FEUILLETON.
No. 248.
Zaterdag 17 Oetober 19SE
MIDDEL
168' Jaargang.
Dit nummer bestaat uit DRIE bladen.
EERSTE BLAD.
Abonnementsprijs per kwar
taal:
op de buitenwegen om Middelburg, en
voor de andere gemeenten p. post 12.50;
voor Middelburg en agentschap Vlis-
singen f 2.30;
weekabonnementen in Middelburg 18
cent per week.
Advertentiën worden berekend
per regel plaatsruimte, met inbegrip van
omranding.
Gewone advertentiën: 30
cent per regel.
Ingezonden Mededeelin-
g e n 50 cent per regel.
Bij abonnement voor beide veel lager.
Familieberichten en dankbetuigingen:
van 17 regels f2,10, elke regel meer
30 cent.
Kleine advertentiën niet
grooter dan vijf regels druks en waarbij
is aangegeven dat zij in deze rubriek
moeten geplaatst worden, 85 cent bij
vooruitbetaling.
Advertentiën onder brieven of bevra
gen bureau dezer courant 10 cent extra.
Bewijsnummer 5 cent per stuk.
Advertentiën moeten, willen ze nog in
ons blad van dienzelfden dag worden
opgenomen, uiterlijk 12 UUR en des
ZATERDAGS uiterlijk HALF ELF aan
ons Bureau bezorgd zijn.
Postcheque en Gironummer 43255.
BUITENLAND,
IN EN OM DE HOOFDSTAD.
CLII.
„Maar één Amsterdam!"
Ik heb een vriend, die dol is op Parijs.
Hij is gewoon zijn vacantie-weken te ne
men, wanneer nagenoeg alle anderen,
met wie hij dagelijks samenwerkt, bun
vrije dagen reeds lang te voren „opge
snoept" hebben. Zoodra October in het
land is, maakt hij zich op om er op uit
te gaan; dan is zijn tijd gekomen en trekt
hij de grens over naar zijn geliefde
Fransche hoofdstad en altijd komt hij er
vandaan, opgetogen over al hetgeen hij
heeft gezien en genoten en vertelt hij
„dat er toch maar één stad is waar je
nieuwe levensvreugde kunt opdoen en
werkelijk uitgaan Parijs, dè wereld
stad!"
Nu zullen er zeker weinig menschen
2ijn, die, Parijs kennende, hem zullen
willen tegenspreken, dat degene, die het
groote stadsleven boven de Zwitsersche
bergen of de Vaderlandsche landouwen
verkiest in de dagen, dat hij vrij is van
alle werk-beslommeringen, aan de Seine
gelegenheid te over vindt om zijn zin
nen te verzetten, maar er zijn tóch ir
ons land nog wel eenige menschen over
gebleven, die in October niét naar Parijs
kunnen gaan. En onder hen zijn er zeker
ook tal van provincie-bewoners, die in
het najaar nu en dan hun kleine stad of
dorp af en toe wel eens willen ontvlie
den om in drukker omgeving te toeven
en verzet te zoeken; menschen, die er
af en toe wel ééns voor een „week-end"
uit willen. Die tijd is thans gekomen en
dezulken wil ik wel toeroepen: „Zoek
DE REISOEfSOOTL
Roman ui t het Fransch
van GUY CHANTEPLEURE.
Geautoriseerde vertaling van W. H. O.
39).
Wel injjn arm lcind, zei hij: het
schijnt dat 't noodlot 't heeft gewild,...,
Maar hij voleindigde den zin niet. Met,
een snik van vreugde ,van hartstochte
lijke dankbaarheid was Phyleke naar
hem toegesneld en legde liefkoozend
haar armen ora zijn hals.
O, Kerjean ,mijn trouwe vriend,
mijn broer! riep zc uit. Wat ben. je toch
goed!Nu ben ik niet meer alleen en
niet meer bang! wat ben ik blijDank
je dank je wel!
