tMiMe tail
m
TWEEDE BLAD
Zaterdag 29 Oct. 1927 Ne. 255.
BINNENLAND.
INDISCHE KRONIEK.
door
D. BAUDUIN.
XXXIX.
Inlandsche vermaken. De bi
oscoop en haar invloed. Pa
sar Malem. Inlandsche ope
ra. „Toewan Pa us".
Ik had reeds gelegenheid te over om
den lezer te vertellen hoe de Europe
aan zich onder de palmen pleegt te ver
maken. Wij zullen tot meer volledig be
grip van de Indische maatschappij ook
hebben te spreken over de genoegens
van den inlandschen broeder. Het ligt
voor de hand, dat in de zoozeer onder
westrrschen invloed gekomen inlandsche
wereld, ook westersche vermaken in trek
zijn gekomen, dat zelfs sommige dier ver
maken in het leven van den inboorling
een bijna even groote rol zijn gaan spe
len. Natuurlijk moet dan in de eerste
plaats genoemd de bioscoop. Op de pri
mitieve mentaliteit van den inlander
heeft de film een geweldigen invloed ge
had, omdat haar uitdrukkingsmiddel is
het gebaar, van oudsher het primitieve
-middel, waarvoor primitieve zielen ont
vankelijk zijn. Hieruit volgt dat dan de
inlander 't gevoeligst is voor films, waar
in dat gebaar het sterkst correspondeert
met zijn bevattingsvermogen. Moderne
films met fijn, stil spel en een ingewik
keld intrique zijn niet, wat Kromo hot
meest begeert. Daarentegen heeft hij
zijn ongebreidelde vreugde aan avon
tuurlijke films met groote actie, cowboy
films, achtervolgingen, schietpartijen,
schakingen, avonturen, te zee en te land
-en in de lucht. Buster Keaton, Harold
Lloyd, maar vooral Tom Mix en Ma-
ciste zijn zijn menschen. En dan.is
hij verbazend gevoelig voor sentimen-
•teele gedeelten, ik bedoel eigenlijk om
bet maar ronduit te zeggen, voor zoen-
partijen, en andere verliefderigheden,
die het zilveren doel gemeenlijk in groo
te mate den toeschouwer schenkt. De
inlander leeft een zeer sterk sensueel le
ven, houdt er bovendien over moraal
andere begrippen op na dan wij, is ove
rigens tevreden met zijn eigen vrouwe
lijke bruine soortgenooten, doch ado
reert in stilte en als een onbereikbare
heerlijkheidde blanke vrouw! Men
voelt, dat er niet veel voor noodig is
om hem de verliefde tooneelen op de
films met niet slechts sterke belangstel
ling doch ook met een hartgrondig me
deleven £e doen genieten. En dat blijkt
dan ook afdoende. Want eigenlijk zijn
in Jan Oost voor Europeanen alleen die
bioscopen genietbaar, die niet voor in-
landsch publiek toegankelijk zijn. Im
mers Kromo pleegt een film, die hem om
bovenbedoelde redenen emotioneert,
onafgebroken te begeleiden met een ver
bazend onwelluidend gehuil, dat xaii-
eert in kracht naarmate de situaties op
het doek hem pikanter voorkomen.
Het spreekt vanzelf, de lezer zal het
reeds hebben begrepen, dat de invloed
van de bioscoop op onze bruine broe
ders niet onverdeeld gunstig is geweest,
Hij leert daardoor maar al te veel, dat
ook de blanke mensch zijn passie heeft,
dat niet elke blanke vrouw een onbe
reikbaar en ongerept ideaal vertegen
woordigt, dat ook de blanke wereld haar
misdadigersgroepen heeft, die een brand
kast weten open te maken met een
steekvlam en iemand overhoop kunnen
steken of schieten, die hem hindert, en
zoo voort. Er zijn lieden, die dien scha
delijken invloed zoo verderfelijk achten,
dat zij een algeheele afschaffing van der
gelijke bioscoop voor de inlandsche we
reld bepleiten. Zonder zoover te gaan
ben ik toch ook van meening, dat een
ietwat strengere censuur volstrekt geen
kwaad zou doen, al zou zulk een maat
regel ook minder prettig zijn voor het
Europeesche publiek. Want de films
worden geïmporteerd voor blank en
bruin beide, en bruin levert het groot
ste deel van de bezoekers en dus ook
het grootste deel van de winst. En voor
inlanders geënsceneerde films zouden
voor den op dit gebied andersdenkenden
Europeaan waarschijnlijk minder geniet
baar zijn.
