FEUILLETON. B IJ VOEGSEL VAN DE Woensdag 4 Nov. 1925 no. 260. Het Tractaat met Belsrië. x— We ontvingen van een geacht Zeeuwscli ingezetene de volgende ontboezeming n et de vraag of we daar plaats aan konden geven. We voldoen gaarne aan dit verzoek, want we weten bij ervaring, dat naast de vele zakelijke kritiek op de onder deden van, het nu aan de Kamer ter goedkeuring voorgelegde verdrag door velen hier in Zeeland wordt gezegd wat de geachte inzender in zijn stemmings uiting openlijk uitspreekt. Het bedoelde schrijven luidt als volgt Ik wandelde op één der laatstej mooie najaarsdagen langs de Schelde te Vlis- singen en zette mij op een bank aan den Boulevard de Ruijter, juist vóór het standbeeld van Néérlands grootsten ad miraal. Terwijl ik het groote watervlak, vóór mij, overzag, kwam mij onwillekeu rig het tractaat met België in de gedachte, en ik peinsde er over, hoe de Schelde, die ons op allerlei wijzen al zooveel last bezorgd heeft, eens een onbelangrijk riviertje was, dat eerst beteekenis kreeg, toen door de inwerking van de zee op Nederlandschen boaem, zoovele gronden waren weggeslagen, als noodig zijn ge weest om aan het tegenwoordige Belgi sche achterland een goeden zeeweg geven; en hoe wij, Zeeuwen, die veel met onze Zuiderbroeders in aanraking komen, niets liever doen, dan met hen in de beste .verstandhouding leven, al hebben wij om practische en ook zeer begrijpelijke redenen nooit verlangd of gezocht met hen samen op* één stoel te zitten, waartoe wij door '1 nieuwe tractaat ais het ware worden geforceerd. Het mag wel eens gezegd worden, 'dat met instemming in Zeeland is gezien, dat ons hoogste Provinciale Bestuurscollege onmiddellijk, na het bekend worden van den inhoud van het tractaat, zijne bezwa ren bij de Hooge Regeering heeft ken baar gemaakt. Waarom worden op onze Provincie zooveel servituten ten behoeve van "Bel gië gevestigd, die haar 'tot een vazalge- bied dreigen te maken, zonder dat daar tegenover eenig équivalent van Belgi sche zijde staat of bedongen is? Ik denk daarbij in het bijzonder aan de haven van Terneuzen, en aan een mo gelijken. vrijen Nederlandschen Spoorweg door België 'naar Zeeuwsch-Vlaanderen. Wij Zeeuwen, die in ons waterland, den nucliteren kijk op de dingen trachten te behouden, wij vragen ons af of de be langrijke concess'ie's aan België gedaan, worden gemotiveerd tioor hetgeen tij deus den oorlog en na den wapenstil stand heeft plaats gevonden. Wij weten maar al te goed op welke onbekrompen wijze onze Nederlandsche regeering, o nze gemeente-besturen, onze Nederlandsche bevolking tijdens den oor log voor de Belgische vluchtelingen in de bres zijn gesprongen, en hoe wij, toen de nood al nijpender en nijpender werd, ons schamel stukske brood met hen hebben gedeeld. Daarvoor is dank gevraagd, noch DE REISGENOOTE. Roman nit hot Fransch van GUY CHANTEPLEURE. Geautoriseerde vertaling van W. H. C. 51). Ov niets is minder waar dan dat ik opgroeide, zoniler dat er op werd ge let De wereld, Willem? Zou er één jong meisje zijn geweest, dat dank zij de goedheid van mijn pleegmoeder in een soortgelijk milieu was geplaatst en er zoo weinig mee in aanraking kwam als ik? Bedenk dat ik het grootste deel van het jaar op la Peuplière doorbracht, waar de kalme, erg eentonige, weinig drukke omgang mei de wereld slechts bestond in 't ontmoeten van menscheu, die in onze onmiddellijke buurt woon den en dat we in plaatsen, waar bad gasten of vreemdelingen komen, bijna een nog meer afgezonderd leven leidden dan op la Peuplière, aangezien mijn pleegmoeder er niet van liield nieuwe kennissen Ie maken, vooral niet zulke, die men bij toeval op casinos of in hotels ontmoet, reden waarom ze de menschen ontliep. Ons verblijf in Parijs duurde altijd slechts heel kort en dan zagen we slechts eenige oude vrien den Wie dan altijd het eerst werd geroepen en wie 't eerste kwam, was jij! Ik heb noch als