tMiMe tail m TWEEDE BLAD Zaterdag 29 Oct. 1927 Ne. 255. BINNENLAND. INDISCHE KRONIEK. door D. BAUDUIN. XXXIX. Inlandsche vermaken. De bi oscoop en haar invloed. Pa sar Malem. Inlandsche ope ra. „Toewan Pa us". Ik had reeds gelegenheid te over om den lezer te vertellen hoe de Europe aan zich onder de palmen pleegt te ver maken. Wij zullen tot meer volledig be grip van de Indische maatschappij ook hebben te spreken over de genoegens van den inlandschen broeder. Het ligt voor de hand, dat in de zoozeer onder westrrschen invloed gekomen inlandsche wereld, ook westersche vermaken in trek zijn gekomen, dat zelfs sommige dier ver maken in het leven van den inboorling een bijna even groote rol zijn gaan spe len. Natuurlijk moet dan in de eerste plaats genoemd de bioscoop. Op de pri mitieve mentaliteit van den inlander heeft de film een geweldigen invloed ge had, omdat haar uitdrukkingsmiddel is het gebaar, van oudsher het primitieve -middel, waarvoor primitieve zielen ont vankelijk zijn. Hieruit volgt dat dan de inlander 't gevoeligst is voor films, waar in dat gebaar het sterkst correspondeert met zijn bevattingsvermogen. Moderne films met fijn, stil spel en een ingewik keld intrique zijn niet, wat Kromo hot meest begeert. Daarentegen heeft hij zijn ongebreidelde vreugde aan avon tuurlijke films met groote actie, cowboy films, achtervolgingen, schietpartijen, schakingen, avonturen, te zee en te land -en in de lucht. Buster Keaton, Harold Lloyd, maar vooral Tom Mix en Ma- ciste zijn zijn menschen. En dan.is hij verbazend gevoelig voor sentimen- •teele gedeelten, ik bedoel eigenlijk om bet maar ronduit te zeggen, voor zoen- partijen, en andere verliefderigheden, die het zilveren doel gemeenlijk in groo te mate den toeschouwer schenkt. De inlander leeft een zeer sterk sensueel le ven, houdt er bovendien over moraal andere begrippen op na dan wij, is ove rigens tevreden met zijn eigen vrouwe lijke bruine soortgenooten, doch ado reert in stilte en als een onbereikbare heerlijkheidde blanke vrouw! Men voelt, dat er niet veel voor noodig is om hem de verliefde tooneelen op de films met niet slechts sterke belangstel ling doch ook met een hartgrondig me deleven £e doen genieten. En dat blijkt dan ook afdoende. Want eigenlijk zijn in Jan Oost voor Europeanen alleen die bioscopen genietbaar, die niet voor in- landsch publiek toegankelijk zijn. Im mers Kromo pleegt een film, die hem om bovenbedoelde redenen emotioneert, onafgebroken te begeleiden met een ver bazend onwelluidend gehuil, dat xaii- eert in kracht naarmate de situaties op het doek hem pikanter voorkomen. Het spreekt vanzelf, de lezer zal het reeds hebben begrepen, dat de invloed van de bioscoop op onze bruine broe ders niet onverdeeld gunstig is geweest, Hij leert daardoor maar al te veel, dat ook de blanke mensch zijn passie heeft, dat niet elke blanke vrouw een onbe reikbaar en ongerept ideaal vertegen woordigt, dat ook de blanke wereld haar misdadigersgroepen heeft, die een brand kast weten open te maken met een steekvlam en iemand overhoop kunnen steken of schieten, die hem hindert, en zoo voort. Er zijn lieden, die dien scha delijken invloed zoo verderfelijk achten, dat zij een algeheele afschaffing van der gelijke bioscoop voor de inlandsche we reld bepleiten. Zonder zoover te gaan ben ik toch ook van meening, dat een ietwat strengere censuur volstrekt geen kwaad zou doen, al zou zulk een maat regel ook minder prettig zijn voor het Europeesche publiek. Want de films worden geïmporteerd voor blank en bruin