/is een kwelling Voor de Borst. ^r\INDEr\BLAD TWEEDE BLAD Zaterdag 19 Nov. 1927 No. 273 BINISEMLAND, HAAGSCHE BRIEVEN. (Nadruk verboden). Wij' hebben alten veel hooren spre ken van den „na-oorlogsclien geest," wel ke door de menschelijke mentaliteit zou zijn gevaren, en als waarschijnlijk mag men aannemen, dat zulk een verschrikker lijke tijd. als die van den oorlog, ilxaar weinig goeds en veel kwaadjs heeft bej- rokkeud. Maar dgt de menschheidi thans sinds een jaar of tien veel slechter 'of lichtzinniger zou zijn geworden d|an vroej- ger, komt mij voor al heel onwaarschijnr lijk 11e zijn. Het is eein denkbeeld,1, ,dat door. ieder word't verworpen, die wat tijd van leven heeft geliadj, en wat erva ring van menschen er by, plus wat van de geschiedenis weet. Haar hebt gij die zoogenaamde ,,retour-commissie"-storm, welke zoo plotseling in ons land op steekt, alsof het Nederlandische volk er voorheen nooit van gehoord had} Maar het woord is al zesUendfe-eeuwsch en de zaak waarschijnlijk veel ouder. He „heeren machthebbers" van de ou,d,e j Oost-Indische Compagnie wisten er ten opzichte hunner ondergeschikten te meer van te vertellen, en af te keuren wijl sommigen hunner er te gelegener tijd zelf aan deden, en er niet tegen! op zagen om tegen een „retourrcommissie" hun ziel aan den djuivel en hum land1 aan den I vijand te verkoopen. v Integendeel, die gewoonte der „retour- commissies" is heden als geoorloofd! misbruik niet te vergelijken met dat van voorheen: een peuleschilletje in verge lijking van een heeüe boomschors. En dat men er thans van hoort, djat eemige,1 weliswaar verantwoordelijke ambtenaren,; die aan hun ondergeschikten een voor beeld van onaantastbaarheid' hadden I moeten geven, heet het land dfoor, 'als 't ware, corrupt zijn gebleken, en daar-j over nu heel veel geschreven wordt, bewijst, dunkt mij, dat men er'van rechls- en gemeentewege thans voor goed een eind aan wil maken, zoodot ons ambfey- naarscorps, dat met enkele uitzonderin gen bestaat uit fatsoenlijke menschen. voorlaan tegen omkooperij, of hel aan,- nemen vau geschenken immuun zijn. Ecli- ter de „relour-commissie-besmcUing". heerscht niet slechts onder personen in publieken dienst. Iedpr weet, dal ook in particulieren handel en wandjel hel aannemen van ongeoorloofde geschon ken voorkomt, en de verleidprs weten hun >s lachtoffers wèl uit te kiezen. Zjj zoeken er voor uit personen, die hun het zwakst karakter schijnen te hebben, of van wie zij weten, dat rij maatschappe lijk niet aterk zijn. Een jong rechlsgCr leerde, die in een belangrijke maalschapr pij een post van vertrouwen bekleedt, vertelde mij juist nog djezer dagen, dat ook hij voorzichtig gepolst was of hij voor de „relour-commissie-verleidling" gevoelig was. Gelukkig was dit met hem niet het geval, Immers de jonge man had! de in uitzicht gestelde diuizendi gulden -1 j tjes niet noodig. Gelukkige Bram, diie I hij is! Maar hoevclen zijn er, die een duizend, gulden heel best kunnen gebrui- I ken en in den val loopen, denkende, dat er geen haan naar zal kraaien. Maar jawel, vroeg of laat steekt de „retour-compiissie- Jiaan" den kop op, en kraait dp fieele buurt wakker. Ik schrijf u er over omdat een drietal! hoofdambtenaren: onzer drie voornaamste takken van gemeentedienst gas, water leiding, en electriciteit, op staanden voel zijn geschorst of ontslagen, wat op zich zelf reeds zekere ontroering onder de ge meentenaren heeft veroorzaakt. Hel Ne- derlandsche volk is in "t algemeen een volk van fatsoenlijke menschen, en schoon er op dat fatsoen wel eens 'n smetjle komt, evenals op de witte kousjes van Vader Cats „sindelyke juffrouwtje", ik zou niet gaarne een Nederlöndschen amb tenaar, hoog of laag, „baksjiesj" aanbie den, zooals dat in het Turkije vau voor heen, vóórdat Kemal Pasja er zijn groole