Phyleke ,ik herhaal, 't is een groo
te dwaasheid.... Ik hoop dat je er nooit'
spijt van zult hebben.
We zullen heel gelukkig zijn, ver
zekerde ze.
Zonder te antwoorden, kuste» hij zacht
haar hand ,die in de zijne lag en over
dacht;
„Nog geen twaalf uur geleden was,
ik tevreden met mijn lot... Ik was vrij in
doen en laten ,mijn leven was werk
zaam en mooi; ïk had een woning waar
van ik de stilte en de rust liefhad, ik
had mijn kalme gewoonten, die my lief
waren; ik droomde over een eenzaam-
(Ing. Med.j
het niet bij voorkeur over de grenzen,
doch ga in zulk een geval in den trein
zitten en laat u naar Amsterdam bren
gen." Heusch, we zijn langzamerhand
aardig op weg wereldstad te worden.
Zeker, in menig opzicht waren wij zulks
reeds jaren, eeuwen lang zelfs. We had
den al gedurende eeuwen den naam van
groote havenstad en groote handelsstad
wij waren al lang de grootste Nederland
sche plaats in oppervlakte en in zielen
tal, maar dat neemt niet weg, dat er
toch nog steeds niet-Amsterdammers wa
ren, die meenden, dat Amsterdam bij
lange na niet kon wedijveren met Parijs
of Brussel, Den Haag zelfs. Ze meenden,
dat we met onze bestrating nog zoo
achterlijk waren; hadden nog steeds het
idee, dat we hier moeten „rond-hobbe-
Jen" over punt-keien, over slechte be
strating en dat je, nu ja, wel kon uit
gaan, doch 't was toch 't buitenland
niet een Parijsche opera, waar vond
je die in Amserdam
Dat laatste is juist. Met onze opera
is het in de latere jaren misère gewor
den; misschien komt dat ook nog wel in
orde, want ik hoor dat de plannen om
een opera-gebouw te stichten nog vol
strekt niet zijn opgegeven en dan, de
weduwe van den cavaliere, van wijlen
den heer De Hondt, heeft al aangekon
digd, dat zij 3e traditie van haar over
leden echtvriend volgende, dezen winter
weder met een Italiaansch opera-gezel
schap in het Paleis voor -Volksvlijt zal
komen, dus de liefhebbers van dit zang
spel-genot zullen niet héélemaal teleur
gesteld worden.
En onze uiterlijke aankleeding, onze
bestrating? Men late zich bij aankomst
in de hoofdstad niet ontmoedigen door
den schunnigen toestand van het plein
voor het Centraal Station, dat in meer
dan één opzicht een groote stad onwaar
dig is strekke voor degenen, die al
tijd over Brussel en Parijs praten tot lee
ring, dat de „entrée" aan de Gard du
Nord van beide steden ook nog lang niet
schitterend kan heeten. Erkend moet
echter worden, dat in de paar laatste
jaren vooral héél veel gedaan is en nog
wordt gedaan om de Nederlandsche
hoofdstad een prettig aanzien te geven.
De asphalt- en houtblokken-bevloering
neemt steeds toe en we hebben zelfs ver
anderingen zien tot stand komen, die er
zijn mogen. De nieuwe toestand van het
Rembrandplein moge niet allen uit
aesthetisch oogpunt bevredigen, niemand
zal toch kunnen ontkennen, dat het er
keurig uitziet en de aller-jongste ver
betering, die bij het Leïdsche Boschje,
aan gene zijde van de brug voor het
Lgjdsche Plein, is er eene waar heel
Amsterdam op dit oogenblik trotse!» op
gaat; de binnenlandsche vreemdeling,
die te 'Amsterdam wezen moet en het
daar nog niet „af" gezien heeft, moet
werkelijk niet verzuimen er eens te gaan
kijken; hij zal kunnen opmerken, dat het
daar inderdaad grootsteedsch is ver
beterd.
