TWEEDE BLAD jrflNDCT\DLADïï ▼IN MJ fltl TAN Zaterdag 15 Oct. 1927 No. 243. Abonnementsprijs per kwartaal: op "de buitenwegen om Middelburg, •n voor de andere gemeenten per post f 2.50 voor Middelburg en agentschap .Vlis- aingen f 2.30 weekabonnementen in Middelburg 18 cent per week. Advertentiën worden berekend per regel plaatsruimte, met inbegrip van omranding. Gewone advertentiën: 30 ct. per regel. Ingezonden Mededeelingem 0 50 cent per regel. Bij abonnement voor beide veel lager. Familieberichten en dankbetuigingen van 1—7 regels f 2.10, elke regel meer 30 cent. Kleine advertentiën niet groo- Ser dan vijf regels druks en waarbij is aangegeven, dat zij in deze rubriek moe ten geplaatst worden, 85 cent bq voor uitbetaling. Advertentiën onder brieven of bevra gen bureau dezer courant 10 cent extra. Bewijsnummer 5 cent per stuk. Advertentiën moeten, willen ze nog In ons olad van dienzelfden dag worden opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des ZATERDAGS uiterrijk HALF ELF aan ons B,ureau bezorgd zijn. Poslchèque- en Gironummer 43255. HAAGSCHE BRIEVEN. (Nadruk verboden). Ofschoon ik eerlijk beken, niet al te veel van de internationale neigingen van „bet Haagje" te houden, wijl er, lijkt mij, zooveel „snobisme" in zit, beeft deze eigenschap toch dit goede, dat zij intel" leclueelen dezer stad telkens gelegenliÊ'id geeft kennis te maken met belangwekken de personen, dan van dit land, dan. van andere,. En wijl er dan ook velen zijn, die, 't zij door neiging, 't zij omdat ambt of beroep het meebrengt, op de hoogte zijn van de diverse toestanden in de ver schillende landen mei hun .partijtwisten, kunnen die soms niet nalaten te glimla chen, wanneer zij bemerken, dat Den Haag, een belangrijk internationaal een deling en n iet-stedeling zulk een goeden naam bezitten om hun beleefdheid, een mannenkoor tellen, dat waarlijk gehoord mag worden, en niet zonder toejuiching trum geworden door fhet Vredespaleis, dichter verzuchtte „Qui nous QéLivrera de vogelwichelaars: elkaar in heimelijke plolitiecorps heeft zijn „fanfare', terwijl vooral door het „Internationale Hof van des Greis et des Romains"? („Wie komt verstandhouding glimlachend toeknik- onze tramtrouwen, die terecht bij ste- Justitie", dikwijls personen herbergt, die1 ons van die Grieken" en Romeinen" ken, omdat zij de groote hoop onder in hun land politieke vijanden zijn,. verlossen"?) begon hij met een har- ling zoo aardig bedotten. Doch Léon Van de week hadden wij tot gast den olijke hulde aan de nagedachtenis van Daudet lijkt mij toch te hevig in zijn oud-president der Fransche republiek, -wijlen dr. Bijvaück, den vroegere® di- polilieken strijd, ook omdat daarin de den heer Millerand en tevens den beken- recteur der Koninklijke Bibliotheek man geheimzinnige en vrecsehjko dood is dezer dagen zijn tien-jarig bestaan vier den zoo niet beruchten Parijsdien jour-.'van beteekenis, zeer zeker, en in Dan- voorgekomen van zijn zoon, die, naar [de. Daarbij bemerkten wij, dat burge- nali'st Lëon Daudet hoofdredacteur vandet's beginnelingsjarcn z"fjn vriend. Ik wat men er van verschillende zijden, van meester Patijn weer in functie is, Hij de Action francaisé" '1 Is wahr dat ik herhaal, dat Daüdet's voorbracht schil- gehoord heefl, een uitmiddelpuntige en kon ook dadelijk den strijd met den de "persoonlijke verhouding dim- twee1 terend was. Al Heeft hij dan mtsscfcieai to vroeg-ontwikkelde