8 V O E 6 t' L
WAN DE
VAN
Woensdag 11 Nov. 1825 no. 286.
8 S 8 U H L A H D.
UIT DE PERS.
De beloodsing op
de Schelde.
De hoefijzer-correspondent van het
Handelsblad heeft onlangs liet een leem
te genoemd dat in het programma van
het Nationale Comité van Actie tot wij
ziging van liet verdrag niet België niet
gesproken werd van de daarin opgeno
men regeling der Scheldebeloodsing,
waarbij de Wielingen voor de binnenko
mende schepen aan de Belgische loodsen
worden overgelaten.
Naar aanleiding daarvan schreef E. J.
Korthals Altes, lid der commissie van re
dactie van dat comité, dat dit bezwaar
aanvankelijk in de beginselverklaring wel
zou voorkomen, doch tenslotte achter
wege is gelaten, omdat dit punt beter
lot zijn recht zou komen in de brochure,
die binnenkort vanwege het comité in liet
licht zal worden gezonden.
„Wanneer men, zoo schrijft de heer
K. A., uitgaat van de overweging, dat de
ontworpen regeling der beloodsing op
do Wielingen, „een prachtig praccedent
voor de Belgen (zou zijn), als hun an-
nexionisme te eeniger tijd weder eens een
kans krijgt", stelt men een veronder
stelling van kwade trouw aan die zijde
voorop, welke rechtstreeks indruischt te-
wenschelijk acht. Daarenboven kan moei-
gen den „geest van verstandhouding",
dien het comité met den minister zeer
lijk worden volgehouden, dat de loods-
régeling inderdaad op het Wielingen-ge
schil, dal het tractaat onaangeroerd
moest laten, praejudicieert Nu aan Ne
derland de mogelijkheid der beloodsing
van uitgaande schepen is voorbehouden,
ook al zal deze feitelijk door Belgen
geschieden, is de meening, dat Nederland
zich bij liet tractaat van de Wielingen
heeft laten verdringen, in strijd met den
ui tdrukkel ijken inhoud van het tractaat.
Waar het dus aan gerechten twijfel
onderhevig is, of de minister bij de loods-
regeling inderdaad zoozeer zijn standpunt
in zake de Wielingen zou hebben ver
geten, meende de meerderheid van het
comité, dit bezwaar niet te veel op den
voorgrond te moeten schuiven
De hoefijzercorrespondent teekent
hierbij aan dat z. i. de opmerkingen;
over het niet prejudiciecren der Wielin-
geukwestie, in tweeërlei opzicht on
juist zijn In de eerste plaats omdat
over 't hoofd wordt gezien, dat, rcedp
bij een regeling van dat geschil zelf, de
Belgen het afslaan der Wielingcnbelood-
sing zullen kunnen aanvoeren ten gun
ste van hun souvereiniteitsaanspraken.
En ten tweede omdat het comité niet op
de hoogte toont te zijn van den werke-
lijken toestand, d.w z. van djen vóór dat
minister Weslerveld met zijn voorloopige
regeling vooruitliep op die" van liet trac
taat. Toen heerschte er, krachlens het
oude verdrag, in naam geheel vrije con
currentie tusschen de twee loodsdiens-
sten, maar in werkelijkheid hadden 'de
Belgen toen reeds de overgroote meer
derheid der vreemde .zeelieden en ree-
derijen weten te suggereeren, dat de
Wielingen en heel de Schelde hun water
was en dat men dus een Belgischen
Joods moest nemen. Hoeveel te makkelij
ffcÜIUUUJI,
DE REISGENOOT E,
Roman nit bet Fransch
van GUY CHANTEPLEURE.
Geautoriseerde vertaling van W. H. C.
56.)
Ik dacht aan den uitroep van Mas-
carille, (oen men zijn galant gedichtje
had bewonderd,: „Wel verdiuiveld! je
hebt een goeden smaakt"
Maar heel bescheiden zei ik
Die zal afgrijselijk duur zijn!
