TWEEDE BLAD BINNENLAND. Vrijdag 19 Nov. 1926 No. 273. antwoord mogelijk, dan dat zij niet al-, leen daarvan niet verzekerd is, integen deel zelfs daarmede in strijd handfclt. Ook van Karnebeek zal haar geen an der antwoord kunnen geven. Naar mijne opvatting van de taak eener Eerste Kamer, zooals ik die in 1887 heb geschetst, is het haar plicht tegenover de Kroon, deze niet onder de zedjelijko verplichting te brengen in strijd met de wenschen van de helft, vermoedelijk zelfs van een veel grooter deel des volks, zijn toekomst voor goed aan een onher roepelijk verdrag te'binden, hetwelk niet eens de zekerheid inhoudt, dat dfe daarbij verleende concessiën door de wederpartij niet als betalingen „in mindering'' kun nen worden beschouwd. UIT DE PERS. M r. Van Houten over het verdrag. In het jongste nummer der Staatkun dige Brieven behandelt Mr. S. van Hou ten de aanneming van het verdrag door de Tweede Kamer. Door het varen van Belgische oor logsschepen over ons grondgeDied en het toelaten dat daarover met Belgisch geld kanaien ten behoeve van het handelsver keer over Antwerpen gegraven worden, is het naar mijn oordeel niet alleen de bron van nadeel voor het verkeer over onze handelssteden, maar ook van ver troebeling der politieke betrekkingen met dein nabuurstaat, met welken wij on der het tractaat van 1839 in de beste verstandhouding hebben geleefd. Naar mijne overtuiging zal het, als het tot stand komt, een schaduw werpen over de regeering van Koningin "Wil- helmina, voor Haar persoonlijk nog ver donkerd door de omstandigheid, dat het zou zijn tot stand gekomen onder een Koninklijk Ministerie en onder den sug- 'gestieven invloed van een Minister, dien zij vrijelijk, d. i. vrij van parlementai ren dwang koos. Gij vergist u, zoo luidt de peroratie van Heemskerk; zij die op verwerping Jhansturen, zullen spoedig berouw heb ben, als zij hun doel bereiken, 't ls mogelijk. In een zoo gecompliceerd vraag stuk Is zeker dwaling niet uitgesloten Evenmin echter bij Heemskerk en de voorstanders. In dit opzicht staan w'ij gelijk. Maar hoogst ongelijk zijn de gevol gen der wederzijds mogelijke vergissin gen. W(Rt wij weigeren kunnen wij altijd later toestaan. En wat de voorstanders toestaan is onherroepelijk. Dit moge ieder •weifelende ernstig bedenken. Onze hoop is natuurlijk allereerst ge vestigd op de Eerste Kamer. ."Welke is in dezen haar taak- Zij is is geen doublure in üalven getale van de Tweede Kamer, maar waar ligt hel ver schil? Met aanhaling van een vroegere stu die betoogt de schrijver, dat de dui delijk gebleven volksovertuiging richt snoer moet zijn voor bestuur en wet geving en dat voor de beoordeeling der vraag of besluiten van de meerderheid eener vofkskamer als zoodanig kunnen worden beschouwd, naast die volkskamer een vertegenwoordigend orgaan (Eerste «Kamer) behoort te bestaan. .Voor .tweeër lei doel. In de eerste plaats ten behoeve van het volk, dat voor de schadelijke gevolgen van Onberaden besluiten der volkskamer wordt bewaard, maar ook pm de Kroon buiten deze vraag te hou den, ten aanzien van welke zij onder de (werking van het parlementaire stelsel (behalve bij initiatief-voorstellen) steeds meer oi minder gepraejudicieeard is. Bij de schatting van hel Kamerbesluilt van 11 November naar zijn be teekenis als uiting van volksovertuiging en volks wil, blijkt deze zeer gering te zijn. Precies de helft der stemmen vóór, die naar de laatste berichten zelfs ontoerei kend zou zijn geweest voor aanneming) $ds 3 (door ziekte afwezigen legen hadden gestemd. Zeker is dit slechts van 2; dan zou de kleinste meerderheid in eene Kamer met een even getal aanwezigen de aanneming hebben bewerkt. Bij de toetsing van de beweegredenen doet zich het eigenaardige geval voor. dat de argumenten