Jawel, er is nog genoeg te doen
behalve het Stationsplein, de Dam die
we nóóit meer „goed" krijgen, geloof ik,
er is reeds al te veel aan bedorven
moeten het Rokin en nog eenige plaatsen
onderhanden worden genomen, doch dat
komt ook wel in orde; in elk geval is
de meening van sommige buitenmen-
schen dat we hier nog altijd langs den
weg moeten „hobbelen" niet juist meer.
En de „week-ender" behoeft zich hier
evenmin te vervelen als hij het doen zou
te Brussel of Parijs hij vind hier alles
wat hij zoekt behalve dan de opera
voorloopig. Maar bemint hij de muziek,
hij kent den grooten roep, die van het
Concertgebouw uitgaat en verlangt hij
„lichtere kost" op dit gebied, dan vindt
hij muziek genoeg in schier alle restau
rants en café's van beteekenis, meer
soms dan menigeen lief is. Dat is anders
geworden dan het in oude tijden was.
Als men de schetsen over het oude Am
sterdam door wijlen den stadsarchivaris
en Amsterdam-kenner, Mr. De Roever,
doorbladert, zal men o.a. kunnen lezen
dat in de 17e eeuw:
„De deftige herbergen, zooals de voor
name herberg „De Prins" op den Dam,
zich gecompromitteerd gerekend zou
hebben als men daar gevraagd had of
er ten hunnent een „musieckgen" ge
maakt werd, en de waarden in de drie
doelens (het kasteleinschap in de Doe
lens was in ziin soort een voorname be
trekking), in de beide Heerenlogementen
en in de stadsherbergen buiten de poor
ten en in het IJ, zouden de vraag hebben
beantwoord met de wedervraag: of gij
dan niet wist dat de herbergen, waar dit
geschiedde, van minder kwaliteit waren
dan. hun deftige neringen, die beroemd
waren wegens de voortreffelijkheid hun
ner Fransche, Spaansche en Rheinische,
ja zelfs Italiaansche, Hongaarsche en
Grieksche wijnen. Tegen muziek maak
ten zij geen bezwaar, wanneer zij bin
nenskamers eenige vrienden te gast wil
den noodigen, maar zij hielden er geen
speellieden op na om jan-en-alle-man te
trekken.
In zulke herbergen werd scherp 'op het
gehalte der bezoekers gelet. Vrouwvolk
„van quaede naeme ende faeme" werd
er geweerd. Er werd ook niet gedanst
en binnenshuis was het „toeback drin
ken" niet geoorloofd. Wie zich aan dat
kruid wilde te goed doen, werd, nog in
1670, naar de plaats verwezen".
Is het niet aardig dit te lezen in het
Amsterdam van dezen tijd?
Thans schaamt 't deftigste restaurant,
't grootste café zich niet voor de „speel
lieden", integendeel het is er dikwerf
om gezocht en verbeeldt u dat al die
„toeback-rookers" naar de „plaats"
moesten verwezen; als deftige eetgele-
heid ,die door heerlijke ^herinneringen en
een nieuwe vreugdevolle toekomst ver
rijkt en door niemand wie ook ver
stoord werd. Ik had groot sche, heel
grootsche plannen maar ook kleine en!
hescheideneIk prees 't lot t Eu onv
dat een klein meisje ,dat me feitelijk!
niels aangaat ,dat ik werkelijk niet lief
heb ,eu waarvan ik toch, ik weet niet
waarom, meer houd dan walmeer ze mè-
wel iets aanging en van wie ik nog
meer houd bijna alsof ik haar liefhad!
omdat dal arme, bedroefde meisje voor
zich zelf' en mij een. levensplan heeft uitJ
gedacht, alsof ze een spelletje had ver
zonnen omdat ze me met bedroefde»
oogen heeft aangezien omdat ze met
toesprak op haar lieve, berustende ma
nier van prinsesje, dat jJicli den tijd
herinnert ,loen ze de menschen uit haar
omgeving reeds met een glimlach ge
lukkig maakte omdat twee slechte vrou
wen 't noodig achtten onze mooie, vol
maakt reine vriendschap te bezwalken,
omdat mijn k'eine vriendin tegenover
mij op laffe, of meer nog op onzinnige)
wijze werd belasterd waarva,n ik!
