Zaterdag 23 Januari 1926
FÊÖSlliTOlL
iSH
No. 19
MIDDEL
169° Jaargang.
ODRANT.
DH nummer bestaat uit DRIE bladen.
EERSTE BLAD.
Abonnementsprijs per kwar
taal:
op de buitenwegen om Middelburg, en
voor de andere gemeenten p. post f 2.50;
voor Middelburg en agentschap Vlis-
singen f2.30;
weekabonnementen in Middelburg 18
cent per week.
Advertentiën worden berekend
per regel plaatsruimte, met inbegrip ran
omranding.
Gewone advertentiën*. 30
cent per regel.
Ingezonden Mededeelin-
g e n 50 cent per regel.
Bij abonnement voor beide veel lager.
Familieberichten en dankbetuigingen:
van 17 regels f2.10, elke regel meer
30 cent.
Kleine advertentiën niet
grooter dan vijf regels druks en waarbij
is aangegeven dat zij in deze rubriek
moeten geplaatst worden, 85 cent bij
vooruitbetaling.
Advertentiën onder brieven of bevra
gen bureau dezer courant 10 cent extra.
Bewijsnummer 5 cent per stuk.
Advertentiën moeten, willen ze nog in
óns blad van dienzelfden dag worden
opgenomen, uiterlijk 12 UUR en de*
ZATERDAGS uiterdijk HALF ELF aan
ons Bureau bezorgd zijn.
Postcheque en Gironummer 43255-
jB I N N E N L A N D.
WATERSNOOD EN OVERWERK-
VERGUNNING.
We ontvingen het volgende schrijven:
Mijn aandacht wordt gevestigd op een
in Uw nummer van 18 Januari 1926
voorkomend artikel, gewijd aan mijn op
treden ter zake overwerkregelingen als
gevolg van den watersnood. Daarin treft
mij de zinsnede, dat U het een merk
waardig voorbeeld der verwording, on
der de Arbeidswet, acht van de machts
positie in de sociale zaken, dat ook bij
noodmaatregelen in zulk een buitenge
woon geval de leidende ambtenaar eerst
naar de vakcentrales gaat, vóór hij den
Minister adviseert.
Waar zich Uwe redactie blijkbaar een
misverstand voor doet, acht ik het van
belang onder Uwe aandacht te brengen,
dat de bedoelde „leidende ambtenaar"
niet „gaat", doch ingevolge het 4e lid
van Art. 97 verplicht is zoowel de pa
troons als werklieden-organisaties te
consulteeren, alvorens algemeene over-
werkvergunningen zullen kunnen worden
vastgesteld. Deze regeling is bij de her
ziening der Arbeidswet in 1922 in de
wet gebracht, doch niet op voorstel der
Regeering, door aanneming van het
amendement KuiperVan Rijzewijk
heeft de Tweede Kamer dit voorschrift
in de wet doen opnemen. Onjuist is dus
in elk geval, dat de ondergeteekende
eigener beweging alvorens zijn voorstel
in te dienen, zich tot de vakorganisaties
zal wenden, terwijl bovendien onjuist is,
dat alleen de werknemerspartij in de
zaak gehoord wordt. Tegelijkertijd is in
onverwerpelijke materie eveneens het
inzicht gevraagd der landelijke werk
geversorganisaties.
Voorts acht ik het goed nog op te
merken, dat de procedure, welke aan
de invoering eener algemeene overwerk-
regeling zal voorafgaan, in geen enkel
opzicht de behandeling van urgente aan
gelegenheden vertraagt. Diverse ver
gunningen zijn en worden gegeven voor
het verrichten van overwerk in onder
nemingen, waar de gevolgen van den
watersnood zeer bijzondere omstandig
heden hebben doen ontstaan en de aan
mijne leiding toevertrouwde dienst blijft
op dit punt volkomen diligent.
De Directeur-Generaal van
den arbeid,
C .ZAALBERG.
's Gravenhage, 21 Jan '26.
