HEEREN-BMI
UreiNDmDLADU/^V
TWEEDE BLAD
"1 i
TAN
Zaterdag 8 Dec, 1928 No, 291
BINNENLAND
CHINEESCH NATIONALISME.
{Van onzen Indischen medewerker),
De veranderingen, die de Chineesche
maatschappij in ons Indië in de laatste
20 jaren onderging, zijn bijzonder groot.
Vóór dien kenden de Chineezen in Indië
enkel een min of meer vage sympathie
voor het dorp hunner voorvaderen, hoog
stens voor het district, van waar zij af
komstig waren na den Boxer-oorlog en
de revolutie van 1911 is het gevoel van
een band met het heele China ontstaan,
dat zoowel levendig is bij de Singkens
(echte Chineezen) als bij de paranakans
(Indische Chineezen). 't Chineesche Rijk
deed al wat het kon, om dien band te
versterken en aan te halen particuliere
Chineesche scholen, die door de Tiong
Hwa Hwee Kwan werden opgericht en
waar de kinderen onderwijs kregen in
vakken, die hen in China een carrière
mogelijk zouden maken, werden van Chi
na uit gesteund inspecteurs uit China
bezochten die scholen, waar ook echte
Chineesche onderwijzers les gaven han
delsconsuls werden op vele plaatsen aan
gesteld en traden in dagelijksch contact
met de Siang Boe's, of handelsvereeni-
gingen.
Het is nog geen volle 20 jaar geleden,
dat te Medan een hooggeplaatst manda
rijn uit China kwam met opdracht, om
betrekkingen aan te knoopen met de Chi
neezen in dat gewest en omtrent hen in
China te rapporteeren, maSr onder de
honderdduizenden Chineezen was van
hoog tot laag geen enkele te vinden, met
wie hij een gesprek kon voeren, want hij
was een Noord-Chinees, en in Deli wa
ren enkel Zuid-Chineezen, die noch man-
darijnsch, noch een taal van Noord-China
spraken. Toevallig waren er twee Chi
neesche tolken van het gouvernement,
de heeren van de Stad en Hoetink, en
een Chineesche tolk van de Deli-maat-.
schappij, de heer de Bruijn, tegelijk in
Medan, die hem van den eersten dag af
ter zijde konden staan en die hem een
bijzonder goeden indruk gaven van ons,
Nederlanders, want wij spraken zoo vlot
mandarijnsch en even vlot de talen, die
de Zuid-Chineezen in Deli kenden. Thans
echter is al bijna 20 jaar op ruim 1000
scholen van de Tiong Hwa Hwee Kwan
Peking- en mandarijn-Chineesch onder
wezen en er zijn dus alom in Indië Chi
neezen, die zich met die talen wel red
den kunnen, ook al is hun moedertaal
Maleisch of Javaansch, en al zijn de en
kele Chineesche woorden, die zij dage
lijks op de lippen nemen, Zuid-Chineesch,
en wel meestal Hok Kien of Hakka of
Tio Tsioe.
In 1910 is de wet op de onderdaanschap
afgekondigd, waarbij tot Nederandsch on
derdaan werden verklaard alle op Ne-
derlandsch grondgebied geborenen, dus
alle paranakan-Chineezen. Op 8 Mei 1911
is te Peking een consulaire conventie ge-
teekend zie Ind. Staatsblad 1911 no.
487 waarbij China het recht kreéfe? in
Indië handelsconsuls aan te stellen, die
zich, zooals uitdrukkelijk werd vermeld,
enkel mogen bemoeien met de echte
Chineezen, de singkehs; ook werd daarin
bepaald, dat Indische Chineezen in Chi
na als Nederlandsche onderdanen behan
deld zouden worden, wanneer zij bij een
Nederlandsch consulaat in China zijn in
geschreven. Van deze laatste bepaling
maken de, overigens niet talrijke, Indi
sch Chineezen, die een bezoek aan Chi
na brengen, gretig gebruik, want de be
scherming van onze consulaten en in
het algemeen van de buitenlandsche ne
derzettingen zijn de laatste 17 jaren van
burgeroorlog in China hard noodig ge
weest.