beide, en bruin levert het groot ste deel van de bezoekers en dus ook het grootste deel van de winst. En voor inlanders geënsceneerde films zouden voor den op dit gebied andersdenkenden Europeaan waarschijnlijk minder geniet baar zijn. De bioscoop vindt men ook in het bin nenland, wel niet tot in de kleinste des- sa, maar toch wel op elke binnenplaats van eenige beteekenis, moge de bevol king ook nagenoeg geheel inlandsch zijn. Ik had in vorige kronieken reeds ge legenheid om te wijzen op de zeer groote belangstelling, die de inlander voor de Europeesche paardenrennen aan den dag legt, waarbij het ook alweer niet de hippische sport is, die hem voorname lijk boeit, doch de daaraan verbonden gelegenheid om te wedden. En de lezer zal zich wellicht uit mijn relaas over Oudejaarsvieriag in Jndië herinneren het enorme vermaak, dat Kromo schept in het afsteken van vuurwerk. Ik kan deze beide attracties hier dus stilzwijgend voorbijgaan. Ook za! ik slechts terloops noemen de in sommige streken zeer ge liefde hanengevechten, de stierengevech ten, die bijvoorbeeld op Madoera nog in zwang zijn, de op Java zoo beminde wa jang - of wel poppenspelvertooningen, waarbij de vertooner, de zoogenaamde dalang, zijn sprookjes vertelt, die van geslacht op geslacht zijn overgeleverd, de door den ganschen archipel in zwang zijnde en overal weer verschillende volksdansen, die in sommige streken nauw samenhangen met de religieuze op vattingen en zooals bijvoorbeeld op het eiland Bali dan kunnen overgaan in een extatisch fanatisme, dat tot in onze oogen afzichtelijke excessen leidt, zoo als het verslinden van levende dieren, dronkenschap, zinsverbijstering en ver minking. Laat ik er terstond bijvoegen, dat deze excessen tot de groote uitzon deringen behooren dank zij de aandacht, die het Nederlandsch bestuur in den loop der tijden ook aan deze zaken heeft ge wijd. Ik zal op deze specifiek inlandsche gebruiken en vermaken en op nog vele andere hier ongenoemde dus niet verder ingaan, omdat zij ten nauwste samenhan gen met het aan den gewonen Europeaan voorbijgaande compflex van het inland sche leven, dat in het kader dezer kro nieken niet besproken wordt en waar over een uitgebreide en bijzonder belang wekkende litteratuur bestaat. Ik wil mij bepalen tot nog eenige uitingen van in landsch ontspanningsleven, die aan onze westersche maatschappij zijn ontsproten en het leven van blank en bruin beroeren. Daar zijn allereerst de Pasar Malem, letterlijk avondmarkt, doch in de prac- tijk veel meer geworden tot avondfeest, tentoonstellingen van gedeeltelijk wester sche doch voornamelijk oostersche pro ducten, waarbij echter de attracties de hoofdrol spelen. Deze Pasar Malem wis selen naturlijk in grootte en belangrijk heid en ook in attracties, naarmate de plaats waar zij gehouden worden, groo- tcr of kleiner is. Het meest interessant voor den westerschen toeschouwer zijn die in de groote steden, zooals de Pasar. Malem te Soerabaja of de Pasar Gambir op het Koningsplein te Weltevreden. De- j zulken worden gewoonlijk gehouden met steun en medewerking van het gemeen-1 tebestuur, dat ook de vereisdhte gebou wen laat neerzetten. In Weltevreden] wordt van deze jaarmarkt al heel veel j gebruik gemaakt. Daar worden de hou ten gebouwen elk jaar in een andere 6tijl opgetrokken, nu eens in den vorm van' een Madoereesche pendoppo, dan weer naar Minagkabauschen trant. Des avonds wordt het geheel dan bovendien schit terend electrisch geïllumineerd. Reeds dat zou voldoende zijn om Kromo met zijn voor- en nazaten