epheeb was. Men gemeenteraad hervatten. Uit alles blijkt, niet ken. Het is ook waar dat ik al- aiet velen overtuigd hij werd geestdriftig moet van hem veronderstellen, dat hij dat deze van plan is voorlaan de punt- lerminst'bedoel Léon Daudet in den on- 1 toegejuicht „Ik heb altijd' wel geweten, alles meent wat hij beweert, scheldt en.jes te zetten op de burgemee,sierlijke li zin berucht te noemen. Hetdal uw land aan de spits der beschaving naar het hoofd zijner vijanden slingert.i-tjes. Maar ik wil u dit keer niet schrij- gunsligeu zin berucht te noemen: Het,uai nuu uau ua» - -j- - - v woord lijkt mij toch goed gekozen, wijl. staal", waren de hoffelijke woorden, j De Hagenaars hebben dezen bijzon-ven over 0,ls gemeentelijk geharrewar, deze begaafde, maar aL te hartstochtelijke waarmee Léon Daudet daarop voor deze deren man we] van zijn fijnsten. kant lee- Er zijn weinige gemeenten in ons land, man door zijn reeds jarenlang volgehou- hulde bedankte. En wat merkte in zijn ren Eennen, toen hij hun vertelde van j waarschijnlijk ook daar builen, ui wier den veldtocht tegen de bestaande repu-b'ad over dit hoffelijk bedankje eender 2-|jn liefde, bewondering, eerbied engemeentelijk bestuur het „alles pais en blikeinsche toestanden van zijn land, zooaanwezige verslaggevers op? „Zoo is hij dankbaarheid voor die dichters van het )7'ee, ^n. f10'61"'!0 |s; blikeinsche toestanden v tragisch uitgeloopen op den versdhrilc- kelijken en geheimzinnigen dood van zijn nog wel zeer jongen jmaar toch ,lcefc mij afwijkenden zoon Philippe ,tot een pa" roxysme van polilieken hartstocht is ge komen en daarmee tal van meer of minder dank voor zulk eèn „latijaschc" hoffelijk- belcende mannen in de Parijsche partijen, ibeid, noodig? En bedoelde Daudet niet. tot zijn doodsvijanden heeft gemaakt. Dat dus de heer Millerand in ons „Ho tel des Indes" kans of gevaar heeft geloo- pen Léon Daudet te ontmoeten ,zal hem waarschijnlijk1 niet aangenaam zijn ge- geweest,. Doch voor ons Hagenaars, zat daar iets pikants in. Miillerand, oud-pre- dat de hem door zijn Haagsche toehoor ders gebrachte hulde ^gericht was aan de „Klassieken", die 'hij kwam verdedigen, zoodat hij in die hulde een bevestiging zag van wat wijlen dr. Bijvhuck hean vroeger had doen blijken van 'de Ne- derlandsche ontwikkeling internalio- sident der Fransche republiek, kan on" naai, inderdaad, imeer dan nalionaal mogelijk Daudet's strijd tegen „Marianne"maar dit laatste weet Daudel niet!—en en vóór „le Roy" goed keuren; Afge- j van wat hij bij vele vroegere bezoeken in gescheiden van de vraag wat hij denkt gezelschap van wijlen Bij vanck van ons over de wijze .waarop de pubLicistdien volk had opgemerkt Waarlijk, wij staan slrijd voert. De oud-president was bier om, vermaard rechtsgeleerde in zijn land, te pleiten inzake de bevoegdheden der Europeesche Dinan-commissiev. Léon Daudet was uitgenoodigd om in enkele groote steden van ons land, waaronder Den Haag, als spreker op te treden. Dit is hean volkomen toevertrouwde Het was zeer zeker een goede gedachte dezen veelzijdig-begaafden man uit te noodigen. Léon Daudet ,zoon van den be roemden romanschrijver Atphon.se Dau det. zelf. in zijn jeugd romanschrijver van eigenaardig, schoon toen reeds strijd lustig talent, Léon is ongetwijfeld! een dier begaafde en tevens welsprekende Franschen, die zoo echt, immers uit het Zuiden, vertegenwoordigers zijn van den lalijnschen geest. Deze