De bioscoop vindt men ook in het bin
nenland, wel niet tot in de kleinste des-
sa, maar toch wel op elke binnenplaats
van eenige beteekenis, moge de bevol
king ook nagenoeg geheel inlandsch zijn.
Ik had in vorige kronieken reeds ge
legenheid om te wijzen op de zeer groote
belangstelling, die de inlander voor de
Europeesche paardenrennen aan den
dag legt, waarbij het ook alweer niet
de hippische sport is, die hem voorname
lijk boeit, doch de daaraan verbonden
gelegenheid om te wedden. En de lezer
zal zich wellicht uit mijn relaas over
Oudejaarsvieriag in Jndië herinneren het
enorme vermaak, dat Kromo schept in
het afsteken van vuurwerk. Ik kan deze
beide attracties hier dus stilzwijgend
voorbijgaan. Ook za! ik slechts terloops
noemen de in sommige streken zeer ge
liefde hanengevechten, de stierengevech
ten, die bijvoorbeeld op Madoera nog in
zwang zijn, de op Java zoo beminde wa
jang - of wel poppenspelvertooningen,
waarbij de vertooner, de zoogenaamde
dalang, zijn sprookjes vertelt, die van
geslacht op geslacht zijn overgeleverd,
de door den ganschen archipel in zwang
zijnde en overal weer verschillende
volksdansen, die in sommige streken
nauw samenhangen met de religieuze op
vattingen en zooals bijvoorbeeld op het
eiland Bali dan kunnen overgaan in een
extatisch fanatisme, dat tot in onze
oogen afzichtelijke excessen leidt, zoo
als het verslinden van levende dieren,
dronkenschap, zinsverbijstering en ver
minking. Laat ik er terstond bijvoegen,
dat deze excessen tot de groote uitzon
deringen behooren dank zij de aandacht,
die het Nederlandsch bestuur in den loop
der tijden ook aan deze zaken heeft ge
wijd. Ik zal op deze specifiek inlandsche
gebruiken en vermaken en op nog vele
andere hier ongenoemde dus niet verder
ingaan, omdat zij ten nauwste samenhan
gen met het aan den gewonen Europeaan
voorbijgaande compflex van het inland
sche leven, dat in het kader dezer kro
nieken niet besproken wordt en waar
over een uitgebreide en bijzonder belang
wekkende litteratuur bestaat. Ik wil mij
bepalen tot nog eenige uitingen van in
landsch ontspanningsleven, die aan onze
westersche maatschappij zijn ontsproten
en het leven van blank en bruin beroeren.
Daar zijn allereerst de Pasar Malem,
letterlijk avondmarkt, doch in de prac-
tijk veel meer geworden tot avondfeest,
tentoonstellingen van gedeeltelijk wester
sche doch voornamelijk oostersche pro
ducten, waarbij echter de attracties de
hoofdrol spelen. Deze Pasar Malem wis
selen naturlijk in grootte en belangrijk
heid en ook in attracties, naarmate de
plaats waar zij gehouden worden, groo-
tcr of kleiner is. Het meest interessant
voor den westerschen toeschouwer zijn
die in de groote steden, zooals de Pasar.
Malem te Soerabaja of de Pasar Gambir
op het Koningsplein te Weltevreden. De- j
zulken worden gewoonlijk gehouden met
steun en medewerking van het gemeen-1
tebestuur, dat ook de vereisdhte gebou
wen laat neerzetten. In Weltevreden]
wordt van deze jaarmarkt al heel veel j
gebruik gemaakt. Daar worden de hou
ten gebouwen elk jaar in een andere 6tijl
opgetrokken, nu eens in den vorm van'
een Madoereesche pendoppo, dan weer
naar Minagkabauschen trant. Des avonds
wordt het geheel dan bovendien schit
terend electrisch geïllumineerd. Reeds
dat zou voldoende zijn om Kromo met
zijn voor- en nazaten uit zijn kampong
te lokken. Maar er is nog veel meer.
