FEUILLETON.
B IJ VOEGSEL
VAN DE
Woensdag 4 Nov. 1925 no. 260.
Het Tractaat met
Belsrië.
x—
We ontvingen van een geacht Zeeuwscli
ingezetene de volgende ontboezeming n et
de vraag of we daar plaats aan konden
geven.
We voldoen gaarne aan dit verzoek,
want we weten bij ervaring, dat naast
de vele zakelijke kritiek op de onder
deden van, het nu aan de Kamer ter
goedkeuring voorgelegde verdrag door
velen hier in Zeeland wordt gezegd wat
de geachte inzender in zijn stemmings
uiting openlijk uitspreekt.
Het bedoelde schrijven luidt als volgt
Ik wandelde op één der laatstej mooie
najaarsdagen langs de Schelde te Vlis-
singen en zette mij op een bank aan den
Boulevard de Ruijter, juist vóór het
standbeeld van Néérlands grootsten ad
miraal. Terwijl ik het groote watervlak,
vóór mij, overzag, kwam mij onwillekeu
rig het tractaat met België in de gedachte,
en ik peinsde er over, hoe de Schelde,
die ons op allerlei wijzen al zooveel
last bezorgd heeft, eens een onbelangrijk
riviertje was, dat eerst beteekenis kreeg,
toen door de inwerking van de zee op
Nederlandschen boaem, zoovele gronden
waren weggeslagen, als noodig zijn ge
weest om aan het tegenwoordige Belgi
sche achterland een goeden zeeweg
geven; en hoe wij, Zeeuwen, die veel
met onze Zuiderbroeders in aanraking
komen, niets liever doen, dan met hen
in de beste .verstandhouding leven, al
hebben wij om practische en ook zeer
begrijpelijke redenen nooit verlangd of
gezocht met hen samen op* één stoel
te zitten, waartoe wij door '1 nieuwe
tractaat ais het ware worden geforceerd.
Het mag wel eens gezegd worden, 'dat
met instemming in Zeeland is gezien, dat
ons hoogste Provinciale Bestuurscollege
onmiddellijk, na het bekend worden van
den inhoud van het tractaat, zijne bezwa
ren bij de Hooge Regeering heeft ken
baar gemaakt.
Waarom worden op onze Provincie
zooveel servituten ten behoeve van "Bel
gië gevestigd, die haar 'tot een vazalge-
bied dreigen te maken, zonder dat daar
tegenover eenig équivalent van Belgi
sche zijde staat of bedongen is?
Ik denk daarbij in het bijzonder aan
de haven van Terneuzen, en aan een mo
gelijken. vrijen Nederlandschen Spoorweg
door België 'naar Zeeuwsch-Vlaanderen.
Wij Zeeuwen, die in ons waterland,
den nucliteren kijk op de dingen trachten
te behouden, wij vragen ons af of de be
langrijke concess'ie's aan België gedaan,
worden gemotiveerd tioor hetgeen tij
deus den oorlog en na den wapenstil
stand heeft plaats gevonden.
Wij weten maar al te goed op welke
onbekrompen wijze onze Nederlandsche
regeering, o nze gemeente-besturen, onze
Nederlandsche bevolking tijdens den oor
log voor de Belgische vluchtelingen in de
bres zijn gesprongen, en hoe wij, toen de
nood al nijpender en nijpender werd, ons
schamel stukske brood met hen hebben
gedeeld. Daarvoor is dank gevraagd, noch
DE REISGENOOTE.
Roman nit hot Fransch
van GUY CHANTEPLEURE.
Geautoriseerde vertaling van W. H. C.
51).
