8 V O E 6 t' L WAN DE VAN Woensdag 11 Nov. 1825 no. 286. 8 S 8 U H L A H D. UIT DE PERS. De beloodsing op de Schelde. De hoefijzer-correspondent van het Handelsblad heeft onlangs liet een leem te genoemd dat in het programma van het Nationale Comité van Actie tot wij ziging van liet verdrag niet België niet gesproken werd van de daarin opgeno men regeling der Scheldebeloodsing, waarbij de Wielingen voor de binnenko mende schepen aan de Belgische loodsen worden overgelaten. Naar aanleiding daarvan schreef E. J. Korthals Altes, lid der commissie van re dactie van dat comité, dat dit bezwaar aanvankelijk in de beginselverklaring wel zou voorkomen, doch tenslotte achter wege is gelaten, omdat dit punt beter lot zijn recht zou komen in de brochure, die binnenkort vanwege het comité in liet licht zal worden gezonden. „Wanneer men, zoo schrijft de heer K. A., uitgaat van de overweging, dat de ontworpen regeling der beloodsing op do Wielingen, „een prachtig praccedent voor de Belgen (zou zijn), als hun an- nexionisme te eeniger tijd weder eens een kans krijgt", stelt men een veronder stelling van kwade trouw aan die zijde voorop, welke rechtstreeks indruischt te- wenschelijk acht. Daarenboven kan moei- gen den „geest van verstandhouding", dien het comité met den minister zeer lijk worden volgehouden, dat de loods- régeling inderdaad op het Wielingen-ge schil, dal het tractaat onaangeroerd moest laten, praejudicieert Nu aan Ne derland de mogelijkheid der beloodsing van uitgaande schepen is voorbehouden, ook al zal deze feitelijk door Belgen geschieden, is de meening, dat Nederland zich bij liet tractaat van de Wielingen heeft laten verdringen, in strijd met den ui tdrukkel ijken inhoud van het tractaat. Waar het dus aan gerechten twijfel onderhevig is, of de minister bij de loods- regeling inderdaad zoozeer zijn standpunt in zake de Wielingen zou hebben ver geten, meende de meerderheid van het comité, dit bezwaar niet te veel op den voorgrond te moeten schuiven De hoefijzercorrespondent teekent hierbij aan dat z. i. de opmerkingen; over het niet prejudiciecren der Wielin- geukwestie, in tweeërlei opzicht on juist zijn In de eerste plaats omdat over 't hoofd wordt gezien, dat, rcedp bij een regeling van dat geschil zelf, de Belgen het afslaan der Wielingcnbelood- sing zullen kunnen aanvoeren ten gun ste van hun souvereiniteitsaanspraken. En ten tweede omdat het comité niet op de hoogte toont te zijn van den werke- lijken toestand, d.w z. van djen vóór dat minister Weslerveld met zijn voorloopige regeling vooruitliep op die" van liet trac taat. Toen heerschte er, krachlens het oude verdrag, in naam geheel vrije con currentie tusschen de twee loodsdiens- sten, maar in werkelijkheid hadden 'de Belgen toen reeds de overgroote meer derheid der vreemde .zeelieden en ree- derijen weten te suggereeren, dat de Wielingen en heel de Schelde hun water was en dat men dus een Belgischen Joods moest nemen. Hoeveel te makkelij ffcÜIUUUJI, DE REISGENOOT E, Roman nit bet Fransch van GUY CHANTEPLEURE. Geautoriseerde vertaling van W. H. C. 56.) Ik dacht aan den uitroep van Mas- carille, (oen men zijn galant gedichtje had bewonderd,: „Wel verdiuiveld! je hebt een goeden smaakt" Maar heel bescheiden zei ik Die zal afgrijselijk duur zijn! De modiste protesteerde Volstrekt niet, mevrouw, integen deel Ze had volkomen gelijk als men slechts de japon op 't oog had, maar volkomen ongelijk als men de beperk te middelen der Kerjcans in acht nam Maar Willem dacht slechts aan de ja pon en morgen ga ik passenvan avond wordt de borduurder gewaar schuwd en Donderdag is mijn japon klaar! Had ik misschien niet moeten tweerstand bieden? Maar die japon was zoo verrukkelijken 't zou Willem verdriet hebben gedaan. We namen weer in de auto plaats en hij zei den chauffeur om stil te houden op den hoek van den boulevard Males- herbes en