Binnen de feestelijk verlichte ruimte be
vinden zich in de tallooze „stands" waar
men werkelijk van alles kan bewonde
ren en koopen. Daar zijn de producten
der westersche industrie, auto's, meu
bels, gramofoons, uurwerken en honderd
andere artikelen, ;naar daar zijn vooral
ook de inlandsche producten, mand- en
vlechtwerk, matten en zonneschermen,
snijwerk van ivoor en hout, inlandsche
doeken in groote verscheidenheid van
alle windstreken en dozijnen andere pro
ducten van inheemsche handwerkskunst.
Maar daar zijn vooral de attracties. Daar
is de openluchtbioscoop, daar zijn de
werptenten, de schietkramen, de kalve
ren met twee koppen of drie pooten,
draaimolens, een tent met lachspiegels
en alles, wat er verder bij zulk soort ker
mis hoort. Men behoeft niet te vragen,
hoe de inlander en zijn familie van deze
naïeve vermaken geniet. Daar zijn ook
specifiek inlandsche attracties, zooals de
dansgelegenheid in de open lucht met bij-
behoorende dansmeiden, in het Maleisch
rong' gengs genaamd. Hier kan Kromo
zich voor een poos overgeven aan zijn
geliefkoosd tandakken, dat iets geheel
anders is dan wat wij onder dansen ver
staan. Voor den lezer, die dit nimmer
in werkelijkheid of op een afbeelding of
op de film heeft gezien, zij medegedeeld,
dat de inlander in z'n eentje danst, dus
zonder een vrouwelijke partner in zijn
armen te klemmen. Het tandakken ge
schiedt op de maat van een voor onze
ooren zeer onwelluidende muziek met af
gemeten langzame passen, waarbij de
voeten hoog worden opgetrokken doch
met bliksemsnelle bewegingen volgens
bepaalde regels worden neergezet, ter-,
wijl ook het bovenlijf en de armen en
handen meewerken tot het innemen van
allerlei standen, die, mits goed uitgevoerd
niet onbevallig zijn en in elk geval een
groote lenigheid verraden. Nadat Kromo
zoo een poos in zijn eentje heeft getan-
dakt, neemt de rong' geng of dansmeid
tegenover hem hare plaats in en maakt
geheel los van haar partner eveneens de
voor haar voorgeschreven figuren en pas
sen. Zij echter begeleidt hare bewegin
gen met een soort van gezang, dat ook
alweer voor ons allesbehalve muzikaal
klinkt. Het begeleidend orkest zit ge
hurkt op den grond en het geheele too-
neel wordt verlicht door een paar wal
mende fakkels.
Daar is nog een zeer groote attractie
op de jaarmarkt, een attractie, die voor
den. inlander zóó groot is, dat zij ook
I OOK verkrijgbaar ir>
extra Üchte kwaftteft.
(TB0W. M«4.)
buiten de jaarmarkt in groote steden
permanent hare tenten opgeslagen houdt.
Dat is de Komedie Stamboul. Wij zou
den zeggen: de inlandsche opera. Deze
heeft zich geheel geïnspireerd aan het
westersche instituut van dien naam, maar
dan hervormd naar inlandschen smaak.
Stel u voor een ruime tent, een ker
mistent, met een primitief tooneel en een
voetlicht van flakkerende gaspitten. De
zitplaatsen zijn lange houten banken.
Daarop een aandachtig publiek, dat ge
heel met de handeling meeleeft en in
ademlooze spanning het gebeuren volgt
Op het tooneel wordt opgevoerd de opera
„Toewan Paus". Zonder verklaring zult
ge tevergeefs gissen naar de afkomst
van dit kunstwerk. Het is niets anders
dan de inlandsche bewerking van oude
en populaire opera „Faust"! Zooals be
kend heeft de inlander moeite om de
„f" uit te spreken. Hij maakt daarvan
een „p". „Toewan Paus" beteekent dan
ook niets anders dan „mijnheer Faust".
Maar ge zoudt hem niet herkennen zoo
als hij daar op het tooneel staat te ge
baren. Ge zoudt ook de bekende muziek
te vergeefs willen ontdekken, noch zelfs
de overbekende intrigue vermogen te
puren uit de meer dan zonderlinge tafe-
reelen en het voor ons onbegrijpelijk ge-
krijsch, dat de inlandsche bewerking tot
resultaat had. Dit is alleen voor inland
sche oogen, ooren en geduld. Een an
der geliefd repertoire-stuk van de Ko
medie Stamboul is de opera „Toekang
Sado Henschel". Dat beteekent niet an
ders dan Voerman (lett. sado-koetsier)
Henschel.1
VOOR DE HUISVROUW.