uit zijn kampong te lokken. Maar er is nog veel meer. Binnen de feestelijk verlichte ruimte be vinden zich in de tallooze „stands" waar men werkelijk van alles kan bewonde ren en koopen. Daar zijn de producten der westersche industrie, auto's, meu bels, gramofoons, uurwerken en honderd andere artikelen, ;naar daar zijn vooral ook de inlandsche producten, mand- en vlechtwerk, matten en zonneschermen, snijwerk van ivoor en hout, inlandsche doeken in groote verscheidenheid van alle windstreken en dozijnen andere pro ducten van inheemsche handwerkskunst. Maar daar zijn vooral de attracties. Daar is de openluchtbioscoop, daar zijn de werptenten, de schietkramen, de kalve ren met twee koppen of drie pooten, draaimolens, een tent met lachspiegels en alles, wat er verder bij zulk soort ker mis hoort. Men behoeft niet te vragen, hoe de inlander en zijn familie van deze naïeve vermaken geniet. Daar zijn ook specifiek inlandsche attracties, zooals de dansgelegenheid in de open lucht met bij- behoorende dansmeiden, in het Maleisch rong' gengs genaamd. Hier kan Kromo zich voor een poos overgeven aan zijn geliefkoosd tandakken, dat iets geheel anders is dan wat wij onder dansen ver staan. Voor den lezer, die dit nimmer in werkelijkheid of op een afbeelding of op de film heeft gezien, zij medegedeeld, dat de inlander in z'n eentje danst, dus zonder een vrouwelijke partner in zijn armen te klemmen. Het tandakken ge schiedt op de maat van een voor onze ooren zeer onwelluidende muziek met af gemeten langzame passen, waarbij de voeten hoog worden opgetrokken doch met bliksemsnelle bewegingen volgens bepaalde regels worden neergezet, ter-, wijl ook het bovenlijf en de armen en handen meewerken tot het innemen van allerlei standen, die, mits goed uitgevoerd niet onbevallig zijn en in elk geval een groote lenigheid verraden. Nadat Kromo zoo een poos in zijn eentje heeft getan- dakt, neemt de rong' geng of dansmeid tegenover hem hare plaats in en maakt geheel los van haar partner eveneens de voor haar voorgeschreven figuren en pas sen. Zij echter begeleidt hare bewegin gen met een soort van gezang, dat ook alweer voor ons allesbehalve muzikaal klinkt. Het begeleidend orkest zit ge hurkt op den grond en het geheele too- neel wordt verlicht door een paar wal mende fakkels. Daar is nog een zeer groote attractie op de jaarmarkt, een attractie, die voor den. inlander zóó groot is, dat zij ook I OOK verkrijgbaar ir> extra Üchte kwaftteft. (TB0W. M«4.) buiten de jaarmarkt in groote steden permanent hare tenten opgeslagen houdt. Dat is de Komedie Stamboul. Wij zou den zeggen: de inlandsche opera. Deze heeft zich geheel geïnspireerd aan het westersche instituut van dien naam, maar dan hervormd naar inlandschen smaak. Stel u voor een ruime tent, een ker mistent, met een primitief tooneel en een voetlicht van flakkerende gaspitten. De zitplaatsen zijn lange houten banken. Daarop een aandachtig publiek, dat ge heel met de handeling meeleeft en in ademlooze spanning het gebeuren volgt Op het tooneel wordt opgevoerd de opera „Toewan Paus". Zonder verklaring zult ge tevergeefs gissen naar de afkomst van dit kunstwerk. Het is niets anders dan de inlandsche bewerking van oude en populaire opera „Faust"! Zooals be kend heeft de inlander moeite om de „f" uit te spreken. Hij maakt daarvan een „p". „Toewan Paus" beteekent dan ook niets anders dan „mijnheer Faust". Maar ge zoudt hem niet herkennen zoo als hij daar op het tooneel staat te ge baren. Ge zoudt ook de bekende muziek te vergeefs willen ontdekken, noch