de rue Monceau. ker zullen zij dat dan kunnen wanneer hel t raciaal hun den ganschcn binnen komenden dienst formeel toewijst ter wijl de van Antwerpen uitgaande, door de „Antwerpsche praktijken' nagenoeg geheel in hun handen blijft. Ten aanzien der mentaliteit van de Belgen met betrekking tot dit punt geldt, wat Pierre Nothomb over het heele Schelderégimc schreef in zijn „Essai sur la révoluliun beige". „Ce n'est pas la une de ces questions fugitives qui em- barrassent pour un moment et qui pas sent; e'est une question d'avcnir." Rechtsgeleerde goocheltoeren. Het slapen van een arbeider onder werktijd is geoorloofd! aldus Mr. W. de Gavere, die in „D e Werkgever" een bespreking geefrvan een vonnis van den Amsterdamschen Kantonrechter, merkwaardig, „zoowel om de spitsvon digheden, die bij de overwegingen te pas zijn moeten komen, als om den blijkbaar alles behecrschenden wil, de dienstver houding voortaan eens in een juister dag- lichi te stellen: den arbeider toch, worde tijdens zijn werktijd vooral eenige vreed zame rust niet misgund, blijkt de leiden de gedachte". De feiten zijn overigens heel eenvou dig. Een scheepswerf had voor onbepaal- den tijd een ketelmaker in haar dienst genomen tegen een zeker loon per week. Op een goeden dag ontsloeg zij den ar beider op staanden voet uit haar dienst, omdat hij onder de voor arbeid bestem de uren had liggen slapen. De ketel maker nam hier geen genoegen mee en dagvaardde zijn werkgeefster voor den Kantonrechter, ter betaling van een schadeloosstelling, gelijk aan het loon over een week is f 30.24. Gedaagde stelde hiertegen, dat, aan gezien zij vanzelfsprekend na een zoo schandelijk plichtsverzuim eischer on middellijk had ontslagen, zij niet gehou den was hem eenige schadeloosstelling te betalen en eischte tevens in recon ventie een schadeloosstelling van f 30.24 ex. artikel 1639 t. B. W. Bij repliek ontkende de ketelmaker pertinent gedurende zijn werktijd gesla pen te hebben en bestreed de opgewor pen niet-ontvankelijkheid met de bewe ring: „dat de onrechtmatigheid zijner zijds niet gesteld behoefde te worden en dat deze voortvloeide uit de bij request gestelde feiten en gedaagde deze on rechtmatigheid eerst aantast door harer zijds een beroep op de aanwezigheid eener dringende reden te doen". Bovendien wierp hij de scheepswerf tegen, dat haar eisch tot schadeloosstel ling niet ontvankelijk was, omdat zij niet gesteld had, gelijk artikel 1639 t. B. W. dit eischt, dat de arbeider door opzet of schuld de beweerde dringende reden heeft gegeven. Zeer begrijpelijk begroette schrijft Mr. de Gavere gedaagde dit verweer met de opmerking, dat schuld een quali- ficatie is en dus niet gesteld behoeft te worden, als zij uit de feiten duidelijk volgt. Dat de arbeider wel geslapen had, kon zij door verscheidene getuigen be wijzen en zij bood dit bewijs tevens aan. Het hierop gewezen vonnis verklaar de beide partijen in hunne vordering niet ontvankelijk: eischer omdat niet ge steld was, dat het ontslag „onrechtmatig" was, dat verzuimd was te stellen dat niet aanwezig was een dringende reden en geen wettelijke schadeloosstelling was aangeboden, gedaagde, omdat er geen positum was, waaruit eischer opzet of schuld kon blijken, immers; het ten laste gelegde feit ook buiten eischers schuld kon intreden o.m. tengevolge van ziekte. Het behoeft geen nader betoog, dat de werkgeefster zich hier allerminst mee kon vereenigen. De werkgeefster, reeds niet weinig verbaasd over deze onbegrijpelijke uit spraak, zoude echter bemerken, dat er nog meer verrassingen en werkelijk niet minder vreemdsoortige voor haar waren weggelegd. Ga jij naar huis, Phyllis? Ja. Breng me dan lot de rue Monceau; ik heb daar iels te doen en jij houdt de auto Auaïk moet mijn valiezen klaar maken. Ik zal pas heel laat thuis kunnen zijn juist op tijd, om te ver trekken. Je kunt er op rekenen, dat