,.E e t meer brood"
Reclame 'is een machtig wapen in de
handelswereld, een wapen dat niet altijd
uitblinkt door smelloozen glans waai* de
waarheid zich trots in mag spiegelen
wèl door stalen kracht en soepele buig
zaamheid. Amerika schijnt het record
te slaan in reclametalent en taaiheid van
volhouden niet te verwonderen als je
de Yankee-toeristen met hun cementen
Hier langs af te knippen en te bewaren
tiniNDCnöLAO
VAN DC
MIDDELS VT\Cz<5=he
COVdWHANT.
Wat er voorviel In de Tent
van Kees Dappers
door Tante Joh.
(Slot.)
Toen ze hij de sloot kwamen, stond
daar Mientje Riel luid te snikken, terwijl
Jeen ander meisje bezig was met de roode
en blauwe inkt-figuren van haar gezicht
je te wasschen. „O, en wat zal moeder
boos zijn!" riep ze. „O, Riet, en als die
inkt dan niet heelemaal weglat, wa$
dan?" vroeg ze.
„O, dan blijf je altijd fcoo'n leelijk
Indianen-kind," troostte haar het vrien
dinnetje, waarop Mientje nóg harder be
gon te huilen.
„Nou, en ik ben maar wit blij", ging
het vriendinnetje voort, „dat ik alleen
maai* dat paardenhaar om mijn kin
kreeg, en toen dien mooien, groenen
hand met dien slangenkop
„Nu weten we alles!" fluisterde de
jongen, die Jaapje stond te wasschen,
zijn vriendjes toe. „Zoo'n bedriegerij
toch!''*
Toen Jaapje weer toonbaar was, hol
den de jongens met hem naar de tent
terug. Dódr werd het toen een gekib
bel van belang. „We willen ons geld te
rug! Je hebt ons bedrogen!"schreeuw
den zij. „En je hebt Jaapje Ros een dub
beltje beloofd I Kom, geef hem dan da
delijk het dubbeltje!"
„Neen, dat krijgt hij niet", schreeuw
de Kees terug. „Door Hém1 ia de heele
voorstelling misluktI Hij heeft alles in dé
war gestuurd! Als 'hij niets had verteld,
hadden jullie gedacht ,d|at het een echt
bosch-dier was
„Hij heeft juist gemaakt „dat wij je
bedriegerij ontdekten!" riep Bop Groen.
„Alles was valsch, de baardvrouw, het
slangenmeisje en het Indianen-kind, al
les.,. En nu willen wij ons geld terug!
En Jaapje moet het dubbeltje..."
„Neen ,ik geef niets terugl" gilde Kees.
De moeder van Kees, die juist achter
het huis bezig was en het gekibbel der
jongens hoorde, liep het weiland op en
toen naar de tent, om te zien, wat daar
toch voorviel, 't Eerste, dat zij toen zag,
was haar mooie, nieuwe ceintuur 'met
den slangenkop, die nü in het gras ach
ter de tent lag. En vlak daarbij vond
ze een grooten dot paardenhaar. 'tWas
de baard van „de baardvrouw"! En toen
zij nu óók haar prachtig, groot beren
vel uit de ontvangkamer zag met de ha
ren vol zand werd ze vreeselijk boos!
Ja, ze was zóó boos, dat ze op "de kib
belende jongens toeliep, Kees daaruit
haalde en hem vrij hardhandig mee naar
buis trok. „Hier, draag het berenvel",
zei ze, „en daarmee gajan we naar va-
deaT'
Vader gaf hem natuurlijk een Tinke
afstraffing. Doch de grootste straf was
voor Kees, dat hij, zooals hem was be
loofd, niet in zijn tent mocht slapen,
doch op zijn kamertje in zijn bed.