(Het was ons waarlijk niet te doen om
wat ons verkeerd leek in de door ons
besproken regeling, te wijten aan de uit
voerende ambtenaren. Zooals we trou
wens in dat zelfde artikel opmerkten,
wijten we het aan de Arbeidswet, dat
zulke methoden ontstaan zijn. Nu uit
deze mededeelingen van den Directeur-
Generaal nog eens te duidelijker blijkt
hoe die regeling in de wereld is ge
komen, willen we uitdrukkelijk verzeke
ren, dat we niet hem maar de wet op
het oog hadden. Het spijt ons dat er iets
anders uit onze woorden kon worden
gelezen, door het gebruik van dat
woordje „gaat".
Want de voornaamste aanleiding tot
ons schrijven was het antwoord van de
vakcentrales. En we behoeven wel niet
toe te lichten dat we het gepeperde ant
woord van den Directeur-Generaal aan
het R. K. Werkliedenverbond (vermeld in
ons nummer van Donderdag) met groote
voldoening gelezen hebben. Evenals zijn
mededeeling aan het slot van zijn boven
staand schrijven, dat diverse vergunnin
gen reeds zijn en worden gegeven.
Maar te meer klemt het dat de onge
lukkige wetsbepaling aanleiding geeft
tot een gedachtenwisseling tusschen
ambtenaar en vakcentrales, waarvan
men, zacht uitgedrukt, kan zeggen dat
ze zeer ongcwenscht is en nergens toe
dient. Red.)
INDISCHE KRONIEK.
V.
Het Indische huis en hoe het
er van binnen uitziet. Door
zichtig en niet inbraakvrij.
Van zonneblinden, krees en pa
viljoens. Eierdoppencultuur.
Wat men op een achtererf ziet.
Het zonderlinge genus „kip".
Een idylle bij den put, Van
diverse dieren en van een min
naar, die zijn staart verliest.
Nu de lezer en ik wat hebben rond
geneusd in de Indische stad en dezelver
aspect, benevens het straatleven bij dag
en bij nacht hebben beschouwd, komt bij
ons een begrijpelijke nieuwsgierigheid op
naar de interieurs, waarin de Europeaan
met zijn gezin in dit wonderlijke land
pleegt te leven. Daarom in deze kro
niek iets over het Indische huis.
Laten we met de deur in huis vallen,
voor zoover dat in een Indisch huis mo
gelijk is. Het heeft namelijk geen voor
deur of straatdeur, zooals men die in
Holland aan elk behoorlijk huis vindt,
met een brievenbus en een schel en di
verse bordjes, zooals „aan de deur wordt
niet gekocht" of „niet thuis". Elk Indisch
huis, klein of groot, heeft een zooge
naamde voorgalerij, die een totok als de
geachte lezer onmiddellijk als een „open
veranda" zou betitelen. En die „open
veranda" is overdekt, het dak wordt
meestal gedragen door min of meer fraaie
pilaren, zij wordt afgesloten door een
lage steenen balustrade, zij is geheel een
deel van het huis en zelfs een zeer voor
naam gedeelte daarvan, want de bewo
ners plegen er zich in den zeer vroegen
ochtend en nadat de zon is ondergegaan,
bij voorl-iur op te houden In een voor
name behuizing beslaat deze voorgalerij
dikwijls de geheele breedte van het huis
Zij wordt gezellig of althans bewoonbaar
gemaakt door zoogenaamde rottan-zitjes,
dal zijn stoelen en tafels van donker-
of lichtkleurig rottan, en door heel veel
planten in meer of minder fraaie potten.
Ook vindt men er somtijds nog de ouder-
wetsche wipstoelen, waarin de echte
Indischman urenlang zachtjes heen en
weêr kan schommelen, des ochtends bij
zonsopgang met zijn kopje sterke koffie,
terwijl zijn pantoffel aan den punt van
zijn grooten teen zachtjes meewiegelt,
des avonds als hij beaat voor zich uit
zit te kijken en af en toe aan zijn paitje
(borrel) of aan zijn splitje (whiskey soda)
.zijn eeuwigen dorst lescht. Een voor
galerij van een deftig ouderwetsch In
disch huis, zooals men ze bijvoorbeeld
nog vindt aan het Koningsplein te Wel
tevreden, is bovendien zeer breed. Zij
kan gemakkelijk dienst doen als balzaal
en wordt daartoe ook wel gebruikt.