kind, noch als jong meisje ooit een intieme vriendin gehad. begeerd. Maar zeer ontnuchterend heeft het gewerkt en uitermate pijnlijk is ons volk getroffen geweest, toen onmiddellijk na den wapenstilstand in België hel an- uexionnistisch réveil werd geblazen. De Zeeuwen mogen vergevingsgezind zijn, maar dien aanslag op hun land, zul len ze zoo 'licht niet vergelen. Terecht wordt in Zeeland gevraagd Wal is er in dien lijd door de Belgi sche regeering of door de Belgische volksvertegenwoordiging gedaan om die annexionnislische beweging eens en voor goed den kop in te drukken, of om een einde te maken aan de furie, die na den wapenstilstand in België woedde t^gen al wat naar Vlaamsch of Nederlandsch zweemde (hoewel bij Koninklijke procla matie, te Lophem gegeven, onzen stam verwanten, den Vlamingen, gelijkheid in rechte en in feite was beloofd)? Wat is er toen door de Belgische re- gecring gedaan om het Belgische volk voor te lichten omTrent hetgeen Neder land had verricht voor de Belgische vluchtelingen (van wie de beste werkers naar Engeland konden gaan, doch van wie de zieken en zwakken door Engeland werden geweerd en in Nederland moesten blijven of voor zoover reeds ver trokken, werden teruggezonden), om ons volk schoon te wasschen vaq de vele on gegronde grieven, die het voor de voeten zijn geworpen? Had liet niet den schijn alsof men in België het vooroordeel, dat wij Nederlan ders, „encore pires que les Boches" wa ren, kalm wilde laten voortwoekeren, omdat het in dat annexionnistisch tijd perk beter in de kraam scheen te pas te komen, in België vooral geen te gun stige indrukken omtrent Nederland en de Nederlanders ingang Je doen vinden? Laat men zich in Nederland vooral niet inbeelden of vleien, dat wij door de Franskiljons en de Fransch sprekende bevolking, die 3e leidende kringen in België uitmaken, voor iets anders dan voor „Boches" worden aangezien. Ieder, die van de Belgische toestanden op de hoogte is, zal dit moeten beamen. Allicht zal men mij voor de voelen werpen, dat mijn schrijven weinig ge schikt is om de verstandhouding met de Belgen te verbeteren. Het mag zoo zijn! Maar dan. zou ik wil len vragen of de kennis der geschiedenis niet dient om er leering uit te trekken voor de toekomst, of niet eens uitgespro ken mag worden hetgeen in hel diepste van het gemoed van ons volk leeft, en of ons nalion»al bewustzijn daar niet meer mag medespreken? Al zou men uit de omstandigheid, dat op 31 Augustus j.l. een Nederlandsche decoratie werd verleend aan een Belg, die naar men mij uit de beste bron verzekerde - tot de op den voorgrond tredende annexionnislen heeft behoord, mogen afleiden, dat het Belgische an- nexionnisme als dood wordt beschouwd, de vraag is of het niet een schijtndoode zal blijken te zijn, die te zijner tijd hel hoofd weer zal oprichten, in spijt van alle tegfemoctkomende tractaten, die later kunnen blijken den grond voor nieuwe moeilijkheden te hebben gelegd? Want het is nu eenmaal zoo op deze onvol maakte wereld het bezit van den vinger leidt zoo licht naar den wcmsch van het bezit der geheele hand. Het moge zijn voorgesteld alsof NetL Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen voor dekking van België's veiligheid noodig waren, maar de vraag mag wel eens worden opgeworpen of de kolenmijnen van Ned. Limburg, de goede reede en havens van Zeeuwsch-Vlaanderen in de oogeu der annexionnistcn een niet nog begeerlijker bezit vormden? Ik zou mij zeer moeten vergissen, in dien tijdens den oorlog en vóór er nog van annexionnisme sprake was, door Bel gische kapitalisten al niet complexen grond (kolengronden in Ned Limburg zijn aangekocht, vermoedelijk als een speculatie op een hier toen nog onbe kende, maar door die kapitalisten reeds vooruitgezien aunexionristische bewe ging- Thans wordt iu België, vooral in de Fransche pers, over hel tractaal zooveel mogelijk gezwegen. Is het wellicht om in