zelfs de overbekende intrigue vermogen te puren uit de meer dan zonderlinge tafe- reelen en het voor ons onbegrijpelijk ge- krijsch, dat de inlandsche bewerking tot resultaat had. Dit is alleen voor inland sche oogen, ooren en geduld. Een an der geliefd repertoire-stuk van de Ko medie Stamboul is de opera „Toekang Sado Henschel". Dat beteekent niet an ders dan Voerman (lett. sado-koetsier) Henschel.1 VOOR DE HUISVROUW. ,.E e t meer brood" Reclame 'is een machtig wapen in de handelswereld, een wapen dat niet altijd uitblinkt door smelloozen glans waai* de waarheid zich trots in mag spiegelen wèl door stalen kracht en soepele buig zaamheid. Amerika schijnt het record te slaan in reclametalent en taaiheid van volhouden niet te verwonderen als je de Yankee-toeristen met hun cementen Hier langs af te knippen en te bewaren tiniNDCnöLAO VAN DC MIDDELS VT\Cz<5=he COVdWHANT. Wat er voorviel In de Tent van Kees Dappers door Tante Joh. (Slot.) Toen ze hij de sloot kwamen, stond daar Mientje Riel luid te snikken, terwijl Jeen ander meisje bezig was met de roode en blauwe inkt-figuren van haar gezicht je te wasschen. „O, en wat zal moeder boos zijn!" riep ze. „O, Riet, en als die inkt dan niet heelemaal weglat, wa$ dan?" vroeg ze. „O, dan blijf je altijd fcoo'n leelijk Indianen-kind," troostte haar het vrien dinnetje, waarop Mientje nóg harder be gon te huilen. „Nou, en ik ben maar wit blij", ging het vriendinnetje voort, „dat ik alleen maai* dat paardenhaar om mijn kin kreeg, en toen dien mooien, groenen hand met dien slangenkop „Nu weten we alles!" fluisterde de jongen, die Jaapje stond te wasschen, zijn vriendjes toe. „Zoo'n bedriegerij toch!''* Toen Jaapje weer toonbaar was, hol den de jongens met hem naar de tent terug. Dódr werd het toen een gekib bel van belang. „We willen ons geld te rug! Je hebt ons bedrogen!"schreeuw den zij. „En je hebt Jaapje Ros een dub beltje beloofd I Kom, geef hem dan da delijk het dubbeltje!" „Neen, dat krijgt hij niet", schreeuw de Kees terug. „Door Hém1 ia de heele voorstelling misluktI Hij heeft alles in dé war gestuurd! Als 'hij niets had verteld, hadden jullie gedacht ,d|at het een echt bosch-dier was „Hij heeft juist gemaakt „dat wij je bedriegerij ontdekten!" riep Bop Groen. „Alles was valsch, de baardvrouw, het slangenmeisje en het Indianen-kind, al les.,. En nu willen wij ons geld terug! En Jaapje moet het dubbeltje..." „Neen ,ik geef niets terugl" gilde Kees. De moeder van Kees, die juist achter het huis bezig was en het gekibbel der jongens hoorde, liep het weiland op en toen naar de tent, om te zien, wat daar toch voorviel, 't Eerste, dat zij toen zag, was haar mooie, nieuwe ceintuur 'met den slangenkop, die nü in het gras ach ter de tent lag. En vlak daarbij vond ze een grooten dot paardenhaar. 'tWas de baard van „de baardvrouw"! En toen zij nu óók haar prachtig, groot beren vel uit de ontvangkamer zag met de ha ren vol zand werd ze vreeselijk boos! Ja, ze was zóó boos, dat ze op "de kib belende jongens toeliep, Kees daaruit haalde en hem vrij hardhandig mee naar buis trok. „Hier, draag het berenvel", zei ze, „en daarmee gajan we naar va- deaT' Vader gaf hem natuurlijk een Tinke afstraffing. Doch de grootste straf was voor Kees, dat hij, zooals hem was be loofd, niet in zijn tent mocht slapen, doch op zijn kamertje in zijn bed. „En toch wil Mc vannacht in mijn eigen tent slapen!" bromde hij. „Als iedereen slaapt, ga ik heel stH napr "buiten en dan 'tWas dien avond heel drukkend; 't was alsof er onweer zou komen. Doch