der legenatainders alle ontleend zijn aan de directe wer king van de bepalingen van het verdrag en die der voorstanders, behalve eenige gunstige verwachtingen voor Limburg en kleinere zuidelijke plaatsen, aan specula tieve beschouwingen over de Internatio nale voordeelen der aanneming en na- deelen van verwerping. Ook deden per soonlijke invloeden zich gelden in dc groepen, bepaaldelijk van de Limbur gers Nolens en Vliegen. Eveneens vhn de betrekkingen lussclien de Belgische soci aal-democraten en de onze. Onder de persoonlijke invloeden staat echter bovenaan die van den ^Minister van Karnebeek, versterkt door het ter laatsteii ure door Vliegen sterk op den voorgrond gestelde argument, dal de Mi nister niet tijdig van Rotterdamsche zijde gewaarschuwd was ten aanzien van dc gevolgen van het Moerdijkkanaal. Wat van Karnebeek in de dwaling, waarin hij tengevolge van niel-tijdige waarschuwing verkeerde, had toegestaan, behoorde om die reden te worden gehomologeerd. Summa summarum is bij overweging dezer getallen en beweeggronden voor een adviseur der Kroon op de vraag of zij, als zij liet verdrag bekrachtigt., al dan 'niet handelt in overeenstemming met de volksovertuiging, wel geen ander INDISCHE KRONIEK. XXII. Berghotel-leven. De bestijging van den vulkaan Papandajan. Europeesche rijkunst en Soenda- neesche paardjes. In het oer woud. De krater. Kokende modder en giftige dampen. De heksenketel der natuur. Den ochtend na onze aankomst in het berghotel wekt de plichtsgetrouwe djon- gos van ons paviljoen ons met een luid geklop op de gesloten deur der voor galerij, die eigenlijk veel meer lijkt op een zitkamer dan op een Indische voor galerij, zooals wij die in de warme ste den kennen. Wij schieten verwonderlijk veerkrachtig uit ons bed en laten den braven valet binnen, die ons de onver mijdelijke kop sterke koffie komt bren gen en beladen met onze schoenen ge luidloos weer verdwijnt. En nu breekt een der zaligste oogenblikken aan van deze zalige dagen. Wij werpen de ra men onzer voorgalerij wijd open en de frissche ochtendkoelte dringt ons in de longen, een ochtendkoelte zoo verkwik kend en zoo tintelend, dat wij nu reeds ons bloed sneller voelen stroomen en dezen dag beginnen mef sinds lang on gekende levenskracht. Voor onze voor galerij ligt de rozentuin. Dikke dauw druppels liggen op de nog half gesloten bloemen. Een ijle nevel hangt nog tus- schen de struiken en de boomen van het verder gelegen dennenbosch, fijne damp hangt nog in slierten over de aarde en hier en daar tegen de ont zaglijke beboschte hellingen van den Pa pandajan. Het diepe zwartblauw van 't uitspansel neemt geleidelijk zachtere tinten aan, die spoedig tot een effen pastelblauw ineenvloeien. En dan heel spoedig komt er om den kruin van den ontzaglijken Tjikorai een gouden licht schijnsel spelen, de slagschaduwen van zijn wouden en ravijnen worden al lich ter en lichter en als wij van onze wan deling door den rozentuin met een rui ker bedauwde knoppen in ons paviljoen zijn teruggekeerd, dan heeft de schate rende dag gewonnen en is reeds heel de atmosfeer doortrild van het gouden zonnelicht. Nu ontwaakt alom in het hotel de da- gelijksche bedrijvigheid. Wij zijn niet de eenige badgasten, die hun genoegen in een matineuze wandeling zochten. Vrou welijke en mannelijke logé's in flattee- rende, veelkleurige kimono's of gala- pyama's drentelen door het park of staan bij elkaar te buurten of wel wan delen met het traditioneele zeepbakje en een handoek naar de mandikamers. Hier en daar klinkt uit een paviljoen reeds groote luidruchtigheid en rollen plots jeugdige logeergasten, knapen en meisjes van diverse leeftijden, doch al len nog in de heerlijk practische en luch tige Indische tjelana monjet (letterlijk apen-broekje, een