„En toch wil Mc vannacht in mijn eigen
tent slapen!" bromde hij. „Als iedereen
slaapt, ga ik heel stH napr "buiten en
dan
'tWas dien avond heel drukkend; 't
was alsof er onweer zou komen. Doch
Kees, die anders heel bang voor. onweer
was, dacht alleen aan zjjn tent, en hoe
heerlijk koel 'het nu daarin 20U zijn. En
zoo denkende sprong hij uit bedj nam een
deken en sloop toen daarmee op zijn
blootc voeten naar beneden. Door de
achterdeur holde hij toen den tuin in
in zoo naar het weiland, ,,'t Is hier fijn!"
mompelde hij. En toen hij, binnen de tent
gekomen de deken op den grond spreid
de, zei hij: „Hier zal ik vannacht heer
lijk slapen. En morgen heel vroeg, vóór
dat er in huis iemand wakker Is, sluip
ik naar mijn kamertje terug..."
Met deze gedachten sliep Kees in.'
Doch het kwaad straft altijd zich zelf!
Dat was nu ook weer het geValI
Heel vast sliep Kees, toen het on
weer losbarstte., daardoor hoorde hij dlan
ook niet het hevig gerommel van den
donder. Maar juist toen een harde don
derslag, gevolgd door een windvlaag de
tent deed schudden, ontwaakte Kees,
doordat er iets over zijn gezicht streek
en hem den neus kriebelde, 't Was de
staart vhn een poesl 't Dier had inde
tent een schuilplaats voor den. regen ge
zocht 1 Kees echter, nog half in slaap
dacht aan iets griezeligs! En toen hij
nu, bij één der bliksemstralen iets vlak
bij hem zag bewegen gilde hij angstig:
„O, een beest, een griezelig beest is in
ifiljn tentt'-Nog heviger werd zijn schrik,
toen het zeildoek vóór den ingang zich
op eens wijd opende. „O, er komen nog
meer beesten binnent" gilde hij toen4
„O, 't zijn misschien vossen.o of een
wild zwijn...! O, neen, 't zijn roovers!
Echte roovers!" gilde hij, toen bij werke
lijk een man zag binnenkomen.
„Ach mijnheer roover, doet u mij toch
geen kwaad... 1" kermde hij.
Do roover, die eerst heel boos keek,
begon luid te lachen. 'tWas de vader
van Kees. Doch de jongen, die .bijna dol
was van angst, zag dit nog niet. Hij be
merkte niet eens, dat vader hem opnam
met deken en al, en zóó naar huis droeg.
Daar kwam hij weer wat bij, en toen kon
hü óók vertellen van al de griezelige die
ren ,die hij zijn tent zag binnenkomen'
en ook van den roover! Ja, en wat er
daarna gebeurd was, dat wist Kees niet
meer, óók niet, hoe hij was thuisgeko
men.
Vader en moeder vonden boen, dat
Kees, door den angst, dien h\j had uitge
staan, reeds genoeg was gestraft En toen
vader hem vertélde, dat „de griezelige
dieren" alleen bestonden uit een poes,
een mageren straathond en een kalf,
vroeg de jongen:
„En die roovers dan, die vreeselijke
roovers? Die waren er toch echt, hoorl"
,,'t Was er maar één, jongen," lachte
vader, „en die bracht je thuis! Want
dio roover was ik, Kees! Maar luister
eens, manneke, je hebt nu genoeg leer
geld betaald. En voor je ongehoorzaam
heid en de andere domme dingen, d|ie je
met moeder's mooie ceintuur, het paar
denhaar. dat. je uit de stoelen plukte, en
het berenvel heb uitgehaald, wordt je dus
niet gestraft Maar de tent gaat straks in
de schuur. Ddfir zal ik haar voor jc be
waren, totdat je wat verstandiger bent
geworden. Dan eerst krijg j© haar terug."
Wat er in dien onweersnacht in de
tent van Kees Dappers was voorgevallen, J
hoorden al heel gauw de jongens uit
zijn klas. Natuurlijk werd hij er "toen heel
lang mee geplaagd. En door dit plagen
leerde Kees werkelijk zijn 'eigen plaag-
lust en lafheid af, en toen de anderen,
dit bemerkten, werden zij ook aardiger
voor hem. J
Zoo gebeurde het dan ook op een dag,
toen vader hem de lent had terugge
geven, dat hij alle jongens en meisjes uit-
noodigde, om weer in zijn tent te komen.
„Daar zullen jullie nu echt wat zi^n. dat
vreemd en aardig is," zei hij. „En jullie
moogt het alles voor niets komen zien!"
