S0PLA Rookt democraten van alle scliakeering moe ten samenwerken. Direct na de zomervacantie is uit gesproken, dat de V, D. zich niet lan ger lieten gebruiken om bij ruzie lusschen de coalitiepartijen on derling als redder op te treden. Toen kwam 10 November met het amende- inent-Kersten, waarvan men wist, dat het komen moest, en waarmede men re kening heeft gehouden bij de kabinets- matie. Men wist dat Kersten of Lingbeek er mede moesten komen, zij leven ervan. Men ging op een mijn zitten er gaf de D het contact in handen, en toen hebben deze, die het gezantschap van weinig beteckenis achten, gehoord No- lens, gezegd het gaat niet om het (ge zantschap maar om hel behoud der coalitie. Volgens de It. K. bladen heeft Nolens geadviseerd aan spr. opdracht te geven een kabinet |e formeeren; spr. kent het advies uit de stukken, evenals van alle andere adviseurs, maar mag daar niet van gewagen. De eenige oplossing van een samen gaan lusschen S.D A.P., V.D. en R|K„ en men kreeg het zoo beroemd gewor den standpunt der „uiterste noodzaak". Nolens wist, dal spr. niet kon slagen zonder medewerking der It.K. cn hij wist ook, dat die medewerking niet was te krijgen. Als spr een dergelijk advies aan de Koningin had gegeven, zou hij haar nimmer meer onder de oogien durven komen, maar om eerbied te vinden voor H. M. moet tneu bij de rechter partijen zijn. 'Spr. komt nu lot vereeniging van het gezantschap te Weenen en bij den Paus, en vraagt wat er dan overblijft van de belangrijkheid van den luister post, en later bleek dan ook, dat het lijdelijk gezantschap alleen een bief stukje was voor de R. K om deze aan het ministerie-Gort v. d. Linden te bin den. Komende lol den formateur mr. Lim burg zegt spr. dal het niet op gaat, dat een lid van do partij zonder voor keunis van wien of wie in de partij ook, tol een formatie overgaat, omdat men geen zekerheid heeft dal er een demo cratisch kabinet zal komeu. Lr is een heen en weer geschar rel gekomen, dan zou het kabinet rechts, dan links gekleurd zijn en het iis dan ook geen wonder dat het mislukt is. Maar ook niet, dat het spr. bang oim het hart is geworden, want men zouihet later verweten hebben dat de V. D toch m dè practijk niet veel be teekenen. Spr. moest er voor waarschuwen en over den vorm kan men versxshillen, maar spr. is overtuigd, dat zachte mid delen niet zouden hebben geholpen. Na vijf weken kon mr. Limburg 't nog niet eens worden met de andere over het gezantschap, dat reeds direct uitgerafeld' op tafel lag. Eu nu kwamen direct, als waren het kabouters, do leden van het kabinet-De Geer voor de Koningin opdoemen. Na herinnert te hebben aan de kwestie van Kamerontbinding, zegt spr. dat het dood eenvoudig was, dat hij gemeend heeft, na zijn mislukking, dat Galijn terug moest komen en hij begrijpt niet, dat Albarda hel kabinet-De Geer zoo verheerlijkte. liet verschil is alleen, dat Colijn ruw jjs, en De Geer fluweelen handschoenen aan heeft. Het gaat niet om allerlei kleinig heden, maar om de vraag, hoe komt men het spoedigst tot een democratische regeering, en dit kan alleen als de coa litie dood is. niet schijndood, maar pier dood. Als Colijn bleef zitten lol 1929. dan nam de verbittering toe en zou de coalitie naet meer de meerderheid krijgen, het is een paardenmiddel, maar het is nood zakelijk. Spr. zou dan ook niet tot een tweede crisis hebben medegeiv .rkt De afval van de edgen inenschen van Colijn is in 1925 des te grooter geweest, omdat hij steun kreeg van personen, die anders nooit anti-rev. zouden hebben ge stemd, omdat geschermd werd met den veilige» gulden en minder directe be lastingen De Anti-Rev. en Chr.