan. Als Janhaas uit zijtn huis gaat, neemt hij de lieve konijntjes ook mee. Die moeten dan in dat leelijke tuinhuisje, en dan zien wij de lieve ko nijntjes van Janbaas nooit meer terug. Kom, Beri, laten wij' ook maai- weggaan. Kom, we gaan heel ver naar het bosch, diiar zijn een heeleboel konijntjes...." Elsje stoorde er zich niet het minst aan of Beri en de poppen haar aankeken, alsof ze wilden zeggen: „Je moogt niet alleen naar het bosch, Elsje," want zoo- dra^ de tuinman was heengegaan, nam zé 'één der poppen en ook Beri op en liep er mee den tuin uit, recht door paar het park, dat slechts door een hekje en een heg van prikkeldraad van het bosch was gescheiden,. Midden in het park, juist aan den rand van den vijver, bleef Elsje besluiteloos staan, 't Kwam, omdat'ze de eendjes zag en geen brood had meegenomen. „Beri, willen we brood gaan halen?" vroeg ze het beertje. Misschien, omdat Beri 'niets zei- de, dacht Elsje, dat zé toch maar eerst naar 't bosch moest gaan, om de 'ko nijntjes te zien. Ze legde toen de pop in het gras aan den vijverrand neer, en begon met te zeggen: „Jij mag hier blijven om naar de eendjes te kijken, snoesje' Straks, als Beri en ik de konijntjes hebben gezien, komen wij je weer'halen, hoor, schatje!" Pop kreeg eerst nog een kusje en daarna liep Elsje met Beri ver der, en zoo, door het juist openstaande hekje, kwam ze in het bosch. Hoe ver ze liep, begreep ze zelf niet, doch toen ze, n,a"heel lang door het mulle zand ge kropen te hebben, in een boschje vol dicht struikgewas stond, waar eenige ko-> nijnenholen waren, vroeg ze het beertje: „Ben jij óók zoo heel moe. Beri9 En wil jij: óók even gaan zitten?" Doodmoe als ze was, zette Elsje zich op de afgevallen bladeren tusscheu de struiken neer, en toen duurde het niet lang, of ze was met Beri in haar armen ingeslapen. Natuurlijk verkeerden allen op het kasteel in grooten angst, zoodra men be merkte, dat Elsje nergens te vinden was. En nog grooter werd die angst bij het vinden van haai- pop, vlak hij' den rijver. Toen had niemand rust meer en werd er zelfs reeds in den vijver gedregd. Nie mand kwam echter op de gedachte, Elsje in het struikgewas, dat aan de heide grensde, te zoeken. Hieraan dacht alleen oude Jan, zoodra hij' van Elsje s ver dwijning hoorde, en dit was pas laat in den avond, toen alle anderen hét kind reeds gestolen ofgestorven dachten. „Hij, die mijn kind terugbrengt, krijgt de belooning, die hij zelf verlangt," had de graaf in zijn wanhoop tot alle bedien den gezegd, ,,'t Komt er niet op aan, hoe veel men verlangt, als ik mijn lief meisje maar gezond en wel terugkrijg......" Oude Jan was, na het onderhoud met den graaf, als versuft naar huis' gegaan. Hij had zelfs niet meer aan de palmtakjes gedacht, die afgesneden hij de heg lagen. Hij had alleen gedacht, aan het huis, dat hem zoo lief was geworden en dat h nu zoo gauw zou moeten verlaten. „Ja, ja, vrouw, dan neemt een jong tuinman mijn plaats in," zuchtte hij „Dan komt er een jonge tuinmansvrous in deze woning, waar wij veeflig jares zoo gelukkig waren. En wij, wij zulle] onze laatste levensjaren in het tuinhuisje moeten doorbrengen. Ach, als dat graa Godard wist „Kom. Jan, wees niet zoo bedroefd," troostte de tuinmansvrouw, ,,'t Is mor gen Palm-Zondag! Over een Week is Paschen! En wie kan zeggen, Wat er ge beuren kan in den tijd tusschen Paschei en Pinksteren?" TANTE JOH. In Zuid-Limburg, waar veel Ka tholieken wonen, worden op Palm-Zon dag deze palmtakjes naar de kerk gé bracht om gewijd te worden, en daam; te worden geplant in den tuin of op deï akker. Wordt vervolgd. LETTERS OP EIEREN GRAVEEREN Met vet teeken.t men letters of figure! op de eierschaal en legt daarna het ei ir azijn. De deelen der schaal, die niet door hei vet bestreken zijn, worden aan de opper vlakte door het zuur opgelost en de Iet ters of figuren staan er dan dik boven top Met Paschen is liet aardig, dc eieren rap tafel met sterren, grappige voorstel lingcn of opschriften te versieren. Men kan er 'n clown of een ander pop petje op teekenen of b.v. op schrijven „Voor Vader". „Moeders Ei". „Tok, tok, lék! eeu Paaschei Maakt de kind'ren o, zoo Mij1.' Of „Van det» Paaschkaas Voor den kleinen Klaas".

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1929 | | pagina 5