Nederland geen argwaan op te wekken en zich den Ne derlandschen buit te gemakkelijker in den schoot te zien geworpen? Het is er ver vandaan, dat wij de Bel gen voor hun lymdel, scheepvaart of landbouw niet zouden willen gerieven, mits daartegenover voldoende- tegemoet komingen door België worden gegeven. Wordt straks het tractaat met België goedgekeurd, dan loodsen de Belgen al leen op de betwiste Wielingen en de Schelde wordt vrywel een neutrale ri vier. Antwerpen wordt oorlogshaven. De Belgen komen onze visscherijen op dc Schelde pachten, maar Nederland laat tegelijkertijd toe, dat de mosselmarkl te Philippine (Ned.) wordt vernield. Op Ne derlandsch gebied zal weer moeten wor den in stand gehouden het visschers- haventje voor het Belgisch plaatsje Bou- chaute, waarvoor in den steeds opslib- benden en meer en meer ingepolderd wordenden „Braakman", opzettelijk een vaargeul zal moeten worden opengehou den. Belgische uitwateringen naar de Schel de moeten bi Zeeuwsch-Viaanderen wor den toegelaten. Het oppertoezicht van Ged. Staten van Zeeland over walerkeeringen en polders wordt uitgeschakeld, wanneer dit om Bel gische scheepvaartbelangen wordt gevor derd, en vervangen door een commissie, zonder deskundige Nederlandsche meer derheid. De belangrijke aangelegenheid betref fende hel op diepte houden van de Schel de, laat ik nog onaangeroerd Voor Terneuzen is niet gezorgd; van een vrijen Nederlandschen spoorweg over België naar Zeeuwsch-Vlaanderen wordt niet gerept. Ned. industrieën zullen bij Sluis nog steeds worden belemmerd, doordien uit het kanaal Sluis— Brugge op Notk gebied, geen water mag worden getrokken, zon der toestemming van liet Belgische De partement der „Ponts et chaussées". Hoe menigmaal is de totstandkoming van een suikerfabriek te Sluis, op Ned. gébied, daarop niet reeds afgestuit? Hebben wij, Zeeuwen, ongelijk, als wij meenen, dat bij tractaten met België, Ne derland wel altijd aan het kortste eindp schijnt te trekken? Terwijl ik zoo aan het slot mijner over peinzingen gekomen was en mijn blik over het breede watervlak, daar vóór mij liet gaan, zag ik de Ned mijnen- leggers de „Hydra" en de „Meerlant" de Vlissingsche buitenhaven binnenvaren De pautserboot „Friso", de Nederland sche vlag aan den achtersteven, ma noeuvreerde nog op de Schelde Een der booten van de Maatschappij „Zeeland" kwam in de Wielingen opzetten en de visschersvlool van Breskens. Vlissingen Arnemuiden scheerde in breede lijn over den vloed het zeegat in. En 't was of ik daarachter mij. van de plaats, waar 't standbeeld van onzen groolcn ..Bestevaer" staat, een waar schuwende stem hoorde opgaan „Wij zullen op d'eene of andre tijdt ..een groot affront lijden tot schande van „onsen staat want niemant kan zoo ..zijn rivier beschermen. De minste „van den staat van zal ons zoeken te ..affrontceren en ons noch voor Jang-ts „uitlachen. Dat voor eerlijcke dienaers „van den slaat seer droevig is te „draagfen." En verbeeldde ik het mij, dat de koene zeerob met haast smeekende stem er op liet volgen „Zet mij, als 't u belieft, .maar weer met mijn rug naar de Schelde!" De huisonderwijzeressen, van wie mijn pleegmoeder eischte, dat ze in liet bezit waren van talrijke aktes, verveelden zich op la Peuplière dermate, dat er dikwijls een nieuwe kwam en ik me aan geen- barer hechtte. De goede, oude juffrouw Ribes kon geen vriendin van me zijn. Ook ik hêb een vrij eenzelvig leven ge had. Als er iemand is geweest, die op mijn geest'en hart een eenigszins groolen invloed heeft gehad, dan was jij hot mis schien. mijn groote broer!... Toen ik klein was, maakte ik je reeds deelgenoot van mijn vreugde, om je gelukkig te malcen en van mijn leedopdat je me zoudt troostenhel scheen me zelfs dikwijls dat woorden tusschen ons niet eens noodig waren en dat je in me las als in een opengeslagen boek.... Vroeger! Vroeger... en nu nogWaarom zeg je „vroeger"? Omdat ik