schoonmaak in hield, tot de goede ze den behoorde. Maar weet niet ieder een, dat er in allé opzichten, dus ook in dit veel en vaak gezondigd wordt' Niet temin, de Hagenaars willjen wel eens denken, dat zij de bloem zijn van het Ne- derlandsche volk en, wanneer blijkt, dat in andere gemeenten enkele ambtenaren „baksjiesj" aannemen, de hunne daarbo-j ven verheven achten. Caesar placht in zijn tijd te zeggen, dat er op zijn vrouw zelfs niet zóóveel' als „de schijn" mocht rusten. Wat niet verhinderde, dat hij, toen niemand er op lette, zich toch van haar liet scheiden. Zoo staan de meeste Hagenaars tegenover hun gemeemle-ambi- tenaren. ,,'n Keurkorps, mijnheer!" Jawel, maar nu blijkt het, dat er toch maar bij elk hunner voorname gemeentediensten een mijnheer was mei gesmeerde handen. Wij zijn er bepaald van ontdaan. Maar nog erger zijn wij ontdaan van het posthuum faillissement van een onzer voornaamsten notarissen maar even een, zes ton tekórf. He „na-oortogsche geest""'' Geen kwestie van! AI lang voor den oorlog zag men sommige nolarissen in ons land met de Noorderzon verdwijnen, en welk ambt is er nu fatsoenlijker, acht baarder, waardiger in ons gemeenschaps teven en welke mannen zijn stijver van vaderlandsche deftigheid, dan onze no tarissen? Al zijn die op de dorpen dan wel eens geneigd, uil hoofde van hun ambt, een glaasje te drinken Maar een nolaris in Hen Haag, een voornaam nota ris aan wien, wanneer ziel en zaliigheid uil waardepapieren met couponnetjes be stonden! men allicht die twee kost bare dingen zou nebben toevertrouwd. Zulk een notaris sterft, en dan blijkt het dat zijn zaken hopeloos in de .war zijn en hij maar even een lekorl nalaat vau zes honderd duizend gulden En de oor zaak? „Cherchez la femme", mompelt men. Zoo iets is voor een erenlfest Ha genaar droevig om Ie beleven. Dal er corrupte ambtenaars zijn, bijvoorbeeld in Groot Mokum, waarin toch al zooveel on behoorlijks bestaat bet spijt mij, dit van mijn geboortestad te moeten erken nen of welke andere gemeente ook de Hagenaar haalt er de schouders bij op, en zegt ,het verwondert mij niet'". Dal er onbetrouwbare notarissen zijn, die het hun toevertrouwde geld; ver donkeremanen, de Hagenaar wil er in zijn krant wel van lezen en denkt- „de- Haag- sche notarissen zijn, man vootr man, puik1". Maar daar komt ,de medtedeelimg dat een der voornaamste nolarissen in onze stad, algemeen gezien, solide geacht als „de bank,"', schoon wal wonderlijk zegt men, om er zaken mee te doen en te bespreken, voornamelijk wanneer iemand de onbescheidenheid loonde om afwikkeling van zaken te wenschen, dat zulk een Haagsche notiaris ,nog wèl na zijn "dood, een lekprt blijkt te hebben van zes ton het is te Üroevig! De èènige troost, dien men in dit geval kan vinden, een schrale, is dat hij eigen en ander mans geld gestoken had in ondernemin gen, welke later bleken zeeir'twijfelach- tig van soliditeit te zijin, o.a. in een zoo genaamd „Concert des Ambassadeurs'* in een stad, waarin geen enikele anfbassa- deur is te vinden. Alleen zoo genoemd,', omdat in Parijs een „Concert des Am bassadeurs" bestaat. Ja, maar daar zijn ambassadeurs bij hoopjes te' vinden. Maar hier in Den Haag, wel eens genoemd „het Haagje'*? Wie heeft hier ooit een ambassadeur gezien? Schoon, zooals laatst de Belgische gezant, er wel ceins een diplomaat uit wegtrekft om leiders ambassadeur te worden. „Concert des Ambassadeurs'! Wat 'n gekheid 1 De zaak zaak is, dal de gemiddelde Hagenaar, hoog of laag, rijk of arm, 'n beetje te veel van zijn s.tad denkt, waarin de vete vreemdelingen hel niiet steeds met hem eens zijn. De gezant Van een der groote mogendheden vertelde laatst in gezel schap, dat hij Den Haag ging verlaten^ omdat hij benoemd was tot eein be langrijke post in een departement vjan zijn land. Een