De modiste protesteerde
Volstrekt niet, mevrouw, integen
deel
Ze had volkomen gelijk als men
slechts de japon op 't oog had, maar
volkomen ongelijk als men de beperk
te middelen der Kerjcans in acht nam
Maar Willem dacht slechts aan de ja
pon en morgen ga ik passenvan
avond wordt de borduurder gewaar
schuwd en Donderdag is mijn japon
klaar! Had ik misschien niet moeten
tweerstand bieden? Maar die japon was
zoo verrukkelijken 't zou Willem
verdriet hebben gedaan.
We namen weer in de auto plaats en
hij zei den chauffeur om stil te houden
op den hoek van den boulevard Males-
herbes en de rue Monceau.
ker zullen zij dat dan kunnen wanneer
hel t raciaal hun den ganschcn binnen
komenden dienst formeel toewijst ter
wijl de van Antwerpen uitgaande, door
de „Antwerpsche praktijken' nagenoeg
geheel in hun handen blijft.
Ten aanzien der mentaliteit van de
Belgen met betrekking tot dit punt geldt,
wat Pierre Nothomb over het heele
Schelderégimc schreef in zijn „Essai sur
la révoluliun beige". „Ce n'est pas la
une de ces questions fugitives qui em-
barrassent pour un moment et qui pas
sent; e'est une question d'avcnir."
Rechtsgeleerde
goocheltoeren.
Het slapen van een arbeider onder
werktijd is geoorloofd! aldus Mr. W.
de Gavere, die in „D e Werkgever"
een bespreking geefrvan een vonnis van
den Amsterdamschen Kantonrechter,
merkwaardig, „zoowel om de spitsvon
digheden, die bij de overwegingen te pas
zijn moeten komen, als om den blijkbaar
alles behecrschenden wil, de dienstver
houding voortaan eens in een juister dag-
lichi te stellen: den arbeider toch, worde
tijdens zijn werktijd vooral eenige vreed
zame rust niet misgund, blijkt de leiden
de gedachte".
De feiten zijn overigens heel eenvou
dig.
Een scheepswerf had voor onbepaal-
den tijd een ketelmaker in haar dienst
genomen tegen een zeker loon per week.
Op een goeden dag ontsloeg zij den ar
beider op staanden voet uit haar dienst,
omdat hij onder de voor arbeid bestem
de uren had liggen slapen. De ketel
maker nam hier geen genoegen mee en
dagvaardde zijn werkgeefster voor den
Kantonrechter, ter betaling van een
schadeloosstelling, gelijk aan het loon
over een week is f 30.24.
Gedaagde stelde hiertegen, dat, aan
gezien zij vanzelfsprekend na een zoo
schandelijk plichtsverzuim eischer on
middellijk had ontslagen, zij niet gehou
den was hem eenige schadeloosstelling
te betalen en eischte tevens in recon
ventie een schadeloosstelling van f 30.24
ex. artikel 1639 t. B. W.
Bij repliek ontkende de ketelmaker
pertinent gedurende zijn werktijd gesla
pen te hebben en bestreed de opgewor
pen niet-ontvankelijkheid met de bewe
ring: „dat de onrechtmatigheid zijner
zijds niet gesteld behoefde te worden en
dat deze voortvloeide uit de bij request
gestelde feiten en gedaagde deze on
rechtmatigheid eerst aantast door harer
zijds een beroep op de aanwezigheid
eener dringende reden te doen".
Bovendien wierp hij de scheepswerf
tegen, dat haar eisch tot schadeloosstel
ling niet ontvankelijk was, omdat zij niet
gesteld had, gelijk artikel 1639 t. B. W.
dit eischt, dat de arbeider door opzet
of schuld de beweerde dringende reden
heeft gegeven.
Zeer begrijpelijk begroette schrijft
Mr. de Gavere gedaagde dit verweer
met de opmerking, dat schuld een quali-
ficatie is en dus niet gesteld behoeft te
worden, als zij uit de feiten duidelijk
volgt. Dat de arbeider wel geslapen had,
kon zij door verscheidene getuigen be
wijzen en zij bood dit bewijs tevens aan.