raensciheu zijn van nature welsprekend en, als zij 'het wil len zijn, zeer hoffelijk. Wat wij niet al tijd zijn- Immers, het volk, van Neder land is in het algemeen te eerlijk, om dingen le zeggen, die het maar half meent. Daarentegen zegt hel wel eens onaangename dingen, welke volkomen on- noodig zijn te zeggen; Toen laatst gene raal Nobiie, de beroemde ILaliaajisclie luchtreiziger, in onze stad een voor dracht over zijn Noordpooltooht hield, waartoe was het toen noodig in de dag bladen mee te deeien ,dat hij zoo Plecht Engelsch sprak? Nu Léon Daudet in Den Haag een schitterende rede heeft gehou den over de studie der Klassieken be doeld zijn „de Grieken en 'de Romeinen", waarvan reeds lang geleden een Fransch nu eenmaal: een zeer begaafd man„ maar pomeinsch verleden. Daarom juichten zij mer een onöegronsde zelfoverschatting." jiem zoo hartelijk toe. Zij vergaten, dat Nu, het is best mogelijk, het is zelfs'een der felste Parijsche politieke partij- waarschijnlijk, dat Léon Daudet zich-zelf gangers voor hen stond, die een om- overschat, Maar was deze opmerking, als wenteling in de bestaande Fransche toe standen bedoelt, waarvan velen in ons land de bedenkelijkheid inzien. Weldra, heeft hij beioofd, zal hij in ons land zich als politiek agitator doen hooren. Het staat le bezien of hij dan nog in ons midden zoo hartelijk zal worden toege juicht, als toen hij optrad om te pleiten voor de studie der oude lettereu: on derwerp, dat wijl het letterlievend (en vreemd) is, in ons middlen steeds gewil lige ooren vindt. Ik voor mij wilde wel, dat het Neder - landsche volk iets nieer voelde en vooral dééd voor zijn eigen kunsten en letteren, maar zijn internationale neigingen heb ben althans dit goede, dat zij onsJ in ken nis en daarmee tot waardeering brongen van wat er in den vreemde mooi en goed! is, en wie zou dit niet toejuichen? Daar is bijvoorbeeld de hernieuwde komst in onze stad van het „lireuzchor" uit Dresden: een kerkelijk jongenszangkoor, dat reeds zeven eeuwen bestaat, en on der bekwame leiding voortreffelijke zang kunst ten gehoore brengt. Aardig was al dadelijk zijn Intrede in Den "Haag. Het werd behalve door vele belangstellendóu. ingehaald door (de ..Haagsclie Postfanfa- re": in zijn soort een goed geschoold corps, en geleid naar het Binnenhof. Zooals niet in Kamerzitting, waren onze afgevaardigden ter Twce4e Kamer toch vrij talrijk op dat oogenblik vprcenigd zoogenaamd „Afdeelingsonderzoek'en zoo ernslig waren niet ,.de zaken yan Staal", welke onze ..Honderd Wijzen' die Nederland regeering, althans 'bepra ten, of velen kwamen voor de vensters eens kijken, zelfs luisteren, toen het „ICreuzchor" liet Wilhelmus aanhief. Ook enkele sociaal-democratische „Wijzen' luisterden mee. Misschien waren ook zij onder den indruk der hooge stemming waarmee dit oude lied, werd gezongen door clit oude jongenskoor, dal zich steeds door <le eeuwen heen friscli en jong heeft weten le bewaren door dui zenden stemmen heen, die nu reeds voor eeuwig zwijgen Aardig iutusscheu dal inhalen door de „Poslfanfare" van Den Haa- aan de spits der volken, die hun eigen geestelijke nationaliteit nagenoeg ver- waarloozen ten bate van een veelal op pervlakkig internationaal streven,. Voor zoover dit den Franschen kant uitgaat, vindt een nalionaal strijder als Léon Dau det dit in ons allang goed; Zoowel in Rotterdam en in Amster dam heeft hef hoofd van de Parijsdhe „camelots