S0PLA
Rookt
democraten van alle scliakeering moe
ten samenwerken.
Direct na de zomervacantie is uit
gesproken, dat de V, D. zich niet lan
ger lieten gebruiken om bij ruzie
lusschen de coalitiepartijen on
derling als redder op te treden. Toen
kwam 10 November met het amende-
inent-Kersten, waarvan men wist, dat
het komen moest, en waarmede men re
kening heeft gehouden bij de kabinets-
matie. Men wist dat Kersten of
Lingbeek er mede moesten komen, zij
leven ervan.
Men ging op een mijn zitten er gaf
de D het contact in handen, en toen
hebben deze, die het gezantschap van
weinig beteckenis achten, gehoord No-
lens, gezegd het gaat niet om het (ge
zantschap maar om hel behoud der
coalitie. Volgens de It. K. bladen heeft
Nolens geadviseerd aan spr. opdracht te
geven een kabinet |e formeeren; spr.
kent het advies uit de stukken, evenals
van alle andere adviseurs, maar mag
daar niet van gewagen.
De eenige oplossing van een samen
gaan lusschen S.D A.P., V.D. en R|K„
en men kreeg het zoo beroemd gewor
den standpunt der „uiterste noodzaak".
Nolens wist, dal spr. niet kon slagen
zonder medewerking der It.K. cn hij wist
ook, dat die medewerking niet was te
krijgen. Als spr een dergelijk advies aan
de Koningin had gegeven, zou hij haar
nimmer meer onder de oogien durven
komen, maar om eerbied te vinden voor
H. M. moet tneu bij de rechter partijen
zijn.
'Spr. komt nu lot vereeniging van het
gezantschap te Weenen en bij den
Paus, en vraagt wat er dan overblijft
van de belangrijkheid van den luister
post, en later bleek dan ook, dat het
lijdelijk gezantschap alleen een bief
stukje was voor de R. K om deze aan
het ministerie-Gort v. d. Linden te bin
den.
Komende lol den formateur mr. Lim
burg zegt spr. dal het niet op gaat,
dat een lid van do partij zonder voor
keunis van wien of wie in de partij ook,
tol een formatie overgaat, omdat men
geen zekerheid heeft dal er een demo
cratisch kabinet zal komeu.
Lr is een heen en weer geschar
rel gekomen, dan zou het kabinet rechts,
dan links gekleurd zijn en het iis dan
ook geen wonder dat het mislukt is.
Maar ook niet, dat het spr. bang oim
het hart is geworden, want men zouihet
later verweten hebben dat de V. D
toch m dè practijk niet veel be teekenen.
Spr. moest er voor waarschuwen en
over den vorm kan men versxshillen,
maar spr. is overtuigd, dat zachte mid
delen niet zouden hebben geholpen.
Na vijf weken kon mr. Limburg 't
nog niet eens worden met de andere
over het gezantschap, dat reeds direct
uitgerafeld' op tafel lag.
Eu nu kwamen direct, als waren het
kabouters, do leden van het kabinet-De
Geer voor de Koningin opdoemen. Na
herinnert te hebben aan de kwestie van
Kamerontbinding, zegt spr. dat het dood
eenvoudig was, dat hij gemeend heeft,
na zijn mislukking, dat Galijn terug moest
komen en hij begrijpt niet, dat Albarda
hel kabinet-De Geer zoo verheerlijkte.
liet verschil is alleen, dat Colijn ruw jjs,
en De Geer fluweelen handschoenen aan
heeft. Het gaat niet om allerlei kleinig
heden, maar om de vraag, hoe komt
men het spoedigst tot een democratische
regeering, en dit kan alleen als de coa
litie dood is. niet schijndood, maar pier
dood.
Als Colijn bleef zitten lol 1929. dan nam
de verbittering toe en zou de coalitie
naet meer de meerderheid krijgen, het
is een paardenmiddel, maar het is nood
zakelijk. Spr. zou dan ook niet tot een
tweede crisis hebben medegeiv .rkt
De afval van de edgen inenschen van
Colijn is in 1925 des te grooter geweest,
omdat hij steun kreeg van personen, die
anders nooit anti-rev. zouden hebben ge
stemd, omdat geschermd werd met den
veilige» gulden en minder directe be
lastingen
De Anti-Rev. en Chr.-Hist. zullen niet
scherp kunnen staan tegenover een goed
geleid democratisch kabinet; cn dat zou
dan haast niet meer te vervangen zijn
door oen coalitie-kabinet, en juist daar
om zijn zij er zoo bang voor.