Minstens honderd menschen kunnen er
makkelijk zitten. In de voorgalerij van
het residentshuis op Ambon heb ik vier
honderd' menschen zonder dringen naar
een dansvoorstelling zien kijken, die
zich in diezelfde voorgalerij afspeelde.
Door een of meer Singapore-deuren
in het frond betreedt men de binnen-
galerij. Een Singapore-deur is een soort
van porte-brisée, die tot manshoogte
reikt, waarvan de klapdeuren, nadat ze
iemand hebben doorgelaten, door veeren
na veel heen en weer zwaaien telkens
weer in den oorspronkelijken stand wor
den teruggebracht. Deze Singapore-deu
ren spelen in het Indische huis een groote
rol. Meestal zijn ook de ramen van een
kleiner formaat daarvan voorzien, om
het inkijken in het toch reeds zoo door
zichtige huis, dat eigenlijk aan alle kan
ten open is, althans een weinig te be
letten.
Maar wij zijn nu in de binnengalerij,
meestal het pronkvertrek van het huis.
Hier staan de mooiste meubels, hier han
gen de fraaiste doeken, hier staat het
familicporcelein en zilver in fraaie gla
zen kasten uitgestald, dit is het Indische
salon. Door de onvermijdelijke Singa
pore-deur komen we in de achtergalerij,
soms dicht, soms ook open gelijk de
voorgalerij. Hier is de eetkamer der fa
milie, maar behalve dat nog veel meer
nursery, naaikamer, enz. Naast deze
twee laatste vertrekken liggen dan de
slaapkamers, die daarvan niet door een
gang zijn gescheiden, doch direct met
binnen- en achtergalerijen communicee-
ren, ook alweer door middel van Singa
pore-deuren, terwijl zij des nachts door
hooge houten deuren iets meer afdoende
worden afgesloten. Voor de ramen der
slaapkamers zijn tralies aangebracht, als
een flauwe concessie aan de veiligheid
der bewoners, want zonneblinden en
deuren van een Indisch huis beveiligen
meer tegen zon en hitte dan tegen in
brekers. Dat laatste is ook niet zoo noo-
dig, want de leden van het inlandsche
inbrekersgilde werken nog niet met de
moderne middelen hunner Europeeschc
collega's, en een ietwat gammele deur
met een knipje acht een zorgzaam huis
vader dikwijls al alleszins voldoende.
Houten vloeren vindt men niet in het
Indische huis. In deftige huizen zijn de
vloeren van marmer, meer bescheiden
woningen doen het met tegels. Dat is
eisch van klimaat en van hygiëne. Een
marmer- of tegelvloer is koeler, wordt
gemakkelijker schoon gehouden met cre-
oline-mengsel en biedt beter weerstand
aan de.mieren. Deze lieve diertjes
zouden uwen parketvloer in minder dan
geen tijd hebben opgegeten, zooals zij
bijvoorbeeld in één nacht een dik boek
oppeuzelen, zonder dat het hun zwaar
op de maag schijnt te liggen, althans
indien het geen moderne Hollandsche
roman is.... De afmetingen van alle
vertrekken zijn gewoonlijk het dubbele
van de normale Hollandsche en de zol
deringen zijn zeer hoog. Glazen ramen
vindt men niet, de ramen worden afge
sloten door zonneblinden, de open voor-
en achtergalerijen door zoogenaamde
„krees", dat zijn gevlochten rieten mat
ten, die de hitte buiten sluiten. Overdag
zijn de zonneblinden gesloten en de
krees neergelaten, zoodat tot omstreeks
vier uur in den middag het Indische huis
een schemerdonkere koele oasis is, waar
in de huisvrouw haar scepter zwaait.
Zachtjes, zachtjes zwaait zij hem, in haar
luien stoel, de arme, want- zij zou het
anders niet kunnen bolwerken, daar ook
in deze schemerdonkere oasis de koelte
maar zeer betrekkelijk is Het is een
Indische koelte, waarin de pareltjes haar
toch immer op het voorhoofd staan.