Ov niets is minder waar dan dat ik
opgroeide, zoniler dat er op werd ge
let De wereld, Willem? Zou er één
jong meisje zijn geweest, dat dank
zij de goedheid van mijn pleegmoeder
in een soortgelijk milieu was geplaatst
en er zoo weinig mee in aanraking kwam
als ik? Bedenk dat ik het grootste deel
van het jaar op la Peuplière doorbracht,
waar de kalme, erg eentonige, weinig
drukke omgang mei de wereld slechts
bestond in 't ontmoeten van menscheu,
die in onze onmiddellijke buurt woon
den en dat we in plaatsen, waar bad
gasten of vreemdelingen komen, bijna
een nog meer afgezonderd leven leidden
dan op la Peuplière, aangezien mijn
pleegmoeder er niet van liield nieuwe
kennissen Ie maken, vooral niet zulke,
die men bij toeval op casinos of in
hotels ontmoet, reden waarom ze de
menschen ontliep. Ons verblijf in Parijs
duurde altijd slechts heel kort en dan
zagen we slechts eenige oude vrien
den Wie dan altijd het eerst werd
geroepen en wie 't eerste kwam, was
jij! Ik heb noch als kind, noch als jong
meisje ooit een intieme vriendin gehad.
begeerd. Maar zeer ontnuchterend heeft
het gewerkt en uitermate pijnlijk is ons
volk getroffen geweest, toen onmiddellijk
na den wapenstilstand in België hel an-
uexionnistisch réveil werd geblazen.
De Zeeuwen mogen vergevingsgezind
zijn, maar dien aanslag op hun land, zul
len ze zoo 'licht niet vergelen.
Terecht wordt in Zeeland gevraagd
Wal is er in dien lijd door de Belgi
sche regeering of door de Belgische
volksvertegenwoordiging gedaan om die
annexionnislische beweging eens en voor
goed den kop in te drukken, of om een
einde te maken aan de furie, die na den
wapenstilstand in België woedde t^gen
al wat naar Vlaamsch of Nederlandsch
zweemde (hoewel bij Koninklijke procla
matie, te Lophem gegeven, onzen stam
verwanten, den Vlamingen, gelijkheid in
rechte en in feite was beloofd)?
Wat is er toen door de Belgische re-
gecring gedaan om het Belgische volk
voor te lichten omTrent hetgeen Neder
land had verricht voor de Belgische
vluchtelingen (van wie de beste werkers
naar Engeland konden gaan, doch van
wie de zieken en zwakken door Engeland
werden geweerd en in Nederland
moesten blijven of voor zoover reeds ver
trokken, werden teruggezonden), om ons
volk schoon te wasschen vaq de vele on
gegronde grieven, die het voor de voeten
zijn geworpen?
Had liet niet den schijn alsof men in
België het vooroordeel, dat wij Nederlan
ders, „encore pires que les Boches" wa
ren, kalm wilde laten voortwoekeren,
omdat het in dat annexionnistisch tijd
perk beter in de kraam scheen te pas
te komen, in België vooral geen te gun
stige indrukken omtrent Nederland en
de Nederlanders ingang Je doen vinden?
Laat men zich in Nederland vooral
niet inbeelden of vleien, dat wij door de
Franskiljons en de Fransch sprekende
bevolking, die 3e leidende kringen in
België uitmaken, voor iets anders dan
voor „Boches" worden aangezien.
Ieder, die van de Belgische toestanden
op de hoogte is, zal dit moeten beamen.
Allicht zal men mij voor de voelen
werpen, dat mijn schrijven weinig ge
schikt is om de verstandhouding met de
Belgen te verbeteren.
Het mag zoo zijn! Maar dan. zou ik wil
len vragen of de kennis der geschiedenis
niet dient om er leering uit te trekken
voor de toekomst, of niet eens uitgespro
ken mag worden hetgeen in hel diepste
van het gemoed van ons volk leeft, en
of ons nalion»al bewustzijn daar niet
meer mag medespreken?
Al zou men uit de omstandigheid, dat
op 31 Augustus j.l. een Nederlandsche
decoratie werd verleend aan een Belg,
die naar men mij uit de beste bron
verzekerde - tot de op den voorgrond
tredende annexionnislen heeft behoord,
mogen afleiden, dat het Belgische an-
nexionnisme als dood wordt beschouwd,
de vraag is of het niet een schijtndoode
zal blijken te zijn, die te zijner tijd hel
hoofd weer zal oprichten, in spijt van alle
tegfemoctkomende tractaten, die later
kunnen blijken den grond voor nieuwe
moeilijkheden te hebben gelegd? Want
het is nu eenmaal zoo op deze onvol
maakte wereld het bezit van den vinger
leidt zoo licht naar den wcmsch van het
bezit der geheele hand.
