Aspfrin-
OERDE BLAD
VAX
Zalerdag 1 Dec. 1928 No 285.
BINNENLAND
HAAGSCHE BRIEVEN.
Hagenaars zijn in vele opzichten be
voorrechte en gelukkige menschen en al
hebben ze wel eens de neiging om wat
op hun stad te foeteren dat doet al
leen de geboren Hagenaar, de „Ein-
siedler" waardeert de stad zijner keuze
en wordt bovendien, zoodra hij ook maar
één noot wil meezingen in het koor van
mopperende inboorlingen, door dezen
heftig aangevallen omdat nu eenmaal
alles in het buitenland mooier en beter
behoort te zijn, zij zijn op bepaalde mo
menten toch maar heel blij, dat ze in
Den Haag wonen en niet in Amsterdam
of Rotterdam. Die momenten zijn bij
voorbeeld dagen van storm, zooals we
er nu pas eenige achter den rug hebben.
Wij weten in Den Haag, dat het stormt.
Natuurlijk weten we dat. Er waaien dak
pannen en schoorsteenen van de huizen,
er wordt hier en daar eens een ruit in
gedrukt, een oude boom begeeft het er
gens en wie aan den buitenkant woont,
naar den kant van Scheveningen of Kijk
duin, realiseert misschien iets beter dat
het stormt, dan zijn stadgenooten, wier
huizen meer aan de beschutte zijde staan,
door de bergen zand, die bij hem binnen
waaien en door het geloei van den wind
om 2ijn woning. Die randbewoners, als
ik ze zoo maar eens noemen mag, vin
den dan al lang, dat ze het ontzettend
te kwaad hebben.
Maar we blijven droog. Dat wil zeg
gen, dat onze straten niet blank komen
te staan, niet anders dan in zeer hooge
uitzonderingsgevallen tenminste ik
meen, dat de laatste maal was na een
soort zondvloed, toen de Stationsweg on
derliep, in 1911 of '12 onze kelders
overstroomen niet zooals in andere ste
den het geval is, we zitten schoon aan
den rand van den polder, veilig en wel
op onze duinenreeks en hebben eenige
neiging om een storm te beschouwen als
een niet onaangename afleiding, een
soort theatervoorstelling met schitteren
de décors, die speciaal ten onzen gerie
ve is in elkaar gezet. Want we hebben
van de zee alleen maar het schoone ge
zicht als het stormt, met wel even een
medelijdende gedachte voor al de sche
pen, die daar toch -tamelijk hulpeloos
ronddrijven op het groote water, wan
neer de elementen woeden, maar ook
dat blijft ons verder dan anderen, om
dat de schepen, die op onze kust in nood
raken, maar heel zelden op de hoogte
van Scheveningen zijn. Die raken bij den
hoek tegen de kust of veel noordelijker.
De enkele stoomboot, die bij den jong-
sten storm voor Scheveningen moest an
keren, kwam later, toen de wind wat
ging liggen, ongedeerd weg.
Scheveningen bij storm, met de zee,
die tegen den strandmuur slaat, die de
golven bij tijden over den boulevard
jaagt, die de Pier beukt of ze hem in
stukken wil slaan, het is een prachtig
een imposant gezicht en als 't stormt, ^seling voor een Scheveningen in doode
zijn er immer massa s en massa s men
schen te vinden, die naar Scheveningen
trekken om te kijken.
Bij den laatsten storm heeft de Pier
het leelijk te kwaad gehad. Ze waren net
bezig om een gedeelte van den houten
vloer te vernieuwen, een deel van het
dek lag dus open en gaf den woedenden
wind eenig houvast. Die heeft er tegen
geraasd en te keer gegaan, balken weg
gerukt, zware stukken ijzer omgebogen
met een geweld, dat het leek „of het ver
bogen ijzeren staafjes van een kinder-
spoortreintje waren, waar bij ongeluk de
groote broer op getrapt had, zoodat er
heel wat schade is aangericht. Maar de
ijzeren constructie van de Pier, waar het
op aan komt, die houdt het altijd uit, die
loopt geen gevaar. De golven mogen er
tegen beuken, de wind mag er om heen
razen, zoodat het, tegen de woedende
elementen zoo fragiel lijkende bouwwerk
op zijn grondvesten trilt en schudt, het
blijft in zijn fundamenten ongedeerd en
veilig.