Bij het Indische huis behoort een pa
viljoen. Dat is een miniatuurhuisje met
twee of drie kamers en een voorgalerij.
Dit paviljoen staat meestal los van het
hoofdgebouw, dat ik hierboven be
schreef. Het staat wat achteraf, terzijde
van het huis. In vroeger lijd was de be
teekenis van zulk paviljoen, dat de tal
rijke logeergasten, die de gastvrije In
dische familie voortdurend over den
vloer had, daarin worden ondergebracht.
Sinds lang is echter die royale Indische
gastvrijheid, bij het veranderen der eco
nomische verhoudingen, niet weinig ge
luwd en worden de paviljoens tot econo
mischer doeleinden gebouwd en gebezigd.
Geen huizenbouwer, die tegenwoordig
nalaat op zijn duren grond èn hoofd
gebouw èn paviljoen te bouwen, om meer
huur te kunnen vragen, en geen hoofd
gebouw-bewoner die niet gaarne zijn pa
viljoen aan een klein gezin dan wel aan
een losloopend heer verhuurt om zoo
doende ten minste een deel van de zeer
hooge huishuur te kunnen terugver
dienen.
Het Indische huis ligt meestal op
zeer ruim erf en dan een vier, vijf meter
of verder van de straat verwijderd. Be
scheidener woningen doen het natuur
lijk wat minder. Hier vindt men het be
roemde Hollandsche voortuintje in al zijn
schakeeringen, van het vorstelijke, ont
zaglijke, geschoren gazon met hoog ge
boomte en heesters, tot het bescheiden
lapje grond met miniatuur-bloemperken
en kunstige sierpotten. Deze laatste zijn
een geheel apart Indisch verschijnsel, ik
zag ze tenminste nergens anders ter we
reld. Stel u voor witte of bruine aarden
potten in den vorm van reusachtige eier-
doppen, op den grond gepoot met den
voet naar boven. Uit dien voet ontsprin
gen dan palmen, varens of andere ge
wassen,maar ook dikwijls niets, want een
rechtgeaard Indischman vindt zulke sier
potten ook zonder inhoud zeer fraai
en decoratief. Hoe meer sierpotten
in den tuin en op de balustrade
(Ingez. Med.j
door
Mrs. C. N. WILLIAMSON.
Ned. vertaling van ADA VAN ARKEL,
lfr).
„Wat? Heeft u vanmorgen samen ge
praat? Ik wou net gaan probeereu ,u
hooren, zonder u te laten merken
dat ik het deed, maar ik merk nu, dat dat
niet noodig zal zijn."
„Heelcmaal niet", lachte Sheila, „u
neemt het me toch niet kwalijk?"
„Kwalijk nemen? Wel, nu ik weet, dal
u zoo'h flinke bondgenoote van haar bent,
zal het gewoon heerlijk zijn om eens over
haar te kunnen praten En nu we toch
zoo gauw elkaar begrepen hebben, moet
u me zeggen, hoe u heeft ontdekt. Hall)
ik van lady Viola houd."
„Zal ik u alles zeggen?"
„Natuurlijk.''*
Nu gaf Sheila een kort verslag over
Iloe ze <le naam van kapitein
AJerby door mr. Carrington had hooren
noemen, hoe lady Marsden het niet erg
prettig scheen te vinden dat hij ook in
Glentorly-hotel was en hoe zij, Sheila,
uit de uitdrukking van het gezicht van
lady Viola had opgemaakt, dal die er
heel anders over dacht. „Ik* probeerde
niet te luisteren," zei het meisje veront
schuldigend, „maar ilc kon er niets aan
doen ,dat ik er belang in stelde, omdat
het zoo romantisch is en lady Viola
zoo'n ideaal heldin voor een liefdesge
schiedenis."
„Dat is ze zeker," riep de jonge man.