du Roy' zich-zelf ver leende scheldnaam, zooals voorheen dje van „de Geuzen." „slraatsclireeuwers voor liet Fransche koningschap", ook in Den Haag een letterlievende rede uitge sproken. Jiier dan. over de „Klassieken' Aristoteies, Vergilius, Plütarchus, en la tere schrijvers en dichters, en over schoonheden van dé lalijnsclie taal, wier kennis voor de studie vau liet Fransch zoo noodzakelijk is. En hij deed, dit met een belezenheid, eeh sëhiltering een flonkering van geest eu eruditie, welke bewees dat hij wel een van de bésle ver persoonlijkingen is van wat liij voor slaat. Hij trad op als zoon van een be minnelijk schrijver \an lalijnsclie afstam ming, zelf schrijver van onweersproken talent. Niet als hoofdman van de Pa rijsche „slraatschreeuwers voor den Ko ning", die zoowat iedereen, die in het republikeinsclie Frankrijk op den voor grond is getreden iieeft aangevochten met niets ontziende felheid, ook oud president Millerand Het is mogelijk, dal andere, oogenschijnlijk onverzoenlijke vij anden in de politick, in persoonlijke ont moeting nel doen als in het oude Rome Gij hebt in uw omgeving wellicht in dit opzicht eigen kopzorg" genoeg- Mijn hoofd slaat daar op dit oogenblik ook niet naar. Nog te veel onder den. fees.- telijken indruk van het vieren vap het honderd-en-vijf-en-twintig-jarig bestaan van onze „Witte"? Hè, wat zegt u daar van? Vijf kwart-eeuw te hebben bestaan? Beteckent dit voor u iets aan eenbied- wekkendheid Voor een sociëteit, welke overigens nu niet zoo heel veel eerbied - wekkends bezil. Zeg van onze „Witte", waarin gij. wil ik wedden, man, wel eens te gasl zijn geweest, alles wat gij aan vriendelijkheid wilt zeggen: dat zij ge zellig. welingericht. gastvrij is. Maar nooit heeft zij zich „eerbiedwekkend' hooren hoornen, en dit is zij tocli om Jiaar oud bestaau, schoon zij er geen prijs op stelt er voor door te gaan. AD INTERIM. VOOR BE HUISVROUW. V r ij e t ij d. Het leven is (e hard van geluiden, De menschen doen te druk Om een ander wat doms te beduiden, Verpraten ze hun eigen geluk' In plaats van de vruchten te smaken, Gooien ze elkaar met de schil, Zc praten om maar leven te maken En de wereld is zelf toch zoo stil! Ze konden hel eindelijk wel welen, Dat gecneen het in woorden vindt. En dat. waar ze hun woorden vergelen, Het leven pas waarlijk begint! C. S Ada ma v Scheltema. Eenige jaren geleden verspreidde het maandblad „Leven êu Werken" een drie- lal gekleurde plaleu, als premie voor zijn abonnécs Eén slelde voor eeu eenigszins bessensapachtig getinte baby van Willy Sluiters, de tweede een rank crinolinemeisje, oinfladderd door twee pitlige pierrols van Rie Cramer en dc derde plaat, die in een bevoorrecht ka merhoekje kwam te haugen (de andere twee zijn weet ik waar gebleven) geeft weer een ielewat slungelachtig, bekoor lijk meisje, zoo uit de derde klasse H. B. S„ in kleuren geteekend door B. Ook ons Midderigh—Bokhorst. Omgeving: een Hier langs af te knippen en te bewaren ^R VAN DC yAIDDELDVRC3C=HE COV-wr\AN"R Wat er voorviel in de Tent van Kees Dappers. door TANTE JOH* „De dappere Kees", zooals de jongens uit zijn klas Kees Dappers spottend noemden, was in het schuurtje, heel ach ter in den tuin, aan het zagen en aan weer aan 't hameren, alsof zijn leven er van afhing. Groote lappen oud zeildoek lagen overal op den vloer om 'hem heen, en uit zijn broekzakken hingen tandjes touw van verschillende lengte en dikte» Juist had hij twee latten aan elkaar ge spijkerd en bekeek hij zijn werk heel nauwkeurig. „Ik geloof dat ze wel lang ge- j noeg zijn", mompelde hij. „En sterk zul len ze „Zeg, Kees, waar ben jij mee bezig?" schreeuwde een hooge jongensslem vam j uit de verler ICees legde de lallen naast hamer en zaag, liep naar buiten en riep terug: „Ben jij daar, Jan Dolk?!'' „Ja, ik ben hel!" schreeuwde weer de hooge stem. „Ik sta hier achter de schut ting van jullie tuin! 