Spr wijst nu op de debatten in de
Kilmer op Vrijdag j.!., waarvan de rede
vau den heer Heemskerk hel voornaam
ste was. Uit alles blijkt, dat het gezant
schap bij den Paus de spil is waarom
alles draait Üc rede van den heer
heer Heemskerk was vol van ammosi-
teiten aan het adres der coalitievrienden.
Als de rechlsche heeren lachen, als
Albarda zegt, dat de S. D. A. P ers
de R K. niet achterna loopen, is dat
omdat zij niet l>egrijpen, dat hel links
niet een gekonkel is met ministerporte
feuilles als bij rechts, en daarom alles
geheim behandeld wordt. De crisis van
maanden kan zoo wellicht nog een zegen
worden voor het Nederlandscho volk. het
zal gaan inzien, dat openbaar werken
noodzakelijk is. Wat spr. en zijn partij
doen raag een ieder weten, voor- en te
genstander, men gaat in rechte lijn.
.Spr vindt gelegenheid de zaak-Geel
kerken te bespreken in verband met het
verklappen van broeder Marinus. dat
Geelkerken de Djambipolitiek en het in
trekken van art 10 heeft afgekeurd. Hier
uit blijkt, dat de heeren predikanten ook
politieke agenten zijn en zich moeten
gedragen zooals de leiders willen, anders
geraken zij in yigenade.
Geelkerken is Christen-democraat, hij
komt op voor het vrije onderzoek en be
hoort bij de democraten van andere rich-
ling. In politiek opzicht voelt hij met
hen.
Spr. heeft den moed te gelooven, dat
de viei- maanden crisis niet voor niets
zijn doorleefd, en dat de democratie zal
vooruitgaan. Spreker wekt op, daartoe in
Middelburg ook met kracht mede te wer
ken. (Luid applaus).
Van de gelegenheid om vragen te stel
len, maakte de heer den Engelsman
gebruik, die zeide met veel van het ge
sprokene van mr. Marclianl het eens te
zijn, maar, ofschoon geen S. D. A. P.'er
zijnde, loch zijn verwondering er over
uitsprak, dat de heer Marchant bp 2
Maart niet na de rede van den lieer
Albarda zijn standpunt uiteen heeft gezel.
Spr. zeide, dat naar zijn meening in
Middelburg het ledental van de V. D. zou
stijgen, als er in het bestuur niet zulke
aristocraten zitting hadden.
De voorz. interumpeerde dat de de
bater hiermede bi il?n de orde ging en
zeide hem toe dat hij bereid was met
hem later in een vergadering daarover
van gedachten te kunnen wisselen.
De heer Marchant kan wel begrij
pen, dat zij, die in de verdrukking zijn
gekomen trachten er uit te komen en
een voorstel doen, al is spr. daar niet
voor. Spreker was bij het einde van de
rede van den heer Albarda niet aanwe
zig, maar zou toch niet het woord heb
ben genomen, omdat hy niet aangeval
len was, maar rechts, en in het bijzoader
de R. K. Had spr. eerst tegen hel voorstel
gesproken, en dan b.v. de heer Nolens,
dan had deze zich te gemakkelijk van de
beschuldigingen kunnen afmaken. Nu na-
het fonneeren van het kabinet-De Geer
gaven oe rechlsche sprekers zich vlug
op, dat hadden ze op 2 Maart ook kua-
nen doca. Als er een verkiezing was
gekomen, dan had het pioeten gaan over
de vraag een coalitiekabinet of een de
mocratisch, maar dan zouaen de R. K.
gezegd hebben het ging om het keeren
van het anti-papisme.
Zij zouden velen, die in (1925 op de S. D.
A. P. stemden, zoo naar de Kerk hebben
teruggebracht en een paar zetels hebben
gewonnen.