Het hierop gewezen vonnis verklaar
de beide partijen in hunne vordering niet
ontvankelijk: eischer omdat niet ge
steld was, dat het ontslag „onrechtmatig"
was, dat verzuimd was te stellen dat niet
aanwezig was een dringende reden en
geen wettelijke schadeloosstelling was
aangeboden, gedaagde, omdat er
geen positum was, waaruit eischer opzet
of schuld kon blijken, immers; het ten
laste gelegde feit ook buiten eischers
schuld kon intreden o.m. tengevolge van
ziekte.
Het behoeft geen nader betoog, dat
de werkgeefster zich hier allerminst mee
kon vereenigen.
De werkgeefster, reeds niet weinig
verbaasd over deze onbegrijpelijke uit
spraak, zoude echter bemerken, dat er
nog meer verrassingen en werkelijk
niet minder vreemdsoortige voor haar
waren weggelegd.
Ga jij naar huis, Phyllis?
Ja.
Breng me dan lot de rue Monceau;
ik heb daar iels te doen en jij houdt
de auto Auaïk moet mijn valiezen
klaar maken. Ik zal pas heel laat thuis
kunnen zijn juist op tijd, om te ver
trekken.
Je kunt er op rekenen, dat alles
klaar zal zijn. Vervelend dat je op reis
gaat, Willem! De ochtenden en middpgen
zullen me erg lang vallen en de avon
den eindeloos I
Jacqueline heeft me beloofd je ge
zelschap te zullen houdenIk zou 't
prettig vinden, als ze een vriendin van
je werd
Dal zal ze zekeren ik zal, door
met haar om te gaan, veel verbeteren
Neeu spreek dit nu niet tegen, want
dan zou je niet oprecht zijn. Maar toch
is Jacqueline niet jij, mijn bestemend!
Zul je een beetje naar je besten
vriend verlangen? Heusch
Wel natuurlijk, ieder oogenblik
VerwonderlijkPlotseling kreeg ik 't
dwaze verlangen te zeggen
Neem me mee, Willem, neem me
met je meel
Maar ik heb niet gedurfdAls hij
eens had geweigerd!Die enkele da
gen alleen en vrij te zijn, vindt hij mis
schien wel prettig.
De auto stopte.
Tot van avond, Phyleke...
Willem drukte me de hand0 opendfc
Partijen brachten n.I. hun geschil we
derom voor den Rechter met in acht
neming van deze uitspraak. En nu kwam
de vindingrijke rechter blijkens het hier
op gevallen vonnis met een nieuwe
vondst
„dat gedaagde in conventie (de
scheepsweri) niet heeft gesteld (sic!) de
ketelmaker (eischer) tijdens zijn werktijd
heeft geslapen, evenmin dat zulks zich
meerdee malen zou hebben voorgedaan
of wel dat hij z.ou zijn gewaarschuwd
zich van dergelijke gedragingen te ont
houden;
„dat wij in eisclieres gedraging ook
al zou deze zijn bewezen niet ver
mogen te zien een dusdanige, die ten
gevolge moet hebben, dal van den werk
gever redelijkerwijze niet kan gevergd
worden de dienstbetrekking te laten
voortduren", enz.
Derhal^ werd den arbeider zijn vor
dering toegewezen en de scheepswerf in
de hare niet ontvankelijk verklaard.
Deze redeneering nu is wel het top
punt, zegt schrijver. Een arbeider dus,
die onder zijn werktijd uit luiheid gaat
slapen en zulks bleek uit de posita in
het tweede geding, mag niet op staanden
voet ontslagen worden!
De dienstbetrekking met haar rechten
en verplichtingen is van nu af aan dus in
een geheel ander licht geplaatst. Voort
aan zal een werkgever zijn werknemer
bij den aanvang der dienstbetrekking
niet alleen hebben in te lichten omtrent
aard en omvang van zijn werk, neen! hij
zal den arbeider ook nader hebben in
te lichten omtrent diens bevoegdheid om
een enkele keer eens onder zijn werk
tijd te gaan slapen.