Maandag, toen de .grootste woede van
den storm wat was verstild, maar de ko
kende zee toch nog 'n imposant schouw
spel opleverde, is de Koningin-Moeder
naar Scheveningen gereden om de zee
en het strand en den dik onder het zand
liggenden boufe\ard te zien. En met
haar waren er veel belangstellenden die
zich Hondag in het noodweer niet builen
hadden gewaagd, maar nu toch graag nog
iets van het schoone gezicht wilden ge
nieten.
Wie Zondag den moed hadden den
woedenden storm te trotseeren hebben
op Scheveningen iets heel bijzonders kun
nen zien. Een windhoos trok over de
zee, die het water in een punt omhoog
zoog en toen landwaarts trok, waar een
villa in de buurt van het paviljoen van
de Witte leelijk beschadigd werd. Ver
der liep het gelukkig goed af.
En als je dan na den storm in de bla
den alle berichten vindt van schepen die
vergaan zijn, van huizen die werden ver
nield, van kelders die zijn overstroomd,
van kaden en landerijen die zijn onder-
gcloopen, en je leest verder vlak daar
onder wat meer in het bijzonder je eigen
stad betreft: in Marlot werden verschei
den groote takken van de boomen ge
rukt en de brandweer moest veertig-
maal uitrukken om assistentie te verlee-
nen aan menschen wier huizen door het
geweld van den wind min of meer in het
ongereede waren geraakt, ja, dan kan
het toch niet anders of je moet je stad
onder vele andere wel grootelijks be
voorrecht vinden en jezelf een gelukkig
mensch.
liet toeval wilde, dat ik van 't leven
de Scheveningen onder den storm piot-
rust, in de doode rust van bet verleden.
Dat kwam omdat ik de Breitnertentoon-
sfelJing in het gemeente-museum voor
moderse kunst wilde bezoeken in het
gebouw dat nog altijd bekend staat als
het panorama-Mesdag.
En omdat ik er nu toch was, bedacht
ik, dat ik dan eerst het panorama van
Scheveningen, zooals Mesdag het jaren
en jaren geleden schilderde, in of om
streeks 1880, ook wel eens kon gaan
zien. Je gaat nu eenmaal zulke dingen
nooit zien in een stad waar je woont,
dat is een algemeen verschijnsel. Nadat
ik dus de Breitnertentoonstelling bewon
derd had, die, en passant gezegd, een der
mooiste en interessantste schilderijen-ex
posities is, die we in lang gehad hebben,
ben ik 't smalle trapje opgeklommen om
Scheveningen te aanschouwen zooals 't
vroeger geweest is.
De zee is nog net zoo, maar dat is dan
ook vrijwel het eenige, de zee en het
strand. Verder heb je natuurlijk wel aan-
knoopingspunten, die je doen herkennen:
dat is nu zoo en daar staat nu dat en
dat is het paviljoen van de Witte, dat
toen paviljoen van Wied heette, maar 't
is toch wel een heel ander Scheveningen,
dan zooals wij het nu kennen, net als
Den Haag een gansch ander Den Haag
geworden is, meer in overeenstemming
met het moderne verkeer en minder
knus en huiselijk en pittoresk.
Ja, dai moderne verkeer, dat geeft
toch altijd nog heel wat moeilijkheden,
al doel de autoriteit op dit terrein al het
mogelijke om een dragelijken toestand
te scheppen We worden verwend
met waarschuwingsborden, lichtpaaltjes,
vluchtheuvels, kalkstrepen op den grond,
verkeersagenten met en zonder witte
jassen, betonnen bakens m de woelende
zee van het verkeer en nog zijn niet alle-
menschen tevreden, nog verschijnen tel
kens booze of verontwaardigde of alleen
maar hatelijke ingezonden stukken in de
kranten, waarin geklaagd wordt over een
punt hier, dat leyensgevaarlijk, of een
toestand daar, die „niets minder dan on
houdbaar is en waar onmiddellijk een
eind aan gemaakt dient te worden. En
de heer Snethlage, die niet anders doet
dan piekeren en probeeren en proefne-
men, zal, als hij bij zijn kopje thee des
avonds of bij zijn ontbijt "s ochtends de
krant inziet en de op- en aanmerkingen
van de meer of minder welwillende le
zers over zijn beleid leest wel eens den
ken, dat het toch een buitengewoon
moeilijke zaak is om het de heele we
reld naar den zin te maken en zich mis
schien troosten met de klassieke over
weging, dat zelfs Jupiter daar niet immer
in geslaagd is.