Maar bovendien: Colijn zou een onlbin-
dingsbesluit niet hebben geleekend en
dan was er waarschijnlijk een democra
tisch kabinet gekomen, dat niet zou over
gaan tot Kamerontbinding, voor het zelf
een échec had geleden. De heer Mar
chant eindigde met den heer den Engels
man te verzekeren, dat hij a.s. Dinsdag
het zijne wel zal zeggen. (Applaus).
De heer de Graaf wees ten eors/tfei
op de aan flen uitgang te houden col
lecte en wekte op zich als lid der afdee-
ling op te geven, waarna hij dank bracht
aan den heer "Marchant voor zijn duide
lijke uiteenzetting.
Twee zaken hebben hem daarbij in
het "bijzonder getroffen, ten eerste de
openbaarheid waarmede alles door spr.
behandeld is, wijzende er op, dat ieder
vogeltje zingt zooals het gebekt is.
Ten tweede wil spr. namens de af-
deeling en namens allen te Middelburg,
die in 1925 op de Y. D.-lijst stemden.
den spreker danken voor het volgen van
de lijn van den onvergetelijken leider
dr. Bos. Spr. hoopt, dat de lieer Mar
chant nog iang de leider mag zijn van de
partij, die volgende week haai- 25-jarig
beslaan herdenkt. (Applaus.)
Onder de aanwezigen waren ook meer
dere. uit Vlissingen cn andere plaatsen
van Walcheren en Noord- en Zuid-Beve
land
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
Voor de Geschied- en Letterkun
dige Vereenigiug alhier sprak Zater
dagavond de heer Jan R. Th. Campert
over: Boutens in verband met de he-
dendaagsche letterkunde Spr. noemde
Boutens een miskend dichter in den let
terlijken zin des woords. Want niet, dat
hij niet veel gelezen wordt, want na de
Beatrys is hij als het ware een mode
dichter geworden. Doch men kent hem
niet, wal hij waarlijk is, één der hoogte
punten der litteratuur na 1880, met Leo
pold en Henriëtte Roland Holst Hij is
een zanger van den bloede, uiterst muzi
kaal wat men ziet in zijn gedichten; hij
heeft n.l. een grootc voorliefde voor
riterdando's en accelerando's. Spr. be
handelt Boutens' techniek. Hij schildert
niets, hij suggereert, hij heeft een over
wicht van gevoel en gemis aan 'werkelijk
heid. Hij is door zijn taal niet gemak
kelijk te verstaan, doch wie zich de moei
te geeft, komt verrijkt terug. Boutens is
bovendien een groot dichter, doordat zijn
gedichten volkomen volgens een vvijs-
geerig stelsel zijn opgebouwd; van den
beginne af is hij dezelfde gebleven, al
leen dieper en voller geworden Hij is
als Plato een hartstochtelijk ver-
langer naar de schoonheid, waarnaar
te streven de grootste liefde is Spreker
werkt dit nader uit, verduidelijkt met
een schoone voordracht van vele gedich
ten. Volgens Boutens is er een gemeen
schap lusschen allen, die de liefde ken
nen. In deze wetenschap dicht hij de
schoonste verzen.
Dood en leven staan bij hem, ook
door dit* licht, op een lijn. Wat nu het
verband met de hedendaagsche letter
kunde betreft, spr. vindt 't wel para
doxaal, doch hij gelooft toch-, dat er
eigenlijk geen verband .is. Bouten's fi
guur slaat afzonderlijk, is niet na- te
bootsen.
Hierna behandelde spr. eenige dich
ters, na Bouten's optreden, zooals het
geslacht van 1905: P. M. v. Eyck, Bloem,
A. Roland Holst, Geerten Gossaert en
Francois Pauwels, en voorts de vier
tusschenpersonen naar de modernen
Keuls, Werumeus Buning, Nijhoff ep
Besnard, en haalt van elk het typee-
rende naar voren
Na de pauze gaf spr. in het kort
oen overzicht van de jongere beweging
Het Getij (1916); De Stem (1921), en
de jongste, die van 1924: van de jonge
Katholieken en de iVrije Bladen. Van
enkelen hunner droeg spr. eenige ge
dichten voor, om te eindigen met te wij
zen op de geringe belangstelling van
ons volk voor de moderne letterkunde.