Haagsche baron hoofde Zelfs bij langdurig ge bruik heeft Akker's Abdijsiroop geen schadelijken invloed op het lichaam, noch bederft zij den eet lust. Haar smaak is aangenaam, haar werking geschiedt zacht en ongemerkt en haar resultaat is zeer verrassend. Kent Gij iets vreeselijkers dan de hevige aanvallen van benauwdheid, waaraan lijders aan asthma en kort ademigheid meestal midden in den nacht blootstaan Zij snakken naar lucht, maar kunnen geen verlichting vinden. Veelal zoeken zij hulp bij verdoovende middelen en ongetwijfeld helpen deze hen voor een oogenblik. Maar zij genezen er hun kwaal niet mee. Zij verlammen hun toch reeds door de benauwde aan vallen verzwakte ademhalingsorganen en zijn er daarom schijnbaar beter, in werkelijkheid echter erger aan toe dan ooit. De borst moet niet verdoofd, maar ver sterkt worden, de ziekte moet niet verstopt, maar genezen worden door de oorzaak aan te tasten en het vastzittende slijm op te lossen en uit te drijven. En dat bereikt men juist door een geregeld gebruik gedurende eenigen tijd van de geneeskrachtige Akker's Abdijsiroop. Overal verkrijgbaar in kokers van ƒ1.50, 2.75 en ƒ4 50 (Ingez. Med.). die mededeel ing en riep: „maar dat is een begrafenis eerste kjas!" „Integen deel", antwoordde de gezant, „het is 'n opstanding". De baron had van dit ge vatte antwoord 'niet terug. "Ik ga liever op een verkwikkender on derwerp over, namelijk} op het jubileum van onzen popufairen kapelmeester Hen ri Zeldenrust, die dertig jaar eein belang rijk deel heeft gehad aan ons "Haagjfcih. operaleven; eerste Franseh, in de na dagen van de beroemde Haagsche Fran- solie opera, glorierijke herinnering. Maar het operaleven in onze stad ls in vejr- val, do Italiaausche mededinging is er bij gekomen, de nationale mededinging van de „Co-Opcra-lie", en schoon Henri Zel- denrusl zich bij al deze steeds weer nieu we ondernemingen zelden rusl heeft ge- guna, immers, naar het oude gezegde: i „niets eerder dan des rustèns moede wij welen, dat de hen, die de goudei» eieren legt, helaas, lot het rijk der fa belen behoort, maar vele hennen, vooral zij die tot het Haagsche muziekleven "be- hooren, zich wel eens Vergissen en zich tot een windei laten verlokken. Niet enkel in het rijk ider muziek Hier langs af te knippen en te bewaren VAN DE /AIDDELDVfAC3C=ME J[ COV-TWHANJ: De Onzichtbare Dienaar. door AMBER. In Perzië leefde lange jaren geleden eens een arm kleermakertje. Hij verstond zijn vak uitstekend, doch omdat hij in een onaanzienlijk huisje woonde, in een stil achterstraatje, kreeg hij alleen maar klanten, die eenvoudige en goedkoopte kleeren noodig hadden, waaraan voor Sjirah want zoo heette hij niet veel te verdienen viel. „Kreeg ik maar eens een statiekljeed voor één van de heeren van het Hof te maken", dacht hij vaak bij zichzelf, dan zou, ik wel zorgen, dat het zoo prachtig uitviel, dat ik meer van dergelijke bes Hel lingen kreeg." Hij liep daarom vlak langs het paleis van den Sjah (zoo heel de koning in Perzië) en als hij daar in de buurt een schitterend gekleed hoveling tegenkwam, vroeg hij, of hij niet eens een stel mooi|e nieuwe kleeren voor hem mocht maken. Maar altijd hadden die hoogc Perzi sche heeren hem spottend opgenomjen en ten antwoord gegeven, dat hij waar schijnlijk beter boerenkielen, dan hof- gewaden maken Icon. Op een dag, dat hij weer in de buurt van het paleis rondzwierf, zag hij vlak naast de breede poort een bekendmaking aangeplakt. De Sjah bad geboord, dat in het naburige land een monster woonde, (lat er een onzichlbaren dienaar op na hield, Invisible geheeten. En er werd een groote belooning uitgeloofd vóór den- gene, die er in zóu slagen, dien Invisi ble» aan te werven als dienaar van den Sjah. Onderweg naai* huis, dacht Sjirah er eens over na en nij had al spoedig het besluit