min of meer de oorzaak ben geweest t
omdat ze, zwijgende onder een beleed
diging en zonder iemand te hebben,
die haar steunde, zich aap mij heeft toen
vertrouwd, omdat ze in baar smetteloos
wille japonnetje een kind geleek, om-
Idal ze ,loen, zoo teer, zoo rein, zoó
zonder eeni gé bescherming voor me ver
scheen en ik daardoor ontroerd werd;
genheden als „Trianon" op het Leidscbe
Plein; smulhuizen als Dicker Thijs,
Leidsche straat hoek Prinsengracht;
Kempinsky, Leidsche straat bij de Prin
sengracht; La Reserve, Rembrandtplein,
om er nu maar een paar te noemen, die
in de latere jaren Amsterdam tof wereld
stad hielpen maken de dames, die aan
het dessert heur sigarettc gaan genieten,
zouden moeten aanmerken als „vrouw
volk van quaede naeme ende faeme!"
De genoemde cetgelcgenheden behoe
ven werkelijk zich over niets te scha
men, óf 't zou moeten zijn over het feit,
dat zij hun bezoekers door hetgeen zij
opscheppen kans geven op een indi
gestie, en ze stadh werkelijk niet bij de
beste inrichtingen van dien aard te Parijs
achter.
En de provincie-man, die het „kalmer
wil aanleggen", hij vindt in het vanouds
beroemde Krasnapolsky, in de Poort van
Kleef (bovenzaal), bij Dorius aan den
Voorburgwal bij het Spui, bij Polman
aan den Midden-Dam en dergelijke, een
even goed onthaal.
En aan gelegenheden tot vermaak vindt
hij evenmin gebrek. Uitgaan is duur ge
worden in den „nieuwen tijd van na den
oorlog" wat is niet duur geworden
maar toch kan de provincie-„week-
end"-nemer in Amsterdam nog voor be
scheiden prijzen genieten De bioscopen
er zijn er talrijke wedijveren met
elkander in het brengen van de nieuwste
en meest pakkende films 't grootsche
Tuschinski in de Reguliersbreestraaf met
de weelderige omgeving, waarin men zit
ten kan voor werkelijk niet veel geld
heeft in ons land reeds algemeene be
kendheid gekregen en het nabijzijnde
Rembrandt-theatre wedijvert met zijn
buurman in het leveren der beste films
en heeft zich de laatste dagen mede door
het brengen van de Java-film velen
weten nog zoo bedroevend weinig van
ons groot rijk in Azië af zeer ver
dienstelijk gemaakt ter navolging van
provincie-sleden-bioscopen.