De Archieven van Kerken
en Kloosters te
Middelburg.
Als uitgave van het Archief der Ge
meente Middelburg verscheen bij de
N.V. Kon. Boekdrukkerij J. C. W.
Altorffer een inventaris van de Archie
ven van Kerken en Kloosters alhier, be
nevens een regestenlijst, bewerkt door
dr. W. S. Linger, archivaris der gemeente.
In een inleiding zegt de bewerker, dat
anders dan ten aanzien van de Abdij,
(die na den opstand door de Staten in
bezit is genomen, en wier archief voor
een belangrijk deel bewaard is), van de
archieven der geestelijke instellingen die
aan de stad zijn gekomen, bedroevend
weinig is overgebleven. Van de negen
kloosters zijn slechts enkele fragmenten
tot ons gekomen.
Van de St. Jans heeren en de Duit-
schc heeren is evenmin eenig archief
stuk bewaard als van de kloosters Bach-
ten 's gravenhove, van de Augustijnen en
van de Minderbroeders.
Van de kloosters Bachten 's graven-
steene, der Begarden en der Cellebroe-
ders, en van het Begijnhof zijn slechts
enkele stukken overgeleverd.
Voorts worden in deze inleiding eeni
ge mededeelingen gedaan over de in
stellingen, wier archieven in dit boekje
worden beschreven. We ontleenen daar
aan het volgende.
I. De stichting der Westmonsterkerk,
vóór 1574 een der drie parochiekerken,
is onbekend; het oudste bericht is een
stuk van 1189, waaruit blijkt, dat zij toen
reeds verscheidene filiaalkerken had. In
1479 werd door Maximiliaan en Maria
een kapittel van deken en kanunniken
ingesteld; een contract, in 1481 door dit
college gesloten met kerkmeesters, licht
uitvoerig in omtrent de bezittingen der
kerk te dier tijde. Meer dan een der an
dere parochiekerken stond de Westmon
sterkerk in nauwe betrekking tot de
stadsregeering; in 1328 verkreeg deze het
recht van presentatie bij aanstelling van
geestelijken; burgemeesters en schepe
nen fungeerden als opperkerkvoogden,
aan wien door kerkmeesters rekening en
verantwoording van hun beheer werd
afgelegd; de kosten van het zangersper-
soneel kwamen gedeeltelijk ten laste der
stad. Het leek dan ook in hooge mate
vanzelf sprekend, dat in 1575 na den
Overgang van het stadsbestuur de over
bodig geworden kerk deed afbreken.
Van het college der Heilige-kruismees-
ters zijn, voorzoover mij bekend, geen
archivaria bewaard; de elders bewaard
gebleven stukken lichten hieromtrent
slechts spaarzaam in. Dat voor den zang-
dienst hier, als elders, een afzonderlijk
college der getijdenmeesters zou hebben
bestaan, is uit niets gebleken; in 1500
werd hierover door het kapittel zelf een
overeenkomst gesloten met het stads
bestuur.
In de kerk werden altaren onderhou
den door verschillende gilden, als de
wijnheeren, het Heilige-kruisgilde, en het
Heilige-sacramentsgilde, waarvan geen
archiefstukken zijn overgebleven, en de
gilden van O. L. V. achter de deure en
op de halle, ook wel „van der pluyme"
genoemd, waarvan eenige belangrijke
stukken zijn bewaard. Het tweede gilde
bestond reeds in de veertiende eeuw,
terwijl van het eerste het oudste stuk
van 1444 (of 1445) dateert. Beide gingen
vermoedelijk met de kerk teniet
II. Omtrent de geschiedenis van het
convent der Begarden is al even weinig
bewaard als van hun archief. Vast staat
slechts, dat zij in 1331 hier gevestigd wa
ren, en in 1571 door hen een schrijven
werd gericht aan het stadsbestuur over
een geschil met den pachter van den im
post van wijn en bier. Kort daarop werd
hun klooster geseculariseerd en aan de
Waalsche gemeente als bedehuis toege
wezen.
III. Ook van het archief van het Cel-
Iebroedersklooster is bijna niets bewaard,
maar omtrent de géschiedenis van dit
convent is ons toch wat meer bekend.