-Hist. zullen niet scherp kunnen staan tegenover een goed geleid democratisch kabinet; cn dat zou dan haast niet meer te vervangen zijn door oen coalitie-kabinet, en juist daar om zijn zij er zoo bang voor. Spr wijst nu op de debatten in de Kilmer op Vrijdag j.!., waarvan de rede vau den heer Heemskerk hel voornaam ste was. Uit alles blijkt, dat het gezant schap bij den Paus de spil is waarom alles draait Üc rede van den heer heer Heemskerk was vol van ammosi- teiten aan het adres der coalitievrienden. Als de rechlsche heeren lachen, als Albarda zegt, dat de S. D. A. P ers de R K. niet achterna loopen, is dat omdat zij niet l>egrijpen, dat hel links niet een gekonkel is met ministerporte feuilles als bij rechts, en daarom alles geheim behandeld wordt. De crisis van maanden kan zoo wellicht nog een zegen worden voor het Nederlandscho volk. het zal gaan inzien, dat openbaar werken noodzakelijk is. Wat spr. en zijn partij doen raag een ieder weten, voor- en te genstander, men gaat in rechte lijn. .Spr vindt gelegenheid de zaak-Geel kerken te bespreken in verband met het verklappen van broeder Marinus. dat Geelkerken de Djambipolitiek en het in trekken van art 10 heeft afgekeurd. Hier uit blijkt, dat de heeren predikanten ook politieke agenten zijn en zich moeten gedragen zooals de leiders willen, anders geraken zij in yigenade. Geelkerken is Christen-democraat, hij komt op voor het vrije onderzoek en be hoort bij de democraten van andere rich- ling. In politiek opzicht voelt hij met hen. Spr. heeft den moed te gelooven, dat de viei- maanden crisis niet voor niets zijn doorleefd, en dat de democratie zal vooruitgaan. Spreker wekt op, daartoe in Middelburg ook met kracht mede te wer ken. (Luid applaus). Van de gelegenheid om vragen te stel len, maakte de heer den Engelsman gebruik, die zeide met veel van het ge sprokene van mr. Marclianl het eens te zijn, maar, ofschoon geen S. D. A. P.'er zijnde, loch zijn verwondering er over uitsprak, dat de heer Marchant bp 2 Maart niet na de rede van den lieer Albarda zijn standpunt uiteen heeft gezel. Spr. zeide, dat naar zijn meening in Middelburg het ledental van de V. D. zou stijgen, als er in het bestuur niet zulke aristocraten zitting hadden. De voorz. interumpeerde dat de de bater hiermede bi il?n de orde ging en zeide hem toe dat hij bereid was met hem later in een vergadering daarover van gedachten te kunnen wisselen. De heer Marchant kan wel begrij pen, dat zij, die in de verdrukking zijn gekomen trachten er uit te komen en een voorstel doen, al is spr. daar niet voor. Spreker was bij het einde van de rede van den heer Albarda niet aanwe zig, maar zou toch niet het woord heb ben genomen, omdat hy niet aangeval len was, maar rechts, en in het bijzoader de R. K. Had spr. eerst tegen hel voorstel gesproken, en dan b.v. de heer Nolens, dan had deze zich te gemakkelijk van de beschuldigingen kunnen afmaken. Nu na- het fonneeren van het kabinet-De Geer gaven oe rechlsche sprekers zich vlug op, dat hadden ze op 2 Maart ook kua- nen doca. Als er een verkiezing was gekomen, dan had het pioeten gaan over de vraag een coalitiekabinet of een de mocratisch, maar dan zouaen de R. K. gezegd hebben het ging om het keeren van het anti-papisme. Zij zouden velen, die in (1925 op de S. D. A. P. stemden, zoo naar de Kerk hebben teruggebracht en een paar zetels hebben gewonnen. Maar bovendien: Colijn zou een onlbin- dingsbesluit niet hebben geleekend en dan was er waarschijnlijk een democra tisch kabinet gekomen, dat niet zou over gaan tot Kamerontbinding, voor het zelf een échec had geleden. De heer Mar chant eindigde met den heer den Engels man te verzekeren, dat hij a.s. Dinsdag het zijne wel zal zeggen. (Applaus). De heer de Graaf wees ten eors/tfei op de aan flen uitgang te houden col lecte en wekte op zich als lid der afdee- ling op te geven, waarna hij dank bracht aan den heer "Marchant voor zijn duide lijke uiteenzetting. Twee zaken hebben hem daarbij in het "bijzonder getroffen, ten eerste de openbaarheid waarmede alles door spr. behandeld is, wijzende er op, dat ieder vogeltje zingt zooals het gebekt is. Ten tweede wil spr. namens de af- deeling en namens allen te Middelburg, die in 1925 op de Y. D.-lijst stemden. den spreker danken voor het volgen van de lijn van den onvergetelijken leider dr. Bos. Spr. hoopt, dat de lieer Mar chant nog iang de leider mag zijn van de partij, die volgende week haai- 25-jarig beslaan herdenkt. (Applaus.) Onder de aanwezigen waren ook meer dere. uit Vlissingen cn andere plaatsen van Walcheren en Noord- en Zuid-Beve land KUNST EN WETENSCHAPPEN. Voor de Geschied- en Letterkun dige Vereenigiug alhier sprak Zater dagavond de heer Jan R. Th. Campert over: Boutens in verband met de he- dendaagsche letterkunde Spr. noemde Boutens een miskend dichter in den let terlijken zin des woords. Want niet, dat hij niet veel gelezen wordt, want na de Beatrys is hij als het ware een mode dichter geworden. Doch men kent hem niet, wal hij waarlijk is, één der hoogte punten der litteratuur na 1880, met Leo pold en Henriëtte Roland Holst Hij is een zanger van den bloede, uiterst muzi kaal wat men ziet in zijn gedichten; hij heeft n.l. een grootc voorliefde voor riterdando's en accelerando's. Spr. be handelt Boutens' techniek. Hij schildert niets, hij suggereert, hij heeft een over wicht van gevoel en gemis aan 'werkelijk heid. Hij is door zijn taal niet gemak kelijk te verstaan, doch wie zich de moei te geeft, komt verrijkt terug. Boutens is bovendien een groot dichter, doordat zijn gedichten volkomen volgens een vvijs- geerig stelsel zijn opgebouwd; van den beginne af is hij dezelfde gebleven, al leen dieper en voller geworden Hij is als Plato een hartstochtelijk ver- langer naar de schoonheid, waarnaar te streven de grootste liefde is Spreker werkt dit nader uit, verduidelijkt met een schoone voordracht van vele gedich ten. Volgens Boutens is er een gemeen schap lusschen allen, die de liefde ken nen. In deze wetenschap dicht hij de schoonste verzen. Dood en leven staan bij hem, ook door dit* licht, op een lijn. Wat nu het verband met de hedendaagsche letter kunde betreft, spr. vindt 't wel para doxaal, doch hij gelooft toch-, dat er eigenlijk geen verband .is. Bouten's fi guur slaat afzonderlijk, is niet na- te bootsen. Hierna behandelde spr. eenige dich ters, na Bouten's optreden, zooals het geslacht van 1905: P. M. v. Eyck, Bloem, A. Roland Holst, Geerten Gossaert en Francois Pauwels, en voorts de vier tusschenpersonen naar de modernen Keuls, Werumeus Buning, Nijhoff ep Besnard, en haalt van elk het typee- rende naar voren Na de pauze gaf spr. in het kort oen overzicht van de jongere beweging Het Getij (1916); De Stem (1921), en de jongste, die van 1924: van de jonge Katholieken en de iVrije Bladen. Van enkelen hunner droeg spr. eenige ge dichten voor, om te eindigen met te wij zen op de geringe