,Voor mij de ecnige roman-heldin, ook al
werd ik naar een vergelegen land
verbannen en wist ik, dat ik haar
nooit meer terug zou zien. Ze weet,
dat ik haar liefheb natuurlijk, en
ik geloof, dat zij ook een beetje van mij
houdt, maar ik vrees, dat ze nooit tegen
de wenschen van haar moeder zal durven
ingaan en met me trouwen. Misschien
moest ik het niet eens. wenschen, want
zé is zoo mooi, dat ze iedereen kan krij
gen en .ik ben een arm man, met een
hecleboCl dingen tegen me. Maar ik lei
me maar niet opwerken tot zulk een on
zelfzuchtigheid."
,.Ik ben er van overtuigd, dat ze u
zou haten als u zich daartoe opwerkte,"
zei Slieila, nu heeleniaal op kapiteins
Derby's kant.
„,Zeg me, waarom u dat denkt of
zegt u het alleen maar uit vriendelijk
heid
„Ik denk het, omdat er van morgen
iels gebeurde." En ze vertelde hem hoe
lady Viola geschrokken was toen ze uit,
de praatjes van lady Ethington opmaak
te, dat hij ernstig gewond was. Ze ver
telde ook, hoe ze er in geslaagd was
het meisje inlichtingen te geven over zijn
gezondheid, toen ze die van mr. Munro
gekregen had
„Het schijnt heusch wel, juffrouw Dou
glas, of de voorzienigheid u hierheen
heeft gezonden," zei kapitein Derby hair
schertsend, half in ernst .,1' heeft na
tuurlijk al begrepen waarom ik vroegg of
u een paar brieven voor me kon op
nemen1'"
„U hoopte, dat u me er toe zoudt
kunnen brengen over lady Viola te spre
ken en dal is gebeurd ook
„Goed geraden. Ik dacht het wel. En
het zou me niets verwonderen als Car
rington het ook geraden heeft. Ilij is een
groot bewonderaar van lady Marsden,
maar hij is legen haar waar het mij be
treft Hij wist vóór gisteren niet, dal
ze me geen geschikte kennis vond voor
een vrouw met een huwbare dochter,
maar, als hij niet zoo weinig wereldsch
was, ondanks al zijn knapheid, had hij
wel kunnen nagaan hoe zij over die
dingen denkt. Ilij heeft zelf te veel geld
om cr over te denken of er om te geven
of anderen het ook hebben of niet; maar
lady Marsden heeft heel weinig, ongeluk
kig genoeg voor mij, ahders zou het haar
misschien niet zooveel kunnen schelen.
Zooals de zaken nu staan ben ik ervan
overtuigd, dat ze den hemel oprecht zou
gedankt hebben als ik vannacht gedood
der voorgalerij, hoe mooier het is. Voor
al onze Chineesche medeburgers zijn
sterk in deze soort van tuinversiering.
Een tuin van een Chineesch huis is een
show-room van sierpotten, zoodat men
onwillekeurig denkt aan welig tierende
eierdoppen-cultuur. Bloemen zet een
Chineesch er nooit in, ook geen planten.
Hij verheugt zich over het aardewerk
Een nette Hollandsche huisvrouw moet
niet onvoorbereid een Indisch achtererf
gaan bezichtigen. Zij zou misschien ril
len. Het achtererf is het deel van het
erf, dat achter het woonhuis ligt. Meest
al is het verbazend slordig en alles be
halve een verkwikking voor het oog.
Daar wandelen de geiten en de kalkoe
nen, de poesen en de konijnen, en ook
de kippen, vooral de kippen, die in dit
land ajan heeten en overigens ook maar
weinig met hun Hollandsche collega's ge
meen hebben. Een Indische kip bestaat
alleen uit een kop en hoogstens twee
pooten, samengehouden door een stel
vezels en peezen, met hier en daar een
veer. Na eenige culinaire bewerking in
de keuken verschijnt zij op den disch
in den vorm van een knibbelspel, een
ingewikkelde collectie botten, waarvan
men met eenige handigheid splinters kan
schaven, die door optimisten als vleesch
worden gekouwd
Op dit achtererf ontwaren we verder
nog een aap op een stok, een of meer
kaketoe's en beo's, die allerschandelijkst
in het Maleisch kunnen vloeken en een
afdeeling luid snaterende ganzen Geen
hond. Dat is een onrein dier, terwijl er
in Indië tevens permanent hondsdolheid
heerscht. Op het achtererf vindt men
ook de zoogenaamde bijgebouwen, die
nooit ontbreken, een heel complex van
kleine kamertjes op een rij, waarlangs
een stoep met een breed afdak loopt.