Toch is er in deze regeling voor onze
Indische Chineezen een moeilijkheid ge
legen en wel deze het is een min of
meer godsdienstig voorschrift voor de
Chineezen, om de „wet van het zaad",
Tsing, te respecteeren, d.w,z. dat een
zoon van een Chineeschen vader Chinees
is, onverschillig wie zijn moeder was; ook
al zijn er vele geslachten elkaar gevolgd,
die vreemde vrouwen huwden, dan toch
blijft voor hen die wet gelden. Al heeft
dus een Indische Chinees voor 1/16 Chi-
neesch bloed en voor 15/16e Maleisch
of Javanasch bloed in zijn aderen, hij is
Chinees.
Moet nu die wet van de rasafstamming
zich ook tot de nationaliteit uitstrekken?
Dit is natuurlijk niet meer een godsdien
stige kwestie, doch zuiver een van prac-
tische politiek en het antwoord, dat de
Indische Chineezen er zelf op geven, is
dan ook lang niet constant. De meest be
schaafden voelen heel goed, dat het een
teeken van zeer weinig ontwikkeling is,
wanneer men zijn nationaliteit wil la
ten afhangen van zijn afstamming de
Fransche emigres, die nadat het edict van
Nantes herroepen werd, zich vestigden
bijv. in Nederland, zijn Nederlandsche on
derdanen geworden, ook al zullen zij
voor Frankrijk groote sympathie blijven
voelenZoo is het met Nederlanders,
Duitschers, Franschen enz. in de Ver-
eenigde Staten van Noord-Amerika, zoo
is het met alle beschaafde rassen. Het
zijn alleen de onontwikkelde en onbe
schaafde rassen, op wie het ras als een
stigma drukt. Zoo kunnen de boschne
gers zich nog niet hoog genoeg opwer
ken, om eenig verschil te voelen, of ze
op Surinaamsch of naburig gebied wo
nen; kaffers en negers in Z. Afrika ver
toonden hetzelfde. Ook de Chineezen,
die als stokers en tremmers hier aanko
men en blijven hangen in Amsterdam er
nog meer in Rotterdam, hebben nog niet
de ontwikkeling, dat ze begrijpen, wat
nationaliteit beteekent als men hen maar
met vrede laat dobbelen en opiumschui
ven, bekommeren ze zich alleen om el
kaar en zijn het overigens brave en gulle
menschen meisjes, die voor liefdadige
doeleinden bloempjes verkoopen, weten
van hun gulheid mee te praten en krijgen
van zulk een simpelen stoker wel eens
een gulden of een rijksdaalder, als hij
goed bij kas is, maar wat nationali
teit is moet men hem niet vragen.
Het spreekt vanzelf, dat de zeer be
schaafde Chineezen niet graag met deze
onontwikelden op één lijn gesteld worden
en er zijn dan ook al heel wat afstamme
lingen van Chineezen, die in Indo-China
Franschman, in Singapore Engelschman
en in Ned. Indië Nederlander zijn gewor
den. Maar tusschen de zeer beschaafden
en onbeschaafden is een breede midden
laag, die niet al te best weet, wat zij
wil. Naar China terug gaan willen ze
zeker niet en het liefst zouden ze
derlandloozen zijn, d. w. z. dat ze een
positie van vreemdeling zouden willen
innemen, die vreemdeling blijven door de
eeuwen heen, want zulk een posit:e geeft
vele voordcelen en stelt vrij van de las
ten, die op gewone staatsburgers druk
ken, zelfs in enkele gevallen, van het be
talen van enkele belastingen.