belangstelling van ons volk voor de moderne letterkunde. De Archieven van Kerken en Kloosters te Middelburg. Als uitgave van het Archief der Ge meente Middelburg verscheen bij de N.V. Kon. Boekdrukkerij J. C. W. Altorffer een inventaris van de Archie ven van Kerken en Kloosters alhier, be nevens een regestenlijst, bewerkt door dr. W. S. Linger, archivaris der gemeente. In een inleiding zegt de bewerker, dat anders dan ten aanzien van de Abdij, (die na den opstand door de Staten in bezit is genomen, en wier archief voor een belangrijk deel bewaard is), van de archieven der geestelijke instellingen die aan de stad zijn gekomen, bedroevend weinig is overgebleven. Van de negen kloosters zijn slechts enkele fragmenten tot ons gekomen. Van de St. Jans heeren en de Duit- schc heeren is evenmin eenig archief stuk bewaard als van de kloosters Bach- ten 's gravenhove, van de Augustijnen en van de Minderbroeders. Van de kloosters Bachten 's graven- steene, der Begarden en der Cellebroe- ders, en van het Begijnhof zijn slechts enkele stukken overgeleverd. Voorts worden in deze inleiding eeni ge mededeelingen gedaan over de in stellingen, wier archieven in dit boekje worden beschreven. We ontleenen daar aan het volgende. I. De stichting der Westmonsterkerk, vóór 1574 een der drie parochiekerken, is onbekend; het oudste bericht is een stuk van 1189, waaruit blijkt, dat zij toen reeds verscheidene filiaalkerken had. In 1479 werd door Maximiliaan en Maria een kapittel van deken en kanunniken ingesteld; een contract, in 1481 door dit college gesloten met kerkmeesters, licht uitvoerig in omtrent de bezittingen der kerk te dier tijde. Meer dan een der an dere parochiekerken stond de Westmon sterkerk in nauwe betrekking tot de stadsregeering; in 1328 verkreeg deze het recht van presentatie bij aanstelling van geestelijken; burgemeesters en schepe nen fungeerden als opperkerkvoogden, aan wien door kerkmeesters rekening en verantwoording van hun beheer werd afgelegd; de kosten van het zangersper- soneel kwamen gedeeltelijk ten laste der stad. Het leek dan ook in hooge mate vanzelf sprekend, dat in 1575 na den Overgang van het stadsbestuur de over bodig geworden kerk deed afbreken. Van het college der Heilige-kruismees- ters zijn, voorzoover mij bekend, geen archivaria bewaard; de elders bewaard gebleven stukken lichten hieromtrent slechts spaarzaam in. Dat voor den zang- dienst hier, als elders, een afzonderlijk college der getijdenmeesters zou hebben bestaan, is uit niets gebleken; in 1500 werd hierover door het kapittel zelf een overeenkomst gesloten met het stads bestuur. In de kerk werden altaren onderhou den door verschillende gilden, als de wijnheeren, het Heilige-kruisgilde, en het Heilige-sacramentsgilde, waarvan geen archiefstukken zijn overgebleven, en de gilden van O. L. V. achter de deure en op de halle, ook wel „van der pluyme" genoemd, waarvan eenige belangrijke stukken zijn bewaard. Het tweede gilde bestond reeds in de veertiende eeuw, terwijl van het eerste het oudste stuk van 1444 (of 1445) dateert. Beide gingen vermoedelijk met de kerk teniet II. Omtrent de geschiedenis van het convent der Begarden is al even weinig bewaard als van hun archief. Vast staat slechts, dat zij in 1331 hier gevestigd wa ren, en in 1571 door hen een schrijven werd gericht aan het stadsbestuur over een geschil met den pachter van den im post van wijn en bier. Kort daarop werd hun klooster geseculariseerd en aan de Waalsche gemeente als bedehuis toege wezen. III. Ook