„Op de lijst van 1468 vermeld, moet het
vóór dien tijd tot stand zijn gekomen,"
zegt Romer; in de stadsrekeningen vindt
men echter van hen geen spoor vóór
1473, toen zij de gebruikelijke uitkeering
voor schaliedak ontvingen. Hun convent
zal toen zijn gebouwd en de hun verleen
de ordonnantie zal van omstreeks dien
tijd dateeren. Wegens hun fupetie, hulp
bij pestziekten, werd na den Overgang
dit klooster Jbij uitzondering gecontinu
eerd. En toen later aan het gebouw een
andere bestemming werd gegeven, werd
aan de Cellebroeders zelf een woon
plaats in het Begijnhof aangewezen.
IV. Het vrouwenklooster Bachten 's
gravensteene, waarvan de bewoonsters,
Cellezusters genaamd, zich eveneens op
ziekenverpleging en bestellen van lijken
toelegden, zou volgens van der Aa in
1368, volgens van Huijssen in 1527 zijn
gesticht. Römer tracht de moeilijkheid
op te lossen door te veronderstellen, dat
toen de nonnen, die later als zwarte zus
ters naar den regel van" den H. Augusti-
nus leefden, tevoren den regel van St.
Franciscus volgden, en dit in 1527 ver
anderde Inderdaad vond, zooals uit Inv.
no. 35 blijkt, omstreeks dezen tijd een
ingrijpende verandering ten aanzien van
het klooster plaats, zij het dan ook, dal
Römer omtrent de feiten dwaalde- Toen
werd n.l. het klooster, dat reeds in 1450
wordt genoemd, toen de zusters Bach-
tensteene van de stadsregeering hulp
kregen voor haar dak, en waarvan de
religieuzen den regel van den H. Augus-
tinus volgden, overgedragen aan het con
vent der Zwarte zusters van St. Fran
ciscus te Goes. Eenige jaren later wend
een poging gedaan, ook de Zwarte zus
ters van Reimerswaal hierheen te krij
gen, maar kort daarop (1539) is het kloos
ter opgeheven en werden de bezittingen
verkocht.
V. Mag men Zeeland's oudsten cro-
niqueur gelooven, dan zou het Begijnhof
te Middelburg reeds in 1208 hebben be
staan. Controleerbaar is deze opgave niet;
het oudstbewaarde stuk hierover is een
charter van 1254, waarbij de Roomsch-
koning Willem II den grond, waarop het
hof gelegen was, onthief van alle lasten
en bepaalde, dat de begijnen met betrek
king tot haar onroerend goed voor de
Middelburgsche schepenbank terecht
zouden staan. Het hof stond tot de stads
regeering van ouds in nauwe betrekking;
met den abt had deze hierover het toe
zicht en kwam haar de aanstelling van
meesteressen en het recht presentatie
van den geestelijke toe; aan de regee
ring der stad en aan den abt werd jaar
lijks rekening en verantwoording van het
beheer afgelegd. Het is dan ook niet toe
vallig, dat in hun archieven zich verschil
lende stukken betreffende het Begijnhof
bevinden Na den Overgang werd het hof
door de stad ingenomen; de arme begij
nen mochten in haar huisjes blijven wo
nen. In 1587 werd de kerk afgebroken
en daarna ging de instelling door uitster
ven teniet.
Ook van haar archief zijn slechts frag
menten bewaard.
GEMEENTERAAD VAN
AARDENBURG.
In de vergadering van den gemeente
raad van Vrijdag j.l. waren tegenwoor
dig de voorzitter en alle raadsleden.
Na voorlezing der notulen merkt de
heer Reepmaker op, dat zijne opmerking
op de notulen van 2 October 1925 niet
juist is weergegeven. De motieven waar
op dhr. Blondeel in laatstbedoelde raads
zitting zijn voorstel grondde om het con
tract met de Ned. Herv. Gemeente om
trent het gebruik van toren en uurwerk
op te zeggen, waren volgens den voor
steller: le. dat de huur gebracht was
van 100 op 200 en 2e. dat dit gebeurt
was in 1919, juist vóór de raad om zou
gaan. Beide motieven zijn onjuist.