Wij stellen ons dit aldus voor, dat de
werkgever den arbeider er op opmerk
zaam maakt, dat het in het algemeen
geen gewoonte is, dat de werknemer on
der het werk slaapt, doch dat hem in
ieder géval, indien het eens mocht voor
komen, een waarschuwing zal worden
gegeven, zoodat hij zich daaromtrent niet
dadelijk ongerust behoeft te maken.
liet is inderdaad te hopen, dat deze
spitsvondigheden een unicum zullen blij
ven, want het is niet aangenaam zich
voor een tweede maal bij een dergelijke
moiiveering te moeten neerleggen. Im
mers, het vonnis is, nu het gaat om een
bedrag beneden de f 50,niet vatbaar
voor hooger beroep, zoodat men hier
met recht kan zeggen, dat de ketelmaker
„slapende rijk geworden is".
EEN REIS NAAR VENETIË.
Gisterenavond had in de groote zaal
van hel Schuttershof alhier eon bijeen
komst plaats van leden en genoodigdon'
van de afdeeling Walcheren van de Ne-
derlandsche Iteisvereeniging.
Na een korle inleiding- 'tan den voor
zitter, den lieer A. C. Hildernisse
uit Souburg, verkreeg de heer G. K. A.
Non he bel liet woord voor een leziug
over „Venetië".
Spr. begon met eene beschouwing over
het reizen in liet algemeen en zeide, dat
ook dit na den oorlog zeer is veranderd.
Waren het vroeger slechts enkelen die
op reis gingen, thans hebben vooral in
Juli en Augustus heele volksverhuizin
gen plaats en is het alom veel te druk,
terwijl ook een ander soort van puhhek
dan vroeger reist, wat spr. aantoont door
opgevangen uitdrukkingen in den vreem
de. Het is dan ook beter als men kan
in een anderen lijd op reis te gaan etn.
spr kan aanbevolen dit dan te doen met
een reisgezelschap, dit is goeclkooper en
gezelliger en men is beveiligd legen uit
buiting. Men hoort verschillende bezwa
ren tegen liet reizen mol de N It. V
opperen en enkele daarvan zijn wellicht
niet geheel van grond ontbloot, maar
liet bestuur zal zeker een open oog daar
voor hebben. Als men het bezwaar naar
voren brengt, dat men mét menschen
mede moet gaan, die men liever niet ont
moet, dan mag niet worden vergeten,
dat soort in dit geval ook soort z,oekt en
dal vele vriendschapsbanden gesmeed
worden op die reizen, terwijl ook de
toen vlug 't portier en stapte uit.
O, zeker als op dit oögenblik een
herinnering, een beeld me voor den
geest kwam, dan gebeurde dit geheel
buiten mijn wil om Ik weet niet
welke duivel me in verzoeking leidde....*
een kwaadwillige, machtige duivel, aan
wien men geen weerstand kan bieden.
Willem wilde juist 't portier sluiten)
terwijl hij me toelachte. Met een volko
men onberedeneerde beweginkje, had ik
hem al tegengehouden
Willem zei ik, ik heb je nog niet
bedankt, zooals 't behoort je bent zoo
goed geweest 1
Ik glimlaclile ook heel vriendelijk,,
achter in de auto, terwijl ik hem mijn
gezicht toestakToen stapte hij heel
vlug weer in en zonder er aan te den-'
ken, dat hij mijn hoed deukte, nam hij
even als op den nieuwjaarsochtend mijn
gezicht tusschen zijn handenmaar de
kus was heel anders
Drong toen niet eenzelfde herinnering
zich tegelijkertijd aan ons beiden op-7
Zijn lippen zijn zacht en vurig...
Ik zag Willem niet eer terug dan een
kort oogenblik voor zijn vertrek.
Ik geloof dal we volstrekt niet meer
boos op elkaar z>ijn.