van het archief van het Cel- Iebroedersklooster is bijna niets bewaard, maar omtrent de géschiedenis van dit convent is ons toch wat meer bekend. „Op de lijst van 1468 vermeld, moet het vóór dien tijd tot stand zijn gekomen," zegt Romer; in de stadsrekeningen vindt men echter van hen geen spoor vóór 1473, toen zij de gebruikelijke uitkeering voor schaliedak ontvingen. Hun convent zal toen zijn gebouwd en de hun verleen de ordonnantie zal van omstreeks dien tijd dateeren. Wegens hun fupetie, hulp bij pestziekten, werd na den Overgang dit klooster Jbij uitzondering gecontinu eerd. En toen later aan het gebouw een andere bestemming werd gegeven, werd aan de Cellebroeders zelf een woon plaats in het Begijnhof aangewezen. IV. Het vrouwenklooster Bachten 's gravensteene, waarvan de bewoonsters, Cellezusters genaamd, zich eveneens op ziekenverpleging en bestellen van lijken toelegden, zou volgens van der Aa in 1368, volgens van Huijssen in 1527 zijn gesticht. Römer tracht de moeilijkheid op te lossen door te veronderstellen, dat toen de nonnen, die later als zwarte zus ters naar den regel van" den H. Augusti- nus leefden, tevoren den regel van St. Franciscus volgden, en dit in 1527 ver anderde Inderdaad vond, zooals uit Inv. no. 35 blijkt, omstreeks dezen tijd een ingrijpende verandering ten aanzien van het klooster plaats, zij het dan ook, dal Römer omtrent de feiten dwaalde- Toen werd n.l. het klooster, dat reeds in 1450 wordt genoemd, toen de zusters Bach- tensteene van de stadsregeering hulp kregen voor haar dak, en waarvan de religieuzen den regel van den H. Augus- tinus volgden, overgedragen aan het con vent der Zwarte zusters van St. Fran ciscus te Goes. Eenige jaren later wend een poging gedaan, ook de Zwarte zus ters van Reimerswaal hierheen te krij gen, maar kort daarop (1539) is het kloos ter opgeheven en werden de bezittingen verkocht. V. Mag men Zeeland's oudsten cro- niqueur gelooven, dan zou het Begijnhof te Middelburg reeds in 1208 hebben be staan. Controleerbaar is deze opgave niet; het oudstbewaarde stuk hierover is een charter van 1254, waarbij de Roomsch- koning Willem II den grond, waarop het hof gelegen was, onthief van alle lasten en bepaalde, dat de begijnen met betrek king tot haar onroerend goed voor de Middelburgsche schepenbank terecht zouden staan. Het hof stond tot de stads regeering van ouds in nauwe betrekking; met den abt had deze hierover het toe zicht en kwam haar de aanstelling van meesteressen en het recht presentatie van den geestelijke toe; aan de regee ring der stad en aan den abt werd jaar lijks rekening en verantwoording van het beheer afgelegd. Het is dan ook niet toe vallig, dat in hun archieven zich verschil lende stukken betreffende het Begijnhof bevinden Na den Overgang werd het hof door de stad ingenomen; de arme begij nen mochten in haar huisjes blijven wo nen. In 1587 werd de kerk afgebroken en daarna ging de instelling door uitster ven teniet. Ook van haar archief zijn slechts frag menten bewaard. GEMEENTERAAD VAN AARDENBURG. In de vergadering van den gemeente raad van Vrijdag j.l. waren tegenwoor dig de voorzitter en alle raadsleden. Na voorlezing der notulen merkt de heer Reepmaker op, dat zijne opmerking op de notulen van 2 October 1925 niet juist is weergegeven. De motieven waar op dhr. Blondeel in laatstbedoelde raads zitting zijn voorstel grondde om het con tract met de Ned. Herv. Gemeente om trent het gebruik van toren en uurwerk op te zeggen, waren volgens den voor steller: le. dat