En ziet, toen de kinderen op een
Woensdagmiddag, allen waren gekomen
en weer dachten iets te zien, zooals een
wild dier of een baardvrouw, zagen ze
heel wat beters! Midden in de tent zat
Kees met de poes op zijn knieën, en in
iedere hand een snoeperig wit muisje.
En hij had poes zóó goed gedresseerd,
dat ze de muisjes geen kwaad deed. En
daarna reed poes op den rug ran Fik,
den hond de tent rond!
„Dat is aardig!" riepen toen alle kin
deren, ja, zelfs de jongens van Groen
riepen bet. En toen fluisterde Paul Groen
opeens Kees toe: „Kees Dappers, je
■moogt voortaan óók in onze tent komen!
Het wachtwoord is: „Flink zoo!"
zoontje met stukken brood schoon to
rnakeu.
'Nauwelijks was de kribcht echter be
gonnen zoo verkwistend met net koste
lijke brood om te gaan, of er barstte
een ontzettend onweer los.
Toen de lucht eindelijk weer opklaar
de, waren de rijke graanakkers, de groe
ne weiden en bosscheu en de woning
van vrouw Hitt verdwenen' Niets anders
zag men dan een woestenij met hier en
daar groote steenen. Het was er zóó
onvruchtbaar, dat er nog geen gras
halmpje groeien wilde en in het midden
dezer woestenij stond vrouw Hitt, de
Reuzenkoningin. Zij was geheel versteend
fcn zal daar wel altijd blijven staan.
In veel streken van Tirol, vooral in
'de nabijheid van Innsbrück, vertelt men
deze sage nog als een waarschuwend
voorbeeld aan kinderen, die brood of
andere levensmiddelen verkwisten.
Alpensagen.
IV.
Vrouw Hitt.
In overoude tijacn leefde er eens een
machtige Reuzenkoningin, die vrouw
Hitt heette. Zij woonde in de bergen
boven Innsbrück, welke nu grauw en
kaai zijn, maar indertijd bedekt waren
met dichte bosschen, rijke akkers en
groene weilanden.
Op zekeren dag kwam haar zoontje
al huilende en jammerende thuis. Zijn
handen en zijn gezicht waren met mod
der beaekt en zijn kleeren waren zoo
zwart als van een kolenbrander. Hij
had een spar als stokpaard willen gebrui
ken en geprobeerd den boom door mid
den ie breken. Daar deze echter aan den
rand van een moeras stond, was de
grond onder den jongen plotseling weg-
geweken, zoodat hij in de modder tui
melde. Maar gelukkig had hij zich daar
weer uit weten te werken.
Vrouw Hitt troostte haar zoontje; be
loofde hem een mooi, nieuw pakje en
riep een knecht, dien zij beval haar
Van Alles Wat
SPELLETJE.
Alle kinderen gaan voor dit spelletje in
een kring zitten.
Ieder fluistert zijn rechterbuurman nu
in: t
„Ik geef je een.... ja, dat mug je
zelf bedenken, een horloge, eeu boek, een!
plaat, een hondje, of wat je maar wilt.
Aan je linkerbilurman zeg je nu [luiste
rend, waar 't geschenk ligt of staat,
hangt of zweeft, loopt of zich
bevindt.
Is het zoo den gcheelen kring rondge
gaan, dan zegt ieder, wat hij van zijn
buurman gekregen beeft en voegt er aan
toe, wat de andere buurman hemheeffi
ingefluisterd, waar het ligt, staat enz.
De gekste dingen komen daar dikwijls
bij voor den dag. B.v. De een krijgt een
olifant en die ligt in het onderste laatje
van Moeders kaptafel. Een audcr krijgt
eeu plant en die zweeft aan een tele
graafdraad. Een derde krijgt een poes eii
die loopt op den rand der maan en nog
veel gekker dingen.
Natuurlijk kun je dit spelletje ook op'
stukjes papier doen. Het geschrevene
moet dan omgevouwen worden.
WIE KAN EEN POPPETJE MAKEN,
DAT OP DE MUZIEK KAN DANSEN?
Dat kon Willlem de Hoog en hij was er
heel trotsch op.
Zal ik jullie eens rerfellen, hoe bij dat
deed?
Hij sneed een kurk puntig af. Dat was
met den breeden kant onder de