Onlangs is het me gelukt, eenige hier
studeerende jongelui over dit onderwerp
aan het spreken te krijgen het ging niet
makkelijk want als men niet communist
of socialist-propagandist of ethicus is,
krijgt men in die kringetjes niet zoo gauw
toegang, waar ze als klitten aan elkaar
hangen. Bepaald uitsluitsel over hun ge
voelens en wenschen hebben ze me ook
niet gegeven ;-ze begonnen te zeggen, dat
ze van zijn levensdagen niet naar China
wilden ze waren sinds vele geslachten
in Indië en wilden daar stellig blijven,
maar in welke hoedanigheid? Enkelen
zeiden grif, dat ze vreemdeling wilden
blijven, desnoods 1000 jaren lang, maar
dan een soort vreemdelingen, waarvoor
door de overheid gezorgd wordt, alsof ze
de meest geziene gasten waren. Anderen
zagen wel in, dat zulk een bevoorrechte
positie niet eindeloos kon duren, maar
toch ook zij hadden er bezwaar tegen,
heel gewone onderdanen te worden net
als alle andere onderdanen een beetje
voordeel wilden toch ook zij eruit blijven
behouden, dat ze van Chineesche afkomst
zijn.
De regeering staat hier voor een lastig
probleem aan de eene zijde zijn de Chi
neezen door hun spaarzaamheid en werk
kracht zeer nuttige en zeer gewenschte
ingezetenen en gunt men hun daarom
gaarne eenige bevoorrechtingenmaar
daartegenover staat, dat dit naijver wekt
bij allen wie die voorrechten missen, en
men toch niet eeuwig kan doorgaan, hen
als toevallige gasten, als vreemdelingen,
te behandelen. Voorloopig blijft het een
geven en nemen en is nog geen eindrege-
ling bereikt
VOOR DE VROUWEN
DE TRAGISCHE HISTORIE VAN
PAU-PIETJE
Dood gaan als het niet „hoéft" zou
Pietje zeggen als hij het vreeselijke wist
van Pau-Pietje is troosteloos, dood gaan
omdat een groot menscii eeq steen im
plaats van een hart meedraagt is met
geen woorden van akeligheid te beschrij
ven Vermoord te worden als je
zóó in vrede met je witte kippen en
den haan leeft en denkt met hen gezel
lig en knus Kerstmis te gaan vieren*
is zóó erg dat het maar in de krant'
moet verteld, dan weten de menschen
het oök en daar is iets prettigs in om
dat er dan meteen een, kans is dal
Popma en Triensje hun\ schanddaad le
zen en zich eindelijk dood schamen Nu
is er dit héél moeilijke Pau-Pietje is
er dus niet meer behalve zijn beel
derige, fluweelen vachtje maar noch
Paulientje, noch klein,e Piet mogen er
iets van weten want ze zouden mis
schien niets geen aardigheid meer heb
ben in hun St Nicoiaastrommeltje waar
ECHTE FRIE5CHE
iHelatige van rijpe tabakkerü
Reeds vanaf 50ct perVi pond
20d perons - lOct per'Aons
N.V DOUWE EGBERTS TABAKSFABRIEKEN
JOURE - UTRECHT-AMSTE RDAM-Df N HAAG
OPGERICHT 1T53
(Ingez. Med.).