Daarnevens hebben wij ook weder se
dert enkele weken het paardenspel, het
hèusche paardenspel. Zooals ik u des
tijds meldde, was het circus Carré ver
kocht en iedereen dacht, geloof ik, dat
het hier met de paardenspelen nu wel
voor goed gedaan zou zijn. Dat laatste
„overschot" der Amsterdamsche kermis,
hetwelk zich daarna nog lang had kun
nen handhaven in het gebouw aan den
Binnen-Amstel, toen de Carré's er nog
den scepter zwaaiden, had reeds afge
daan en het circus zou nu zeker een an
dere bestemming krijgen, geen paard zou
er ooit meer te zien zijn. 't Is anders uit
gekomen; het gebouw is inwendig opge
knapt en waarempel er is tóch nog een
circus-directie gekomen, die het aan
durfde er weder een paardenspel in te
brengen, de bekende Schumann, in ons
land geen onbekende. En eiken avond
kan degeen, die uit wil, er nu genieten
van uitnemende paarden-dressuur; van
onmisbare clowns; van „ijzingverwek-
kende" acrobaten en van dieren-dres-
suur geen wilde beesten, die niet
meer wild, doch slaperig zijn. Of 't van
langen duur zal kunnen wezen, zullen
we moeten afwachten; ik twijfel er aan
of de Amsterdammers uit dié uitgaande
kringen, welke een kwart-eeuw geleden
„smulden" aan Carré's hooge school of
aan den dikken agent in het toen ver
maard geworden water-ballet, nóg naar
het paardenspel zullen gaan; misschien
dat ze het daar echter goed zullen maken
door het bezoek van de menschen uit de
omdat ik duidelijk inzag dat wanneer
ze voor mij een vreemde een vriendin
bleef mijn gedegenheid en steun on
machtig zouden zijn haar te helpen en,
in tegendeel heel de slechtheid der we
reld zich over haar zou uitstorten
omdat een opwelling in raijn hart mijn
gansehe wilskracht en mijn verstand uit
hun evenwicht bracht. heb ik
groote dwaasheid ,een enorme fout, een
grenzelooze onvoorzichtigheid begaan
heb ik me iu een vreemdsoortig, onzin
nig avontuur gestort, waarin ik geen uit
weg zie, een avontuur, dat begint met!
een ongerijmd huwelijk, dat op noodlot
tige wijze moet uitloopen op een nog
ongerijmder echtscheiding; evenals het
onnadenkende meisje deed, behandel ik
ernstige zaken als speelgoed ,dat je op
neemt en dan weer neerlegt; ik heb af
stand gedaan van de eenzaamheid, de
kalmte, den rusligen arbeid, en het be
staan, die me lief warenIk heb een
verantwoordelijkheid op me genomen,
onrust en verwikkelingen breng ik in
mijn leven, mijn onderzoekingen breng ik
in gevaar, mijn vrijheid wordt gekort
wiekt.... en misschien, neen ongetwij
fold, wordt mijn leven verknoeid!O,
George Patain, mijn chef en mijn vriend,
wat zou ik ongelijk hebben als ik boos
werd, wanneer ik als een Don Qui-
chotle door je zou worden behandeld
Met haar lieVe stem en dat fijne ac-»
cent ,dat, hetgeen ze zei, tot iets pre
cieus scheen te maken en haar woorden
HET ADRES
VOOR UW BRIL
GOEDKOOP en
VAKKUNDIG BEWERKT
NAAR DOKTERS RECEPT
MIDDELBURG VLISSINGEN
iange deift 3a bevlamupark
iu parelen te veranderen, evenals die,
welke in hel sprookje door de schoone
prinses werden gesproken, herhaalde
Phyl:
We zullen gelukkig zijn, Reuzen-
Bizulh Vriendschap is 't mooiste en
beste dat er bestaat... en de liefde zal
ons onverschillig latent
TWEEDE GEDEELTE.
Dagboek v an Phyllis.
I.
Brugge, 10 December 191
Hoewel ik niet evenals, helaas!
iemand dien ik ken liet magische
geheim bezit, door abstracte woorden
de omtrekken, kleuren, en harmonie der
dingen in zichtbare vormen (e doen op
doemen, heb ik me toch voorgenomen,
mijn reisindrukken van dag tot dag op te
sclu-ijven, opdat ik die later, als ik me
die nog beter wil herinneren, als versch
weer voor me zie... 't Zullen trouwens
slechts korte-aanteekeningen zijn, eenige
mijlpalen voor mijn geheugen.
Naar Brugge gaan, Brugge bezoeken,
dat was mijn innige wensch! Waarom?
Dat wil ik hier niet opbiechtenMijn.
verbeelding had nu eenmaal bepaald dat
Brugge 't land van geluk. Van mijn geluk
zou zijn Ironisch en hoosaardig heeft
.'t lol gelachen om zoo veel verwaand
heid! Het heeft besloten Brugge te ma
ken lot 't laud van mijn melancholie,
van mijn berouw Hoe ook, ik heb gB-
(Ingez. Med.)
provincie, die in menig opzicht nog niet
zóó „blasé" zijn als wij, verwende Am
sterdammers, van wie velen geen groo
ter genot schijnen te kennen dan dansen,
altijd maar dansen.