de huur gebracht was van 100 op 200 en 2e. dat dit gebeurt was in 1919, juist vóór de raad om zou gaan. Beide motieven zijn onjuist. De voorzitter stelt den heer Reepma ker in de gelegenheid de juiste formu leering aan te brengen. Na eenige dis cussie wordt ten slotte een redactie van den secretaris goedgekeurd. Ingekomen is een schrijven van de heeren J. L. Spinnewijn en P. Wage, waarbij de eerste bedankt voor zijne benoeming tot lid van het Algemeen Armbestuur, de tweede voor zijne be noeming als regent van het Burger- Weeshuis, terwijl nog een schrijven vau P. E. de Milliano werd medegedeeld, waarin deze eveneens bedankte als re gent van laatstgenoemde instelling. De commissie over de waterleiding is nog niet met haar rapport klaar, waar om het punt al of niet aansluiting aan gehouden wordt tot de volgende verga dering. Naar aanleiding van een vraag van den heer Reepmaker gedaan in de ver gadering van 2 October 1925, n.l. waar om regenten van het Burger-Weeshuis aan het R. K. Armbestuur 500 subsidie vooruit gegeven hebben en daarna de rest hebben verdeeld in evenredigheid van het zielental, is een schrijven van genoemd Weeshuis ingekomen. De voor zitter wenscht het voor kennisgeving aan te nemen, maar de raad besluit anders, wat hem spijt. Uit de voorlezing van het stuk blijkt, dat regenten van het Weeshuis het R. K. Armbestuur 500 bevoordeeld heb ben om de volgende reden: Naar hunne meerling bezit het Herv, Armbestuur een kapitaal op het groot boek van ruim 10.000, waarvan het de herkomst niet kan aantoonen. Het R. K. Armbestuur heeft reeds ruim een halve eeuw jaarlijks te weinig ontvangen, door vóór een halve eeuw de bevolking reeds voor de helft R. K. was, terwijl daar onder bovendien meer armlastigen wa ren dan bij de Hervormden en toch heeft het R. K. Armbestuur steeds min der gekregen. Dit te weinig wordt ge schat op 33.000. Hieruit wordt geconcludeerd, dat dat kapitaal van 10.000 gevormd werd uit te veel ontvangen gelden van het Wees huis. Bovendien werd niet door 't Her vormd Armbestuur of zijn afgevaardigde gereclameerd. De heer Reepmaker zegt, dat hij zich vereenigen kan met een billijke norm van verdeeling der daarvoor beschik bare som, doch dat de gronden waarop de 500 vooraf aan het R .K. Armbe stuur gegeven zijn niet steekhoudend zijn, dewijl: a. het bedoelde kapitaal niet ruim 10.000 is, maar reëel nog geen 6000; b. dat de vorming van dit kapi taal niets te maken heeft met de sub sidie van het Weeshuis. Verder moet hij opmerken, dat het R. K. Armbestuur steeds de subsidie ge- 2 Vacent Onovertrefbaar in kwaliteit. (Ingez. Med.) kregen heeft, die het vroeg. Hij is ge- ruimen tijd voorzitter van het Weeshuis geweest en toen er in de vergaderingen opmerkingen gemaakt werden over de sommen, gevraagd en gegeven aan de armbesturen, heeft hij steeds tot den afgevaardigde van het R. K. Armbestuur gezegd: Vraag dan meer, dan krijg je meer, maar dit is niet gedaan. Wanneer het R. K. Armbestuur meenf, dat het tekort gedaan is, dan heeft het dit zichzelf te wijten, omdat het niet ge reclameerd heeft, of het is de schuld van zijn afgevaardigde, den heer Cuele- naere, die den wenk om meer te vragen niet heeft opgevolgd. Voor de tekortkomingen van het R. K. Armbestuur of van zijn afgevaardigde wordt thans het Hervormd Armbestuur gestraft. Regenten van het Weeshuis zijn daar toe niet gerechtigd. De voorzitter zegt, dat hij in een zijner eerste raadsvergaderingen omtrent dat punt reeds gezegd heeft: verdeel eer lijk; neem een vaste