zooveel zaligheden in zitten een trom
meltje dal je telkens na school op je
schoot zet, voorzichtig opent en dan alles
bekijkt hel marsepeme keutje, de P's van
chocola met witte muisjes erop geplakt,
het miniatuur suikerbroodje in hartvorm
bespoten met zoete, kraakdraden en met
dat bijzondere geurtje, nergens buiten
Middelburg zou je het kunnen, koopen;
en dan het liefst van allen het chocolade
konijn met recht opslaande suikerooren
en üan vooral niet te vergeten wit en
roze fondant-Bonzo met zijn vier zachte
zooltjes en ondeugend snuit Die twee
hel konijn en Bonzo bewaar je lèngj,
vindt Pietje, die bewaar je minstens tol
de vacantia, je kunt hef immers niet over
je hart verkrijgen een oor van he't konijn
af te breken of Bonzo's staartje op te
knabbelen, hoewel je er njet veel van
zou zien Je kunt ze desnpods heel even
likken en dan gauw weer In liet veilige
trommeltje en zelfs daartoe zou je ge an
moed hebben als je het wist van Pau-
Pietje nee, ze moeten het maar
nooit te welen komen, Piet niet en Pau
lientje niet. Maai* ja, als ze n,u den vol
genden zomer bij Oom Dokter in Leeuvyar
den gaan logéeren??! Enfin de zomer
is nog ver weg, ontzettend ver en dan
moet Pau-Pietje maar de griep gekregen
VAN DC □%5SSjN\g|
MIBDELOVRC3^
coyjanANT.
DE BOK, DIE VERKOCHT WERD
II.
(Fea St. Nicolaas-vertelling).
„Zie je, daar heb je het nu al!". riep,
meer verschrikt dan boos, Johans moe
der. „Kom, breng den bok nu dadelijk
naar de schuur, vóórdat hij nog meer kan
vernielen
Dit was echter nog niet zoo héél ge
makkelijk. Want Jaap Scheen vaudaag
werkelijk de bokkenpruik op te hebben
Hoe Johan hem ook bij de horens pakte
en met vriendelijke woordeqi trachtte mee
te krijgen, Jaapje, Koppig, als bokken
kunnen zijn, vertikte het: hij rukte zich
zelfs uit Johans handen, los, liep naar
de tafel en hapte daar gulzig een paar
koekjes op, die grootmoeder juist daar
had neergelegd.
„Lieve help! riep toen grootmoeder,
„daar eet me dat gulzige dier Bello's
koekjes op!"
Hij, die Bello heette, had zeker hel uit
spreken van zijn naam gehoord, want met
een nijdig gekef kwam hij, een klein
mopshondje, van ouder den divan ge
kropen, waar hij rustig lag te slapen.
Nog nijdiger begon Bello te keffen, zoo
dra hij den bok zag en keffende en
grommende kroop hij onder de theeta
fel.
Jaap, die eerst eeuigszins minachtend
het keffende mopsje had aangekeken',
verloor, toen het kleine dier nijdig tegen
hem gromde, blijkbaar zijn geduld. Iiij
begon eerst met een geduchten bokke-
sprong in Bello's richting te maken en
vvel zóó vreema, dat hij met zijn horens
de geheele theetafel omver wierp. Groot
moeder sprong toen verschrikt uit haar
stoel op, twee kleine meisjes hingen!
angstig-sclireeuwendc aan, haar rokken,
terwijl één der kleuters al maar riep
„Weg, jee jeke, toule pak! Ga weg!"
Ook Johans ouders waren boos op
Jaap. „Ik zal jou kuren wel eens af-
leeren, kereltje," bromde Johans vader
en hij trok Jaap bij de horens moe de
kamer uit
„Hij moet eerst een paar tikken heli-
ben riep boos Johans moeder „Kijk
toch eens aan, vier van, mijn mooisfie
theekopjes aan scherven! Is 'I geen, zon
de? Boos als ze was, greep ze den pook,
om daarmee Jaap te slaan.
„Nu zul je het hebben," dacht Jaap
„En dat komt alles door dien allendigen,
kleinen keffer! Waarom1 moest die hond
ook zoo tegen me te keer gaan? Ach,
zat ik toch nog maar in den stal van den
boer
Daar zag Jaap op eens, hoe Johan
lachend moeders arm greep en hij hoor
de, dat de jongen tot haar zeide ;,Kom4
wees u toch niet zoo boos op mijn bok,
moedertje! 't Was tocli alleen Bello's
schuld, dat hij uw theetafel omwierp.