Het moge zijn voorgesteld alsof NetL
Limburg en Zeeuwsch-Vlaanderen voor
dekking van België's veiligheid noodig
waren, maar de vraag mag wel eens
worden opgeworpen of de kolenmijnen
van Ned. Limburg, de goede reede en
havens van Zeeuwsch-Vlaanderen in de
oogeu der annexionnistcn een niet nog
begeerlijker bezit vormden?
Ik zou mij zeer moeten vergissen, in
dien tijdens den oorlog en vóór er nog
van annexionnisme sprake was, door Bel
gische kapitalisten al niet complexen
grond (kolengronden in Ned Limburg
zijn aangekocht, vermoedelijk als een
speculatie op een hier toen nog onbe
kende, maar door die kapitalisten reeds
vooruitgezien aunexionristische bewe
ging-
Thans wordt iu België, vooral in de
Fransche pers, over hel tractaal zooveel
mogelijk gezwegen.
Is het wellicht om in Nederland geen
argwaan op te wekken en zich den Ne
derlandschen buit te gemakkelijker in
den schoot te zien geworpen?
Het is er ver vandaan, dat wij de Bel
gen voor hun lymdel, scheepvaart of
landbouw niet zouden willen gerieven,
mits daartegenover voldoende- tegemoet
komingen door België worden gegeven.
Wordt straks het tractaat met België
goedgekeurd, dan loodsen de Belgen al
leen op de betwiste Wielingen en de
Schelde wordt vrywel een neutrale ri
vier. Antwerpen wordt oorlogshaven. De
Belgen komen onze visscherijen op dc
Schelde pachten, maar Nederland laat
tegelijkertijd toe, dat de mosselmarkl te
Philippine (Ned.) wordt vernield. Op Ne
derlandsch gebied zal weer moeten wor
den in stand gehouden het visschers-
haventje voor het Belgisch plaatsje Bou-
chaute, waarvoor in den steeds opslib-
benden en meer en meer ingepolderd
wordenden „Braakman", opzettelijk een
vaargeul zal moeten worden opengehou
den.
Belgische uitwateringen naar de Schel
de moeten bi Zeeuwsch-Viaanderen wor
den toegelaten.
Het oppertoezicht van Ged. Staten van
Zeeland over walerkeeringen en polders
wordt uitgeschakeld, wanneer dit om Bel
gische scheepvaartbelangen wordt gevor
derd, en vervangen door een commissie,
zonder deskundige Nederlandsche meer
derheid.
De belangrijke aangelegenheid betref
fende hel op diepte houden van de Schel
de, laat ik nog onaangeroerd
Voor Terneuzen is niet gezorgd; van
een vrijen Nederlandschen spoorweg over
België naar Zeeuwsch-Vlaanderen wordt
niet gerept.
Ned. industrieën zullen bij Sluis nog
steeds worden belemmerd, doordien uit
het kanaal Sluis— Brugge op Notk gebied,
geen water mag worden getrokken, zon
der toestemming van liet Belgische De
partement der „Ponts et chaussées".
Hoe menigmaal is de totstandkoming
van een suikerfabriek te Sluis, op Ned.
gébied, daarop niet reeds afgestuit?
Hebben wij, Zeeuwen, ongelijk, als wij
meenen, dat bij tractaten met België, Ne
derland wel altijd aan het kortste eindp
schijnt te trekken?
Terwijl ik zoo aan het slot mijner over
peinzingen gekomen was en mijn blik
over het breede watervlak, daar vóór
mij liet gaan, zag ik de Ned mijnen-
leggers de „Hydra" en de „Meerlant"
de Vlissingsche buitenhaven binnenvaren
De pautserboot „Friso", de Nederland
sche vlag aan den achtersteven, ma
noeuvreerde nog op de Schelde Een der
booten van de Maatschappij „Zeeland"
kwam in de Wielingen opzetten en de
visschersvlool van Breskens. Vlissingen
Arnemuiden scheerde in breede lijn
over den vloed het zeegat in.