Nu zijn er inderdaadMaar neen,
ik wil het koor van critiseerende stede
lingen niet met één stem vermeerderen.
Alleen wil ik constateeren dat ik me,
als ik over het gemetamorfoseerde en
voor het moderne verkeer geschikt ge
maakte Valkenboschplein wandel en van
den eenen vluchtheuvel naar den ande
ren oversteek, me buitengewoon geluk
kig voel, dat ik nog geen auto heb. De
voetganger is tegenwoordig wel een min
derwaardig iets en een quantité négli-
geable, maar het is soms toch gemakke
lijker om maar voetganger fe zijn
v. T,
OP VOOR DEN VREDE.
In het teeken van „Op voojr den vre
de", slond de zeer druk bezochte bijeen
komst Donderdagavond in 't Schuttershof
ltaier gehouden, en welke was be
legd door de afdeeling Middelburg van
de Vereeniging voor Volkenbond en Vre
de en de groep Walcheren van dc Jon
geren Vredesactie
De voorz. van deze groep, de heer
Ir. P Meerdink uit Ylissingen heel
Ie allen welkom en zeide verheugd te
zijn over de groote opkomst. Zij, die
reeds voelen voor de vredespropagauda,
moeten blijven voortgaan daaraan uiting
Ic geven oor hen, die zijn gekomen al
leen ,uii belangstelling, hoopt spr dat het
geen getoond en gesproken zal worden
iets zeggen zal, en dat zij /uücn gaan
voelen, dal men moet strijden voor een
wereldvrede, al is hel maar voor om
nageslacht.
Hierna verkreeg mejuffroum M a r
guefle Gocyen het woord, die al
len dank bracht, dal zij door den regen
ter vergadering zijn gekomen, waaruit
blijk' dat toch ook bij hen de drang naar
den wereldvrede bestaat Het is in het
met sneeuw en ijs en de daarop
volgende dooi is een vermaan
tot bijzondere voozichtigheid.
Verkoudheid, katarrh, en niet
in de laatste plaats
griep
treden als gevolg van koude,
natte voeten in verhoogde mate
op. Ter bescherming tegen
zulke verraderlijke vijanden
Uwer gezondheid bestaat er geen
beter en afdoender wapen dan de
Tableiten
Zij doen de koorts afnemen
en verdrijven snel alle pijnen.
Weiger namaak en let er op, f B
dat op elke tablet het woord A
„BAYER" ïngestempeld is.lö/AX
Prijs 75 ets.
(Ingez. Med.)
leven goed, dat men narigheid cel.il
spoedig weer vergeel, maar hel leed van
den groolen wereldoorlog, is toch zeker
om te ijveren voor den vrede En dit
doen zoovelen, dat doet de Jeugdige
vrcdesacüe, dat doet Gcnève. dat doen
de kerken, ieder op hun wijze Spr.
herinnert dan nqg eens aan de oorlogs
jaren en zegt men op moet passen ous
nageslacht niet meer in zulk ecu hel zal
komen Al is Nederland ditmaal cr buiten
gebleven, dan is er een volgende maal
gezien den Volkenbond. 99 pet kans liet
er itt wordt betrokken Maar afgeschei
den daarvan, de strij<\ voor den vrede
gaat in hel belang van de geboele
menschheid
Hierna liccft ir.ej de Goeven haar
lezing voortgezel aan de hand vau een
zeer groote reeks van lichtbeelden, alle
betrekking bobbende direct of indirect
op den oorlog Zoo zag men a de ver
pleging van vluchtelingen en kinderen o t
in de familie van spreekster, maar latei-
werd oen reis in beeld geprojecteerd
door dc familie van Gocijon in 1919 ge
maakt met een motorboot door de oor
logsgebieden van België en Frankrijk.
Dc verschrikkingen van den krijg, dc ver
woestingen, dc ellende, alle1 werd in
(Fen St. Nicolaas-vertolling).
1 Jaap, de nok van hoer Jollemaus,
stond voor zijn ruif, maar van al het
lekkers, dat voor hem gereed was gezet,
wilde Jaap vandaag piet eten, wanl
hij was erg oedroefd, om'dtat de boer
hem had verkocht.