alles klaar zal zijn. Vervelend dat je op reis gaat, Willem! De ochtenden en middpgen zullen me erg lang vallen en de avon den eindeloos I Jacqueline heeft me beloofd je ge zelschap te zullen houdenIk zou 't prettig vinden, als ze een vriendin van je werd Dal zal ze zekeren ik zal, door met haar om te gaan, veel verbeteren Neeu spreek dit nu niet tegen, want dan zou je niet oprecht zijn. Maar toch is Jacqueline niet jij, mijn bestemend! Zul je een beetje naar je besten vriend verlangen? Heusch Wel natuurlijk, ieder oogenblik VerwonderlijkPlotseling kreeg ik 't dwaze verlangen te zeggen Neem me mee, Willem, neem me met je meel Maar ik heb niet gedurfdAls hij eens had geweigerd!Die enkele da gen alleen en vrij te zijn, vindt hij mis schien wel prettig. De auto stopte. Tot van avond, Phyleke... Willem drukte me de hand0 opendfc Partijen brachten n.I. hun geschil we derom voor den Rechter met in acht neming van deze uitspraak. En nu kwam de vindingrijke rechter blijkens het hier op gevallen vonnis met een nieuwe vondst „dat gedaagde in conventie (de scheepsweri) niet heeft gesteld (sic!) de ketelmaker (eischer) tijdens zijn werktijd heeft geslapen, evenmin dat zulks zich meerdee malen zou hebben voorgedaan of wel dat hij z.ou zijn gewaarschuwd zich van dergelijke gedragingen te ont houden; „dat wij in eisclieres gedraging ook al zou deze zijn bewezen niet ver mogen te zien een dusdanige, die ten gevolge moet hebben, dal van den werk gever redelijkerwijze niet kan gevergd worden de dienstbetrekking te laten voortduren", enz. Derhal^ werd den arbeider zijn vor dering toegewezen en de scheepswerf in de hare niet ontvankelijk verklaard. Deze redeneering nu is wel het top punt, zegt schrijver. Een arbeider dus, die onder zijn werktijd uit luiheid gaat slapen en zulks bleek uit de posita in het tweede geding, mag niet op staanden voet ontslagen worden! De dienstbetrekking met haar rechten en verplichtingen is van nu af aan dus in een geheel ander licht geplaatst. Voort aan zal een werkgever zijn werknemer bij den aanvang der dienstbetrekking niet alleen hebben in te lichten omtrent aard en omvang van zijn werk, neen! hij zal den arbeider ook nader hebben in te lichten omtrent diens bevoegdheid om een enkele keer eens onder zijn werk tijd te gaan slapen. Wij stellen ons dit aldus voor, dat de werkgever den arbeider er op opmerk zaam maakt, dat het in het algemeen geen gewoonte is, dat de werknemer on der het werk slaapt, doch dat hem in ieder géval, indien het eens mocht voor komen, een waarschuwing zal worden gegeven, zoodat hij zich daaromtrent niet dadelijk ongerust behoeft te maken. liet is inderdaad te hopen, dat deze spitsvondigheden een unicum zullen blij ven, want het is niet aangenaam zich voor een tweede maal bij een dergelijke moiiveering te moeten neerleggen. Im mers, het vonnis is, nu het gaat om een bedrag beneden de f 50,niet vatbaar voor hooger beroep, zoodat men hier met recht kan zeggen, dat de ketelmaker „slapende rijk geworden is". EEN REIS NAAR VENETIË. Gisterenavond had in de groote zaal van hel Schuttershof alhier eon bijeen komst plaats van leden en genoodigdon' van de afdeeling Walcheren van de Ne- derlandsche Iteisvereeniging. Na een korle inleiding- 'tan den voor zitter, den lieer A. C. Hildernisse uit Souburg, verkreeg de heer G. K. A. Non he bel liet woord voor een leziug over „Venetië". Spr. begon met eene beschouwing over het reizen in liet algemeen en zeide, dat ook dit na den oorlog zeer is veranderd. Waren het vroeger slechts enkelen die op reis gingen, thans hebben vooral in Juli en Augustus heele volksverhuizin gen plaats en is het alom veel te druk, terwijl ook een ander soort van puhhek dan vroeger reist, wat spr. aantoont door opgevangen uitdrukkingen in den vreem de. Het is dan ook beter als men kan in een anderen lijd op reis te gaan etn. spr kan aanbevolen