'k Hoorde heel 'den morgen al timmeren, Wat ben. je aan *t maken?" „Een tent, jongen!" was het antwoord. „O, 't zal een reüzetent wordenEn groot dat ze wordt! En als ze heelemapl af is, ga ik er iederen nacht in slapen, ''t Zal reuzeleuk zijn, jong!" „Nou maar zoö prachtig ats de tent van de jongens van Groen, zal die vjan jou tocli niet worden!" riep weer de jongen, „Die moet je eens zienl En wal ze er allemaal in hebben! Een tafel, ban ken, potten en pannen, en een 'kachel, waarop ze echt kunnen kokenl" „Ook een echt bed, zooals in mijn tent komt?" vroeg ICees. Neen want ze slapen er niet in; ze zijn er alleen maar overdag zei Jan. „„En ze hebben een wachtwoord, en als je dit niet weet, dan mag je niet in hun teut. Maar ik weet het, want ik ben bun vriend, zie je? Maar 'lc mjag het niet aan jou vertellen." „Bah, wat kan mij de lent vhn die jon gens van Groen schelen," sprak ICees on verschillig. „Ze mogen tocli niet m nfïjn tqnl, als die af is. Niemand mag er in, jij oölc niet!" Hij liep toen weer het schuur tje binnen en begon, nog ijveriger dan straks aan zijn tent te werken. Hij zou wel zorgen, dat ziju tent veel) mooier werd dan die van de jongens van Groen, die hem. Kees, altijd links lieten liggen, j zich nooit met hem bemoeiden. Zoo de- I den ook de meeste jongens uit de klas van ICees .niemand hield van hem, omdat hij baug was en laf en zelfzuchtig. En vooral omdat hij niet lief was voor <ffc- ren,. Om dit laatste konden vooral de VMifiens van Groen, die vee! van dieren hielden en openhartige, aardige klantjes waren, Kees niet uitstaan, en daarom wilden ze hem ook niet ïn hum tent heb ben. Toch verlangde Kees er naai-, om die prachtige tent van de jongens van Groen, waar van alles in was te zien. Geen oogenblik was Üie tent uft zijm ge dachten. En terwijl hij er aan dacht, werd zijn nieuwsgierigheid zóó gjroot, dat hij weldra zijn zaag en hiamer neerwierp en zoo vlug hij kon naai- het grasveld achter het huis van mijnheer Groen liep, waar de jongens hun tent hadden opge" slagen^ Zoo kwam toen Kees, sluipende door het tuinhek, ongemerkt lot heef dicht bij de tent. Hij zelf moest toen be kennen dat het een pracht-tent was, I vooral van "buiten. Ongemerkt gluurde hij even door de opening en duwde het zeil- doek terug. Nu kon hij alles prachtig j zien! Ze waren zeker aan het koken, want 1 hij zag juist hoe Annie Groeu met con lepel iels uil een pannetje schepte 't op een. bordje deed en dit toen aam haar broertje Bop gaf. „Wal zou 't tocli zijn j voor fijns?" dacht toen Kees, ,,'t Ruikt naar pannekoeken!" Om nog beier te kunnen zien, ging hij nog een paar stapjes verder, zoodat hij al met één voet in de tent stomd, terwijl nij mompelde „Toch jammer, dat ik er niet in mag!" Juist op dit oogenblik keek Jolian Groen naar den ingang en toen zag hij al heel gauw één voet en toen óók "de neus en oogen van Kees en één hand, die het zeildoek wegduwde. „Gauw, weg van ons grasveld!" riep hij