En 't was of ik daarachter mij. van de
plaats, waar 't standbeeld van onzen
groolcn ..Bestevaer" staat, een waar
schuwende stem hoorde opgaan
„Wij zullen op d'eene of andre tijdt
..een groot affront lijden tot schande van
„onsen staat want niemant kan zoo
..zijn rivier beschermen. De minste
„van den staat van zal ons zoeken te
..affrontceren en ons noch voor Jang-ts
„uitlachen. Dat voor eerlijcke dienaers
„van den slaat seer droevig is te
„draagfen."
En verbeeldde ik het mij, dat de koene
zeerob met haast smeekende stem er
op liet volgen
„Zet mij, als 't u belieft, .maar weer
met mijn rug naar de Schelde!"
De huisonderwijzeressen, van wie mijn
pleegmoeder eischte, dat ze in liet bezit
waren van talrijke aktes, verveelden zich
op la Peuplière dermate, dat er dikwijls
een nieuwe kwam en ik me aan geen-
barer hechtte. De goede, oude juffrouw
Ribes kon geen vriendin van me zijn.
Ook ik hêb een vrij eenzelvig leven ge
had. Als er iemand is geweest, die op
mijn geest'en hart een eenigszins groolen
invloed heeft gehad, dan was jij hot mis
schien. mijn groote broer!... Toen ik
klein was, maakte ik je reeds deelgenoot
van mijn vreugde, om je gelukkig te
malcen en van mijn leedopdat je
me zoudt troostenhel scheen me
zelfs dikwijls dat woorden tusschen ons
niet eens noodig waren en dat je in me
las als in een opengeslagen boek....
Vroeger!
Vroeger... en nu nogWaarom
zeg je „vroeger"?
Omdat ik maar een heel gewoon
mensch ben en dat 't boek, waarin ik
vroeger las, me thans moeilijker lees
baar, moeilijker te begrijpen schijnt te
zijn geworden. Daarom denk ik somtijds
dat ik verkeerd begrijp of wel dal ik
de woorden wel begrijp zonder den die-
peren zin ervan te kunnen doorgronden.
Misschien is er niets diepzinnigs
in, Willem!.
O beslist wel!
We praatten nog lang over allerlei
dingen. Als Willem beweert dat hij me
niet altijd zoo goed begrijpt als vroeger,
zou ik kunnen zeggen dat ik, wat liem
betreft, een tegenovergestelden indruk
STI KKEN VOOR OE PROV. STATI N
VAN ZEELAND.
Subsidie verbetering
Noordweg b ij ,,'t Huis-
O m.
Het bestuur van den polder Walche
ren verzoekt een subsidie uil de Provin
ciale fondsen tot een bedrag van f 500
voor de verbetering van een gedcel'e
van den Noordweg in de gemeente
Serooskerke (W.) ter iioogte van dc hof
stede ,,'t Huis-Om", ter afsnijding van
den bocht.
Ged. Staten meenen dat uit een oog
punt van verkeersbelang deze wegsver-
legging alle aanbeveling verdient; de bei
de kort op elkander volgende bochten in
den Noordweg, bij één waarvan het uit
zicht door de aanwezigheid van een ge
bouw bovendien nog belemmerd wordt
leveren voor het vrij drukke verkeer
over dezen weg een werkelijk gevaar op.
Zij zijn dan ook van meening, dat er
voor de Prov. Staten geiet op haar be
sluit van 21 Juli 1924 no. 29, waerbij
aan de gemeente Krabbendijke in een
dergelijk geval een subsidie tot een
ïhaximum ven f 500 werd toegekend, hoe
wel Ged. Staten anders adviseerden,
geene aanleiding bestaat, ora ditmaal een
ander standpunt in te nemen, zoodat op
het verzoek gunstig zal dienen beschikt
te worden.