maar een heel gewoon mensch ben en dat 't boek, waarin ik vroeger las, me thans moeilijker lees baar, moeilijker te begrijpen schijnt te zijn geworden. Daarom denk ik somtijds dat ik verkeerd begrijp of wel dal ik de woorden wel begrijp zonder den die- peren zin ervan te kunnen doorgronden. Misschien is er niets diepzinnigs in, Willem!. O beslist wel! We praatten nog lang over allerlei dingen. Als Willem beweert dat hij me niet altijd zoo goed begrijpt als vroeger, zou ik kunnen zeggen dat ik, wat liem betreft, een tegenovergestelden indruk STI KKEN VOOR OE PROV. STATI N VAN ZEELAND. Subsidie verbetering Noordweg b ij ,,'t Huis- O m. Het bestuur van den polder Walche ren verzoekt een subsidie uil de Provin ciale fondsen tot een bedrag van f 500 voor de verbetering van een gedcel'e van den Noordweg in de gemeente Serooskerke (W.) ter iioogte van dc hof stede ,,'t Huis-Om", ter afsnijding van den bocht. Ged. Staten meenen dat uit een oog punt van verkeersbelang deze wegsver- legging alle aanbeveling verdient; de bei de kort op elkander volgende bochten in den Noordweg, bij één waarvan het uit zicht door de aanwezigheid van een ge bouw bovendien nog belemmerd wordt leveren voor het vrij drukke verkeer over dezen weg een werkelijk gevaar op. Zij zijn dan ook van meening, dat er voor de Prov. Staten geiet op haar be sluit van 21 Juli 1924 no. 29, waerbij aan de gemeente Krabbendijke in een dergelijk geval een subsidie tot een ïhaximum ven f 500 werd toegekend, hoe wel Ged. Staten anders adviseerden, geene aanleiding bestaat, ora ditmaal een ander standpunt in te nemen, zoodat op het verzoek gunstig zal dienen beschikt te worden. Subsidie Handelson- d e r w ij s In de vergadering van 7 Juli is aoor de Prov. Staten besloten de adressen van de Vereenigingen voor Handelsonderwijs te Middelburg en te Goes en van de Ka tholieke Middelbare School vereeniging te Hulst, om verlenging van het tot 31 De cember a.s. verleende Provinciaal subsi die, in handen van Ged Staten te stellen, ten einde daarover in de e. v. zitting een voorstel te doen. Dal besluit was ge grond op de overweging, dat, sinds laat stelijk een subsidie, als hier bedoeld, door de Prov. Staten werd verleend, ten aanzien van het aan de onderhavige scholen te verleenen Rijkssubsidie na dere regelen werden gesteld. De lijd ont brak destijds aan Ged. Staten om de ge volgen dier nadere regeling ten volle te kunnen nagaan en ook thans zijn zij nog niet in staat mede te deeleu. of, en zoo ja in welke male, die nieuwe re geling, in 't bijzonder in verband met het verleenen van subsidies door de ka mers van koophandel, toepassing, zal kun nen vinden. Waar evenwel inmiddels, werd het Provinciaal subsidie niet bestendigd, de mogelijkheid niet schijnt uitgesloten, dat de in den aanhef genoemde vereeni gingen voortaan ook elk Rijkssubsidie zouden moeten ontberen en zulks voor de instandhouding van die vereenigingen en hunne inrichtingen van onderwijs noodlottig zou kunnen worden, vinden Ged. Staten hierin vrijheid, in, pverweging te geven één jaar te bestendigen tot het bedrag, waarvoor en onder de voorwaar den, waarop het tot dusverre werd ver leend. Zij vertrouwen, dat het inmiddels in den loop "van 192G mogelijk zal blijken een definitief standpunt ten aanzien van hel vraagstuk der subsidieering in te nemen. B ij dragen bouw "k o 1 o - niehuizen. Naar aanleiding van de adressen van Jiet Centraal Genootschap van kinderher stellings-en vacantiekolonies, gevestigd te Amsterdam, en van de Roomsch-Katlvo- lieke Vereeniging voor kindervacantie- en herstellingsoorden, gevestigd te Egmond- aan-Zee verzoeken om bijdragen voor den bouw van Koloniehuizen, resp. Nun- speet en te Egmond-aan-Zee herinneren Ged. Staten er aan, dat de Prov. Staten van 19 December 1923 afwijzend be schikten op 't adres van de Vereeniging „Sanatorium Zeeland" om borg te zijn vóór een kapitaal, benoodigd voor