nijdig. „Je komt 'ioch niét in onze "rent! Ruk maar gauw op!" „Nou, ik doe toch niets," zei ICees» „Ik mag toch wel even kijken? En ik maak zelf een teut, die nog véél' mpoier isi, eai „Nou gelukkig", spotte B'artje Bol, „Ga dan maar j'n je eigen tent." „Paul!" riep Annie Groen, lot haar oudste broertje, „hij staat al met zijn voe ten i n onze teut,' En Paul ,die juist zijn mond vol eten had, schreeuwde slikkend „ICom, ga uit onze tent, en vlug wat!" „Wat doe ik nou toch?" lamenteerde Kees. „Ik doe tóch niks!" „Nou, als je dan niks doet, haal "dan maar vlug een emmer water voor ons! beval Bop Groen. „Zeker voor niks hé?" vroeg Kees. „Als je een emmer water haalt krijg je een stuk pannekoek eu een bordje 'Witte boonen", beloofde Annie Groen, Kees denkende, dat liij dan óók wel in de tent zou mogen komen, nam het blik ken emmertje dat Annie 'hem gaf, en ging water halen. Doch zoodra hij daar mee terug kwam, stond reeds Johan Groen hem buiten de tent op'te wachten,. „Geef het emmertje maar hier," zei hij, „ik zal de witte boonen wel voor je halen, want je moogt niet in de tent", j „En de panuekoek?" vroeg Keesy. ^Die krijg ik toch ook?" „O, we hebben alleen nog wat witte boonen," was het antwoord. En zoo werd toen Kees met een handjevol halfgare i witte boonen afgescheept. Woedend was hij. En toen hij nu, op weg naar huis, een groolen kei* zag lig gen, nam hü dien op, liep er mee terug naar het grasveld en wierp hem met zulk een kracht boven op dc tent, zoodat het niet meer nieuwe, bijna verlegen, zeildoek scheurde, en' de kei in de tent terecht kwam. En hoe 't verder ging begreep niemand, maar opeens lag de tent heele- maal plat, en alien, die er in waren, la gen er onder, zoodat het een ware cha os was van dooreen wriemelende ar men en heenen en potjes en pannetjes en bordjes en wal er nog meer in was» Gelukkig brandde het kleine kacheltje juist niet meer, er waren anders be slist ongelukken gebeurd. Doch nu liep alles goed af eru 'L duurde dan ook' niet fahg meer, of allen kropen van onder het zeildoek uit en waren buiten. Natuurlijk had Kees, laf als hij was, zich bijtijds uit de voeten gemaakt. Hij stond nu, achter een heg verschoWcn, te kjjken, hoe het met tie lentbewóners zou afloopcn» En zoodra lnj zag dat ze allen naar huis gingen, misschien wel om hulp of gereedschap le halen liep hij naar de ingezakte lont terug, kroop onder het zeildoek en zocht daar naar dejoan- nekoeken, die er, naar hij dacht nog wel zouden zijn. Werkelijk vond hij er dan twee, die nog niet gaar waren, en ver der vond hij een potje vol jam, eenige appelen, en ook nog ecu pannetje haUf vol havermout. Alpansagen. iiil De Pad. Op zekeren dag, toen een meisje van het dorpje Bach in het Lechdal naar huis ging, zag zij op den weg een ge weldig dikke pad zitten. Lachend zei zij legen het dier: „Ga alsjeblieft weg en als helooning zal ik je gaarne verplegen, als je eens ziek mocht worden." Drie weken later kwam er een man bij hel meisje, IIij vroeg haar, of zij met hem mede wilde gaan en herinnerde haar levens a an haar belofte de pad gedaan,. Hel meisje volgde den man in liet bosch naar een eenzame hul en vond daar werkelijk eeu zieke vrouw te bed liggen. Zij verpleegde haar voorbeeldig en toen de zieke hersteld was, ging zij, weer naar buis. Bij het afscheid gaf de man 'liaar een zak vol kolen met de me-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1927 | | pagina 5