De voorzitter stelt den heer Reepma
ker in de gelegenheid de juiste formu
leering aan te brengen. Na eenige dis
cussie wordt ten slotte een redactie van
den secretaris goedgekeurd.
Ingekomen is een schrijven van de
heeren J. L. Spinnewijn en P. Wage,
waarbij de eerste bedankt voor zijne
benoeming tot lid van het Algemeen
Armbestuur, de tweede voor zijne be
noeming als regent van het Burger-
Weeshuis, terwijl nog een schrijven vau
P. E. de Milliano werd medegedeeld,
waarin deze eveneens bedankte als re
gent van laatstgenoemde instelling.
De commissie over de waterleiding is
nog niet met haar rapport klaar, waar
om het punt al of niet aansluiting aan
gehouden wordt tot de volgende verga
dering.
Naar aanleiding van een vraag van
den heer Reepmaker gedaan in de ver
gadering van 2 October 1925, n.l. waar
om regenten van het Burger-Weeshuis
aan het R. K. Armbestuur 500 subsidie
vooruit gegeven hebben en daarna de
rest hebben verdeeld in evenredigheid
van het zielental, is een schrijven van
genoemd Weeshuis ingekomen. De voor
zitter wenscht het voor kennisgeving aan
te nemen, maar de raad besluit anders,
wat hem spijt.
Uit de voorlezing van het stuk blijkt,
dat regenten van het Weeshuis het R.
K. Armbestuur 500 bevoordeeld heb
ben om de volgende reden:
Naar hunne meerling bezit het Herv,
Armbestuur een kapitaal op het groot
boek van ruim 10.000, waarvan het de
herkomst niet kan aantoonen. Het R. K.
Armbestuur heeft reeds ruim een halve
eeuw jaarlijks te weinig ontvangen, door
vóór een halve eeuw de bevolking reeds
voor de helft R. K. was, terwijl daar
onder bovendien meer armlastigen wa
ren dan bij de Hervormden en toch
heeft het R. K. Armbestuur steeds min
der gekregen. Dit te weinig wordt ge
schat op 33.000.
Hieruit wordt geconcludeerd, dat dat
kapitaal van 10.000 gevormd werd uit
te veel ontvangen gelden van het Wees
huis. Bovendien werd niet door 't Her
vormd Armbestuur of zijn afgevaardigde
gereclameerd.
De heer Reepmaker zegt, dat hij zich
vereenigen kan met een billijke norm
van verdeeling der daarvoor beschik
bare som, doch dat de gronden waarop
de 500 vooraf aan het R .K. Armbe
stuur gegeven zijn niet steekhoudend
zijn, dewijl: a. het bedoelde kapitaal niet
ruim 10.000 is, maar reëel nog geen
6000; b. dat de vorming van dit kapi
taal niets te maken heeft met de sub
sidie van het Weeshuis.
Verder moet hij opmerken, dat het R.
K. Armbestuur steeds de subsidie ge-
2 Vacent
Onovertrefbaar in kwaliteit.
(Ingez. Med.)
kregen heeft, die het vroeg. Hij is ge-
ruimen tijd voorzitter van het Weeshuis
geweest en toen er in de vergaderingen
opmerkingen gemaakt werden over de
sommen, gevraagd en gegeven aan de
armbesturen, heeft hij steeds tot den
afgevaardigde van het R. K. Armbestuur
gezegd: Vraag dan meer, dan krijg je
meer, maar dit is niet gedaan.
Wanneer het R. K. Armbestuur meenf,
dat het tekort gedaan is, dan heeft het
dit zichzelf te wijten, omdat het niet ge
reclameerd heeft, of het is de schuld
van zijn afgevaardigde, den heer Cuele-
naere, die den wenk om meer te vragen
niet heeft opgevolgd.
Voor de tekortkomingen van het R.
K. Armbestuur of van zijn afgevaardigde
wordt thans het Hervormd Armbestuur
gestraft.
Regenten van het Weeshuis zijn daar
toe niet gerechtigd.
De voorzitter zegt, dat hij in een zijner
eerste raadsvergaderingen omtrent dat
punt reeds gezegd heeft: verdeel eer
lijk; neem een vaste norm aan. Meen
je, dat je oneerlijk behandeld zijt, doe
niet aldus terug.