Sommige dezer kamertjes doen dienst
als provisiekamer, een ander als keuken,
een derde als rommelkamer. Men vindt
er ook de badkamer en aanverwante ge
makken en tenslotte zoover mogelijk
naar achteren, de bediendenvertrekken,
waar de inlandsche valetaille huist met
bijbehoorende gezinnen. Want, het mag
hier niet onvermeld blijven, onze inland
sche bedienden wonen op ons erf met
hun heele familie, vrouwen en kinderen,
voorouders en verwanten, soms tot in
den vijfden graad. Bij een cenigszins uit-
gebreiden bediendenstoet heeft dit een
kleine kolonie tot resultaat, met al den
aankleve van dien: huwelijken, echt
scheidingen, geboorten en familietwisten.
was geworden en voorgoed uit de oogen
van haar dochter, inplaats van alleen
maar gewond en vóór een paar da,
van de vloer."
Sheila rilde. „Het komt er voor u niet
veel op aan, wat zij vindt," zei zc. ,/"Ma,ar
gelooft u heusch dat het een strooper
was, die u bij vergissing voor een waker
hield?"
„Nee, ik ben er zeker van, dal het er
geen was," antwoordde hij
„En mr. Munro en ik vermoed
mr. McKinnou ook, zijn er van v
luigd." i
„Ik heb hen niet alles gezegd. Ik heb
daar mijn eigen redenen voor", zei ka
pitein Derby nadenkend. Zijn gezicht was
ernstig gaan staan, terwijl lnj sprak
Sheila vroeg zich af, of ze zich misschien
toch vergist liad, (oen ze hem voor eer
lijk en openhartig hield Ilij zag er oj>-
eens uit als een man, die goed een ge
heim kon bewaren en die zelf geheimen
kon hebben. De woorden, die Carring-
ton gezegd had, voor hij weg ging kwa
men in Sheila's gedachten terug ..Hij
heeft veel bloed verloren Zc dacht aan
de robijnroode droppels die door de reet
in hel plafond waren gevallen uit die
geheimzinnige plaats erboven, en die door
niemand bewoond werd, of liet moesten
geesten zijn de robijuroode drunpels.
die het gezicht van den joiv
schetsje gekleurd hadden.
Bij de gedachten aan die schels werd
Sheila opeens iets, dat haar onbegrijpe
lijk geweest was, duidelijk. De gelijkenis,
die ze niet thuis had kunnen brengen,
was tusschen kapitein Derby en de*
jongen van het portret.
Nu viel het niet zoo op, want de
jongen zag cr somber uit, terwijl het ge
zicht van den jongen vroolijk en glim
lachend was, maar toch kon Sheiia het
zien, want het was opvallend genoeg
om merkwaardig Ie zijn. Maar 'wat ko*
het beleekenen? De jongen, die nu
oud man moést zijn of dood, had het
zelfde type gehad als kapitein Derby
misschien mei eens zoo'n bijzonder type,
al had zij nog nooit andeven gezien die er
op leken. Ze had half cu half zin on*
over de leekening te sproken die ze ge
vonden had maar ze wilde liever nu niet
gevraagd worden naar een verklaring
over dc roodc vlek en dat zou ze. toch
waarschijnlijk moeten doen als ze het
schetsje aan kapitein Derby liet zien.
Terwijl ze in gedachten de. trekken
vóór zich vergeleek met do geteekende,
begon de jongeman weer te spreken.
„Mr. McKinnou hoeft natuurlijk liever
dat men denkt, dat ik aangevallen boa
door een' of andere strooper, terwijl ik
ronddwaalde op eenzame plaatsen, waar
ik niets te maken had in hel donker.
Elk er.—. vT elke moer sen-
- v -iclling zou liet ho
tel kwaad kunnen doen."
(Wordt vervolgd).