de oprichting van een sanatorium. Waar liet daar gold een specifiek Zecuwsch gesticht, is het uilgesloten te achten, dat de Provincie in nog sterker mate, namelijk door het geven >an een subsidie fonds perdu, gelden zou be schikbaar stellen voor tien bouw van in richtingen huilen de Provincie en waarbij het Provinciaal belang slechts zijdelings is betrokken. Buitendien blijkt uil de stukken, dal door deze beide organisaties lot nog toe slechts een zeer gering getal kinderen uit deze Provincie wordt verpleegd. Aan eerstgenoemd Genootschap wordt daar voor een subsidie van f0 25 per kind en per «lag verleendwensclit laatslgen lein de organisatie ook daarvan te genieten, dan kan zij zich met een «laartoe strek kend verzoek lot Ged Staten wenden. Het is Prov. Staten bekend, dal sedert 1921 dc begroolingsposl van f 1000. be stemd voor subsidie voor de verpleging dier kinderen, is verhoogd lol T 1500. Ged. Staten ontraden daarom een gun stige beschikking. Optreden in rechtsge ding. Nadat de verklaringsprocedure, tot 't optreden waarin machtiging werd ver leend bij het besluit van Prov Stalen van 1G December j.l haar beslag had verkregen en, ingevolge het gevallen von nis, aan de eischcrcs was uitgekeerd het geen de provincie Zeeland ten tijde van liet gelegd beslag aan gelden, geldswaar den en goederen onder zich had van den gedaagde in hel hoofdgeding, is thans,, bij exploit van; 8 September j.l. opnieuw óntler den Commissaris der Koningin, als vertegenwoordigende de provincie Zee- lan«l in rechte beslag gelegd op alle gelden, geldswaarden en goederen, die de Provincie verschuldigd mocht zijn of worden aan of onder hare berusiing mocht zijn of worden aan of onder hare berusting mocht hebben of verkrijgen van Jaoobus Pleijte, gepensionneerd be steller bij «len Provincialen Stoomboot- dienst op de Woster-Schelde. en is «Ie Commissaris voornoemd bij exploit van 29 September, d. a. v. gedagvaard om ter zake de door de wet gevorderde ver klaring af te leggen. Waar het hier, althans zeker formeel, een nieuw geding geldt, zal Prov. Stalen op nieuw machtiging dienen te verleenen tot 't optreden in dat geding. G. S. heb ben inmiddels, ten einde te voorkomen, dat voor de Provincie eenig recht ver loren mocht gaan, aan den heer mr. J. F. van Deinse opgedragen zich voor de pro vincie procureur te stellen en de Ier bewaring van recht noodige mootregelen te nemen. Bij de afwikkeling van de vorige pro- ce<lure is Ged. Staten voorts gebleken, dat het vooralsnog niet mogelijk schijnt partijen lot overeenstemming te brengen; blijven beiden in het «loor jïeq ingenomen stantlpunl volharden, d3n laat het zich aanzien, dat, nadat de thans aangespan nen procedure haar beslag zal hebben verkregen, wederom op «le alsdan verva? lende pensioenstermijnen van Pleijte be slag zal worden gelegd, waarvan een nieuwe verklaringsprocedure en, mocht daarna nog weder beslaglegging noodig blijken, wederom een dergelijke proce dure het gevolg zou zijn. Voor elk dier procedures zou telkens de machtiging van Pro\. Stalen gevraagd dienen te worden. Uit overweging, dat in beginsel tegen het verleenen der nog te vragen mach tigingen bij Prov. Staten wel geen be zwaar zal bestaan, te .minder omdat hier feitelijk geen belangen der Provincie in het spel zijn, maar hel slechts betreft de voldoening aan een uit de wet af te leiden verplichting, hebben zij hun voor stel in dier voege geredigeerd, dat «le daarbij te verleenen machtiging ook ge acht kan worden te gelden Voor even tueel later nog te dezer zake aan te spannen procedures. Handhaving van hoogere aanspraken. Ingevolge de wijziging der Pensioenwet 1922, moeten o.m. de besturen der Pro vinciën de herziene bepalingen ten aan zien van de handhaving van hoogere pensioensaanspraken voor het in haren krijg. Het schijnt me dat ik Willem veel beter, veel vollediger begrijp dan vroeger. O, ik zeg niet dat zijn boek