5 Maart
Jacqueline juffrouw Albin wil, dat
ik haar Jacqueline noem is een en al
vriendelijkheid voor me. Sindp Willem
vertrokken is, komt ze me eiken dag
afhalen en we gaan samen uit...
beste boogschutter ter wereld, de kleine
Amor, zich meermalen op de reizen doet
gelden. Als men zegt de metgezellen niet
te kennen, dan vraagt spr. maar kent u
eigenlijk uw eigen kennissen wel intrin
siek en kent u zelfs uzelf wel? Ook een
beroep op angst voor den fiscus aeht
spr. overdreven
Komende tot zijn eigenlijk onder
werp, doet spr mededeel ingen over «Ie
reis via Brussel—Bazel naar Milaan en
adviseert sterk gebruik te maken van de
slaapwagens in den trein, die heerlijk
rijden, «laar voor die wagens hel beste
materiaal wordt genomen Men heeft dan
goede rust, verliest weinig tijd en hel
duurdere reizen wordt gecompenseerd
door minder verblijf in hotels Spr. toont
een instrumentje, antiphoon genoemd, dat
men tijdens het verblijf in een slaap
wagen in de ooren kan doen, waardoor
geen enkel geluid doordringt en de rust
volkomen kan zijn
Spr doet dan mededeelingen over het
mooie van een reis door Zwitserland in
do maand Mei en geeft dan enkele Dij-j
zonderheden over Milaan, waar hij met
zijn gezelschap twee dagen vertoefde, om
na een verblijf te Verona tegen den
avond van den derden dag te Venetië
aan te komen Over het ontslaan van
Venetië op de vele kleine eilandjes, de
Lagunen, werd een en ander medege
deeld, evenals over den grootcn handel
die van uit de stad met Oost en West
werd gevoerd, waardoor men er zoowel
Ooslersche als Westcrsche schatten aan
treft Komende van den vasten wal naar
den «lam, die Venetië daarmede verbindt,
valt het gezicht op. de stad niet mede
en doet het denken aan het binnenrijden
van Amsterdam met zijn pakhuizen, fa
brieken enz die dan te Venetië veel
vuiler en verwaarloosder zijn
Maar als men het station verlaat,
geeft het gezicht op hel Groote Kanaal
«lirect een overweldigenden indruk met
zijn (schitterende paleizen langs de
oevers. Met gondels worden de gaston
naar de hotels, die in een ander deel
der stad liggen, gebracht. Dè ranke
vaartuigjes varen er in groot aantal en
opstoppingen vooral in de nauwere ka
nalen komen steeds voor en het is dan
ook te begrijpen, dat het stadsbestuur
er over denkt de gondels te vervangen
door motorbooten, al wordt daartegen
ook met klem geprotestecnl. Op straat
kan men te Venetië alleen te voet gaan,
rijverkeer is onmogelijk, zelfs ziel men
er geen kinderwagen. De hoofdoorzaak
hiervoor is, dat de niet minder dan 175
bruggen hooge bruggen alle trappen heb
ben. Den avond van aankomst bracht spr.
nog 'n bezoek aan 't bekende groote San
Marcoplein, dat toen echter tegenviel,
door de groote drukte van uitzijnde en
dansende menschen, maar den volgenden
morgen was de indruk van het plein
met zijn ingelegd marmer in de bestra
ting, den hoogen toren, de San Marco-
kerk, zeer groolsch en ook noemt spr. de
beroemde bronzen paarden, die reeds
een heele geschiedenis achter zich heb
ben.
O. a. werd het vierspan tijdens den
oorlog nog tijdelijk naar Rome over
gebracht ter bescherming tegen vlieg-
aan vallen.
Op het plein vindt nren ook het Doge
paleis, waarvan spr. enkele bijzonderhe
den mededeelde evenals van de staats
gevangenis en de brug der zuchten, die
beide groolsche gebouwen verbindt. Op
het plein is ook een aarciigc bijzonder
heid, dat daar duizenden duiven steeds
aanwezig zijn, die zich door een iedpr
makkelijk laten voeren.