norm aan. Meen je, dat je oneerlijk behandeld zijt, doe niet aldus terug. De heer Cuelenaere zegt, dat mins tens tweemaal aan het Hervormd Arm bestuur gevraagd is den oorsprong van het kapitaal op te geven, maar dat het Armbestuur dit niet gedaan heeft, waar om regenten van 't Weeshuis dachten, dat het aangelegd was van de subsidies hunner instelling. Mevrouw van den Broecke zegt, dat een eerste onderzoek naar het fonds tot geen resultaat leidde, doch dat nu ge bleken is, dat het kapitaal reeds in 1838 bestond, daar toen een schuld der ge meente Aardenburg aan de Diaconie is afgelost; het bedrag daarvan is op het Grootboek geplaatst. Ook is het bekend, dat de Diaconie af en toe een legaat gekregen heeft, bijv. van den heer J. A. Herny en Mevr. van den Broecke-Henne- quin. Dan moet zij opmerken dat, waar regenten beweren dat het Herv. Arm bestuur c. q zijn afgevaardigde, niet ge reclameerd hebben, dit laatste onjuist is. De gronden waarop regenten gemeend hebben het R. K. Armbestuur met f 500 te bevoordeelen, zijn dus uiterst zwak. De voorzitter brengt in 't midden dat hij het zeer jammer vindt, dat het Herv. Armbestuur niet alles wat het wist van het fonds aan het Weeshuis heeft mede gedeeld. Dhr. van der Hooft meent, dat regen ten alle rechten verliezen om hun han delwijze goed te praten en beveelt het Doopsgezind Armbestuur in hun goed geefsheid aan. De heer Blondeel geeft de schuld aan het Ned. Herv. Armbestuur, omdat dit geen antwoord gaf. Zoodra het aantoont, vanwaar dat kapitaal afkomstig is, zal het Weeshuis ophouden het R. K. Arm bestuur te bevoordeelen. De heer Cuelenaere is van hetzelfde oordeel. Mevr. v. d. Broecke en dhr. Reep maker hopen, dat de zaak dan spoedig in goede banen geleid wordt. Het verzoek van den Polder Grooten Boom en Goodsvliet om bij te dragen in den afkoop van den tol langs den steen weg door de Appelstraat, stellen B. en W. voor niet toe te staan. Dhr. van der Hooft berekent, dat dit voor Aardenburg op f5 a f6 per jaar zou komen gedurende 40 jaar; waar het hier gaat om een algemeen belang, meent hij, dat het verzoek moet toegestaan worden. De Voorzitter zegt, dat genoemde Pol der destijds subsidies gekregen heeft van 4 gemeentebesturen en van enkele pol ders; de polder zelf heeft er niet buiten gewoon veel in bijgedragen; dit zou in dezen tijd niet meer gebeuren. De pol der is daardoor goedkoop aan zijn steen weg gekomen en wil nu nog een voor deeltje behalen door dezelfde lichamen te laten bijdragen in den afkoop van den tol. Hij kan daarop niet gunstig ad- viseeren en wordt daarin gesteund door den wethouder De Wispelaere, die het een polderbelang acht en allerminst een belang voor Aardenburg. Dhr. van der Hooft noemt het een al gemeen belang, dit blijkt z. i. duidelijk uit het totstandkomen van den weg, waarin 4 gemeenten samenwerkten. Het verzoek wordt met 4 tegen 1 en 2 blanco's afgewezen. Een verzoek van de Wed. L. de Bruij- ne om haar lijkwagen door de gemeente te doen overnemen, wordt aangehouden tot de besloten vergadering. Een wijziging der begroeting van het Burger Gasthuis dienst 1925 stellen B. en W. voor goed te keuren, ofschoon er een uitgaafpost op voorkomt voor uit breiding van de telefoon-aansluiting, waarvoor geen machtiging gevraagd, en geen aparte post geraamd is, doch on dergebracht is bij het artikel „verschot ten voor briefport enz." De heer Blondeel begrijpt niet, waar om de woning van den ontvanger-griffier

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1926 | | pagina 6