Subsidie Handelson-
d e r w ij s
In de vergadering van 7 Juli is aoor
de Prov. Staten besloten de adressen van
de Vereenigingen voor Handelsonderwijs
te Middelburg en te Goes en van de Ka
tholieke Middelbare School vereeniging te
Hulst, om verlenging van het tot 31 De
cember a.s. verleende Provinciaal subsi
die, in handen van Ged Staten te stellen,
ten einde daarover in de e. v. zitting een
voorstel te doen. Dal besluit was ge
grond op de overweging, dat, sinds laat
stelijk een subsidie, als hier bedoeld,
door de Prov. Staten werd verleend, ten
aanzien van het aan de onderhavige
scholen te verleenen Rijkssubsidie na
dere regelen werden gesteld. De lijd ont
brak destijds aan Ged. Staten om de ge
volgen dier nadere regeling ten volle
te kunnen nagaan en ook thans zijn zij
nog niet in staat mede te deeleu. of, en
zoo ja in welke male, die nieuwe re
geling, in 't bijzonder in verband met
het verleenen van subsidies door de ka
mers van koophandel, toepassing, zal kun
nen vinden.
Waar evenwel inmiddels, werd het
Provinciaal subsidie niet bestendigd, de
mogelijkheid niet schijnt uitgesloten, dat
de in den aanhef genoemde vereeni
gingen voortaan ook elk Rijkssubsidie
zouden moeten ontberen en zulks voor
de instandhouding van die vereenigingen
en hunne inrichtingen van onderwijs
noodlottig zou kunnen worden, vinden
Ged. Staten hierin vrijheid, in, pverweging
te geven één jaar te bestendigen tot het
bedrag, waarvoor en onder de voorwaar
den, waarop het tot dusverre werd ver
leend. Zij vertrouwen, dat het inmiddels
in den loop "van 192G mogelijk zal blijken
een definitief standpunt ten aanzien van
hel vraagstuk der subsidieering in te
nemen.
B ij dragen bouw "k o 1 o -
niehuizen.
Naar aanleiding van de adressen van
Jiet Centraal Genootschap van kinderher
stellings-en vacantiekolonies, gevestigd te
Amsterdam, en van de Roomsch-Katlvo-
lieke Vereeniging voor kindervacantie- en
herstellingsoorden, gevestigd te Egmond-
aan-Zee verzoeken om bijdragen voor
den bouw van Koloniehuizen, resp. Nun-
speet en te Egmond-aan-Zee herinneren
Ged. Staten er aan, dat de Prov. Staten
van 19 December 1923 afwijzend be
schikten op 't adres van de Vereeniging
„Sanatorium Zeeland" om borg te zijn
vóór een kapitaal, benoodigd voor de
oprichting van een sanatorium.
Waar liet daar gold een specifiek
Zecuwsch gesticht, is het uilgesloten te
achten, dat de Provincie in nog sterker
mate, namelijk door het geven >an een
subsidie fonds perdu, gelden zou be
schikbaar stellen voor tien bouw van in
richtingen huilen de Provincie en waarbij
het Provinciaal belang slechts zijdelings
is betrokken.
Buitendien blijkt uil de stukken, dal
door deze beide organisaties lot nog toe
slechts een zeer gering getal kinderen
uit deze Provincie wordt verpleegd. Aan
eerstgenoemd Genootschap wordt daar
voor een subsidie van f0 25 per kind en
per «lag verleendwensclit laatslgen lein
de organisatie ook daarvan te genieten,
dan kan zij zich met een «laartoe strek
kend verzoek lot Ged Staten wenden.
Het is Prov. Staten bekend, dal sedert
1921 dc begroolingsposl van f 1000. be
stemd voor subsidie voor de verpleging
dier kinderen, is verhoogd lol T 1500.
Ged. Staten ontraden daarom een gun
stige beschikking.
Optreden in rechtsge
ding.