Een andere eigenaardigheid is, dat
precies des middags te 12 uur een hevig
schot wordt gelost waarop direct alle
werk op kantoren en in winkels wordt
stop gezet, wat spr. persoonlijk heeft
o ndervonden
Betreffende de haardracht der bevol
king zegt spr. dat die bijna zoo leelijk
is als die, welke hier tegenwoordig
wordt toegepast en waardoor volgens
spr. de vrouwen de overbevolking op
prachtige wijze helpen bestrijden Na
Ze heeft in de rue de Lisbonnet-
vlak bij 't park Monceau een mooie,
kleine étage gehuurd en is bezig «iie te
meubileeren. Ze vindt dat prettig en
zegt „Als ik voel. dat ik opnieuw door
mijn chronische „kwaal" word aangetast
dan verkoop ik alles weer, maar ik wil
ook eens eigen meubels hebben.
Aan die geleerde reizigster mishaagt
mijn gezelschap niet al te erg. Haar
meerderheid, die zonder verwaandheid
is, maakt me niet meier verlegen; haar
conversatie is allerprettigst en mijn ge
babbel vermaakt haar. We brengen, ge-
uoegelijko uurtjes door.
Soms echter shaam ik me, hoe toe
geeflijk Jacqueline ook is, over mijn
onwetendheid, Zoo vraagt ze me wel
eens iets over 't werk van Willem, dat
ik niet weet. Ze praal over de lucht-'
vaart als een technicus. Ik begrijp niet
eens altijd de termen die ze gebruikt
en dan kijkt ze erg verbaasd.
Wat is dat? Ben jij de vrouw van
Willem Kerjcan, Phyleke en stel je niet
méér belang in Se onderzoekingen en
proeven van je man'
Ik stel er met 't grootst mogelijke
enthousiasme belang in, maar ik ben
niet zoo knap als jij, Jacqueline'
Hoe ben jij toch zoo goed op de hoogte?
O, ikelke uitvinding brengt me
in vuur en dan lees ik er over en tracht
er alles van te weten te komen.
Vriendelijk en welwillend vergezeW/e
ze me naar de modiste, toen ik er heen
nog enkele mededeelingen over dc wijze
waarop men te Venetic aan alles geldt
weet te verdienen, o. a. de gondeliers
als zij vreeraden door de stad geleiden
en hen in musea en winkels welen (e
brengen, deelde spr mede over Milaan
en Lugano, waar inj ook nog vertoefde,
Italië weer te hebben verlaten om naar
Zwitserland te gaan.
Na de pauze word een flink aantal
zeer duidelijke en goede lichtbeelden
vertoond en pasv-erden o a. de revue
Luzern en omgeving, dc Göthardbaan,
Milaan, Verona. Vinetie, Lugano en de
Italiaanschc meeren Bij de verschil
lende kieken gaf de heer Nonhebei nog
enkele toelichtingen, waardoor ook dit
deel van den avond; evenals het eerste
zeer belangwekkend en leerzaam was.
De aanwezigen toonden dit ook zoo le
voelen door iiun dankbaar applaus, ter
wijl de voorzitter, do heer II11 dje r-
n i s sc den spreker hartelijk dank bracht
voor zijn moeite ,en zeide dal liet hem
persoonlijk genoegen deed weer eens
plekjes le zien, die hij bezocht heeft Met
een opwekking lid der N. R. V. te wor
den sloof de voorzitter daarop «ie bij
eenkomst
KUNST EN WETENSCHAPPEN.
„Mooie K a r e 1". door Is.
Querido. Uitg. Schellens-
en Giltay.