dit dan te doen met een reisgezelschap, dit is goeclkooper en gezelliger en men is beveiligd legen uit buiting. Men hoort verschillende bezwa ren tegen liet reizen mol de N It. V opperen en enkele daarvan zijn wellicht niet geheel van grond ontbloot, maar liet bestuur zal zeker een open oog daar voor hebben. Als men het bezwaar naar voren brengt, dat men mét menschen mede moet gaan, die men liever niet ont moet, dan mag niet worden vergeten, dat soort in dit geval ook soort z,oekt en dal vele vriendschapsbanden gesmeed worden op die reizen, terwijl ook de toen vlug 't portier en stapte uit. O, zeker als op dit oögenblik een herinnering, een beeld me voor den geest kwam, dan gebeurde dit geheel buiten mijn wil om Ik weet niet welke duivel me in verzoeking leidde....* een kwaadwillige, machtige duivel, aan wien men geen weerstand kan bieden. Willem wilde juist 't portier sluiten) terwijl hij me toelachte. Met een volko men onberedeneerde beweginkje, had ik hem al tegengehouden Willem zei ik, ik heb je nog niet bedankt, zooals 't behoort je bent zoo goed geweest 1 Ik glimlaclile ook heel vriendelijk,, achter in de auto, terwijl ik hem mijn gezicht toestakToen stapte hij heel vlug weer in en zonder er aan te den-' ken, dat hij mijn hoed deukte, nam hij even als op den nieuwjaarsochtend mijn gezicht tusschen zijn handenmaar de kus was heel anders Drong toen niet eenzelfde herinnering zich tegelijkertijd aan ons beiden op-7 Zijn lippen zijn zacht en vurig... Ik zag Willem niet eer terug dan een kort oogenblik voor zijn vertrek. Ik geloof dal we volstrekt niet meer boos op elkaar z>ijn. 5 Maart Jacqueline juffrouw Albin wil, dat ik haar Jacqueline noem is een en al vriendelijkheid voor me. Sindp Willem vertrokken is, komt ze me eiken dag afhalen en we gaan samen uit... beste boogschutter ter wereld, de kleine Amor, zich meermalen op de reizen doet gelden. Als men zegt de metgezellen niet te kennen, dan vraagt spr. maar kent u eigenlijk uw eigen kennissen wel intrin siek en kent u zelfs uzelf wel? Ook een beroep op angst voor den fiscus aeht spr. overdreven Komende tot zijn eigenlijk onder werp, doet spr mededeel ingen over «Ie reis via Brussel—Bazel naar Milaan en adviseert sterk gebruik te maken van de slaapwagens in den trein, die heerlijk rijden, «laar voor die wagens hel beste materiaal wordt genomen Men heeft dan goede rust, verliest weinig tijd en hel duurdere reizen wordt gecompenseerd door minder verblijf in hotels Spr. toont een instrumentje, antiphoon genoemd, dat men tijdens het verblijf in een slaap wagen in de ooren kan doen, waardoor geen enkel geluid doordringt en de rust volkomen kan zijn Spr doet dan mededeelingen over het mooie van een reis door Zwitserland in do maand Mei en geeft dan enkele Dij-j zonderheden over Milaan, waar hij met zijn gezelschap twee dagen vertoefde, om na een verblijf te Verona tegen den avond van den derden dag te Venetië aan te komen Over het ontslaan van Venetië op de vele kleine eilandjes, de Lagunen, werd een en ander medege deeld, evenals over den grootcn handel die van uit de stad met Oost en West werd gevoerd, waardoor men er zoowel Ooslersche als Westcrsche schatten aan treft Komende van den vasten wal naar den «lam, die Venetië daarmede verbindt, valt het gezicht op. de stad niet mede en doet het denken aan het binnenrijden van Amsterdam met zijn pakhuizen, fa brieken enz die dan te Venetië veel vuiler en verwaarloosder zijn Maar als men het station verlaat, geeft het gezicht op hel Groote Kanaal «lirect een overweldigenden indruk met zijn (schitterende paleizen langs de oevers. Met gondels worden de gaston naar de hotels, die in een ander deel der stad liggen, gebracht. Dè ranke vaartuigjes varen er in groot aantal en opstoppingen vooral in de nauwere ka nalen komen steeds voor en het is dan ook te begrijpen, dat het stadsbestuur er over