„Verkocht ben ik, voor (vijftig gul
den", dacht Jaap. „En ik hoorde ioch
zelf, dat de boer gisteren tot de boerin
zeide, dal hij mij nooit zou willen mis
sen Wat zijn de menschen toch
vreemd".
Zoo dacht Jaap op een dag in het
begin van December, toen, hij zijn bias,
die met een ouden heer zijn, stalletjes
was binnen gegaan, tot dezen hoorde
„Jaap, is een best dier
daarom hoop ik, dat hij bij kindieren
komt, die goed voor hem zijn
„Hij, dien ik den bok wil geven, is
een goeden jongen", was het antwoord.
„Je kent hem wel; 't is Jolian, het
oudsle zoontje van den burgemeester
Hij is goed voor alle dieren
„Nou, dan kunt u Jaap voor vijftig
guiden krijgen, Sinterklaas," zei de boer.
„NVilt u hem dadelijk meenemen?'
„Weineen, je moet hem op den avond
van 15 December zelf in liet huis van
den burgemeester brengen", was '-het
anrooora ,:tfreng nfem tegen acht uur
en zest dan- „De complimenten van
den Sint en hier is een bok voor Johan'1.
„Ik zal den bok met de boodschap
overbrengen, Sinterklaas", bclooTde daar
op beer Jollemaus, en hij nam het ge,!d
'aan, dat St. Nicolaas hem voortelde.
„Uc boer houdt meer van het geld,
dan van mij", dacht toen Jaap en het
was vooral deze gedachte dye hem
zóó bedroefd maakte, dal hij niel lan
eten dacht. Zelfs de geweekte paardpn-
boonen. anders Jaap's lievelingskostje,
stonden nog onaangeroerd, toen dje boer
even later in hel stalletje kwam Bang,
dat Jaalp ziek was, riep hij de boerin,
die met een boterham in haar hand
kwam aanloopen „Vrouw, ik geloof, dat
Jaap ziek is," zei *oen de boer „Hij
heeft nog niets gegeten
„Wat zou hij hebben?" vroeg toen
de boerin verschrikt.
„l?n toen tot den bok „Kom, mijn
beste bokkepokkie, eet dan toch wal!
Of heeft mijn beestje liever een stukje
brood?"
.,Ze denken 'dat ik ziek beu en dood
ga, en dan moet de baas het geld} aan
dien ouden heer teruggeven", dacht
Jaap -..Maar toch zijn de boer en de
boerin altijd goed voor mij geweest Ik
zal dus die boterham maar opeten, die
de vrouw in haar hand heeft En
zoo deed hij
Dc boerin was er niet boos om Ze
zei zelfs „Beste bokkepokkie, ja, nu
ben je braaf, hoort"
,7eg maar liever, beste vijftig gulden,''
dacht Jaap
Ja, heel boos was Jaap dien dag ge
weest, ornaat dc boer net geld) liever
bad dan hem Doch weldra maakte die
booslieïa plaats voor nieuwsgierigheid
„Zou die jongen aardig voor me zijn?"
vroeg hij zich af „En zou ik daar ook
het karretje met ïpelk vaten moeten trek
ken?"
Zoo kwam 5 December Dien avond
zou Jaap heengaan Keurig werd hij
loen eersl geborsteld, daarna werden
zijn horens en ook zijn vier hoeken
met boenwas ingewreven Ja, zelfs zijn
sik werd met pommade ingesmeerd».
„'t Is net alsof ik naar een feest
moet", dacht toen weer Jaap Maar echt
feestelijk zag de weg er niet uit. want
die was één en al modder Daarom
bond dan ook de boer om Jaap's vier
poofen wollen tappen, zoodat die niet
uil konden worden
„Nu gaan we op weg, Jaap," begon
daarna ',1c boer. Weldra liepen zij dan
ook naast elkander voort langs den
modtlerigen weg en zood&a ze bij hel huis
van den burgemeester kwamen, nam de
boer de lappen van Jaap's poolen, belde
aan en zei tot het dienstmeisje, dat
de voordeur opende ,.De complimenten
van Sinterklaas en hier is een bok voor
JolianEn straks komt de Sint
zelf
,Acb, beve help!" riefp hei meisje
verschrikt „Ik dacht ,dat het een pakje
was!"