soort van hansop uit één stuk, dat als eenig kleedingstuk door de kinderen op het bloote lijf wordt ge dragen), naar buiten, onmiddellijk ge volgd door hun respectievelijke baboes, die met de verzorging en het toezicht op dit jonge volkje zijn belast en wier kalmte en geduld hedenavond nog even onverstoorbaar en even onuitputtelijk zullen zijn als nu bij het begin harer lang niet altijd eenvoudige taak. Onze djongos brengt het zeer uitge breide ontbijt in onze voorgalerij, zoodat wij daartoe onze appartementen niet be hoeven te verlaten. Na den uitwendigen raensch het heerlijke warme of lauwe mandibad te hebben aangeboden en den inwendigen met bovengenoemd ontbijt te hebben verkwikt, gaan wij den om trek eens verkennen. Wij beginnen na tuurlijk met het hoteldomein, dat ech ter zoo uitgestrekt is, dat er een aar dige en leerrijke wandeling uit groeit Hier zijn het de kalkoenen, die onze aan dacht trekken, daar het gecapteerde bronwater, dat in groote reservoirs ver zameld, als drinkwater voor de hotel gemeenschap wordt gebruikt, wij bezoe ken de miniatuur-centrale, die de kracht bron is voor het electrisch licht en de stallen, waar de miniatuur-paardjes ge stald worden, waarmede de logeergasten de tochten in de omgeving maken.. Wij vinden echte Hollandsche melkkoeien in een andere afdeeling. In den moestuin bewonderen wij de echte Hollandsche groenten en in den bloementuin de ro zen en de statige canna's. Van de ten nisbaan klinken intusschen opgewonden kreten en zeer sportieve gillen, en wan neer wij er den lust toe voelen, dan kun nen wij terstond invallen in een of an dere double. Voor het hotelbureau in het hoofdgebouw wacht ons een belang wekkend gezicht. Een gezelschap logeer gasten zal zoo dadelijk een tocht onder nemen naar een der schoone punten in den omtrek Drie heeren en twee dames vijf miniatuur-paardjes staan elkaar aan te kijken, totdat alle toebereidselen klaar zijn en de drijvers hun laatste in structies in het bureau hebben ontvan gen. Onder onze stijgende belangstelling wordt door dit gezelschap opgestegen, en ofschoon een der zwaarlijvige heeren daarbij stof tot glimlachen geeft, zit na eenig gesjouw en geroep en wat gilletjes het gezelschap zoo triomfantelijk in het zadel en rijdt zoo zelfbewust de oprij laan uit, de drijvers doen daarbij zoo hun best en blijven zoo veilig dicht bij hun dieren, dat wij, die op hippisch gebied nimmer bepaald uitblonken, onverwijld het voornemen opvatten om een derge lijke prestatie aan onze levensgeschie denis toe te voegen. Derhalve hebben wij een kort maar beslissend gesprek met den manager, waarvan het resultaat is, dat wij morgenochtend vóór het krie ken van den dag op den rug van gega randeerd schop-, draaf-, ren- en holvrije paarden en onze dames in tandoes (draagstoelen) den vulkaan Papandajan zullen bestijgen en deszelfs krater in oogenschouw zullen nemen. De rest van dezen dag hebben wij het aangename gevoel, dat wij een zeer flink en sportief besluit hebben genomen en dat wij mor genavond voor den zwaarlijvigen mede logeergast niet langer zullen behoeven onder te doen. Het is eigenlijk nog nacht, als de vol ijverige hotel-mandoer (een combinatie van oberkellner, portier en zaalchef) ons den volgenden ochtend komt wekken. Aan den nog donkeren hemel flonkeren de laatste sterren en het is inderdaad opmerkelijk koud. Wij huiveren in onze khaki-pakken, als wij ons met een draf je naar de eetzaal trachten warm te loo- pen en daar met bet oog op de komende vermoeienissen het ontbijt bijzonder veel eer aandoen. Voor het hoofdgebouw zien wij reeds de bijeengehurkte scha duwen onzer drijvers, die hun sarongs over de ooren hebben getrokken en bib berend wachten, totdat wij een zeker aantal ham and eggs naar binnen ge werkt