Kees, die anders heel bang voor. onweer was, dacht alleen aan zjjn tent, en hoe heerlijk koel 'het nu daarin 20U zijn. En zoo denkende sprong hij uit bedj nam een deken en sloop toen daarmee op zijn blootc voeten naar beneden. Door de achterdeur holde hij toen den tuin in in zoo naar het weiland, ,,'t Is hier fijn!" mompelde hij. En toen hij, binnen de tent gekomen de deken op den grond spreid de, zei hij: „Hier zal ik vannacht heer lijk slapen. En morgen heel vroeg, vóór dat er in huis iemand wakker Is, sluip ik naar mijn kamertje terug..." Met deze gedachten sliep Kees in.' Doch het kwaad straft altijd zich zelf! Dat was nu ook weer het geValI Heel vast sliep Kees, toen het on weer losbarstte., daardoor hoorde hij dlan ook niet het hevig gerommel van den donder. Maar juist toen een harde don derslag, gevolgd door een windvlaag de tent deed schudden, ontwaakte Kees, doordat er iets over zijn gezicht streek en hem den neus kriebelde, 't Was de staart vhn een poesl 't Dier had inde tent een schuilplaats voor den. regen ge zocht 1 Kees echter, nog half in slaap dacht aan iets griezeligs! En toen hij nu, bij één der bliksemstralen iets vlak bij hem zag bewegen gilde hij angstig: „O, een beest, een griezelig beest is in ifiljn tentt'-Nog heviger werd zijn schrik, toen het zeildoek vóór den ingang zich op eens wijd opende. „O, er komen nog meer beesten binnent" gilde hij toen4 „O, 't zijn misschien vossen.o of een wild zwijn...! O, neen, 't zijn roovers! Echte roovers!" gilde hij, toen bij werke lijk een man zag binnenkomen. „Ach mijnheer roover, doet u mij toch geen kwaad... 1" kermde hij. Do roover, die eerst heel boos keek, begon luid te lachen. 'tWas de vader van Kees. Doch de jongen, die .bijna dol was van angst, zag dit nog niet. Hij be merkte niet eens, dat vader hem opnam met deken en al, en zóó naar huis droeg. Daar kwam hij weer wat bij, en toen kon hü óók vertellen van al de griezelige die ren ,die hij zijn tent zag binnenkomen' en ook van den roover! Ja, en wat er daarna gebeurd was, dat wist Kees niet meer, óók niet, hoe hij was thuisgeko men. Vader en moeder vonden boen, dat Kees, door den angst, dien h\j had uitge staan, reeds genoeg was gestraft En toen vader hem vertélde, dat „de griezelige dieren" alleen bestonden uit een poes, een mageren straathond en een kalf, vroeg de jongen: „En die roovers dan, die vreeselijke roovers? Die waren er toch echt, hoorl" ,,'t Was er maar één, jongen," lachte vader, „en die bracht je thuis! Want dio roover was ik, Kees! Maar luister eens, manneke, je hebt nu genoeg leer geld betaald. En voor je ongehoorzaam heid en de andere domme dingen, d|ie je met moeder's mooie ceintuur, het paar denhaar. dat. je uit de stoelen plukte, en het berenvel heb uitgehaald, wordt je dus niet gestraft Maar de tent gaat straks in de schuur. Ddfir zal ik haar voor jc be waren, totdat je wat verstandiger bent geworden. Dan eerst krijg j© haar terug." Wat er in dien onweersnacht in de tent van Kees Dappers was voorgevallen, J hoorden al heel gauw de jongens uit zijn klas. Natuurlijk werd hij er "toen heel lang mee geplaagd. En door dit plagen leerde Kees werkelijk zijn 'eigen plaag- lust en lafheid af, en toen de anderen, dit bemerkten, werden zij ook aardiger voor hem. J Zoo gebeurde het dan ook op een dag, toen vader hem de lent had terugge geven, dat hij alle jongens en meisjes uit- noodigde, om weer in zijn tent te komen. „Daar zullen jullie nu echt wat zi^n. dat vreemd en aardig is," zei hij. „En jullie moogt het alles voor niets komen