Nadat de verklaringsprocedure, tot 't
optreden waarin machtiging werd ver
leend bij het besluit van Prov Stalen
van 1G December j.l haar beslag had
verkregen en, ingevolge het gevallen von
nis, aan de eischcrcs was uitgekeerd het
geen de provincie Zeeland ten tijde van
liet gelegd beslag aan gelden, geldswaar
den en goederen onder zich had van den
gedaagde in hel hoofdgeding, is thans,,
bij exploit van; 8 September j.l. opnieuw
óntler den Commissaris der Koningin, als
vertegenwoordigende de provincie Zee-
lan«l in rechte beslag gelegd op alle
gelden, geldswaarden en goederen, die
de Provincie verschuldigd mocht zijn of
worden aan of onder hare berusiing
mocht zijn of worden aan of onder hare
berusting mocht hebben of verkrijgen
van Jaoobus Pleijte, gepensionneerd be
steller bij «len Provincialen Stoomboot-
dienst op de Woster-Schelde. en is «Ie
Commissaris voornoemd bij exploit van
29 September, d. a. v. gedagvaard om ter
zake de door de wet gevorderde ver
klaring af te leggen.
Waar het hier, althans zeker formeel,
een nieuw geding geldt, zal Prov. Stalen
op nieuw machtiging dienen te verleenen
tot 't optreden in dat geding. G. S. heb
ben inmiddels, ten einde te voorkomen,
dat voor de Provincie eenig recht ver
loren mocht gaan, aan den heer mr. J. F.
van Deinse opgedragen zich voor de pro
vincie procureur te stellen en de Ier
bewaring van recht noodige mootregelen
te nemen.
Bij de afwikkeling van de vorige pro-
ce<lure is Ged. Staten voorts gebleken,
dat het vooralsnog niet mogelijk schijnt
partijen lot overeenstemming te brengen;
blijven beiden in het «loor jïeq ingenomen
stantlpunl volharden, d3n laat het zich
aanzien, dat, nadat de thans aangespan
nen procedure haar beslag zal hebben
verkregen, wederom op «le alsdan verva?
lende pensioenstermijnen van Pleijte be
slag zal worden gelegd, waarvan een
nieuwe verklaringsprocedure en, mocht
daarna nog weder beslaglegging noodig
blijken, wederom een dergelijke proce
dure het gevolg zou zijn. Voor elk dier
procedures zou telkens de machtiging
van Pro\. Stalen gevraagd dienen te
worden.
Uit overweging, dat in beginsel tegen
het verleenen der nog te vragen mach
tigingen bij Prov. Staten wel geen be
zwaar zal bestaan, te .minder omdat hier
feitelijk geen belangen der Provincie in
het spel zijn, maar hel slechts betreft de
voldoening aan een uit de wet af te
leiden verplichting, hebben zij hun voor
stel in dier voege geredigeerd, dat «le
daarbij te verleenen machtiging ook ge
acht kan worden te gelden Voor even
tueel later nog te dezer zake aan te
spannen procedures.
Handhaving van
hoogere aanspraken.
Ingevolge de wijziging der Pensioenwet
1922, moeten o.m. de besturen der Pro
vinciën de herziene bepalingen ten aan
zien van de handhaving van hoogere
pensioensaanspraken voor het in haren
krijg. Het schijnt me dat ik Willem
veel beter, veel vollediger begrijp dan
vroeger. O, ik zeg niet dat zijn boek
gemakkelijker te lezen is geworden, 't is
meer dat ik er vroeger .onnadenkend er
verstrooid als ik was, slechts met onop
lettendheid en ter loops in keek.Mis
schien ook bleef 't voor mijn blik van
egoïst prinsesje, dat slechts naar onbe
langrijke dingen keek, te dikwijls geslo
ten
Ik heb een vreemde ontdekking ge
daan: Willem is eigenlijk verlegen...
hoewel ik heel goed weet dat hij niet
als zoodanig bekend staat; in tegendeel.
Maar hij behoort tot een bijzonder soort
verlegen menschen ,die, tegengesteld aan
hetgeen logisch zou schijnen, hun verle
gen aard slechts stukje bij beetje aan
menschen ,die hen goed kennen, too-
nen misschien naar mate inen gist
wat er In hun hart omgaat.