denkt de gondels te vervangen door motorbooten, al wordt daartegen ook met klem geprotestecnl. Op straat kan men te Venetië alleen te voet gaan, rijverkeer is onmogelijk, zelfs ziel men er geen kinderwagen. De hoofdoorzaak hiervoor is, dat de niet minder dan 175 bruggen hooge bruggen alle trappen heb ben. Den avond van aankomst bracht spr. nog 'n bezoek aan 't bekende groote San Marcoplein, dat toen echter tegenviel, door de groote drukte van uitzijnde en dansende menschen, maar den volgenden morgen was de indruk van het plein met zijn ingelegd marmer in de bestra ting, den hoogen toren, de San Marco- kerk, zeer groolsch en ook noemt spr. de beroemde bronzen paarden, die reeds een heele geschiedenis achter zich heb ben. O. a. werd het vierspan tijdens den oorlog nog tijdelijk naar Rome over gebracht ter bescherming tegen vlieg- aan vallen. Op het plein vindt nren ook het Doge paleis, waarvan spr. enkele bijzonderhe den mededeelde evenals van de staats gevangenis en de brug der zuchten, die beide groolsche gebouwen verbindt. Op het plein is ook een aarciigc bijzonder heid, dat daar duizenden duiven steeds aanwezig zijn, die zich door een iedpr makkelijk laten voeren. Een andere eigenaardigheid is, dat precies des middags te 12 uur een hevig schot wordt gelost waarop direct alle werk op kantoren en in winkels wordt stop gezet, wat spr. persoonlijk heeft o ndervonden Betreffende de haardracht der bevol king zegt spr. dat die bijna zoo leelijk is als die, welke hier tegenwoordig wordt toegepast en waardoor volgens spr. de vrouwen de overbevolking op prachtige wijze helpen bestrijden Na Ze heeft in de rue de Lisbonnet- vlak bij 't park Monceau een mooie, kleine étage gehuurd en is bezig «iie te meubileeren. Ze vindt dat prettig en zegt „Als ik voel. dat ik opnieuw door mijn chronische „kwaal" word aangetast dan verkoop ik alles weer, maar ik wil ook eens eigen meubels hebben. Aan die geleerde reizigster mishaagt mijn gezelschap niet al te erg. Haar meerderheid, die zonder verwaandheid is, maakt me niet meier verlegen; haar conversatie is allerprettigst en mijn ge babbel vermaakt haar. We brengen, ge- uoegelijko uurtjes door. Soms echter shaam ik me, hoe toe geeflijk Jacqueline ook is, over mijn onwetendheid, Zoo vraagt ze me wel eens iets over 't werk van Willem, dat ik niet weet. Ze praal over de lucht-' vaart als een technicus. Ik begrijp niet eens altijd de termen die ze gebruikt en dan kijkt ze erg verbaasd. Wat is dat? Ben jij de vrouw van Willem Kerjcan, Phyleke en stel je niet méér belang in Se onderzoekingen en proeven van je man' Ik stel er met 't grootst mogelijke enthousiasme belang in, maar ik ben niet zoo knap als jij, Jacqueline' Hoe ben jij toch zoo goed op de hoogte? O, ikelke uitvinding brengt me in vuur en dan lees ik er over en tracht er alles van te weten te komen. Vriendelijk en welwillend vergezeW/e ze me naar de modiste, toen ik er heen nog enkele mededeelingen over dc wijze waarop men te Venetic aan alles geldt weet te verdienen, o. a. de gondeliers als zij vreeraden door de stad geleiden en hen in musea en winkels welen (e brengen, deelde spr mede over Milaan en Lugano, waar inj ook nog vertoefde, Italië weer te hebben verlaten om naar Zwitserland te gaan. Na de pauze word een flink aantal zeer duidelijke en goede lichtbeelden vertoond en pasv-erden o a. de revue Luzern en omgeving, dc Göthardbaan, Milaan, Verona. Vinetie, Lugano en de Italiaanschc meeren Bij de verschil lende kieken gaf de heer Nonhebei nog enkele toelichtingen, waardoor ook dit deel van den avond; evenals het eerste zeer belangwekkend en leerzaam was. De aanwezigen toonden dit ook zoo le voelen door iiun dankbaar applaus, ter wijl de voorzitter, do heer II11 dje r- n i s sc den spreker hartelijk dank bracht voor zijn moeite ,en zeide dal liet hem persoonlijk genoegen deed weer eens plekjes le