zien!" En ziet, toen de kinderen op een Woensdagmiddag, allen waren gekomen en weer dachten iets te zien, zooals een wild dier of een baardvrouw, zagen ze heel wat beters! Midden in de tent zat Kees met de poes op zijn knieën, en in iedere hand een snoeperig wit muisje. En hij had poes zóó goed gedresseerd, dat ze de muisjes geen kwaad deed. En daarna reed poes op den rug ran Fik, den hond de tent rond! „Dat is aardig!" riepen toen alle kin deren, ja, zelfs de jongens van Groen riepen bet. En toen fluisterde Paul Groen opeens Kees toe: „Kees Dappers, je ■moogt voortaan óók in onze tent komen! Het wachtwoord is: „Flink zoo!" zoontje met stukken brood schoon to rnakeu. 'Nauwelijks was de kribcht echter be gonnen zoo verkwistend met net koste lijke brood om te gaan, of er barstte een ontzettend onweer los. Toen de lucht eindelijk weer opklaar de, waren de rijke graanakkers, de groe ne weiden en bosscheu en de woning van vrouw Hitt verdwenen' Niets anders zag men dan een woestenij met hier en daar groote steenen. Het was er zóó onvruchtbaar, dat er nog geen gras halmpje groeien wilde en in het midden dezer woestenij stond vrouw Hitt, de Reuzenkoningin. Zij was geheel versteend fcn zal daar wel altijd blijven staan. In veel streken van Tirol, vooral in 'de nabijheid van Innsbrück, vertelt men deze sage nog als een waarschuwend voorbeeld aan kinderen, die brood of andere levensmiddelen verkwisten. Alpensagen. IV. Vrouw Hitt. In overoude tijacn leefde er eens een machtige Reuzenkoningin, die vrouw Hitt heette. Zij woonde in de bergen boven Innsbrück, welke nu grauw en kaai zijn, maar indertijd bedekt waren met dichte bosschen, rijke akkers en groene weilanden. Op zekeren dag kwam haar zoontje al huilende en jammerende thuis. Zijn handen en zijn gezicht waren met mod der beaekt en zijn kleeren waren zoo zwart als van een kolenbrander. Hij had een spar als stokpaard willen gebrui ken en geprobeerd den boom door mid den ie breken. Daar deze echter aan den rand van een moeras stond, was de grond onder den jongen plotseling weg- geweken, zoodat hij in de modder tui melde. Maar gelukkig had hij zich daar weer uit weten te werken. Vrouw Hitt troostte haar zoontje; be loofde hem een mooi, nieuw pakje en riep een knecht, dien zij beval haar Van Alles Wat SPELLETJE. Alle kinderen gaan voor dit spelletje in een kring zitten. Ieder fluistert zijn rechterbuurman nu in: t „Ik geef je een.... ja, dat mug je zelf bedenken, een horloge, eeu boek, een! plaat, een hondje, of wat je maar wilt. Aan je linkerbilurman zeg je nu [luiste rend, waar 't geschenk ligt of staat, hangt of zweeft, loopt of zich bevindt. Is het zoo den gcheelen kring rondge gaan, dan zegt ieder, wat hij van zijn buurman gekregen beeft en voegt er aan toe, wat de andere buurman hemheeffi ingefluisterd, waar het ligt, staat enz. De gekste dingen komen daar dikwijls bij voor den dag. B.v. De een krijgt een olifant en die ligt in het onderste laatje van Moeders kaptafel. Een audcr krijgt eeu plant en die zweeft aan een tele graafdraad. Een derde krijgt een poes eii die loopt op den rand der maan en nog veel gekker dingen. Natuurlijk kun je dit spelletje ook op' stukjes papier doen. Het geschrevene moet dan omgevouwen worden. WIE KAN EEN POPPETJE MAKEN, DAT OP DE MUZIEK KAN DANSEN? Dat kon Willlem de Hoog en hij was er heel trotsch op. Zal ik jullie eens rerfellen, hoe bij dat deed? Hij sneed een kurk puntig af. Dat was met den breeden kant onder de

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1927 | | pagina 5