hebben. Eindelijk is alles voor den tocht klaar. Wij stappen krijgshaftig naar buiten en monsteren onze paardjes met blikken alsof paardrijden ons dage- lijksch werk ware. Wij kloppen het dier, dat wij om zijn bejaard en bezonken uiterlijk reeds in gedachten tot het onze hebben gekozen, welwillend op den nek en informeeren belangstellend naar zijn naam. Tot onzen spijt heeft het geen naam of althans geen, die door ons uit te spreken ware, weswege wij besluiten om het indien noodig met „bles" te be titelen. De vice-manager, die onzen af tocht van stapel doet loopen, geeft zijn laatste instructies aan de drijvers en zijn laatste raadgevingen aan ons, als daar zijn: geen fooien boven het normale be drag, geen drijversmaaltijden onderweg, en onze proviand voortdurend onder ons eigen wakend oog. De hotelmandoer stapelt genoemde proviand in den vorm van welvoorziene Üunch-mandjes en fles- schen met koude thee in de draagstoe len. Dan gaan wij over tot opstijgen, waarbij zich eenige teleurstellingen voordoen. Zoo is het rijdier, dat wij in gedachten hadden gekozen, bestemd voor een onzer dames en worden wijzelf ge- heschen op een naar ons oordeel ietwat te vurig dier. Het sportieve figuur, dat wij hoopten te slaan, wordt eenigszins getemperd door de geringe hoogte van ons miniatuur-rijdier, zoodat onze voe ten belachelijk kort bij den grond ben gelen. Nu rijdt onze cavalcade de oprij laan uit, de ruiters voorop, daarachter twee draagstoelen met inhoud; naast el- ken ruiter een drijver, achter eiken draagstoel vier reservedragers. Reeds na de eerste vijf minuten moeten wij al onze begrippen omtrent rijkunst her zien. Wij meenden, da', teugels dienden om een paard te sturen, dat een goed ruiter veel vermocht met zijn knieën, zooals wij in de bioscoop van Tom Mix leerden, dat hakken er zijn voor sporen of om deze instrumenten te vervangen, dat een kort rijzweepje bij een paard onmisbaar is en af en toe zulk een vier voeter met tonggeklak of in zekere ge ijkte termen moet worden toegesproken. Dit mag dan alles bij andere paarden 't geval zijn, het Soendaneesche dier, dat wij berijden, heeft daaraan volkomen ma ling. Het zou op zijn rug evengoed een houten pop kunnen dragen als een met een rede begaafd wezen, althans voor zoover het op onze aanwijzingen rea geert of liever niet reageert. Het gaat onverstoorbaar zijn eigen gang en spoe dig zal ons blijken, dat het zoo goed, ja beter is. (Slot volgt) Uit Stad sri Provincie. Uit Walcheren. Dinsdagnamiddag kwam de raad der gemeente Z o u t e 1 s 11 d e in een vol tallige vergadering bijeen. Allereerst bracht de voorzitter in midden dat hij zijdelings had vernomen het 1 November dezes ja ars. 25 jaar was geleden dat dhr. P. Florusse aldaar definitief was be noemd als secretaris. Hij wenschte den secretaris mei dit feil van harte geluk en wees er op hoe hij ai die jaren met lust. ijver en nauwgezetheid de werkzaamhe den als secretaris heeft verricht. Boven dien waren als gemeente-ontvanger zijn boeken en kas altijd volkomen in orde. Hij sprak den wensch uit dat de secre taris nog vele jaren alszoodanig zal mo gen werkzaam ziju lot welzijn vitn hem zelf. en tot heil va.n den raad en ook (Ingez Med.) voor de geheele gemeente. De Wethou ders en leden van den raad sloten zich bij den wensch van den voorzitter aan het bleek dat net feit hun onbekend was geweest. De secretaris bracht dank aan den voorzitter voor de tot hem gesproken woorden, ook san de wethouders en Ie-| den van den raad. Iiij1 zeide dat deze hul de hem onverwacht op het lijf viel hij had daar in 't jgeheol niet op gerekend en meende dat dit feit ongedacht zou zijn voorbijgaan. Spreker bracht in herin- nerfng dat in den raad alles is vernieuwd, dat niemand meer tegenwoordig is met wie hij