genomen om er op uit te trek ken en te trachten dien Invisiblo te vinden. Hij nam weinig bagage mee, in de eerste plaats omdat je daar op zoo'n ver ren tocht maar last van hebt, en in de tweedje plaats omdat hij niet veel had om mee te nemen. En zoodra hij dat weinige bij elkaar gezocht en in een doek geknoopt had, begaf hij zich ook meteen maar oj> weg. Den avond van den derden dag be vond hij zich in het naburige land en hij had zich juist onder een boom uit gestrekt, om te gaan slapen, toen hij vlak bij zieti droevig hoorde zuchten. Ons kleermakertje ging op het geluid af en merkte, dat hel afkomstig was van een schildpad, die op zijn rugschild lag en nu wanhopige pogingen deed met kop en poolen om weer in een nor male houding te komen. „Wacht maar, kereltje, ik zal je wel helpen", zei de goedhartige Sjirali en hij pakte nel beest voorzichtig op en zette het weer met zijn pooten op den grond. De schildpad knipperde eens met zijn verstandige, donkere oogjes en zei toen: „Dank je wel hoor, vriendelijke man. Als ik soms ook iets voor jou kan doen, heb je maar te spreken." „Misschien kun je dit wel", antwoord de kleermaker. „Ik zoek het monster en zijn dienaar Invisiblo". „O, die weet ik wel te wonen", zted de schildpad. „Ik kan je er echter moei lijk heenbrengen, want hel zou voor mij wel twee maanden loopen zijn. Maal ais je me dragen wjlt, zal ik je met ple zier den weg wijzen." „Heel graag", zei Sjirah en toen gin gen zo allebei slapen. Den volgenden morgen gaf de man aan den schildpad een makkelijk plaats je in zijn bijcengelcnooplen doek, zóó, dat de kop van liet beest er uit kon kij ken. En zoo hielpen ze elkaar verd|er: de man droeg de schildpad en het be<est vertclae den Kleermaker, hoe hij loo pen moest Na een paar dagen kwamen ze in een groot donker bosch. „Hier is het", zei de schildpad. „Een half uur verder staat het kasteel van het monster." „Dan zal ik het verder wel vinden. Hartelijk bedankt voor je nulp. En wil ik jou dan hier maar weer op den grond zetten?" vroeg Sjirah. „Liever niet", antwoordde het beest. „In dit bosch, met dat monster altijd in dc buurt, voel ik me niet {hulis. Ik zou liever ook verder nog niet je mee gaan, dan kun je me op den terugweg weer achterlaten, waar je mij op mijn rug liggend hebt gevonden." „Net zooals je wilt, hoor", zei dc kleermaker, en toen trokken ze samen weer verder. Al heel gauw kwam het kasteel nu in zicht. Er was een groot ijzeren hek voor, dat gelukkig openstond en waar door het kleermakertje brulaal binnen stapte. Tn de groote. vertrekken binnen was niemand te zien Bedienden behalve Invisiblo dan hield het monster er blijkbaar niet op iia en al was die thuis geweest, dan zou men hem imïners toch niet hebben kunnen zien. Sjirah ging er dus maar bij zitten en wachtte geduldig. Hij zal zoowat een half uur op het kasteel geweest zijn, toen hij slappen builen hoorde en haas tig wegkroop onder een tafel in den hoek. waarover een lang afhangend kleted met franje lag, zoodat hij het heele vertrek kon overzien, zonder zelf vleel gevaar le loopen van opgemerkt te wor den. Een oogenblik kreeg de kleermaker spijl van zijn avontuur en dat was, toen hij voor het eerst hel monster aan schouwde. dat er dan ook werkelijk af schrikwekkend uitzag. Hel was een hort, breed mannetje, dat in plaats van een menschenhoofd, een varkenskop op zijn schouders droeg. „Invisiblo, luie rekel", brulde hij, zoo dra hij binnenkwam, „dek de tafel!" En ziet, daar kwam een schoon wil tafellaken aanzweven, dat door onzicht bare handen over de groote tafel in het midden van liet vertrek werd uitge- spreid. Daarna werden er, op dezelfde geheimzinnige wijze, de heerlijkste spij zen op neergezet. I De eigenaar van het kasteel lette daar nauwelijks op, die was Üat al lang ge- i wend, maar Sjirah keek