De heer Cuelenaere zegt, dat mins
tens tweemaal aan het Hervormd Arm
bestuur gevraagd is den oorsprong van
het kapitaal op te geven, maar dat het
Armbestuur dit niet gedaan heeft, waar
om regenten van 't Weeshuis dachten,
dat het aangelegd was van de subsidies
hunner instelling.
Mevrouw van den Broecke zegt, dat
een eerste onderzoek naar het fonds tot
geen resultaat leidde, doch dat nu ge
bleken is, dat het kapitaal reeds in 1838
bestond, daar toen een schuld der ge
meente Aardenburg aan de Diaconie is
afgelost; het bedrag daarvan is op het
Grootboek geplaatst. Ook is het bekend,
dat de Diaconie af en toe een legaat
gekregen heeft, bijv. van den heer J. A.
Herny en Mevr. van den Broecke-Henne-
quin. Dan moet zij opmerken dat, waar
regenten beweren dat het Herv. Arm
bestuur c. q zijn afgevaardigde, niet ge
reclameerd hebben, dit laatste onjuist is.
De gronden waarop regenten gemeend
hebben het R. K. Armbestuur met f 500
te bevoordeelen, zijn dus uiterst zwak.
De voorzitter brengt in 't midden dat
hij het zeer jammer vindt, dat het Herv.
Armbestuur niet alles wat het wist van
het fonds aan het Weeshuis heeft mede
gedeeld.
Dhr. van der Hooft meent, dat regen
ten alle rechten verliezen om hun han
delwijze goed te praten en beveelt het
Doopsgezind Armbestuur in hun goed
geefsheid aan.
De heer Blondeel geeft de schuld aan
het Ned. Herv. Armbestuur, omdat dit
geen antwoord gaf. Zoodra het aantoont,
vanwaar dat kapitaal afkomstig is, zal
het Weeshuis ophouden het R. K. Arm
bestuur te bevoordeelen.
De heer Cuelenaere is van hetzelfde
oordeel.
Mevr. v. d. Broecke en dhr. Reep
maker hopen, dat de zaak dan spoedig
in goede banen geleid wordt.
Het verzoek van den Polder Grooten
Boom en Goodsvliet om bij te dragen in
den afkoop van den tol langs den steen
weg door de Appelstraat, stellen B. en
W. voor niet toe te staan.
Dhr. van der Hooft berekent, dat dit
voor Aardenburg op f5 a f6 per jaar
zou komen gedurende 40 jaar; waar het
hier gaat om een algemeen belang, meent
hij, dat het verzoek moet toegestaan
worden.
De Voorzitter zegt, dat genoemde Pol
der destijds subsidies gekregen heeft van
4 gemeentebesturen en van enkele pol
ders; de polder zelf heeft er niet buiten
gewoon veel in bijgedragen; dit zou in
dezen tijd niet meer gebeuren. De pol
der is daardoor goedkoop aan zijn steen
weg gekomen en wil nu nog een voor
deeltje behalen door dezelfde lichamen
te laten bijdragen in den afkoop van
den tol. Hij kan daarop niet gunstig ad-
viseeren en wordt daarin gesteund door
den wethouder De Wispelaere, die het
een polderbelang acht en allerminst een
belang voor Aardenburg.
Dhr. van der Hooft noemt het een al
gemeen belang, dit blijkt z. i. duidelijk
uit het totstandkomen van den weg,
waarin 4 gemeenten samenwerkten.
Het verzoek wordt met 4 tegen 1 en
2 blanco's afgewezen.
Een verzoek van de Wed. L. de Bruij-
ne om haar lijkwagen door de gemeente
te doen overnemen, wordt aangehouden
tot de besloten vergadering.
Een wijziging der begroeting van het
Burger Gasthuis dienst 1925 stellen B.
en W. voor goed te keuren, ofschoon er
een uitgaafpost op voorkomt voor uit
breiding van de telefoon-aansluiting,
waarvoor geen machtiging gevraagd, en
geen aparte post geraamd is, doch on
dergebracht is bij het artikel „verschot
ten voor briefport enz."
De heer Blondeel begrijpt niet, waar
om de woning van den ontvanger-griffier