Bello maakte hem van streek, door dat
vervelende gekef
„Ja, vrouw, 't is zooals Johan zegt",
begon nu lachend de burgemeester, die
nog steeds den bok stevig vasthield „In
de schuur zal hij wel weer rustig wor
den." En toen tot Johan „Kom, jongen,
pak jij hem nu bij de horens en trek
hem mee. We zullen hem naar zijn
nieuw verblijf brengen."
Terwijl de burgemeester met een lan--
taarn vooruit liep, volgde hem Johan
met Jaap, die nu heel gewillig mee ging
„Moet hij nu eerst niet wat eleir
vader?" vroeg Johan, zoodra ze in t
schuurtje kwamen.
„Ik geloof niet, dat hij veel honger
zal hebben, jongen," was het antwoord.
„De bladeren van de aspedistra waren
wei' wat taai en die zal hij niet gemakke
lijk verteren. E)n hooi heeft hij genoeg in
de schuur. Kom nu maar gauw mee,
want ik geioof waarlijk, dat ik iets hoor
dat op de komst van St. Nicoiaas ge
lijkt.
Ja, de Sint was werkelijk in aantocht!
Al heel gauw stapte hij met Pieler de
kamer binnen, waar straks Jaap zooveel
onheil had gesticht. Natuurlijk was toen
«Ie eerste vraag van St Nicoiaas „Wel,
en is-de bok al aangekomen'"
„Ja, St Nicoiaas," zei toen Johan ..En1
ik bedank u wel heel vriendelijk voor
het prachtige geschenk! 't Is een mooi
dier!" Hy vertelde daarna ook, wat Jaap
had gedaan en dat hij nu rustig in het
schuurtje stond
„Wel, jongen," zei daarop1 de Sint
„jij dacht zeker, dat een ljolc een scuoot-
hondje was, toen je hem in de kamer
brachl, hè? Maar Jaap hoort daar niet
Zul je daar in 't vervolg aan deuken?"
„Ja, Sinterklaas," beloofde Johan En
daarna vroeg hij zóó zacht, dal alleen
St, Nicoiaas hem kon verstaan
„Waarvan houdt een bok hel meest?
Ik bedoel, wat hij graag lust
„Kool, en voorai groene kool," fluister
de SI Nicoiaas lachende terug
„Dan zal hij ook groene kool hebbed,
Sinterklaas," beloofde Johan .Ik zal
heel goed voor het dier zyn....
St Nicoiaas kneep Johan even, in zijn
linkeroor, knikte hem lachend toe en
begon daarna de andereu toe te spreken
En toen, even later, Piet had gestrooid
en allen hup geschenken haddeu ont
vangen, ging St. Nicoiaas weer heen Hij
moest dien avond nog zooveel hinderen
blij maken
Doch nauwelijks was de Sint heenge
gaan, of Johan sloop naar de keuken en
zoodra hij nu zag, dat Betje rustig in
haar stoel zat te dutten, zocht hij in
alle kasten, totdat hij iets vond. waar
van Jaap eens fijn kon smullen ..Twee
mandjes vol!" mompelde" hij, terwijl hij.
met onder lederen arm een mandje, de
keukeu verliet
„Jaap, ik breng je een Sinterklaas-
maal," begon hij tot den bok, zoodra
hij in de schuur was gekomen. „Smul jij
nu maar eens fijn, hoor! 'I Is Sinter
klaas-avond!" hij bleef wachten, totdat
de bok beide maudjes schoon leeg had
gegeten. Toen eerst verliet hij, glun
derend van pret, het schuurtje.
Maar wat gebeurde er den volgenden
morgen' Waarom liep toen Betje, het
kinderachtig-bange dienstmeisje, jam-
mereud de keuken rond?