Als i k een vrouw beu, die men moet
kennen ,is Willem «'en man, naar wien
men moet gissen. Hij heeft zich nooit
aan iemand, wien ook, geopenbaard...
hij openbaart zich tegenwoordig aan mij
niet veel meer dan vroeger. Niemand
spreekt zoo weinig over zichzelf als hij.
En toch leer ik «loor zijn woorden, zijn
•gebaren, zijn dagelijks intredende oogen-
blikken van zwijgen, door hetgeen hij me
vertelt en door hetgeen hij verzwijgt,
Willem ontraadselen Langzaam opent
het boek zichik lees nu op mijn
beurten 'I zijn niet de woordien
zelf, maar hun diepe zin, die me ver
baasd doet slaan.
Willem, als ik ooit eens zou kunnen
denken dat jij iets slechts Tiadt ge
daan of zelfs iets, dat niet heelemaal
goed isdan zou ik aan niets ter we
reld meer kunnen gelooven
Hij schudde zijn hoofd.
't Is angstwekkend, wat je daar
zegt, Phyleke, Ik ben geen engel, hoor
daar mankeert heel wat aan!
Neenje bent een menschdat
is veel mooier. Bovendien geloof ik zeker
«lal je als engel erg vervelend zou zijn
en ik zou je nooit meer een sigaret dur
ven vragenToe, wil je me er een
geven
Die lekkere lucht van blonde ,Turk-
sche sigaretlentabak, «lie Willem rookt,
en waarmee zijn kamer als 't ware is
doortrokken die bijzondere geur, welke
hem omgeeft, is iels typisch, dat bij
hem behoortik houd er zoo van. Ze
«loet me altijd denken aan lang vervlogen
jaren van onze vriendschapze behoort
zoo tol allerlei kleinigheden, tot onze
dagelijksche gewoonten, die ons leven en
onze intimiteit van thans vormen.
22 Januari.
Het volgende jaar, als mijn rouwtijd
verstreken is, moot ik veel visites maken,
omdat 't, zooals iedereen zegt,, nuttig is
relaties te hebben en omdat een vrouw
aan de carrière van haar man ver
schuldigd is een zekere positie in d<
maatschappij in te nemen Deze win
ter wil ik nog zoo'n beetje als een wil
de leven; als ik uitga wandel ik of koop
dingen voor ons huis. Toch heb ik
reeds bij de Mauriceaus vertoond
maar den „ontvangdag" van mevrouw
heb ik vermeden, omdat ik voor geen
1 ter wereld de menschen wil ont
moeten, die er geregeld komenen
voor geen geld ter wereld wil denken
aan Fabrice de Mauve
Eveneens heb ik mijn beleeldheids-
plicht vervuld ten opzichte van juffrouw
Arguin, tlie geen ontvangdag heeft en die
ik niet thuis vond; ook ben ik bij mevr.
George Patain geweest, tlie wel twintig
menschen om zich heen had en met wie
ik geen tien woorden heb gepraat;
voorts bij mevrouw Saugeret .die alleeu
zat, naast haar theetafel en wier op
gewekte ontvangst me niet den minsten
twijfel liet omtrent het genoegen, dat
mijn komst haar deed.
Mevrouw Saugeret de vrouw vaneen
der ingenieurs van 't huis-Palain, is
bijna even joug als ik en ik vind haai*
zeer sympathiek en lief, maar toch een
beetje onnoozel. Haar conversatie biedt
groote afwisseling; 't goede vrouwtje
spreekt niet anders dan over haar kin
deren en liaar man vooral over haar
.„man Ik heb me zoo goed mogelijk gp-
kweten van mijn partij in ons duo, maar
ik kon met den besten wit van de we
reld, niet over mijn eigen kinderen pra
ten, dus sprak des te meer over de hare,
twee schattige kindertjes Maar ik heb
haar wel over mijn „man" gesproken.-
(Wordt vervolgd.)