Welnu, wie daar pleizier in heeft,
vindt eiken avond voldoende gelegen
heid; in den wintertuin bij Kras, in Mille
Colonnes, om maar een paar bekende te
noemen, kan hij terecht Er zijn ook
heele „dèflige" gelegenheden, die zich
aankondigen in elke taal, behalve zuiver
Nederlandsch; die, adverteerende onder
ons goede Amsterdamsche wapen nota
bene, zich aanmelden als „dancing"-ge-
legenheden met „Jazz-band music" en
vertellen van hun „caveau parisien",
waar de grootste „attracties" te vinden
zullen zijn maar die ik opzettelijk
niet noem, zoolang zij zich voor hun
moedertaal schamen en die de lezer, die
er tóch heen wil, dan maar in 'de adver
tentie-kolommen moet uitzoeken.
En nu heb ik nog zelfs niet gewaagd
van de schouwburgen, waar altijd wel
het een of anderns dat dengene, die zich
te Amsterdam eens wil komen ontspan
nen, zal aantrekken. Me dunkt, nu met
het ingaan van het wmterseizoen provin-
cie-menschen nu en dan eens uit willen
gaan, heb ik hun reeds voldoende aange
toond, dat er naast „maar één Parijs",
m ons land ook zoo iets is als „maar
één Amsterdam."
SINI SANA.
VOORsfELLEX VOOR DEN
GEMEENTERAAD VAN middelburg.
B a g ij n h o f
B. en W. schrijven den Raad
Zooals u bekend is, werd bij raadsbe
sluit aan de Alg Woningbouwvereniging
3 M 2 grond, gelegen aan den Bagiju-
hof, verkocht, teneinde daarop 38 dub
bele arbeiderswoningen te bouwen Daar
bij werd tevens besloten de gemeente ga
rant te doen zijn voor eene door ge
noemde Vereeniging bij de Rijksverze
keringsbank aan !c gaue geldleen mg van
"138000. rentende 5 pet en aan c)e Ver
eeniging van gemeentewege een 2e hy
potheek tc verstrekken van f 69000 legen
een rente van 5i/* Pc* aflosbaar iu 60
jaar, en met bepaling, dat de aflossing
zou aanvangen na het einde van het 10e
volle esploilaUejaar. Voorts werden nog
wild Brugge (e leeren kennen. Er ging
een wonderlijke toovermacht van uit,
die er me heen trok.en nu ben ik
er sedert een paai* uur,
't Is me of ik droom, 't is of een geest
een misleidende schim .me door de eer
biedwaardige straatjes zal voeren en
langs de stille sombc-re grachten van die
stad waaraan Rodeiibach den bijnaam)
gaf van .,De Do-ode".
Ik ben le Brugge! Is 't niet zonder
ling dat in mijn bestaan, dat zoo eens
klaps werd verwoest door liet heengaan
van mijn innig geliefde pleegmoeder,
toen door een andere smart die nooit]
meer uit mijn hart zal wijken to ch weer
aan lieve svcnschen wordt voldaan en
toch weer een bescheiden vreugde op
bloeit... en dat ik er nog zoo blij om
kan zijn!
Gedurende de weken die ik o-p aanbe
veling van mevrouw George Patain in
in dat lieve, oude klooster van Sainle-
Foi heb doorgebracht, waar de religieu-
ses me zoo vriendelijk en goed hebben;
outvangen en dal zelfs voor een pension-
naire, die was vrijgesteld van de kloos
terlijke plichten en die 's middags naan
verkiezing uit mo-cht gaan, toch zoo vol-»
maakt vervelend is, in dat kloosleij
kwam Kerjean me om de drie, vier da-
geu bezoeken. i
(Wordt vervolgd-1