„heb je kiespijn, Bet?" vroeg toen
Johan, die even naar binnen gluurde
„Neen!" riep Betje, „maar mijn koste
lijke, groene kool, en mijn soepgroenten!
Alles is weg! 't Is gestolen"
Bijna huilende liep ze even later de
huiskamer binnen
„Wat is er gebeurd, Betje vroeg toen
mevrouw. „Is t weer de bok??"
„Neen, niet de hole, mevrouw," jam
merde Betje. „Dieven, echte dieven zijn
vannacht in de keuken geweest! Ze heb
ben de groene kooien meegenomen, die
we vandaag zouden eten, en ook alle
soepgroenten namen ze mee
„Maar Betje," lachte mevrouw, „je
begrijpt toch wei, dat dieven wel wal be
ters haddeu meegenomen dan kooi
„Nou, dan is het zeker een ^duivel ge
weest!" gromae het meisje boos ..Maar
alles, wat groente heet, is weg
Toen Betje dit had gezegd, keek Jo
hans vader lachende zijp oudsten jon
gen aan, die, proestende van den lach,
voor het venster stond. Toen, begreep hij
alles! „Betje", begon hij lot het meisje,
„ik geloof ook, dat het een kleine duivel
was, die je groeuten meenam. En koop
jij nu maar andere kooien, en denk daar
bij. dat het maar eens in 't jaar Sinter
klaas is en dan wil iedereen wel eens
graag smullen, zelfs een bok o. neen.
ik bedoel een kleine duivel!"
„Is het feestmaal je goed bekomen
Jaap?" vroeg Johan, toen hij dien mor
gen bij zijn bok in 't schuurtje kwam
Juist knikte toen de bok met zijn kop,
aisof hij wilcie zeggen ,.'t Is me best be
komen, baasje!!"
Nu, Jaap kreeg het natuurlijk best
bij Johan. zóó best, dat hij nooit weer
terug verlangde naar boer Jollemaus
Want hel trekken van den keurigen bok
kenwagen beviel hem beter dan het
voorttrekken der kar met de melkem
mers. Jaap bleef dan ook in bet huis van
Johans ouders, totdat hij van ouderdom
stierf.
Ja, en toen wist Jaap we!, dat Johan
meer van hem had gehouden, dan boer
Jollemaus, noch diens vrouw, die hem
„bokkepokkie" noemde, en die hem eens
aan St. Nicoiaas hadden verkocht voor
vijftig gulden
TANTE JOH
Hoe Lies Sinterklaas
wilde foppen
Lies zat in haar stoeltje ernstig na te
deuken Ja, hoe moest dat nu? Ze had
aan Moeder gezegd, dat ze toch zoo
héél graag een pop van Sinterklaas wilde
hebben. Doch toen had Moeder geant
woord „Maar Lies, alwéér een pop, en
je hebt er al zooveel! Ik denk niet, dat
Sint dien wensch zal vervullen".
Teleurgesteld was Lies toen naai* haar
poppenhookje teruggegaan en had haar
kinderen nog eens een voor een bekc-
(ken.
Daar zaten ze rondom hel lage lafetje
Siene, de Zeeuwsche boerin, naast het
nikkertje, daarnaast de matroos boven op
de leuning vau zijn stoel, want klimmen
moest hij altijd! Naast hem zal Toos,
het badpoppetje, die een mooie badkuip
met douche bezat, en aan haar anderen
kant Nora met de zwarte krullen. Met;
Nora had Lies' Moeder nog gespeeld,
toen ze een klein meisje w as Eli dan
was' er eindelijk nog ae baba pop, die in
door
O. E. DE LILLE IIOGERWAAR.D
O jongens, kijk, een spoortrein
Kreeg ik van Sinterklaas,
Met wissels en een seinpaal.
De clief ben ik: Jan Maas.
Als jullie dan op reis wilt.
Kom dan maar bij me, hoor!
Instappen kun je daad'lijk
De spoortrein rijdt al voor.