is begonnen. Ik heb getracht alles te doen w,at tot welzijn van de gemeente zou kunnen strekken, in hoeverre ik hier in geslaagd ben daar zal ik over zwijgen, dil moeten mijn werkzaamheden uitma ken. Hij dankt voorzitter, wethouders en leden van den raad voor de vriendschap pelijke samenwerking. Ingekomen is een schrijven van de Kroon meldeude da.t een aanslag in de forensenbelasting over het jaar 192-1— ,25 van den heer B'. F. S. von Brucken Fock. is gehandhaafd, welke aanslag door Ged. Staten was bestreden, tegen welke uil- spraak door den raad in beroep was ge gaan bij de Kroon. Nu de werkzaamheden aan den toren zijn ten einde gebracht, deelt de voorzit ter mede dat de begrooting wel eenigs zins tegenvalt'. Hij stelde voor om een geldleenïng aan te gaan van flOóO. De heer Koppejan zou er voor zijn om een gedeelte van het goede slot daar voor te bestemmen om zoodoende de leening te verkleinen. De heer de Visser doet de vraag of liet met mogelijk zou zijn om steun te ver krijgen van 't Rijksmonumentenzorg, 'l zij een vergoeding of renteloos voor schot. De heer Stroo zegt van dezelfde meening te zijn Nu de bëgrooliug legen- valt, en altijd de wenschen van den direc teur zijn opgevolgd, bestaat er misschien wel kans dat wij geholpen worden. De heer Koppejan zegt zich best met het idee van den heer de Visser te kun nen vereenigen. De heer Atlriaanse stelt voor om dc geheele som dei' kosten op te geven en de subsidie aan het Rijk over te laten De voorzittei' stelt voor om zich te wenden lot den Directeur van s Rijks monumentenzorg cu diens medewerking te vragen voor het verkrijgen van subsi die ni3ar spr. acht hel noodig nu een geldleenïng groot f 105Ö aan te gaan tegen een rente van 4 pet af te lossen met f '100 per jaar en als liet kan meer. Conform dil voorstel wordt m ,3s. be sloten Verder deelt de voorzitter mede dat hij betreffende een verzoek van de spek en vleeschvereeniging, gedaan in de vo rige vergadering, lot het inriclilen van een gebouw 'voor noodsl3chliugen. zien in verbinding heeft gesteld met den heer de Waardt te Middelburg, hoofd van den keuringsdienst, die hem mededeel!ng deed van een Koninklijk besluit op welke wijze zoo een gebouw nioct worden inge richt De kosten hiervan zouden bedragen f 1200. De voorzitter gelooft dat de op gaaf der kosten door den heer de Waard gedaan, wel wat aan den lagen kant is Er komt nog bij de vraag of wij builen het slachthuis nog een inrichting moeten hebben tot verkoop van het vleesch. Dan zou volgens spr's berekening, ais wij hel op dc geslachte dieren moesten; ver halen. komen te staan op» f G ptr varkenj pn f '12 'per rund .ongerekend den bouw grond die er voor noodig is. II en W stellen voor. om niet te vlug te handelen en met een echt Ilolkmdsch woordt gezegd, de kal uit den boom te zien. De lieer dc Visser zegt dal hij bJij is da(t B en W. er zoo over hebben gedaent. De heeren Stroo en Adriaansc zeggen zich ook best ermede te kunnen vereeni gen De heer Maljaars zou graag in 't bezit zijn van een slachthuis, doch om dal wij vast zitten aan de gestelde eischen. die te hoog zijn, ksn hij mee gaan met hel voorstel van B. en W. M. a. s wordt de conclusie van B. en W. aangenomen*. De heer Adriaause vraagt of B en W. si hebben gedacht over den aauslag van den secretaris, als forens; de heer Kop pejan informeert of er geen middel is om den weg naar liet rijwielpad te ver beteren. daar er bij nat weer altijd water op blijft staan. IDe voorzitter zegt in deze zskon on derzoek toe. De heer Janse vraagt of nu de toren klaar is de steenpuin niet kan worden opge ruimd. De voorzitter zegt daar nog even mee te willen wachten om dit op dc miust kostbare wijze op te ruimen. De heer Stroo doet de vraag of het geen aanbeveling zou verdienen, om