zien, die hij bezocht heeft Met een opwekking lid der N. R. V. te wor den sloof de voorzitter daarop «ie bij eenkomst KUNST EN WETENSCHAPPEN. „Mooie K a r e 1". door Is. Querido. Uitg. Schellens- en Giltay. Dit laatste boek van het Amsterdara- sche epos „De. Joruaan", is veel leven diger dan „Manus Peet" De bladzijden lange quasi-filosofische beschouwingen van Manus, die telkens en telkens «len loop «Ier gebeurtenissen onderbraken, maakten het doorlezen moeilijk Maar in „Mooie Karei" volgt weer de eene actie op de andere. Niet alles staat in betrek king tot Karei en zijn afgestoolen en toch zoo begeerde Corry. Het is weer het roe zige Jordaan-leven in vollen omvang met zijn bonte kleuren dat aan den lozer wordt voorbij gevoerd in tallooze tafe- reelen, met tienlallen van figuren Querido heeft onlangs nog weer eens gezegd, dat men in den Jordaan tever geefs naar Mooien Karei, naar Corry en naar al die anderen moet zoeken Ze bestaan niet als personen Hel zijn geen portretten Hel zijn fantasieën, maar be hangen met eigenschappen zooals hij ze in den Jordaan vond bij de Jordaners. nu is liet waar dat de meeste le zers "bij voorkeur niét in die omgéving zouden willen verkeeren. waar ze zich weinig thuis zouden voelen en zich aan veel zouden ergeren Maar het is het groote talent van Querido «iat hij die figuren zoo menschelijk heeft gemaakt dat ze toch boeien Dat geheelc. afzon derlijke wereldje van den Jordaan met zijn tallooze geheel eigen gewoonten en gebruiken, met zijn eigen, zeer schil derachtige taal, heeft hij doen leven als een overal gloeiend of vlammend vuur Zijn beschrijvingen hebben ook hier .den woordenrijkdom die in zijn vroegere boeken velen vermoeide en afstootte En het is ook nu weer oen dik boek om door te komen, vooral omdat üldöör die zelfde omgeving de belangstelling af stompt Maar zoodra ge u in zoo'n be schrijving aan hem overgeeft, weet hij ook de suggestie over u te brengen, en ziet en ruikt en hoort op het drukke leven, in al zijn menschelijkheid voor u Dal lijkt ons de hoofdbcleekenis van dit grootsch opgezette werk Dat méér dan de geschiedenis van Karei en Corry In. he t L a n<1 der Leven- den, door Harrv Söjberg. Uitg. J. J W. Becht.' Deze driedeelige roman, waarmee de schrijver zich ineens een voorname plaats in de Deensche litteratuur heeft veroverd, is een boek van warme men- jschenlicfde. Maar het is geen boek voor zwakke zenuwen. Zelden hebben we een boek gelezen dat zoo onophoudelijk oen langzsmen stroom van drukkende melan cholie over den lezer doet gaan Aan 't begin even een glans in het verhaal van den bruiloft, maar tegelijk ook komen dc ging om mijn japon te passen. Ik vertel de haar dat Willem die met me had. uit gekozen. Ze scheen stom verbaasd. Willem? Zeker .Willem, bevestigde ik lachende Hadt je aan zijn goeden smaak getwijfeld? Dal nietmaar Willem, die zich met damestoiletten bemoeit dat schijnt me zoo vreemd Ze lachte, maar zonder onvriendelijke bijbedoeling. Ik geloof dat ze dacht .- „Dat weegt tegen elkaar op Phyleke stelt geen belang in de luchtvaart en Willem interesseert zich voor strikjes en kwilcjes Ik geloof dat ik van Jacqueline zal gaan houden. Ze maakt een indruk van openhartigheid en oprechtheid. Men voelt dat die vrouw de rechtschapenheid.heeft van een eerlijk man en ik begrijp nu wal Willem bedoelt als hij zegt dat zy voor hem een „vriend" is. Kleine zwakheden, wisselingen van gemoedsstemming en al lerlei andere ingewikkeldheden van die vrouwelijke natuur zijn haar vreemd, bovendien schijnt ze die bij andjere vrou wen niet te willen zien of er een min achting voor te hebben. Nooit komt 'l bij me op haar in 't vertrouwen te nemen... Ik weet zeker dat Willem die toch een man is en heusch niet verwijfd, me op« vrouwelijk gebied beier begrijpt dan Jacqueline ooit zou kunnen doen (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 5