Dit laatste boek van het Amsterdara-
sche epos „De. Joruaan", is veel leven
diger dan „Manus Peet" De bladzijden
lange quasi-filosofische beschouwingen
van Manus, die telkens en telkens «len
loop «Ier gebeurtenissen onderbraken,
maakten het doorlezen moeilijk Maar in
„Mooie Karei" volgt weer de eene actie
op de andere. Niet alles staat in betrek
king tot Karei en zijn afgestoolen en toch
zoo begeerde Corry. Het is weer het roe
zige Jordaan-leven in vollen omvang met
zijn bonte kleuren dat aan den lozer
wordt voorbij gevoerd in tallooze tafe-
reelen, met tienlallen van figuren
Querido heeft onlangs nog weer eens
gezegd, dat men in den Jordaan tever
geefs naar Mooien Karei, naar Corry
en naar al die anderen moet zoeken Ze
bestaan niet als personen Hel zijn geen
portretten Hel zijn fantasieën, maar be
hangen met eigenschappen zooals hij ze
in den Jordaan vond bij de Jordaners.
nu is liet waar dat de meeste le
zers "bij voorkeur niét in die omgéving
zouden willen verkeeren. waar ze zich
weinig thuis zouden voelen en zich aan
veel zouden ergeren Maar het is het
groote talent van Querido «iat hij die
figuren zoo menschelijk heeft gemaakt
dat ze toch boeien Dat geheelc. afzon
derlijke wereldje van den Jordaan met
zijn tallooze geheel eigen gewoonten en
gebruiken, met zijn eigen, zeer schil
derachtige taal, heeft hij doen leven als
een overal gloeiend of vlammend vuur
Zijn beschrijvingen hebben ook hier
.den woordenrijkdom die in zijn vroegere
boeken velen vermoeide en afstootte En
het is ook nu weer oen dik boek om
door te komen, vooral omdat üldöör die
zelfde omgeving de belangstelling af
stompt Maar zoodra ge u in zoo'n be
schrijving aan hem overgeeft, weet hij
ook de suggestie over u te brengen, en
ziet en ruikt en hoort op het drukke
leven, in al zijn menschelijkheid voor u
Dal lijkt ons de hoofdbcleekenis van
dit grootsch opgezette werk Dat méér
dan de geschiedenis van Karei en Corry
In. he t L a n<1 der Leven-
den, door Harrv Söjberg. Uitg.
J. J W. Becht.'
Deze driedeelige roman, waarmee de
schrijver zich ineens een voorname
plaats in de Deensche litteratuur heeft
veroverd, is een boek van warme men-
jschenlicfde. Maar het is geen boek voor
zwakke zenuwen. Zelden hebben we een
boek gelezen dat zoo onophoudelijk oen
langzsmen stroom van drukkende melan
cholie over den lezer doet gaan Aan 't
begin even een glans in het verhaal van
den bruiloft, maar tegelijk ook komen dc
ging om mijn japon te passen. Ik vertel
de haar dat Willem die met me had. uit
gekozen.
Ze scheen stom verbaasd.
Willem?
Zeker .Willem, bevestigde ik
lachende Hadt je aan zijn goeden
smaak getwijfeld?
Dal nietmaar Willem, die zich
met damestoiletten bemoeit dat schijnt
me zoo vreemd
Ze lachte, maar zonder onvriendelijke
bijbedoeling. Ik geloof dat ze dacht .-
„Dat weegt tegen elkaar op Phyleke
stelt geen belang in de luchtvaart en
Willem interesseert zich voor strikjes en
kwilcjes
Ik geloof dat ik van Jacqueline zal
gaan houden. Ze maakt een indruk van
openhartigheid en oprechtheid. Men voelt
dat die vrouw de rechtschapenheid.heeft
van een eerlijk man en ik begrijp nu wal
Willem bedoelt als hij zegt dat zy voor
hem een „vriend" is. Kleine zwakheden,
wisselingen van gemoedsstemming en al
lerlei andere ingewikkeldheden van die
vrouwelijke natuur zijn haar vreemd,
bovendien schijnt ze die bij andjere vrou
wen niet te willen zien of er een min
achting voor te hebben. Nooit komt 'l bij
me op haar in 't vertrouwen te nemen...
Ik weet zeker dat Willem die toch een
man is en heusch niet verwijfd, me op«
vrouwelijk gebied beier begrijpt dan
Jacqueline ooit zou kunnen doen
(Wordt vervolgd.)