dit de werkverschaffing te laten doen, en deze iets vroeger te Laten beginnen. De voorzitter zegt dat zoodra er werk gevraagd wordt, de commissie bijeen komt en dan wordt er begonnen. De heer Janse vraagt of 't niet moge lijk is bij de algemeene loting voor de brandweer jiersonen zooals de dominee, en het hoofd der school d3arvan uit te scliakelen. hij vindt het beneden de waardigheid van zulke menscheu om daaraan te moeten deelnemen. De voorzitter z^gt daar ook wel per soonlijk wat voor te voelen, maai' wijst op deze verplichting overeenkomstig de gemeentewet. De beide wethouders Koppejan en de Witte -wijzen er op dat die personen niet verplicht zijn persoonlijk de diensten uit te voeren. Ze kunnen dat afkoopen of iemand in hun plaats stellen De heeren Adriaanse en Stroo zijn er voor hen met onderling goedvinden vrij te stellen De voorzitter zegt dat er op het oogen- blik niet gemakkelijk is een weg voor te vinden, en hiervan wel te kunnen af stappen. De heer de Visser informeert of er al iels gedaan is om dc duiven te weren. De voorzitter licht hem lot tevreden heid in. De voorzitter dacht dal de heer Stroo nog wel zou zijn terug gekomen op zijn verzoek in de vorige vergadering gedaan, tot het plaatsen van een verkeersspiegel op den gevaarlijken hoek bij Gabrièlse. De voorzitter is van meening dat Alg. Ned. Wielrijdersbond. wel genegen zou zijn om hieraan medewerking te ver- leeuen Wordt besloten nader onderzoek hiernaar te zullen doen Op bet eind der vergadering bleek liet. dat het 20 jaar is geleden dal de wethou der Koppejan. werd benoemd tot lid van den raad Tot heden was hij onafgebro ken in den rfeajrL Hij 'mocht hiervoor de hartelijkste ge- lukwensch ontvingen van de» voorzitter, secretaris, de overige raadsleden en allen die tegenwoordig waren, waarvoor den heer Koppejan wederkeerig zijn dank bracht. Uit Zuid-Beveland. Woensdagnamiddag hield de gemeen teraad van K r uiningen een voltallige vergadering. B. en W. stellen voor op 1 Januari 1927 aan een der onderwijzers van de O. S. te Hauswcert eervol ontslag ie verleenen wegens overcompleet zijn. Na een langdurige discussie wordt besloten lot ontslag «oven over te gaan, daar liet handhaven van den onderwijzer van de gemeente een ongehoord groot finan cieel offer zou eischen, vooral ook met het oog op het steeds dalend leerling aantal der openbare school te Hansweert Een tweede voorstel is ontslagverleening aau den heer Beun. Hiertoe wordt m. a. st. besloteu Vervolgens wordt de pensioensgrondslag vastgesteld van den veldwachter Van Kleunen. Bij de rondvraag wijst de heer Van der Sir,aaien op den desolalen toestand, vvaariu de vloer van het speellokaal der bewaarschool Ie Jlansweei-1 verkeert. De voorzitter zegt, dal B. en W. reeds gerui- mon tijd hun aandacht aan dien vloer hebben gewijd. Maatregelen zullen dan ook genomen worden. De heer Visscher vraagt in verband met den bouw der openbare school of B. en W. bereid zijn de in het bestek voorko mende bepaling omtrent do boetebetaling door den aannemer bij niet nakoming zijner verplichtingen te handhaven en zoo niet, welke zijn do redenen, waarom ze niet toegepast worden. De voorzitter zegt, dat de schoolbouw deze week afloopt, dat B en W. daarna zullen besluiten tot een of ander. Zij zijn tol lieden niet geheel ontevreden over liet opgeleverde werk. Ook dc heer Kolc is voor strenge Iisad- having van de strafbepaling van den aan nemer, die zijns inziens ook veel te lang gedraald heeft, waarvan de kindoren, met het oog op het ongezonde jaargetijde, de dupe worden. Hij wijst levens op de groote inconsequentie in do bepaling van hel salaris van f 1.50 per uur aan de handwerkonderwijzeres le Oostdijk en dat

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1926 | | pagina 5