gemakkelijker te lezen is geworden, 't is meer dat ik er vroeger .onnadenkend er verstrooid als ik was, slechts met onop lettendheid en ter loops in keek.Mis schien ook bleef 't voor mijn blik van egoïst prinsesje, dat slechts naar onbe langrijke dingen keek, te dikwijls geslo ten Ik heb een vreemde ontdekking ge daan: Willem is eigenlijk verlegen... hoewel ik heel goed weet dat hij niet als zoodanig bekend staat; in tegendeel. Maar hij behoort tot een bijzonder soort verlegen menschen ,die, tegengesteld aan hetgeen logisch zou schijnen, hun verle gen aard slechts stukje bij beetje aan menschen ,die hen goed kennen, too- nen misschien naar mate inen gist wat er In hun hart omgaat. Als i k een vrouw beu, die men moet kennen ,is Willem «'en man, naar wien men moet gissen. Hij heeft zich nooit aan iemand, wien ook, geopenbaard... hij openbaart zich tegenwoordig aan mij niet veel meer dan vroeger. Niemand spreekt zoo weinig over zichzelf als hij. En toch leer ik «loor zijn woorden, zijn •gebaren, zijn dagelijks intredende oogen- blikken van zwijgen, door hetgeen hij me vertelt en door hetgeen hij verzwijgt, Willem ontraadselen Langzaam opent het boek zichik lees nu op mijn beurten 'I zijn niet de woordien zelf, maar hun diepe zin, die me ver baasd doet slaan. Willem, als ik ooit eens zou kunnen denken dat jij iets slechts Tiadt ge daan of zelfs iets, dat niet heelemaal goed isdan zou ik aan niets ter we reld meer kunnen gelooven Hij schudde zijn hoofd. 't Is angstwekkend, wat je daar zegt, Phyleke, Ik ben geen engel, hoor daar mankeert heel wat aan! Neenje bent een menschdat is veel mooier. Bovendien geloof ik zeker «lal je als engel erg vervelend zou zijn en ik zou je nooit meer een sigaret dur ven vragenToe, wil je me er een geven Die lekkere lucht van blonde ,Turk- sche sigaretlentabak, «lie Willem rookt, en waarmee zijn kamer als 't ware is doortrokken die bijzondere geur, welke hem omgeeft, is iels typisch, dat bij hem behoortik houd er zoo van. Ze «loet me altijd denken aan lang vervlogen jaren van onze vriendschapze behoort zoo tol allerlei kleinigheden, tot onze dagelijksche gewoonten, die ons leven en onze intimiteit van thans vormen. 22 Januari. Het volgende jaar, als mijn rouwtijd verstreken is, moot ik veel visites maken, omdat 't, zooals iedereen zegt,, nuttig is relaties te hebben en omdat een vrouw aan de carrière van haar man ver schuldigd is een zekere positie in d< maatschappij in te nemen Deze win ter wil ik nog zoo'n beetje als een wil de leven; als ik uitga wandel ik of koop dingen voor ons huis. Toch heb ik reeds bij de Mauriceaus vertoond maar den „ontvangdag" van mevrouw heb ik vermeden, omdat ik voor geen 1 ter wereld de menschen wil ont moeten, die er geregeld komenen voor geen geld ter wereld wil denken aan Fabrice de Mauve Eveneens heb ik mijn beleeldheids- plicht vervuld ten opzichte van juffrouw Arguin, tlie geen ontvangdag heeft en die ik niet thuis vond; ook ben ik bij mevr. George Patain geweest, tlie wel twintig menschen om zich heen had en met wie ik geen tien woorden heb gepraat; voorts bij mevrouw Saugeret .die alleeu zat, naast haar theetafel en wier op gewekte ontvangst me niet den minsten twijfel liet omtrent het genoegen, dat mijn komst haar deed. Mevrouw Saugeret de vrouw vaneen der ingenieurs van 't huis-Palain, is bijna even joug als ik en ik vind haai* zeer sympathiek en lief, maar toch een beetje onnoozel. Haar conversatie biedt groote afwisseling; 't goede vrouwtje spreekt niet anders dan over haar kin deren en liaar man vooral over haar .„man Ik heb me zoo goed mogelijk gp- kweten van mijn partij in ons duo, maar ik kon met den besten wit van de we reld, niet over mijn eigen kinderen pra ten, dus sprak des te meer over de hare, twee schattige kindertjes Maar ik heb haar wel over mijn „man" gesproken.- (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1925 | | pagina 5