„Nou. dal is hel ook!" legde d(e boer
haar uit. en hij duwde vlug Jaap de
gang in en ging naar huis En loen hij
buiten was. hoorde hij het meisje ang
stig roepen, dat er eea bok gebracht
was met horens
is die bok voor mij?" vroeg Johan,
die met zijn ouders op liet angstige ge
roep kwam aanloopen.
•We zullen aan Belje vragen, wie
hem hier heeft gebracht zei Johans
vader.
Belje echter was al in de keuken
gevlucht en bad de deur gestolen
„Betje!" riep hij, „waar ben je?"
„In de keuken, mijnheer!" klonk liet
angstig „Ik ben zoo bang voor dien
bok
„Wie heeft bed dier iiier gebracht''
hernam mijnheer.
„Een boer!" schreeuwde Betje. .,Met
de compelementen van Sinterklaas cn
dat die bok voor Jolian was.."
die hok voor Johan was
Niemann vroeg iels meer aan het kin-
derachlig-bange Betje. Allen keken naar
Jaap Fn Johan was zóó gelukkig met
hel geschenk, van Sl. Nicolaas, dat hij,
in zijn groote vreugde. Jaap mee naar
de huiskamer nam, waar grootmoeder de
twee jongste zusjes juist een mooi
sprookje vertelde.
„Alacr Jolian! nep loen moeder,
/ou je Sen bok niet liever naar de
schuur brengen?"
„Even aan grootmoeder laten zien.
moeder", vleide die jongen „Ik zal wel
met hem op den drempel blijven slaan'
Met zijn arm om Jaap's nek geslagen
deed toen Johan de "kamerdeur open
en oteel, zooals hij beloofd bad, op dien
drempel staau.
Maar Jaajp was een bok en -begreep
niet, dat hij naast Johan moest blijven
staan Hij rukte zich tenminste dadelijk
los en sprong naar een bloempot, waar
in een prachtige aspedistra stond In
een wijp had hij den pot omver getrok
ken en begon hij op de bladeren te
kauwen, die hij bepaald erg lekker scheen
te vinden, terwijl hij minachtend naar
den pot keek-,—die in scherven don
grond lag Wordt vcr\ >'gd\
Voor tie Kleinlje3
O-
III'l l'AARD VAN SINTERKLAAS.
door
C. F. DE LILLE HOGER WAARD
„Moeder, waar houdt het paard) ran
Sinterklaas van?" vroeg kleine Janneman
op een middag, loen hij met moedier
wandcloe.
„Van haver en roggebrood, maar T al
lermeest van suikerklontjes" antwoord
de Moeder
.,0 oh!" was alles wat Janneman
nu zei.
Toen liepen Moeder en kleine Jan
neman zwijgend naast elkaar voort, Jan
neman moest steeds denken aan hetgeen
Moeder gezegd had
„Van haver en roggebrood, maar t
allermeest v an suikerklontjes"
Nu kreeg Janneman eiken avond, vóór
bij naar bed ging, een suikerklontje en
daarvan hield hij o, zoo veelt Zou bij
die klontjes bewaren voor bet paard
an Sinterklaas Maar ze waren zoo
•reeselijk lekker, en om haver cn rog-
georo'.d gaf hij niet Haver had hij eigen-
lijtlt nooit geproefd en van roggebrood
hield bij niet Als J paardje van Sin
terklaas dal nu wel lekker vond
't l.cek wel, of Moeder Ja lineman's
gedachten raadde, want Moeder zei op
eens weer:
T Allermeest houdt 't paardje van sui
kerklontjes."
Toen Janneman dien avond zijn sui
kerklontje kreeg moest hij daar op
eens weer aan denken Xu wist hij. wat
hij doen zou'
Vlug liep bij naar zijn speelgoedkast,
haalae er een leeg blikken trommeltje
t, lcgadc er het suikerklontje in en
zette het toen weer op de plank
Eiken avond zou hij cr ecu klontje
bij doen.
„Moeder, hoeveel avonden duurt het
nog. voordal Sinterklaas komt?" vroeg
bij-
,.Nog vijf avonden, Janneman ant
woordde Moeder
„Vijf avonden, met deze mee?" vroeg
hel ventje weer.
„Nee, dan zijn '1 cr zes", antwoordde
Mocaer glimlachend
„Zes avonden - zes suikerklontjes,"
prevelde Janneman, loen hij in zijn
bedje l9g.
En nu was hel de avond, dat Sinter
klaas komen zou, maar kleine
Janneman had twee suikerklontjes in zijn