zijn oogen uit. Zoodra het eten was opgediend, ging het monster haastig zitten, greep met zijn vingers de lekkerste brokjes uit de schalen en begon die afschuwelijk knorrend en smakkend te verorbe ren. „Wijn!" commandeerde hij af en toe en liief daarbij zijn groo'len beker op. En dan werd door onzichtbare vingers een karaf van de tafel geheven, waaruit het glas van het monster weer werd vol ge schonken. „Opruimen!" gebood de varkenskop kortaf, Loen er blijkbaar geen enkele hap of slok meer bij loon, en terwijl het monster de deur uit en het bosch in liep, werden de overblijfselen van den maaltijd al weer weggenomen. „Wat moei ik nü doen?" vroeg de kleermaker aan zijn metgezel. „Ik zou dien onzichlbaren dienaar maar eens aanspreken", raadde de schild pad aan. „Zooals je aan het opruimen kunt zien, is die hier nog Dien raad leek Sjirah nog zoo slecht niet. „Invisiblo", riep hij daarop, „zou je de tafel nog eens willen dekken? En eet dan zelf ook wat mee." „Dat is al heel vriendelijk van U", antwoordde do onzichtbare dienaar. „"Zoo iets heeft mijn tegenwoordige mejesler me nog nooit voorgesteld. Zou ik niet bij U in dienst mogen treden?" „Natuurlijk; graag zelfs", zei de kleer maker, verheugd, dat alljes zoo van een leien dakje ging. Er werd een schoon tafellaken uitge spreid zeker omdat liet monster op het vorige zoo gemorst had en toen, gingen ze aan tafel. „Daar had iik warempel bijna mijn goe den vriend de schilpad vergeten,"'bedjacht Sjirah zich.. „Wisar houd jij het meest van, ouwe jongen9" „Ik heb' het liefst een paar blaadjes sla", antwoordde het beest. ..als het i kan met een paar wurmen er in. die zijn óók lekker" „Zou dat gaan, Invisible'" vroeg het kleermakertje. „Natuuurlijk, waarom, niet?" zei lie on zichtbare dienaar en het volgend oogen blik werd hel vreemdsoortige gerecht al voor de schildpad op den grond neerge zet. Dat diueeren mei een on zichtbaren discligenoot tegenover zich, vond Sjirah in het eerst nogal een vreemde gewaar wording. Telkens ging er een vork met eten de [lucht in eii dan op eens verdween het eten en ging de vork terug naar het bord, om opnieuw te worden volgela den. Toen de maaltijd was algelóopcn en ook de (schildpad zich dik en rond hjad ge geten reikte Invisiblo zijn onzichtbare hand aan den kleermaker, als leeken dat liy, hem voortaan als zijn meester erken de. En daarna haastte ons drietal, zich om uit het kasteel weg' te komen, vóór het monster met zijn varkenskop daarin te rugkeerde. Na twee dagen stevig doonnaiV cheeren, begon Sjirali moe te worden.. „Ik wou, dat ik nu msar weer in Perzië was,'" zuchtte hij. „Maai" meester," protesteerde Invisiblo, „waarom hebt U dat niet eerder gezegd? Ik kan l' makkelijk dragen." En meteen werd hel kleermakertje met bagage en, gl opgepakt en ging liet in een heel wat sneller tempo voorwaarts De schildpad werd. n]& een barteljijk afscheid, op zijn oude plek neergezet en daarna ging liet weer verder, op de Perzische hoofdstadt aan Tegen den ochtend van den volgenden dag bereikten zij die en Sjirah begaf zich direct naar hel pa leis. „Mé daar, wal moet dal9" vroeg de schildwacht barsch, toen de kleermaker poort wou binnengaan. „Tic heb den onzichlbaren dienaar van liet monster uit het naburige land voor den Sjah meegebracht," antwoordde Sjirali ..Laat me onmiddellijk door!" „Een onzichtbare dienaar?" lachte de schildwacht ongel,novig ..Waar is die dan9 Ik zie er niets van." „Natuuurlijk niet, domoor," gaf de an" dor ten antwoord. „Hoe kun je nu ook iemand zien, die onzichtbaar is' Maar je kunt hem daarom wel voeten. Invisiblo. geef dien men' eens een oorveeg En terwijl' de kleermaker, inet de ar men over de borst gekruist, bleef toezien, kreeg de schildwacht een onzichtbaren

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1927 | | pagina 5